N°. 10990
"Vrijdag SO December.
A0.1895
geze {Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van §pn- en feestdagen, uitgegeven.
Wandkalender 1896.
Feuilleton.
TE RIOEUWSCIERIC.
LEIDSCH
DAG-BLAD.
Voor Leiden per
Franco per post
Afzonderlijke Hommers
PRIJS DEZER COURAET:
3 maanden.
f 1.10.
1.40.
0.05.
PRIJS DER AD VERTEN 'i'IËN
Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. Grootere
letters naar plaatsruimte. Voor het incasstteren buiten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Aan alle Abonnós op het „Leidsch Dagblad"
wordt in de volgende week gratis aange
boden: een
voor het jaar 1896.
DE UITGEVER.
Leiden, 19 December.
In het afgeloopen academiejaar hadden
Aan de Rijks-Universiteit alhier 82 promotion
plaats, als: in geneeskunde 10, waarvan 1
honoris causa, wis- en natuurkunde 1, artsenjj-
bereidkunde 1, classieke letteren 5, waarvan
2 honoris causa, Semiotische letteren 1, Neder
landsche letteren 3, taal- en letterkunde van
den O.-I. Archipel 3, rechtswetenschap 58.
Beroepen is bjj de Ned. Herv. Kerk te
Termunten en Borgsweer de heer D. G.
Goedhuis, candidaat te Leiden
By herstomming is tot lid van den ge
meenteraad te Valkenburg gekozen de heer
J. Van der Nagel met 25 stemmen. Op den
heer P. Do "Wit waren er 15 uitgebracht.
Één biljet was van onwaarde.
De kerkelyke verkiezingen te Valkenburg
hebben tot uitslag gehad dat als ouderling
is herkozen de heer Joh. Van der Nagel; als
diaken en tevens als kerkvoogd de heer Joh.
Binnendyk Dz., terwijl gekozen werd als
notabele de heer J. C. Van der Nagel, die
evenwel voor die benoeming heeft bedankt.
Mejuffrouw S. Kok, verloskundige te
Oude Wetering, heeft als zoodanig eene be
noeming ontvangen en aangenomen te
Drumpt (Gelderland). In-functietreding 1
Januari a. s.
De candidaten, voorgedragen voor de
betrekking van hoofd der openbare school
in de gemeente Ter-Aar, zijn de volgende
heeren: A. C. Stoorvogel te 's Gravenhage,
onderwijzer; J. Poen te Waarder, onderwyzer;
J. Mulder te Arnhem, onderwijzer; D. Halma
te Scharnegoutum, hoofd der school; G. C.
Weeron te Haarlem, onderwijzer; Tb. Lancée
te Wijk by Duurstede, onderwijzer; en G. Max
te Haarlem, onderwijzer.
Morgen, Vrydag, 20 December, hoopt de
heer P. Minneboo, chef van het station War
mond, den dag te herdenken, waarop hjj voor
dertig jaren in dienst trad by de Qollandsche
Spoorweg-Maatschappy. Als bowys hoe ge
noemde chef door het publiek algemeen geacht
wordt, diene, dat alreeds vele felicitation hem
zyn toegekomen van uit Friesland, waar hy
als chef aan het station Koudum-Molkwerum
heeft gestaan.
Ongetwyfeld zal deze zoo belaogryke dag
door de ingezetenen van Warmond en het
personeel der H. IJ.-S.-M. niet onopgemerkt
voorbygegaan worden.
H.H. M.M. de Koningin en de Koningin-
Regentes vereerden gisteravond hot tweede
Concert-Diligentia in het Gebouw voor Kun
sten en Wetenschappen te 's-Gravonhage
met hare tegenwoordigheid. De hooge be
zoeksters werden op do gewone wyze door
het bestuur der Diligentia-concerten ontvan
gen en naar de vorstelyko loge geleid, en
door het publiek op de gebruikeiyke wyze
begroet.
Het gevolg bestond uit de dames E. G.
baronesse Van Ittersum, A. J. Juckema van
Burmania baronesse Rengers; jonkvrouwe
F. L. H. Van de Poll en miss Saxton Win
ter, en de heeren mr. W. P. graaf Van
Bylandt, kamerheer; kapitein jhr. W. J. P.
Van den Bosch, adjudant, en jhr. C. L. Van
Suchtelen van de Haare, ordonnance officier.
Met blijkbare ingenomenheid werden de
voordrachten van de solisten mejuffrouw
Hélène Jordan en den heer Willy Burmester
door de Vorstinnen aangehoord.
H. D. H. Prinses Elisabeth van Waldeck
en Pyrmont wordt den 21sten December a. s.
te 's Gravenhage verwacht. H. D. H. zal
gedurende eenige weken de gast zyn van
Hare Majesteiten.
In de gisteren onder voorzitterschap van
den Staatsraad mr. P. F. Hubrecht gehouden
openbare vergadering van den Raad van State,
afdeeling voor de geschillen van bestuur,
was o. a. ingekomen een koninklijk besluit,
waarby met vernietiging van het betrekkelijk
besluit van Ged. Staten van Zuid Holland
wordt verklaard dat eene jaarwedde van f 850
voor het hoofd der openbare lagere school te
Hekendorp voldoende is, doch waarby tevens
wordt bepaald, dat die jaarwedde met f 50 zal
worden verhoogd na elk verbiyf van den hier
bedoelden onderwijzer te Hekendorp van drie
jaar totdat het bedrag van f 950 zal zyn
bereikt, en dat bovendien eene jaarwedde
van f 50 zal worden toegekend ingeval her-
halings-onderwijs wordt gegeven aan minstens
5 leerlingen.
De gemeenteraad van Alkmaar heeft
gisteren het voorstel tot ontslag van den
gedetineerden gemeente-ontvanger en het rap
port omtrent diens geldelijk beheer uitgesteld
tot de volgende vergadering.
Besloten is tot het aangaan van eene geld-
leening van 60,000.
Hier te lande is het bericht ontvangen,
dat de heer Hymans Van Anrooy, laatsteiyk
ass.-resident van Djomber, plotseling is over
leden. Na jaren lang op Sumatra's Oostkust
als controleur en gewestelijk secretaris werk
zaam te zyn geweest, werd Hymans Van
Anrooy na afloop van zfin verlof secretaris
van Madioen en daarna ass.-resident in de
lastige afdeeling Djember.
In zfin verschillende ambten gaf hy biyk
van groote kennis en tact.
Zyn heengaan zal dan ook door velen,
zoowel in Indiè als in Nederland, worden
betreurd.
Voor vele jaren reeds werd door het
comité central der „Alliance Israélite Univer-
selle" een voorzorgskas gevormd, welker fond
sen zyn bestemd om te voorzien in de pen-
8ionneering of hulp by ongevallen van onder
wijzers of hunne familie. Gesteund door eene
jaarlyksche bijdrage van de „Alliance*', naar
gelang der beschikbare middelen variëerende
tusschen 5000 en 10,000 franks, was dit
fonds op uit. December 1894 gestegen tot
fr. 81,387.80.
Doordrongen van het groote nut dezer
instelling en met den wensch in ieder opzicht
de toekomst van het onderwijzend personeel
te verzekeren, werd dezer dagen door den
heer S. H. Goldschmidt, lid van het hoofd
bestuur, de belangryke gift van fr. 200,000
geschonken aan dit fonds, waarvan de ren
ten moeten worden besteed ten bate van
hulpbehoevende onderwijzers of hunne familie.
De onderhandelingen, buitenslands met
den hoogleeraar J. H. Van 't Hoff gevoerd,
betreffende de aanvaarding van een professo
raat, zyn zoo ver gevorderd, dat hy geen vry-
heid kan vinden op zyn verzoek om ontslag
als boogl. te Amsterdam terug te komen. B.
en Ws. stellen nu den Raad voor, het ver
zoek, door dr. J. H. Van 't Hoff dd 2 Mei
jl. gedaan, in te willigen en hem mitsdien,
met ingang van 1 Januari 1896, een eervol
ontslag te verleenen als hoogleeraar in de
scheikunde, de geologie en de mineralogie
aan de gem. universiteit.
De gemeenteraad heeft gisternamiddag dat
voorstel goedgekeurd.
Door den gemeenteraad is tevens goedge
keurd de voordracht tot verkoop aan het
Ryk tegen den prys van f 62,000 van een
terrein, groot 1240 M2., aan de De-Ruyter
kado, ten einde daarop te stichten een lokaal
voor de pakketpost.
Volgens den thans verschenen Provin
cialen Almanak van Limburg voor 1896 zyn
er in Limburg 30 mannen- en 70 vrouwen
kloosters, totaal 100, zynde 1 meer dan in
het vorig jaar.
Aan de Indische instelling te Delft zyn
thans ingeschreven 171 studenten, waarvan
168 alle colleges volgen.
De driedaag8che retourkaarten in verkeer
met Belgische spoorwegen, afgegeven op
Dinsdag 24 dezer, zullen, in verband met de
Kerstdagen, voor de terugreis nog geldig zyn
tot en met 27 dezer (dus volle 4 dagen.)
De „Evolutie", weekblad voor de vrouw,
meldt:
In de Vrydag 1.1. gehouden vergadering
van eenige Doopsgezinden te Dordrecht werd
besloten, om de oude Dordtsche Doopsgezinde
gemeente weder to herstellen. Hierna werd
een kerkeraad gekozen, waartoe benoemd
werden 3 diakenen en 2 diakonessen, de
dames M. GaastraVan Benten en J. T. De
Vos, die beiden de benoeming aanvaardden.
Dit is, meent „De Evolutie", de eerste
maal, dat in de Doopsgezinde broederschap
ook vrouwen werkzaam worden tot lid van
den kerkeraad; eeu voorbeeld ter navolging,
dat zeker, vooral voor de armenzorg, zal
blflken een goede stap voorwaarts te zyn.
In aansluiting aan een vorig bericht omtrent
de voorloopige stappen, welke zullen worden
gedaan in zake „Vrouwenarbeid op de
Brusselsche tentoonstelling", kan het weekblad
„Evolutie" bovendien mededeelen, dat van
Groningen uit eenige dames, hierin volgende
het, door een uit haar midden in dezen
zomer ingewonnen advies by de initiatief
neemster (De Vrfie Vrouwenvereniging),
alreeds zich in contact hebben gesteld met
tot inlichting-geven bevoegde Brusselaars en
inspecteurs van arbeid. Tevens hebben zy
zich gewend tot enkele Nederlandsche vrouwen
ter daarstelling van een comité.
Blijkens by het departement van marine
ontvangen bericht, is Hr. Ms. korvet „Alk
maar", onder bevel van den kapitein-luite
nant ter zee A. W. F. C. Van Woerden, den
18den dezer van Amsterdam naar IJmuiden
vertrokken, ten einde van daar by de eerste
niet te ongunstige gelegenheid de reis naar
de Middellandsche Zee te aanvaarden (tot het
vertoonen der Nederlandsche vlag).
De minister van marine heeft met ingang
van 1 Januari a. s. by zyn departement be
vorderd tot Isten klerk, de 2de klerken E. H.
Schmidt en E. A. Becht, en benoemd tot
2den klerk by gemeld departement, H. J. A.
Koenen en F. J. M. Blom.
De gewone audiëntie van den minister
van w., h. en n. zal aanstaanden Zaterdag 21
dezer niet plaats hebben.
Het stoomschip „Bellerophon", van Am
sterdam naar Java, is 17 Dec. van Liverpool
vertrokken; de „Bundesrath" is 17 Dec. van
Hamburg en Amsterdam te Mozambique
aangekomen; do „Burgemeester Den Tex",
van Amsterdam naar Batavia, vertrok 18
Dec. van Suez.
By koninklyk besluit is verleend de
eere medaille in goud, verbonden aan de
orde van Oranje-Nassau, aan den hoofdop
zichter in dienst der provincie Overysel den
heer S. J. H. Breukel, te Avereest.
Bepaald dat alsnog bij afzonderlyke dagor
ders, zoo in Indiö als in Nederland, eervol
zal worden vermeld de sergeant der infanterie
van het leger in Nederlandsch-Indië, J. H.
Bosschart, ter zake van zyne verrichtingen als
commandant van eene brigade marechaussee,
in den nacht van 3 op 4 Juli 1893, by het
gevecht naby de posten Lampermey en Tjot-
Iri (Atjeb).
Aan J. Heringa, eervol ontslagen dirigee-
rend apotheker der 1ste klasse van het
Nederlandsch-Indisch leger, te Utrecht, de
bevoegdheid van apotheker verleend.
Aan den luitenant ter zee 2de kl. jhr. G.
L. Van Panhuys, met 20 December a. s., op
zfin verzoek, eervol ontslag uit den zeedienst
verleend.
TWBEDE KAMER.
Zitting van Woensdag-middag.
By do voortzetting der beraadslagingen over
het hoofdstuk Oorlog besprak de heer
Heemskerkna het vloeken in het leger te
hebben veroordeeld, uitvoerig de zaak-Seret,
volgens hem de quaestie Schneider, en be
toogde dat de minister in flagranten stryd
met de bevorderingswet handelde, door den
heer Seret niet te bevorderen wegens zyn
Kamerlidmaatschap, toonende spreker aan dat
de minister den heer Seret vroeger zelf go-
schikt heeft verklaard, door diens militaire
kennis te pry zen. Op grond zijner non-activi
teit mocht hy niet gepasseerd worden.
'8 Ministers houding wordt nog verergerd
door de bevordering van andere officieren.
Kamerleden. Door die ongelijke beoordeeling
onderminde de Regeering haar gezag.
De heer Rutgers van Rozenburg besti- d
'8 ministers bezuinigingspolitiek ten opzieh e
van de Amsterdamsche stelling, in stryd met
het advies van het technisch defensie-comité.
De heer Farncombe Sanders keurde 's mi
nisters voornemens ten aanzien van de af
werking van het kleine plan voor de stelling
Amsterdam goed en acht de kracht onzer
verdediging meer gelegen in 't grensleger.
De heer Ouyot betoogde dat de grondwet
en de gewone wet geen privilege wilden
geven aan de officieren-Kamerleden omtrent
bevordering.
De heer De Beaufort (Amsterdam), zich
daarby aansluitende, achtte 't voor de Kamer
onmogeiyk zich te begoven in de quaestie van
geschiktheid van bewusten officier; hy be
aamde het vermoeden, dat deze door zyn
langdurige afwezigheid in het leger niet tot
de meest geschikten kan behooren.
De heer Staalman bestreed de schrikbarende
toeneming der oorlogsuitgaven zonder nut en
kwam op tegen de kostbare inrichting van
het leger. Daarom is hy tegen de begrooting,
ofschoon hy 's ministers beleid goedkeurt er
verschillende maatregelen in het belang va>
den soldaat waardeert, waarvoor echter nog
veel meer is te doen.
De Minister van Oorlog constateerde dat ver
schillende zyner maatregelen worden goedge
keurd. Hy zal overwegen de quaestie van het
verbod tot het dragen van wapenen en scha
deloosstelling aan de ouders van miliciens.
Het vloeken vermindert door den omgang
met officieren.
De vermindering der vestinguitgaven i6 het
gevolg van den actueelen finantiëelen toestand.
De minister is niet onvoorwaardeiyk voor
scheiding der artillerie wapens.
Vergadering van Woe>isdag avond.
In de avond-vergadering heeft de Minister
van Oorlog zyn rede voortgezet. Allereerst
verdedigde hy zyne houding ten aanzien van
de geweren-quaestie. Hy had getracht zooveel
mogelijk de binnenlandsche nyverheid te be-
voordeelen, maar de Regeering heeft steeds
bedoeld de geweren zoo spoedig mogelyk te
doen aanmaken. Het uiterste getal daags, dat
het consortium kon leveren, was te gering,
en zolfs toen het aanbod was ingetrokken,
heelt de Minister nog pogingen aangewend
om tot overeenstemming te geraken.
Ten aanzien van de quaestie Seret hield
de Minister, in aansluiting met de heoron Guyot
en De Beaufort, vol, dat een officier, lid der
Staten Generaal, wei aanspraak, maar
geen recht op bevordering heeft, wat hy
met eene historische herinnering omtrent de
wording der wetgevende bepaling op dit punt
nader trachtte aan te toonen. Het woord
aanspraak is gebezigd, juist om de ver
plichting uit te sluiten. Aanspraak
beteekent alleen dat de tyd, dien een officier
als Kameilid doorbrengt, niet voor hem ver
loren is, zoodat by rechten aan zyn anciënni
teit kan biy ven ontleenen een ander privilegie
heeft een officier-Kamerlid niet, en de Minister
23)
Inderdaad bleken deze beuzelende heeren
ontzag te hebben voor dien hard werkenden
man van zaken, en ik hoorde zelden, zoo
ooit, den wensch uiten, dat hy zich onder
hen zou vertoonen.
Kort te voren zou ik niet in staat geweest
z'gn met zulke vroolyke gezellen om te gaan,
maar nu kon ik my dat beter veroorloven,
daar ik ruime middelen ter mijner beschik
king had, en de zekerheid had nog meer
deelachtig te worden. Ik nam due deel aan
hunne kleine diners en soupers, hun bezoek aan
den schouwburg en andere vermakelijkheden,
ofschoon ik werkelijk meer ter wille van
Franks gezelschap meeging dan omdat ik op
zulke verstrooiingen gesteld was. Ik ver
langde zeer mijne kennismaking met Frank
z oveel mogelyk te doen toenemen, niet
alleen omdat ik hem oprecht genegen was,
maar ook daar ik sterk verlangde in zyn
familiekring te worden toegelaten en met
zjjne zuster meer hekend te worden.
Het was mijne bestemming haar spoediger
weer te zien dan ik verwachtte.
Mr. Rayner nam, zooala ik gezegd heb,
langzamerhand in beterschap toe. Maar die
beterschap bracht eenige ongelegenheid te
weeg. Zoodra hy weer wat kon spreken,
kwam de herinnering aan zyne dochter by
hem op. Op zekeren dag zeide hy:
„Waar ie Ethel? Waarom komt Ethel my
niet opzoeken?"
Nu veraam ik van Frank, dat do gezond
heidstoestand van zyne zuster zeer wissel
vallig was. Somtyds, zeide hy, was zy vry
wel en opgewekt, dan weer erg zenuwachtig
en diep neerslachtig. He minste aandoening
van droevigen aard zou haar van streek
brengen en vele uren ziek maken. Daarom
was haar steeds ontraden het hospitaal te
bezoeken, al verlangde zy ook zeer haar
vader te zien, voor wien zy eene trouwe en
teedere genegenheid koesterde. Dat zy leed
door hunne lange scheiding en hare gezond
heid daardoor zeer werd aangetast, daaraan
viel niet te twyfelen; maar de dokter, die
haar behandelde, was van meening, dat de
gevolgen nog ernstiger zouden zyn, indien
haar werd toegestaan hem te bezoeken.
En nu verlangde de oude heer zelf naar
zyne beminde dochter. Op alle uren van den
dag, en zelfs 's nachts, boorde men hem
telkens mompelen: „Ethel, Ethel!" opeen
toon, die, zooals Frank met zyne gewone
overdryvtng zeide, „je letterlyk het hart uit
het lichaam scheurde I"
Eindelyk was de toestand van Mr. Rayner
zoo verbeterd, dat de dokters zeiden, of
misschien de voortdurende afwezigheid van
de dochter, naar wie hy zoo verlangde, ten
slotte niet zyn vooruitgang zou kunnen ver
tragen.
Er werd dus besloten, dat Miss Rayner
hem een kort bezoek zou brengen en de
medici zeiden dat zy de gevolgen moesten
wagen. De belofte van deze vergunning had,
naar het scheen, eene wonderbare uitwerking
op de gemoedsstemming van Miss Rayner.
Zy werd even vroolyk en opgewekt als zy
te voren neerslachtig was geweest „de
helft te veel," zeide haar broeder. Maar de
opgewondenheid bleek haar te sterk. Onder
bedwang gehouden totdat zy het hospitaal
bereikt had, werd hare aandoening, zoodra
zy by haars vaders bed gebracht werd, ge
volgd door een hevig zenuwtoeval, en zy
was nog maar weinige minuten in de kamer
geweest, toen zy moest weggebracht worden,
snikkende, hevig lachende en gillende.
Hot was kort daama, dat ik haar ont
moette. Ik ging juist het hospitaal binnen
om een van myne gewone bezoeken te
brengen, toen zy door Frank naar beneden
geleid werd, die zeer ongelukkig keek; en ik
zag haar met datzelfde bieeke gelaat en de
strakke, droevige uitdrukking, die my by-
gebleven waren na den dag, toen ik haar
het eerst aanschouwde. Zy was zeer rustig,
zeer kalm, maar uiteriyk koud als een stand
beeld. Zy herkende my en zag my aan met
een treurlgen blik, en toen ik, niet wetende
van het pynlyk tooneel, dat voorafgegaan
was, myn hoed afnam en haar de hand
reikte, legde zy zacht hare vingers in de
myne en fluisterde slechts enkele woorden
ter begroeting. Toen nam Frank haar mee
naar buiten en liep zy als in een droom,
waama zy in een hnurrytuig stegen en
wegreden.
Er verliepen eenige dagen. Mr. Rayner,
ofschoon in het eerst zeer ontsteld door het
bezoek van zyne dochter en haar zenuw
toeval, herstelde weldra van den schok, en
ging zóó goed vooruit, dat er eindelyk be
sloten werd hem naar zyne woning over te
brengen. Daarna zag ik Frank een tydlang
niet en was zeer teleurgesteld zelfs niets van
hem te hooren. Ik begon al te denken, dat
hy my vergeten had; maar hy was zeer
zorgeloos en bekende dlkwyls, dat hy ge-
wooniyk zyne correspondentie verwaarloosde.
Ik was dus even verrast als gestreeld op
een morgen een briefje van hem te ontvangen,
op zyne gewone onstuimige manier gesteld,
waarin hy meldde, dat zgn vader fameus
vooruitging, en dat hy (Frank) en Ethel ver
rukt zouden zyn, als ik 's avonds wilde aan
wippen en komen eten. Behoef ik te zeggen,
dat ik terstond terugschreef gaarne te zullen
komen; en dat de uren wachtens mg eeuwen
toeschenen?
Ik ben volstrekt geen fat en gewooniyk
zorgeloozer in myne kleeding dan een man
van myn beroep behoorde te zyn, maar voor
deze gelegenheid kleedde ik my zoo keurig als
ik kon in een nieuw pak, dat ik my onlangs
had aangeschaft, en kocht zelfs in Covent
Garden eene bloem, die ik in myn knoopsgat
stak, voor my eene zeldzame versiering.
Eindelyk kwam het bepaalde uur en reed
ik naar Bayawater, steeds in myne gedachten
het beeld voor oogen hebbende van dat
bieeke, marmerachtige gelaat en die droevige,
door tranen bevochtigde gryze oogen, zooals
ik ze onlangs gezien had.
Welke herinneringen kwamen by my op
by het gezicht van dat schilderachtige oude
huis, toen i'k het tuinhek binnenreed 1 Zelfs
het domme meisje, dat my, ditmaal zonder
aarzelen, binnenliet, herinnerde my aan het
eerste betreden van die woning, waar ik
onlangs als een vreemdeling verscheen en
die ik nu als een vriend bezocht. Daar waren
de gordynen in de gang, die nu aan bcice
zydon waren opgenomen en waartusschen
Ethel Rayner zich het eerst aan myne be
wonderende blikken had vertoond. Na myn
sterk verlangen om weder dat huis te be
zoeken, dat ik voor de eerste maal op zulk
eene vreemde wyze had betreden, kon ik
byna niet gelooven dat eindelyk myn wensch
vervuld was.
De meid vroeg my Mr. Franks kamer
binnen te gaan en ik volgde haar door de
gang naar dat vertrek, hetzelfde, waarin ik
het telegram had opgeschreven, dat ik aan
hom adresseerde; het telegram met dat ge
hoimzinnige byvoegsel, zoo onverklaarbaar
verlangd en herroepen.
Frank zat daar aan zyn lessenaar, waarop
boeken en papieren in de grootste verwarring
dooreenlagen. Terwyi ik „gekleed" was, ver
baasde het my eenigszius hem in een licht
gekleurd huisjasje en pantoffels te vinden.
Hy merkte het contrast terstond zelf op en
zeide na de eerste begroeting:
„Wel, oude jongenI Zoo mooi? Ik had u
moeten waarschuwen, dat het niet noodig
was u te kleeden. Wy zyn geheel „or.dor
ons" en konden er niemand anders by vragen,
daar wy ons zeer kalm. moeten houden.
Maar dat doet er niet toe: gy waart er toch
niet op gesteld?"
Wordt vervolgd.)