N°. 10983 Donderdag 12 December. A0.1895 I§eze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Leiden, 11 December. Feuilleton. TE NIEUWSGIERIG. id - - LEIDSCH DAG-BLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maandenf 1.10. Franco per post1.40. Afzonderlyke Nommers0.05. PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van 1-6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17^. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad wordt f 0.05 berekend. Aan den gemeenteraad stellen B. en Ws. voor te besluiten de navolgende uitgaafposten der gemeentebegrooting voor 1895, waarvan de raming niet voldoende is gebleken, te verhoogen. Volgn. 67. Jaarwedden der sluiswachters, brugwachters, enz. 3880. Tep gevolge van de by Raadsbesluit van 6 Juni 1895 toegekende traktementsverhooging der brugwachters, de aanstelling van meer personeel (by de vaststelling der begrooting was gerekend op 24, terwijl er thans 32 zyn) en de daardoor meerdere kosten van kleeding, zal op dezen post ongeveer 3880 te kort komen. Eene verliooging met 3880 wordt voorloopig voldoende geacht. Yolgn. 91. Onderhoud van wandelplaateen en plantsoenen 1860. Voor het maken van de nieuwe beplantingen in het plantsoen zyn in het voorjaar werk zaamheden verricht door de straatmakers, waardoor op dit artikel een bedrag van ƒ512 is uitgegeven, hetwelk op den post onderhoud van straten en pleinen is bespaard. Ten gevolge van de lustrumfeesten heeft de gemeente in zake het onderhoud van h6t Park, uitgaven gehad tot een bedrag van 845.735, welke som echter van het studenten corps wordt terugontvangen en verantwoord op den post: Andere ontvangsten, niet tot de vorenstaande behoorende (Volgn. 41). Bovendien zal door de grootere onderhouds kosten der hekwerken en het aanschaffen van planten voor de nieuwe perken van het plantsoen, nog eene vorhooging van het art. met 500 noodig zijn. Eene aanvulling van dezen post met 1860 wordt dientengevolge voorgesteld. Volgn. 93.o Onderhoud van pompen en riolen 1400. By Raadsbesluit van 18 Juli 1895 werd 1000 toegestaan voor de ruiming van de Dolhuisgracht. Na afloop dier werkzaamheden bleken de kosten 1620 te hebben bedragen, benalve de kosten van schuitenhuur, op Volgn. 97 gebracht. De aansluiting van het riool van de Pieters kerkgracht aan dat in de Langebrug vorderde een uitgaaf van 395. Bovendien hebben de grootere kosten van ruimen en herstellen van andere riolen eene hoogere uitgaaf van zt f 400 veroorzaakt. Eene verhooging van het art. met 1400 wordt voorgesteld. Volgn. 94. Onderhoud van havens, vaarten, kaaimuren en andere waterwerken 2450. De werken ten behoeve van de invordering der havengelden, voor zoover ze op dit artikel moesten worden gebracht, kostten 2280.14. Hiervoor werd by Raadsbesluiten van 20 December 1894 en 14 Maart 1895 een krediet toegestaan. Bovendien heeft het extra schoonmaken en schuimen van grachten eene uitgave van 162 gevorderd. Verbooging van het art. met 2450 wordt noodig geacht. Volgn. 97. Onderhoud van vaartuigen 160. De noodzakelijke aanschaffing van een stalen roeiboot, waarvan de kosten 110 beliepen, en de huur van schuiten in verband met het ruimen der Dolhuisgracht, maken eene ver hooging van dit artikel met 160 noodig. Volgn. 109. Jaarwedden der Inspecteurs, dienaars en verdere beambten van politie, mitsgaders van de veldwachters, 1570. In verband met de by Raadsbesluit van 31 Januari 1895 gewijzigde organisatie der politie zal eene verhooging van dezen post moeten plaats hebben. Een bedrag van ƒ1570 wordt voorloopig voldoend* geacht Volgn. 111. Onderhoud der wachthuizen, mitsgaders vuur en licht in dezelve, ƒ900. Als onderdeel van de werken voor de invor dering der havengelden, waarvoor bij Raads besluiten van 20 December 1894 en 14 Maart 1895 een krediet werd toegestaan, is op dit artikel uitgegeven 792 voor aanschaffing van een brugwachtershuisjo en de verplaatsing van andere. Eenige onvoorziene werkzaamheden deden de gewone uitgaven stijgen, zoodat aanvulling van dit art. met ƒ900 noodig is. Volgn. 163. Kosten van openbare vermake lijkheden en feesten 950. Bij Raadsbesluit van 20 December 1894 werd aan de 3-October-Vereeniging een sub sidie van ten hoogste 800 verleend voor de 3 October-viering, van wolk bedrag in dit jaar geheel zal worden gebruik gemaakt. Bfj het opmaken van de begrooting was een bedrag van 700 evenals vroeger uitge trokken, benevens ƒ2000 met het oog op de Lustrumfeesten. Deze hebben aan de gemeente eene uitgave van 2253.095 veroorzaakt; de 31-Augustus-viering 142.16® en de ontvangst van HH. MM. de Koninginnen en de leden van het Zoölogisch congres ƒ444.46.5 Eene verhooging van het art. met 950 wordt voorgesteld. Volgn. 164. Kosten van assurantie der ge meentegebouwen 15. De geraamde som bleek niet voldoende; eene verhooging van ƒ15 is noodig. Het totaal der voorgestelde vorhoogingen bedraagt ƒ13185 en kan gedeeltelijk worden gevonden uit het nog beschikbaar bedrag op den post voor Onvoorziene Uitgaven ad 3985.50, voorts door de terugontvangen gel den van het Studentencorps in zake de kos ten voor het Park en eindelijk door de hoo gere opbrengst van de brug-, kaai-, haven-, sluis-, dak-, boom- on veergelden, Volg. 9 der begrooting, ten gevolge van de heffing van havengeld zijnde de ontvangst op dezen post boven de raming tot dusverre ƒ8940. B. en Ws. geven mitsdien in overweging tot de voorgestelde verhoogingen te besluiten door vaststelling van de overgelegde staten van af- en overschrijving en van suppletoire begrooting, respectievelijk ad ƒ3985.50 en ƒ9199.50. Ter voldoening aan het voorschrift, ver vat in art. 15 der instructie van de Commissie der Bewaarscholen, heeft die Commissie ter vervulliDg der vacature, die den laatsten dezer maand ontstaan zal door de periodieke aftreding van haar geacht medelid Prof. Dr. H. Treub, aanbevolen de heeren: Prof. Dr. H. Treub en Dr. A. Nijkamp. Onder overlegging van die aanbeveling geven B. en Ws. den Raad in overweging tot de benoeming van een lïd dier Commissie over te gaan. Aan den gemeenteraad leggen B. en Ws. over de 3de lijst van reclames tegen het kohier der plaatselijke directe belasting van dit jjar. Zij stellen voor: Af te wijzen de bezwaarschriften van: L Aalbersberg, W. Biben, F. A. Bienen, D. Braaksma, F. A. Van Brederode, A. G. C. Van Brugge, W. Collet, C. Dieben, C. A. Van Dongen, P. J. B. Engols, A. Francken, Wed. J. J. Godijn, J. C. Grundemann, Wed. J. J. Gijzenij, C. Van Haasteren, F. F. W. Heintz, G. J. v. d. Heuvel, H. J. Heuzen, J. N. v. d. Heyden, J. Horree, J. Kan bier, J. A. C. Koppeschaar, H. A. Krüger, J. J. Laman, P. J. Lezwijn, F. Lohmarn, D. Lovink, Wed. J. C. Meysing, J. G. Moquette-Jonquière, A. v. Niekerk, F. Peeperkom, J. Pekelharing, B. F. Ramakers, E. W. Reuser, W. Rombout, J. W. Rotteveel, J. Ruygrok, J. Schilt, T. Staflou, H. v. d. Vaart, T. C. Verhoef, L. O. De Vries, G. W. Zaalberg en H. A. C. Zaalberg; te verminderen de aanslagen vanH. Boker.» met ƒ12, C. Brakband met 2 25, A. G. De Bruin met 4 50, C. J. Cost r met ƒ13.50, J. Dool met 2.25, C. A. Franchimon met ƒ105, J. W. Hoogenstraaten met ƒ126 90, J. B. Hoogeveen met 6.60, P. De Jonge met 2.25, J. A. v. Keeken met ƒ7.50, H Langozaal met ƒ15, Wed. C. K. v. d. Maaren met 3.66, J. H. Maartense met 10.35, D. Meijer met 2 82, J. H. C, Le Noble met ƒ7 50, F. J. Paanakker met 21.60, J. Plant feber met 10.29, C. Poelijoe met 2 25, G. S. Popp met 9.66, C. C. Racké met 1.41, J. Rooker met ƒ6, Wed. A. M. Rotteveel met ƒ15, Wed. F. J. v. d. Sloot Clement met 28.50, P. W. C. Timmerman met 14.70, H. Veekman met 1.44, W. D. v. Velzen met 1.50, C. E. J. Verbaafif met 12.96, G. Verkoren met 28.75, J. J. L. Wee met 33.75, Wed. M. C. Weisfeit mot ƒ3, H. v. Weizen met 2.94, P. v. Wyk met ƒ7.20, en te roieeren den aanslag van de Wed. L. G. Dirks en de Wed. W. Laman. Voorts geven zy in overweging het nadere schrijven van de dames A. S. G. Zaalberg en A. H. C. Zaalberg, omtrent wier bezwaar schriften in eene vorige vergadering reeds is beslist, voor kennisgeving aan te nemen en de reclames van C. Van Brakel en H. Vroom, als zijnde ingediend na den by de Wet ge- stelden termijn, buiten behandeling te laten. B. en Ws. doen den gemeenteraad toe komen een schrijven van de Gedeputeerde Staten, betrekking hebbende op de in de Raadszitting van 28 October jl. voorloopig goedgekeurde begrooting van de Schutterij voor 1896. By het onderzoek dier begrooting is het Gedeputeerden Staten gebleken dat door den Raad op dezelfde gronden als ten vorigen jare, ook ditmaal bezwaar is gemaakt de door den Schuttersraad voorgestelde verhooging van het traktement van den luitenant-kwartier meester tot ƒ500 toe te staan, zoodat die post door den Raad wederom is uitgetrokken tot een bedrag van ƒ300. Uit de ter zake met den commandant der Schutterij en den Schuttersraad gevoerde correspondentie, meenen Gedeputeerde Staten alsnu te moeten opmaken dat in verband met de vermeerderde werkzaamheden van den tegenwoordigen luitenant kwartiermeester, het billijk is dat aan dien functionaris eene hoo gere wedde worde toegekend dan op de be grooting is toegestaan. Gedeputeerde Staten hebben B. en Ws. mitsdien uitgenoodigd den Raad namens hun College met den inhoud van het bovenaangehaald schrijven en met de bovenbedoelde missives van den majoor-com mandant en van den Schuttersraad in kennis te stellen en hem uit te noodigen de bedoelde jaai wedde alsnog te verhoogen tot het door den Schu'.tersraad voorgestelde bedrag Na rijpe overweging van deze aangelegen heid is het B. en Ws. voorgekomen dat het wenschelyk is vooralsnog geene wijziging te brengen in de by de behandeling van de Gemeentebegrooting, die bereids door de Ge deputeerde Staten is goedgekeurd, voorloopig vastgestelde begrooting van de Schutterij, maar ter zake alsnog met de Gedeputeerde Staten in correspondentie te treden. Ten vorigen jare toch werd na discussie met groote meerderheid besloten de jaarwedde van den JuitenaDt-kwartierrn-^ster op het be staand bedrag van ƒ300 te handhaven. Men achtte geen .termen voor verhooging aanwezig, noch op grond van vermeerderde werkzaamheden, noch uit anderen hoofde. Alstoen werd door d- n voorzitter opgemerkt dat men een volgend jaar kon zien of de werkzaamheden zyn toege omen en of de functionaris, die dan ln dienst zal zyD, werke lijk naar billijkheid recht heeft op een hooger traktement. Bij de behandeling van de begrooting voor dit jaar was do Gemeenteraad van oordeel, dat de toestand in deze in geen enkel opzicht was veran lerd. Reeds meermalen, zeggen B. en Ws., is gebleken dat de by Raadsbesluit van 13 Mei 1869 vastgestelde algemeene voorwaarden, om, voor zoover bfj do bijzondere bestekken daar van niot is afgeweken, tot regel te strekken bfj de aanbesteding van werken of leveringen ten behoeve van de gemeente, in velerh i opzicht z\jn verouderd en dat aan de Alge meene Voorschriften voor de uitvoering en het onderhoud van werken onder het beheer van het Departement van Waterstaat, Handel en Nijverheid, door dat departement vastge steld, de voorkeur moet worden toegekend. Bovendien geeft de vermenging der Alge meene Voorwaarden der gemeente, waarvoor het bestek wordt opgemaakt, en de Alge meene Voorschriften van het Ryk, thans meermalen tot misverstand aanleiding. B. en Ws. geven den gem-enteraad mitsdien in overweging in te trokken de Algemeene Voor waarden van aanbesteding, vastgesteld bij Raadsbesluit van 13 Mei 1869, en te be sluiten dat de Algemeene Voorschiften voor de uitvoering en het onderhoud van werken onder beheer van het Departement van Water staat, Handel en Nyverheid, door ge emd Departement vastgesteld, voor de werken en leveringen ten behoeve van de gemeente van toepassing worden verklaard voor zoover daarvan in de bijzondere bestekken niet wordt afgeweken. De leerlingen van de „Burgerzangschool" van den heer C. B. Duyster Jr. zullen de volgende week Woensdag. 18 December, in de Stadszaal weer eene jaarlyksche uitvoering geven, waarop do verschillende klassen af zonderlijk en te zamen proeven van hunne vorderingen zullen doen blijken. Het pro gramma vermeldt o. a. bovendien twee kinder cantaten: „Vrede op Aarde" en „Vaders Ver jaardag." De laatste, een nieuw werkje, woorden van De Rop, muziek van Van Milligen, is onlangs te Amsterdam uitgevoerd door een kinderkoor, naar aanleiding waarvan de heer Dan. De Lange in het „N. v. d. D." o. a. het volgende zeide: „Over den tekst wensch ik geen gevoelen uit te spreken, wijl ik op dat gebied een onkundige ben, toch mag men aannemen, dat De Rop, die zijn leven aan kinder-litera- tuur had gewyd, ook in dit werkje den kindertoon getroffen zal hebben. „Van de muziek van Van Milligen durf ik gerust verklaren, dat zij als kinderu uzi-'k bijzonder te roemen is. Aan aardige, opge wekte, melodische denkbeelden paart de componist een eenvoudige, meerstemmige bewerking vol bekoorlijkheid. Men mag zich verzekerd houden, dat overal, waar men dit werkje door kinderen zal doen uitvoeren, de kleine schaar met groote vreugde deze liefelijke, vriendelijke tonen ton gehoore zal brengen. Dat het werkje als compositie do hand des meesters verraadt, behoeft men by een werkje van de hand van Van Milligen niet te verzekeren; hy is sedert lang een goede bekende." Er komen twee solo-partyen in voor, één voor vader en één voor moeder, die natuurlijk door oudere personen worden vervuld. De heer Van Milligen zegt in de voorred van den door de firma Wolters, te Groningen uitgegeven tekst der cantate: „Het was hem niet meer gegeven zyn werk in druk te zien, waarnaar hy zoozeer verlangde „Wy hebben hem hot prachtexemplaar een vriendelijk geschenk van oen uitgever - laten zien en hem de opdracht getoond, coc* by begreep het niet meer," schreef een zynei naaste betrokkingen, toon hy my het over.. lyden van den sympathieken dichter meldde." - Blijkens achterstaande advertentie zal de Leidsche Tooneelvc-reeniging „Jacob Cats" op Zondag 22 Dec. a. s. voor hare leden en geïntroduceerden weder eene uitvoering geven in den Schouwburg. Opgevoerd zal worden: „Zyn meisje komt uit!", oorspronkelyk Indisc> tooneelspel in drie bedryven, door mr. P. Brooshooft, en „Zangvogeltje", blyspel mef zang in 1 bedryf, door Servaas De Bruyn. Het is voldoende te zeggen, dat de meeste meer of minder onuitvoerbaar waren, daar zy allerlei arbeid betroffen, waarin ik onervaren was, en waarby het bl'tjkbaar on- mogelyk was myno macht toe te passen zonder medewerking van anderen. By voor beeld: myn eigen beroep. "Welk een fortuin zou ik kunnen maken, indien ik in staat was den afloop van eene rechtszaak te weten, die aan myn oordeel onderworpen was I Zeker, zulk eene voorspelling kon ik doen; maar wat zou my dit baten, tenzy ik kon mede- deelen wat ik wist en er naar handelen? Dat was onmogeiyk, daar ik nooit kon open baren wat ik wist, noch den natuurlyken loop van eenige gebeurtenis besturen. Ik kon niets openbaren niets mondeling. Maar strekte dezelfde beperking zich ook tot myne hand uit? Met andere woorden, ofschoon ik geen woord kon uitspreken van wat ik wist, zou ik niet in staat zyn het te schryven? Ik kon althans de proef nemen. Ik nam eene krant op, die op de tafel lag, en doorliep de kolommen. Honderden in gang zynde ge beurtenissen werden bericht en één daarvan zou ik als toetssteen kunnen gebruiken. Ik vond weldra een onderwerp. Evenals het geval was met den onbekende, dien ik dien morgen uit de menigte had gekozen, koos ik een zeer eenvoudig geval, een gewoon politie-rapport uit vele van dien aard. Een jonge man was gearresteerd wegens het bestelen van zyn patroon en zou daarvoor terechtstaan. Naar aanleiding van dit geval deed ik de vraag: „Wat zal het lot van den ge vangene zyn?" Terstond kwam het antwoord: „Hy zal tot achttien maanden dwangarbeid veroordeeld worden." Dat ik antwoord kreeg op myne vraag, verwonderde my natuuriyk niet. Maar nu kwam het er op aan. Zou ik kunnen op- schryven wat ik wist? Ik nam een vel papier, nam met eene bevende hand een pennohouder op, doopte de pen in den inkt en begon te schryven: „John Whiteside, beschuldigd van diefstal. Verwezen naar het Centrale Crimineele Hof." Ik hield op. Ik vreesde byna voort te gaan, opdat niet myne hand, gelyk myne tong, mocht verlamd worden. Maar neen. Er was geen bedwang noch beperking. Ik ging voort te schryven: „Uitslag: Vonnis van achttien maanden dwangarbeid." Daar stond het zwart op wit, duideiyk geschreven op het papier, voor iedereen zichtbaar. Het bekende feitw De onbekende uitslag er van. Behoef ik te zeggen, hoe verheugd ik was over deze ontdekking? Telkens en telkens herhaalde ik de proef, totdat het vel papier gevuld was met nog niet ontwikkelde gebeurtenissen en voorspel lingen van den uitslag. Nu had ik eindelyk een middel ontdekt om myne macht tot een doel te gebruiken en was verlangend haar practisch toe te passen. Zooals ik reeds gezegd heb, was het laat in den namiddag, toen ik naar myne kamers terugkeerde. Ik had den geheelen dag na het ontbyt niets gebruikt, maar de opgewektheid, door myne avonturen teweeggebracht, had my den eetlust benomen. De natuur doet zich echter vroeg of laat gelden, en ik werd er gevoelig aan herinnerd, dat zelfs profeten spys en drank noolig hebben om te kunnen bestaan. Met andera woordenik had tonger; ik dacht dus niet beter te kunnen doen dan my wat te gaan versterken, alvorens iets nieuws te ondernemen. Ik zette dus myn hoed weer op, stevende naar Fleet Street, en na de straat te zyn overgestoken, trad ik de Falcon Tavern bin nen, een van die ouderwetsche eethuizen met zand op den vloer en eenvoudige kamertjes van gepolyst mahoniehout, waarvan er nog enkele zyn overgebleven in de beroemde wyk der rechtsgeleerden en journalisten. Nadat ik plaats genomen had in een van die kamertjes, dat onbezet was, bestelde ik eene karbonade en een bescheiden glas bittere ale en vroeg om een avondblad. De kellner bracht er een, en terwyi ik op myn maal wachtte, en daarna onder het nuttigen er van, ging ik in het loopende nieuws van den dag een onderwerp zoeken, waarop ik myne profetische macht kon beproeven. Nu wilde het geval, dat een oud vriend van my, een collega, die weinig beroeps bezigheden had, John Ricketts, hoofdredac teur was van een bloeiend weekblad met veel lezers, The Guide genaamd, waarvoor ik wol eens hoofdartikelen, overzichten en andere letterkundige zaken schreef, die my nu en dan een paar guinjes opbrachten. Ik vrees dat wat ik leverde niet schitterend was en ik het meer aan de vriendeiykheid van den goedhartigen Ricketts dan aan het ver- dienstelyke in myne artikelen te danken had, dat zy in zyn blad geplaatst werden. Ik weet althans dat, wanneer ik myne manus cripten naar een ander blad zond, ze met pyniyke stiptheid terugkwamen zoo ze al niet geheel verdwenen. Indien ik echter bevond, dat ik de Gave kon aanwenden om den loop der publieke gebeurtenissen te voorspellen, welk eene reputatie zou ik dan het blad kunnen geven om zyn scherpen blik en juist oordeel l Met één slag zou het, en ikzelf daarby, fortuin maken. Een hoofdartikel, geschreven by het licht van myne bovenmenschelyke kennis, zou inderdaad sensatie maken, en indien het succes had, kon het door andere gevolgd worden. Het was duideiyk genoeg, dat ik de macht had om op te schryven wat ik van de toekomst wist, en er bleef nu alleen nog over, een geschikt onderwerp te kiezeD. Het duurde niet lang, of ik vond er een. De Britsche regeering overwoog toen juist de vraag, om eene gewapende expeditie uit te zenden, ten einde zekere wilde stammen in Afrika,die hun verdrag met Engeland verbroken en het uitgedaagd hadden, tot rede te brengen. De openbare meening was zeer verdeeld. Aan den eenen kant was er eene groote en machtige party ten gunste van het bedwingen der inboorlingen en het hoog houden de Britsche vlag, terwyi anderen er voor waren de ellendige negers met rust te laten, of zich te bepalen tot vreedzame onderhandelingen Wat de Regeering in deze van plan was tf» doen, was de groote vraag van het oogen blik, en op dit punt tastten het publiek er de pers geheel in het duister. Hier, dacht ik, werd my eene goede ge legenheid aangeboden. Daarom deed ik ondei het nuttigen van myn maal aan myn tweed ik eene reeks vragen met het doel achter df feiten te komen, die ik verlangde te weten Welke die vragen waren, behoef ik niet ir het byzonder te zeggen. De eene vloeide uil de andere voort, totdat ik de noodige inlich ting verkregen had. Dus vernam ik, dat de Regeering binnen kort besluiten zou eene expeditie uit te zenden; dat de zaak zoo licht zou geacht worden, dat eene kleine macht aan het oog merk kon voldoendat zulk eene macht zou worden uitgezonden onder commando van een zekeren generaal, die zyne tegenwoordige positie voornamelyk aan hofgunst had te danken; dat onze troepen zouden overvallen worden en zulke hevige verliezen lyden, dat het noodzakeiyk zou zyn groote versterkingen en een meer ervaren generaal te hulp te zen den, en dat het gebrek aan voorzichtigheid, waarmee de expeditie was ondernomen, het land vele millioenen pond sterling en honder den dappere levens zou kosten, daar ten slotte zou zyn gebleken, dat het geheele conflict door oordeelkundig geleide onderhandelingen ha kunnen vermeden worden. Wordt vervolgd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1895 | | pagina 1