N°. 10979 Zaterdag 7 December. A0.1895 tgeze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven Feuilleton. TE NIEUWSGIERIG. IEIDSCH BAfrBLAD. PBÏJS DEZER COUBANT: Yoor Leiden per 3 maanden. i Franco per post Afzonderlijke Nommors f 1.10. 1.40. 0.05. PBUS DEB AD VERTEN TIEN" Van 1—6 regels f 1.05. Iedere regel meor f 0.171. Grooters letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad wordt f 0.05 berekend. Leiden, 6 December. Nadat het algemeen debat over het Hoofdstuk Justitie was gesloten, kwam in do Tweeie Kamer aan de orde de artikelsgewyze behandeling. By artikel 2 (ambtenaar tot voorbereiding van den wetgevenden arbeid) zei de heer Pijnappeldat de uitgetrokken bezoldiging 4000) niet in verhouding is tot den arbeid, die van hem zal worden gevorderd. Het moet zyn eene celebriteit. Met een ordinairen mr. in do rechten kan hier niet worden volstaan. Zeker mag er niet aan gedacht worden om eene geringere bezoldiging te bepalen voor don uitstekenden jurist, hier gevorderd. De Minister van Justitie antwoordde dat van hem zeker geen principiëëlo tegenstand kon worden verwacht van het betoog des heeren Pynappel. Do minister kon echter niet begrypen hoe men zich liet weerhouden om eventueel een amendement voor te stellen. De heer Goeman Borgesius sloot zich aan by de meening van den heer Pynappel, dat geen jong jurist voor deze betrekking wordt gevorderd. Spr. stelde dus voor een amendement om den post met 1000 te verhoogen, om de opvatting der Kamer in den door hom ont wikkelden geest te doen blyken. De heer De Kanter stelde daarna voor om don post te schrappen, ook wanneer het amend.-Borgesius door den min. zou worden overgenomen. Tot dusvor is niet gebleken, dat de ambte naren by Justitie den arbeid niet af kunnen. De heer Heemskerk zeide dat de minister hier wil een ambtenaar, niet eene exeeptio- neele positie; dit nu is een misbruik. Wan neer er niet genoog referendarissen zyn, de min. drage eene versterking van dat corps voor. Maar deze regeling achtte spr. niet aan nemelijk. Do heer Drucker zeide dat de gang der hervorming van den wetgevenden arbeid in Nederland in den laatsten tyd niet zoo snel gaat als wel gewenscht wordt. Met den minis ter geloofde spr. dat er hulp zal moeten zyn, zoowel by als buiten het departement. Aan vankei yk was spreker het met de opvat ting van den heer Borgesius eens. Hy is echter thans van meening, dat hier een man van talent en van routine wordt gevorderd; spr. steunde daarom het amend.- Borgesius. De verdore beraadslaging werd verdaagd tot heden. Men schryft ons uit Leiderdorp, dd. 5 dezer: De dames der Dorcas-Vereeniging alhior hielden gi^rn-n wederom hare gewone jaar- lyksche uitdee'ing van wollen en katoenen kleoëingstukken, alsmede van enkele wollen dekens. Aan circa 140 Ned.-Herv. en R.-Kath. huisgezinnen, zoowel uit deze gemeente, als uit ZoGterwoude, voor zoover dezen wonen aan den Eoogen Ryndyk, werden bedoelde goederen verstrekt. Aangenaam was het voor de dames deze 5) Behoef ik te zeggen, dat ik een van de eersten was, om myn ongelukkigen onbekende te hulp te vliegen? Het had nauwelyks anders kunnen zyn, onder welke omstandigheden ook, maar de byzondere belangstelling, die hy by my had opgewekt, prikkelde myne pogingen ten zynen behoeve. Daar lag hy, de arme man, bemodderd en bloedend op straat, geheel bewusteloos, misschien dood. Zyn kostbaar pakje lag niet ver van hem, en voordat het kon worden opgeraapt door een van de have- looze zwervers, die als by toovery naar de plek gelokt waren, maakte ik er my van meester en liet het in een binnenzak van myne overjas glyden. Binnen weinige oogen- blikken drong een heer door de menigte, roepende: „Ik ben een dokteren kwam den gevallene te hulp. Hy handelde snel en beslissend. „Hy ia niet dood," zeide de dokter, „maar ernstig bezeerd. Hy moet terstond naar het Hospitaal van University College." Had ik een gevoel van verbazing en ver- bystering by de uitkomst van mijne eerste proef, hoe zal ik zeggen wat ik op dit oogen- blik gevoelde? Weinig dacht ik, dat het bezit van do Gave op zulk eene verschrikkelijke, treurige wyze zou bewezen worden. Om die reden ging dus de arme oude man naar het hospitaal! Zulke gedachten kwamen natnurlyk belangrijke uitdeeling, thans voor den 27sten keer, te kunnen houden, al was het ook eene teleurstelling niet den minsten steun ont vangen te hebben van hen, op wier mede werking toch in de allereerste plaats zou mogen gerekend worden. Mogen daarom toch by de toenemende be hoeften der armen, do geldelyke bydragen steeds ruimer vloeien en deze nuttige Ver- eeniging alzoo nog menigmaal in staat gesteld worden, om, trots alle moeite en zorgen, welke de dames zich bereidwillig daarvoor getroos ten, aan de minder mot aarasche goederen bedeelden wèl te kunnen doenl Werden alzoo in Kerkwyk, waar bedoelde uitdeeling plaats had, vele groote menschen verbiyd, ook in Zylwyk was dit het geval, aangezien aldaar - gelyk reeds werd mede gedeeld den kinderen der handwerkschool een feestje was bereid. Ten slotte kan nog vermeld worden, dat in den avond van dienzelfden dag de Chr. Jongelings-vereeniging „AbiJéne" haar 9de jaarfeest vierde, welke feestviering werd by- gewoond door vele begunstigers en begun- stigsters, alsmede door een 20-tal afgevaar digden van verschillende omliggende zuster- afdeelingen, het „Tehuis voor Militairen" te Leiden en van de afdetling „Leiderdorp" der Chr. Werkliedenvereeniging „Patrimonium". Ook deze feestviering, waarin zang, voor drachten en samenspraken elkander afwissel den, slaagde uitnemend en was niet miDder aangenaam dan de 8 voorafgaande. Het was dan ook voor alle aanwezigen weder een ge notvolle avond, waarop do Yereeniging, welke steun behoeft, steeds met voldoening kan terugzien. Het was reeds ver over het middernachte- lyk uur, toen de vergadering, evenals ze ge opend was, met een psalmvers en gebed gesloten word. Eene oproeping van eene onderwyzeres aan de openbare lagere school van Benthuizen, op een traktement van f 550 's jaars, bleef zonder gevolg. Geen enkele sollicitante meldde zich daar toe aan. Tot notabelen der Ned.-Herv. gemeente te Haarlemmormeer zyn herkozen de heeren A. C. Van Nieuwenhuizen, P. Van Dam en K. Kistemaker, en tot kerkvoogden de heeren A. Pruissen en G. J. Van Vuuren. Bedankt is voor het beroep naar de Ned.-Herv. gemeente te Woubrugge door ds. W. Vai Sloten, te Rouveen. Dr. F. J. Van Leent, inspecteur van den geneeskundigen dienst der zeemacht, te 's-Gravenhage overleden, word 1 September 1846 benoemd tot kweekeling by 's Ryks kweekschool voor militaire geneeskundigen te Utrecht en trad in Augustus 1850 in dienst dor marine als officier van gezondheid 3de klasse. Na met 1 Januari 1858 bevorderd te zyn tot officier van gezondheid 2de kl. en 1 Mei 1867 tot idem 1ste kl., verwierf hy in 1873 den rang van dirigeerend officier van gezondheid. Sedert 1 Januari 1888 tot aan zyn dood was hy inspecteur van den geneeskundigen dienst. Gedurende zyn byna 50 jarigen militairen diensttyd was hy beur telings in verschillende betrekkingen werk zaam, In 1863 werd hy voor 5 maand n gedetacheerd te Utrecht by het Gasthuis vcor oogiyders; in 1866 werd de toenmalige offi« er van gezondheid gedetacheerd by het dep. van marine en toegevoegd aan den geneeskundi gen inspecteur der marine; gevolgd in 1869 door een opdracht van een der gedeelten van het onderwys by het marine-hospitaal te Willemsoord. In Oost-Indië werd dr. Van Leent in 1874 als chef der 5de afd. gedetacheerd by het dep. van marine. Na gerepatrieerd te zyn, werd hy in 1877 geplaatst in de Marine-Directie te Amsterdam en belast met het onderricht aan de militaire studenten voor de zeemacht. Daarvan eervol ontheven, werd hy in 1880 bestemd om met den minister-resident te Washington de Neder landsche Regoering te vertegenwoordigen by de in 18S1 aldaar geopende internationale sanitaire conferentie tot het ontwerpen van een stelsel van kennisgeving nopens besmette- lyke ziekten en in 1883 zag by zich gecom mitteerd naar Berlyn tot het bezichtigen van de internationale hygiënische tentoonstelling. Ten einde op de hoogte te blyven van de vorderingen der militaire medische wttenschap, bezocht hy in 1863 de militaire geneeskundige ziekeninriChtingen te Parys. In 1870 werd hem een maand verlof verleend naar Pary3, ten einde zich ter beschikkirg te kunnen stellen van het Hoofd-Comité van het Bobde Kruis, indien eene ambulance naar die stad mocht wore en uitgezonden. Eereblyken werden hem verleend voor de door hem bewezen diensten tydens den Pruisisch Franschon oorlog in 1870'71. Sedert 18S8 had hy als lid zitting in het hoofd-comitó van het Rood® Kruis. Onder de verschillende buitenlandsche onderscheidingen, waarmede de inspecteur Van Leent vereerd werd, behoorde o. a. eene benoeming tot correspondecrerid lid van de „Sociétó Royale de módecine publique de Bdgiquo." In dr. Van Loont verliest de militaire geneeskundige wetenschap een haror meest practische beoefenaren; de geneeskundige dienst een bekwamen leider; het corps marine artsen een doortastenden, beminden, maar bovenal humanen chef, die ook buiten dezen diensttak algemeene achting genoot. Het stoffeiyk hulsel wordt Zaterdag, 's voormiddags te 11 uren, uit het gemeente ziekenhuis, alwaar dr. Van Leent overleed, op Nieuw Eik-en-DuiQen ter aarde besteld, waarby ingovolge des ontslapenen wensch militaire eerbewyzen zullen achterwege moeten blyven en de meeste eenvoud in acht genomen zal worden. De Koninginnen deden gisterochtend een rytoor in een open victoria naar Sche- veningen en keerden langs het Kurhaus over den Nieuwen Badhuisweg terug. Te Delft is gisternacht plotseling in den ouderdom van 54 jaren overleden de heer C. H. Van der Mandele, oud lid der firma Van der Mandele Zn., kassiers en com- missionnairs in effecten, president wan het weeshuis der Gereformeerden. De overledene was in vele betrekkingen nuttig werkzaam. Herhaaldeiyk is door het hoogheemraad schap van Delfland niet vleiend gesproken in verband met het nemen van maatregelen tot versterking der zeewering te Scheveningen. Dit heeft den heer mr. R. Th. Byleveld aan- - leiding gegeven, in de vergadering van het heemraadschap van 28 Nov. j. 1. te verzoeken, licht in deze quaestie te ontsteken. Het „Vad." bevat een verslag dezer verga dering, waaruit blykt dat het feit, waarop bet in deze aankomt, is, dat door de willekeur van het hoogheemraadschap Delfland de door de gemeente 's-Gravenhage aan te brengen strandmuur niet reeds gereed is, wat hy ten minste voor de helft had kunnen zyn. Uit het antwoord van den heemraad bleek dat reeds 16 Aug. dê vergunning tot aanleg en tot aansluiting aan Delflands muur was verleend, doch dat B. en Ws. van Den Haag telkens in correspondentie traden en eerst op 13 November die vergunning aanvaardden. Reeds op 14 November dus den volgenden dag werd de aanvraag tot goedkeuring voor de aan te leggen hoofden en den muur te Scheveningen aan het hooger gezag opge zonden. Het hoogheemraadschap meent in deze geheel zonder schuld te zyn. Aan een 5-tal katholieke instellingen te Rotterdam is door nu wylen den heer H. A Ernst aldaar elk 2000 vermaakt. Te Vlieland circuleert een adres aan H. M. de Koningin, behelzende het verzoek om te willen voorkomtD, dat het Loodswezen naar elders verplaatst wordt. Er schynen namelijk plannen te bestaan, om dezen tak van dienst, die byna de eenige bron van bestaan voor het eiland is, naar Harlingen of Terschelling over te brengen. Ongeveer 200 van de 700 inwoners zouden dan ver trekken, zoodat een dergeiyke maatregel voor het eiland eene „scherpe resolutie" zou zyn. De Staatscourant van 6 dezer bevat de volgende kennisgeving van den minister van buitenlandsche zaken: „Ten gevolge eener misstelling in den Belgischen „Moniteur" van 29 November 11., zyn in de „Staatscourant" van den 30sten dier maand No. 282 als dagen van openstelling van het tolkantoor Esschen voor den invoer van vee uit Nederland in België vermeld Zondag en Woensdag, hetgeen zyn moet Maandag en Woensdag." Biykens een telegram, gisteren te 's-Gravenhage ontvangen, is de groothertogin van Saksen-Weimar Dinsdag geheel hersteld te Weimar aangekomen, waar zy den geheelen winter denkt te blyven. Hr. M6. fregat „Johan Willem Friso", onder bevel van den kapitein ter zee J. C. Commy8, is op 3 dezer van Rio de-Janeiro vertrokken. De tegels van het voormalige historische huis „In duysend Vreese" op de Groote Markt, te Rotterdam, zyn thans door de ge meente voor het archief aangekocht voor/"420. Het stoomschip „Amsterdam" arriveerde 5 Dec. van Nieuw-York te Rotterdam; de „Prins Alexander", van Amsterdam naar Batavia, vertrok 4 Dec. van Suez; de „Konin gin Regentes", van Amsterdam naar Batavia, arriveerde te Padang 6 Dec.; de „Reichstag" vertrok 4 Dec. van Delagoa-Baai naar Hamburg. By koninklyk besluit is aan mr. J. A. Teilegen, op zyn verzoek, met ingang van 23 dezer, eervol ontslag verleend als secretaris by het college van curatoren der Ryks-uni- versiteit te Groningen. Met ingang van 16 dezer: lo. de kapitein ter zee W. A. Buytendfik op pensioen gesteld en hem toegekend a. een pensioen van 1800 '8 jaars, en b. eene verhooging van 900 'sjaars ingevolge art. 2, c, der wet van 1 April 1875 (Staatsblad No. 33); 2o. bevor- derd: tot kapitein ter zee H. O. Feith; tot kapitein-luit. ter zee, de luit. ter zee late kl. A. Seret, tot luit. ter zee 1ste kl., de luit. ter zee 2de kl. F. Smit. Benoemd, by het personeel van den genees kundigen dienst der landmacht, tot officier van gez. lste kl. de officier van goz. 2de kl. dr. J. Huygens, van dat personeel. De tweede luit. J. H. A. E. Boombergen, van het 6de reg. inf., krachtens punt 4 van art. 38 der wet van 28 Augustus 1851 op non activiteit gesteld. Pensioen verleend aanD. N. Labryn, ingenieur van 's Ryks waterstaat lste kl., 1830; J. Dalmeyer bediende by een ykkantoor 121; J. Koene, brugwachter, ƒ407; G. J. Visser, sluisknecht, f 367R. Rutgers, baken- meester lste kl., f 411, S. Soetekouw ƒ201 's jaars. T WEDDE KAHE1&. Wijziging van het VlIIstè Hoofdstuk (Oorlog) der begrooting over 1895. Gevraagd werd volgens het afdeelingsver- slag de resultaten aan de Kamor mede te deelen van het onderzoek van militairen, die wegens lichaamsgebreken, in en door den dienst ontstaan, worden ?epensionneera. Het had de aandacht getrokken, dat een veel grooter aantal officieren en on-Jer officieren en minderen deswege wordt gepensionneerd en de vraag werd gesteld, of het onderzoek voor laatstbedoelde militairi-n soms stranger was. Zoo ja, dan werd daartegen met nadruk opgekomen. Begrooting Landsdrukkerij 1896. By het afdeeling6 onderzoek werd voldoening betuigd mot de lagere raming, vergeleken by dio voor het loopende dienstjaar. Bekrachtiging eener provinciale heffing in Groningen. Verschillende leden hadden bezwaar tegen dit ontwerp, daar zy eene nieuwe heffing niet konden goedkeuren. Andere leden beweerden dat hot hier geen nieuwe heffing geldt, daar thans reeds bruggeld wordt geheven. Verscheidene leden verlangden dat voor den duur der heffing in het wetsontwerp een termyn worde vast gesteld. by my op, terwyi ik deed wat ik kon om den lyder by te staan. Wy legden hem zoo zacht mogeiyk in het rytuig het rytuig, dat hem had omvergereden. De koetsier toonde werkelyk veel spyt over het ongeluk, waaraan hy blykbaar geenerlei schuld had. Daarna steeg de dokter in het rytuig en reed weg met zyn plotseling gevonden patiënt, terwyl ik in een ander volgde, in snelle vaart, om de autoriteiten van het hospitaal op de komst van den gekwetste voor te bereiden. De afstand was niet gioot, zoodat ik weinig tyd had om na te denken; maar myne ge dachten waren verdeeld tusschen myne be zorgdheid voor den ongelukkigen onbekende en myne verwondering over het zonderling vermogen, dat my verleend was. Doch ik was niet minder verbaasd dan verbiyd over de toepassing van mijne macht, toen ik be dacht, dat ik er nu een goed gebruik van kon maken. Ik kon nu ten minste zekerheid hebben omtrent het toekomstig lot van den gewonde en aarzelde niet nog eens de proef te nemen. „Zal hy sterven of zal hy her stellen?" vroeg ik, bevende het antwoord afwachtende, hoewel het byna zoo snel als de gedachte kwam. „Hy zal herstelle n," was het welkom antwoord. Myn vertrouwen in de juistheid van myne profetische inlichting was nu volkomen. Er wa3 niet langer sprake van twyfel of droomen. Het was zekerheid. Ik was een profeet; en het eerste werkelyk belangryke bewys van höt feit gaf my een gevoel van genot, als ik zelden of ooit te voren had onder vonden. Daar stond natuuriyk tegenover, dat het bericht had kunnen zyn, dat de man zou sterven; maar alles wèl beschouwd, was hy my goheol vreemd, en ofschoon het my barteiyk voor hem speet, kon niet verwacht worden, dat ik voor hem dezelfde bezorgdheid zou gevoelen als voor een vriend. Intusschen, al mocht hy ook veel ïyden, hy zou eindeiyk herstellen, en dat was eene groote voldoening. Welk eene gezegende gave was het, de toe komst t kunnen vooruitzien l Ik vond het jammer, dat ik alleen het voorrecht had het genot voor myzelven te hebben. Welk eene bron van troost en vreugde zou het zyn voor duizenden angstige menscheD, gelyk de bloed verwanten van dezen ongelukkige want die had hy zonder twyfel -, die radeloos van onzekerheid en vrees moesten zyn in een dergelyk geval 1 Terwyl ik zoo voortpeinsde, dacht ik plot seling aan het pakje van den gewonde, dat ik van den weg had opgeraapt. Het was er, veilig in myn zak verborgen. Meenende dat het my op het spoor zou kunnen brengen van de identiteit van den eigenaar, baalde ik het te voorschyn en onderzocht het. Het was los gewikkeld in het papier, dat de winkelier er om gedaan had, ternauwernood beveiligd door het touw, zoodat ik geene moeite had om het omwindsel te verwyderen. Blykbaar waa de oude heer vry zorgeloos en slordig. Ik opende de doos en, zooals ik verwachtte, de inhoud was van een zeer kostbaren aard en bestond uit een fijn hals snoer, en oorringen en broche, bezet mot diamanten, zeker een bekoorlyk geschenk voor eene schoone nabestaande of vriendin. Voor wie kon dit bestemd zyn? Er waren allerlei mogelykheden van romantischen aard te bedenken, en toch kon de bestemming van deze schoone juweelen even goed eenvoudig en prozaïsch zyn. Misschien een verjaarB- of huwelyksgeschenk voor eene byzondere gun steling. Er bleek ten minste stollig uit, dat de kooper waarschyniyk ryk en ongetwyfeld royaal was. Hoe 't zy, daar ik geen naam of aanwyzing in de doos vond, was het doel, waarmee ik hot pakje geopend had, gemist. Ik bad geen tyd tot verder nadenken of onderzoek, daar myn rytuig nu in Gower Street was. Na het doosje zorgvuldig in myn zak gestoken te hebben, ging ik Da, hoe ik bet ongeluk aan de dokters van het hospitaal zou inkleeden, als ernstig voorzeker, maar geenszins gevaariyk, toen het rytuig voor de deur van het hospitaal stilstond. Ik stapto uit en ging betrekkelyk opgewekt de stoep op. Het gaf my inderdaad een zoker gevoel van trots, dat ik den dokters kon verzekeren dat, hoe zy het geval ook mochten beschou wen, zy niet behoefden te vreozen voor den afloop, daar de patiënt zeker eindeiyk zou herstellen. Na gevraagd te hebben den chirurgyn te mogen spreken, werd ik in eene wachtkamer gelaten, en na eene korte poos kwam de dokter. Hy boog even en vroeg wat ik ver langde. Met het uiteriyk van iemand, die eer hoopvol dan droevig nieuws had mede te deelen, zeide ik: „Het spyt my u te moeten zeggen, dat er een zeer ernstig ongeluk is gebeurd. Een bejaard heer ie op straat omvergereden door een rytuig. Hy zal over weinige minuten hier gebracht worden." „Heeft hy zich erg bezeerd, denkt gy?" vroeg de dokter. „Ja," antwoordde ik; „hy is zeer ernstig misschien doodelyk gekwetst." Vreemd! Dit was niet al, wat ik van plan was te zeggen. De dokter, zyne wenkbrauwen optrekkende, keek my mot eenige verbazing aan, als getroffen door den lucbtigen toon, waarop ik zulke ernstige woorden uitte. „Een vriend?" vroeg hy. „Neen!" zeide ik, „iemand, die my geheel onbekend is. Ik zag het ongeluk toevallig en heb my gehaast or u op voor te bereiden." „Zool" Ik voegdo er toen by, dat do gewonde blykbaar ryk en van goeden stand was; en dit leidde er my toe voor to stellen, eene afzondöriyke kamer voor hem in gereedheid te brengen. „Zeker," zeide de chirurgyn, „dat kan go- schikt worden." Na te hebben gezegd, dat by orders zou geven om den verwachten patiënt te ont vangen, noodigde de dokter my beleefd uit, naar de vestibule terug te keoren en de aan komst van don gewonde af te wachten. Dit deed ik, en dacht, terwyl ik wachtte, na over de zonderlinge wyze, waarop ik myn® inlichting gegeven had. [Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1895 | | pagina 1