N°. 10968
Maandag 25 November.
A". 1895
feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
PERSOVERZICHT.
p euilleton.
EEN TREURIG EINDE.
LEIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT;
Voor Leiden per 3 maanden. 1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlyke Hommers 0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 1-6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. Grootera
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Tweede Blad.
In het Weekblad van het Recht geeft mr.
Verkouteren het denkbeeld aan om alle vroe
ger tot stand pekoroen wetten te doo-
p e n, zoodat, wanneer er naar verwezen wordt,
ieder kan weten welke wet bedoeld wordt.
Thans wordt, zoo lezen we verder i;» de Am-
hetnsche Courantalleen de dagteekening en
het nommer vaD hi»t Staatsblad genoemd,
Eoodat het gros der lezers niet weet en moei
lik kan opzoeken welke wet bedoeld wordt.
Het denkbeeld i8 dus zeer aanbevelens
waardig; alleen: het komt wat laat. Had men
het van 1813 af toegepast, dan zouden alle
wetten nu een naam h-bben, maar thans ze
allen ten doop te houden on namon er voor
te verzinnen, zou een zoër omvangrijk en
moeilijk werk zvjn. Maar terwyl msn in het
vervolg het denkbeeld van den heer Verkou
teren zou kunnen toepassen, gelijk het trou
wens in den laatsten tyd reeds geschied is
by het aanhalen van wetten, zou door een
paar woorden, al zouden ze niet altyd dezelfde
zyn om dezelfde wet aan te duiden, zeer goed
aan de bedoeling kunnen worden beantwoord
en de algebraïsche citaten voor den lezer kun
nen toegelicht worden.
Onder den titel „Op zyn Zondagsch" wyst
de Haagsche Courant op den strijd voor
Zondagsrust en oj de verschillende
stroomingen, die zich onder de voorstanders
vortoonen, en die wel, door een soort van
„compromis", tot samenwerking komen, maar
waar tusschen toch altyd een stryd bestaat,
die zich telkens openbaarde, over het doel,
waarop men aanstuurde, en de beginselen,
waarvan de wetgever had uit te gaan. Iu
©en gesprek tusschen tweo tegenvoeters over
dit onderwerp opperde een hunner, naar het
blad mededeelt, de meening, dat men er niet
komen zal op den tot dusver gevolgden weg,
dat het niet van buiten moet komen, maar
van binnen. Want als wy, met of zonder een
wet of partiëelo wetsbepalingen voor eiken
byzonderen toestand, de Zondagsrust morgen
verkrygen konden, dan zou de maatschappy
er niet mede geholpen zyn. Er is geen Zon
dagsgeest, geen Zondagsstemming, geen Zon
dagsviering moer.
De Haagsche Ct. neemt dit denkbeeld op en
ontwikkelt het nader. Zo begrfipt, zegt zy,
wat de bedoeling is en wat er ontbreekt aan
200 menigen Zondag in een groot aantal ge
Binnen, welke die geest is, die tot de ware
stemming behoort, waardoor alleen de viering,
by ieder op zyn wyze, iets feestelyks, iets
byzonders, iets niet-dag-aandagsch krygen
kan. Met een enkel woord zou men dien
geest kunnen noemenhet intieme, het familie
leven, in tegenstelling met den maalstroom of
den tredmolen der wereldsche zaken, waaruit
we ons op andere dagen slechts voor enkele
uren kunnen terugtrokken. De schr. heeft
oen booge waardeering voor de gezinnen,
waarin dat familieleven doorloopend krachtig
is ontwikkeld. Maar voor velen, die 't wel
evenzoo zouden wenschen, is dat onbereikbaar.
De samenleving met haren vaak abnormalen
arbeidsduur, met de zware eischen, welke zy
aan de studeerende jeugd stelt, en met de
aanspraken, die zy in allerlei vormen maakt
op extra-arbeid van bare leden voor verschil
ler.de maatschappelyke werkzaamheden, laat
in eene groote stad vooral, vaak weinig ruimte
over voor dageiykscbe gezelligheid, voor wat
onze vaderen noemden den „huisolijken haard."
Het geheele leven is er niet meer op inge
richt, en met den besten wil zou ze niet meer
zyn toe te passen als in vorige eeuwen, tenzy
men zich teru^trekke uit de maatschappy en
zich vergenoege met eigen beperkten kring.
Doch juist voor dezulken, voor die slavsn van
hun plicht, voor die slachtoffers der „nervosi
teit" van oDze eeuw, voor die maatschappelijke
arbeiders, die na hunne dagtaak ook hunne
vrye uren nog offeren aan het algomeen wel-
zyn, voor hen vooral zou een Zondags
stemming, anders dan op een gewonen dag,
een Zondagsviering als iets byzonders, een
volkomen wyding van dien rustdag aan het
familieleven een zoo groote beteekenis heb
ben, zoo nuttig, zoo weldadig zyn, vooral om
bandon aan te halen, die toch nog wel aan
wezig zyn, maar op den duur, onder de ont
bindende invloeden van buiten, al losser en
losser worden.
Heel het leven in een groote stad werkt
doodend, althans verzwakkend op het familie
leven. Don een lokken de talryke vermaken.
De ander, van wien men weet dat hy be
langstelling heeft voor publieke zaken, wordt
van 't eene in 't andere getrokken, commissie
lid hier, secretaris of penningmeester ginds,
en bevindt zich weldra in een stroom van
vergaderingen, zoo breed, dat zy ai zyn be
schikbaren tyd in beslag nemen en hy er
soms wanhopig onder wordt. Het ware een
hopeloos pogen, de vermaken te willen brei
delen. En het zou zeker voor de samenleving,
voor het algemeen belang en voor do publieke
zaak niet aanbevelenswaardig zyo, te pogen
om de bereidwilligheid nog te verminderen
van de toch al tamelijk weinigen, dio hunne
krachten beschikbaar stellen voor de behar
tiging van het algemeen wolzyn.
Maar hoe hoog het publiek belang ook
sta, zelfs de Romein, voor wien dat „salus
publica" de „suprema lex" (de hoogste wet)
wa9, had daarnevens toch ook een diep besef
van zyne taak als „pater familias", als hoofd
van zyn gezin, en wist beide belangen hand
in hand te doea gaan. Zou dit voor onzen
tyd onmogeiyk wezen Of zou niet de Zondags
rust in dit opzicht een heilzame uitwerking
kunnen uitoefenen, wanneer zy ook van
binnen komende gepaard ging met een
innigen, intiemen geest; met den alles door
dringenden geest, dat de Zondag niet alleen
een rustdag is na den arbeid en niet alleen
ook een sabbatdag voor het gemoed, maar
daarnevens ook een feestdag voor het gezin,
een rustpunt in de drukten des levens,
een dag, waarop men zich, ieder op zyne
wyze, en naar zyn aard en voorkeur, samen
trekt in zyn gezin? Dat brengt geen verplicht
thuiszitten mede; ook buiten oe deur kan
men gezellig zyn en intiem leven vinden;
het eischt geen kniezen, noch de aa «at» lla-
righeid van een Engelschen Zondag in-t zyne
verveling en huichelachtige onthouding,
want men kan vrooiyk en blymo^d:g zyn ook
in kleinen kring. Maar wat er noodig is, dat
is de geest, de wil om van den rustdag iets
byzonders te maken, iets anders dan alle-
daagsch. Hoe dat moet geschieden, ja, daar
voor is 't inderdaad te persoonlyk, dan dat
dit in algemeene trekken ware aan te duiden.
Het zal evenveel afwisselen als er v •rachillende
individuen zyn. Maar dit sta als algemeen
grondbeginsel voorop, dat men zich voorneme,
van den rustdag een feestdag in eigen kring
te maken, alle dageiy.kscbe zorgen zooveel
doenlyk op dien eenen „dag ter zyde te zetten,
in en om zich een „Zond igsche" stemming te
verwekkon, en het overige komt dan van
zelf wel. De beweging voor Zondagsrust zou er
niet alleen krachtig door bevorderd worden,
maar ook.overbodig. Want wie zulk een
„Zondagschen" geest in zyn kring beoogt
aan to kweekeD, denkt daardoor vanzelf ook
aan anderen en laat bovendien al datgene na,
dat, juist omdat het noodeloozen rustdagarbeid
van anderen eischt, 't meest aanstooteiyk en
verderflyk is voor de samenleving.
Aan hetgeen verschillende bladrn over den
uitslag der gehouden stemm Dgen inzake
artikel 1 van het Personeel zoggen, is
het volgende ontleend
Inderdaad was de spanning, waarmede de
minister van financiën de beslissing over art. 1
had afgewacht, dea minister aan te zien,
zegt de Nieuwe 'Rotterdamsche Courant. Het
heeft er dan ook gespannen, zooals d9 N. R. Ct.
aantoont.
De poging van den heer Rink om de groote
loomte in het voorstel weg te nemen, door
mede te deelen dat hy bij aanneming eene
verbooging van 11/1 put. op den aanslag vol
gons de huurwaarde zou voorstellen, ton einde
het tekort to dekken, had niet gebaat om hot
verzet vaa den minister minder beslist te doen
worden. Het kon ook niet anders. Welke
kans had dit voorstel om aangenomen te
worden, nu de heer Rink erkonnen moest,
dat hy het niet in overleg met de andere voor
stellers van het amendement, maar voor zyn
persoon alleen zou doen, en by do wetenschap
dat sommigen, met den heer Van der Kun, een
aequiralent onnoodig achten anderen voor eene
vorhooging van den aanslag wegens huur
waarde niet te vinden zijn? Want deze ver
hooging zou het bedonkelijke gevolg hebben,
dat de laagst aangesiagenon, die wegens het
hebben van één of twee haardsteden vry-
loopen of het kleinst mogelyke bedrag te be
talen krygen, in de verhooging voor de huur
waarde zouden gedeeld hebb9ntorwyl in de
klassen, die den middenstand omvatten, de
hardheden en nadoelen ondervonden zouden
zyn, van welke de heer Lobman het tafereel
heeft opgehangen.
De hoofdmacht van de voorstanders van
het amendement, zoo merkt het Handelsblad
op, werd gevormd door het grootste gedeelte
van den linkervleugel der liberalen. Hieraan
ontbraken echter een tiental leden, welke met
elkander een eenigszins agrarischen indruk
teweegbrengen, en verder de heer Sanders,
die tegen elk amendement is, waardoor de
schatkist zou kunnen worden geschaad. Tot
de voorstemmers behoorden verder de gauche
van de anti-revolutionnairen, een tiental katho
lieken en bovendien de bh. Boelaerts, Van
Bylandt (Apeldoorn), de gebr. Mickay, Van
Borsele, Rutgers en Pynapp^-1 Onder de tegen
stemmers hebben wy, behalve de elf liberalen,
waarvan boven gesproken is, nagenoeg de
goheele rochterzydo dier partij, de overige
katholieken, waaronder de heer Schaepman,
en verder de heeren Lohman, Van Stirum,
Schimmelpenninck, Van Dedem en Staalman.
Er bestond dus by deze stemming nogal
groote verdeeldheid in de verschillende party-
groepen, hoewel niet ontkend kon worden
dat het votum e3n politiek k rakter droeg in
dien zin, dat het leven van don minister van
financiën er mede gemoeid was. Er was door
dien minister „met alle ernst gewezen op den
gevolgen van de aanneming van dit amende
ment", terwyl de Kamer „ten dringendste
werd verzocht eon amendement te verwerpen,
waardoor de beraadslagingen reeds zouden
moeten worden afgebroken." In parlementaire
taal was hier vry duidelijk de portefeuille-
quaostie gesteld.
Dat het amendement, niettegenstaande de
sterke be3tryding door den Minister en niet
tegenstaande den steun, dien de Regeering
voor dit ontwerp van agrarischen kant ont
vangt, met slechts één stem meerderheid werd
verworpen, bewyst eensdeels den tegenzin
dien de grondslag „H.iardstedon" by velen
wekt, en andorsdools dat het gevaar van mis
lukking der geheele regeling by zeer velen
niet zeer ernstig weegt.
Het Utrechtsch Dagblad had tegen den
grondslag „haardsteden", zooals hy in het
ontworp geregeld is, groote bezwaren en be
treurt dus de beslissing. Het dringt er nu met
alle kracht op aan, dat by de regeling der
wyze, waarop de toepassing van dien grond
slag zal plaats hebbon, do daartegen inge
brachte bezwaren ernstig ter harte zullen
worden genomen. Juist by de haardsteden,
waar de progressie het sterkst is, is de pro
gressie het minst gewenscht èn omdat ons
publiek reeds doorkneed is in ontduiking op
dit chapitre, èn omdat de maatstaf van haard
steden geen goede maatstaf van progressie
ia, èn omdat besparing van haardsteden leidt
tot onhygiënische, de volksgezondheid bena-
üeelonde toestandeu.
Do wet om dit minder gelukkig geloopen
détail te verwerpen, dit zou het blad in-
tusschen niet mogen aanraden. De aanneming
van don grondslag „rijwielen" zal intusschen
een deel van het geraamde verlies dokken
en het dus gomakkelyker maken, zal te ge-
moet komen aan de ernstige bezwaren, die,
behalve ten aanzien van de progressie der
haardsteden, bestaan ten opzichte van den te
zwarerT druk voor eon deel van den midden
stand, en de onvoldoende regeling van den
kinderaftrek.
De tegenstanders der wet hebben volgens
De Teleg> aaf} in het amendement van de haard
steden blykbaar de geschikte gelegenheid ge
vonden om te trachten reeds dadelijk een bo-
élissende nederlaag aan den minister toe
te brengen. Inderdaad h-idden zy met de
hulp van enkele andoren, die voorstanders
van het amendement waren, zonder daarom
togen de wet te wezen, een goede kans
Misschien, dat ze by een tweeden aanval
wel zal bezwyken, hetzy by de eindstem
ming of by een ander onderdeel. Want er
zyn nog talryke onderdeelen, die vry wat
moeilyker te verdedigen zyn dan de grond
slaghaardsteden.
By de stemming spande het zeer, zegt Het
Va-ierland. Er waren 98 leden, en had riist de
heer 't Hooft zich verwyderd, do stemmen
hadden gestaakt: thans gaf de voorzitter do
doorslaande stom tegen het amendement. De
stemming was zeer verdeeld: do meeste T k
kianen en de meeste conservatieve katholie
ken, gelijk do meeste anti-revolutionnairen van
beide richting (de heer Kuyper wa3 als altyd
afwezig) stemden voor. Intusschen waren er
blykbaar, die hun stem tegen het amende
ment uitbrachten, in de verwachting, dat deze
grondslag nog eenigszins anders zou geregeld
worden, zoodat de mindere man minder zou
zyn gedrukt. In dien zin had de heer Pyt-
tersen gesproken en reeds een amendement
gedeponoerd. Deze omstandigheid, gevoegd by
de pressie, door den minister op zyne vrien
den uitgeooforid, bezorgde het amendement
do nederlaag.
Drie loden waren, zoo merkt het Dagblad
van Zuid-Holland op, by de stemming af
wezig, de hoeren Van Vlijmen, 't Hooft en
Kuyper. Do afwezigheid van den eersten is,
wegens de treurige familie-omstandigheden,
waarin dat lid verkeert, zeer goed te ver
klaren. De afwezigheid van den heer 't Hooft
(die de geheele zitting had bygewoond) op
het oogenblik der stemming over bet amen
dement, is zeker te betreuren. Doch niet alleen
te betreuren, maar af te keuren is zeker de
geheele afwezigheid bij dit debat van den
heer Kuyper, die in zyn blad zoozeer togen
het behoud van don grondslag haardsteden
heeft geyverd. Wanneer dit lid geen wettige,
afdoende reden heeft gehad van verhindering,
dan zullon er zeker niet velen zyn, die den
heer Kuyper het model van een Volksver
tegenwoordiger zullen noemen.
Met het oog op do omstandigheid, dat
dr. Kuyper de Kamerzitting, waarin de stem
ming over art. 1 van het Personeel plaats
had, n i e t by woonde, verdient de aandacht, dat
men in het Kamer-overzicht van De Standaard
o. a. leost: „Zeker is het te bejammeren, dat
de grondslag haardsteden, dat de belasting
op de verwarming, werd behouden zy het
dan met slechts één stem meerderheid. Eu
vooral wy, anti-revolutionnairen hebben dat te
2)
En u dan?
Een oud soldaat is niet bang voor een
bos stroo, maar maak je niet ongerust, er
zijn bedden genoeg in huis.
Maar
Tonia heeft alles zoo bestierd. En als zij
■wil, is de zaak voor elkaar Kom, proef
dat liever eeDsl Hu had de flesch ontkurkt
en de glazen boordevol geschonken. Hy kneep
Cén oog diebt, hield het glas tegen het licht,
om de zuivere, donkerroode kleur van het
wjjntje beter te kunnen waarnemen, snoof
den geur op, klonk met zyn gast, nam een
mondvol en gaf zijn goedkeuring te kennen
door eens met de lippen te smakken. Hé?
Uitstekend.
Het beate gewas van het land. Hal
sacreblen, de mooiste wijnbergen, de beBte
weilanden, de vruchtbaarste landerijen uit den
omtrek behooren allemaal aan baas Probij.
Ik maak u wel mijn compliment! Nu, ze
zijn in goede handen.
Drink eens uit, luitenanti Komaan, nog
een glas. Ik zal u dan niet langer ophouden,
ik heb nog bezigheden. O ja, wij gebruiken
ons avondeten om acht uur. Geen maren!
Ge moet doen, alsof ge thuis waart, anders
boud ik je voor trotsch; morgen evengoed
als van avond, want ge logeert bier.
Hjj dronk zjjn glas leeg en ging naar be
neden. Armand nam uit zijn veldkoffer de
beste jas, die voor de revue na afloop der
manoeuvres bestemd was, kleedde zicb met
zorg, kamde uiterst netjee de knevels, waarop
bij erg trotsch was, parfumeerde zich voor
het jonge meisje, dat hem door haar jeugdige
bovalligbeid zoo bekoord had. Hij stelde den
indruk zeer op prfls, dien bij op baar gemaakt
had. Antoinettes goede smaak streelde zijn
manlijke ijdelheid; ten overvloede beloonde bij
haar met een wederkeerige attentie.
Aan tafel zat hjj tegenover haar en de
frissche wangen, de vroolijke opslag van baar
bruine oogen, de helder-roode kleur van baar
lippen, de tengere en toch volle gestalte
brachten hem in verrukking.
Houdt ge van kwartels, luitenant? zei de
boer; ik hoop dat ge ze morgen zult hebben.
Gelukkig menach, ge begint morgen de jacht
te openen.
Zoo, jaagt u ook? Welnu, ga mee, als
ge er lust in hebt.
Ik zou niets liever willen, maar het is
ons gedurende de manoeuvres verboden.
Dat zou watl Ik zal je een kiel, een linnen
broek en een strooien hoed leenen. Wat niet
weet, wat niet deert 1 Ik heb ook een geweer
voor je.
Robert aarzelde; hy was een liefhebber
van de jacht, maar bang zyn rang te kort
te doen, zoo hy de uniform tegen een dwaas
pak verruilde.
Neen, heusch, ik mag niet en ,het spyt
my te meer, omdat zulke aangelegenheden
zoo zelden voorkomen. De terreinen om het
garnizoen zyn te veel bebouwd, men dwaalt
hoele dagen rond, zonder een schol te lossen.
Dan moet u na de manoeuvres eens een dag
of acht hier komen, je zult welkom zyo, ik zal
je eens laten schieten, do jacht is hier goed.
U is al te vriendoiykik ben bang
misbruik te maken.
Maak maar geen complimenten 1 Je bent
niemand in den weg en je zult er iedereen
genoegen mede doen.
Maar ik ben nu al lastig voor mejuffrouw.
Tonia? Zy heeft niets liever; op haar
leeftyd houdt men van gezelschap, is het
niet, kind?
O, stellig vader. Zy zeide dat stellig beel
vrymoedig en bekrachtigde het nog met een
aanmoedigend glimlachje. De luitenant stemde
toe. Ik maak zeer gaarne van uw invitatie
gebruik, alleen wou ik er een voorwaarde
aan verbinden; Ge kunt my logeeren, waar
ge wilt, maar mejuffrouw Antoinette moet
haar kamer behouden.
Dat zal wel in orde komen, wees daar
maar niet bang voor.
Ik vind uw uitnoodiging des te aangena
mer, vertelde Armand verder, omdat ik een
wees ben, en daar ik geen familie meer heb,
byna nimmer met verlof ga.
Dan moet ge in plaats van acht, veertien
dagen by ons blgven; dat zal u opkwikken.
Juffrouw Proby had maar aldoor stilletjes
geluisterd en alleen door goedkeurende
knikjes het verzoek van haar man gesteund
een gedachte hield haar bezig. Ze vroeg: Is
het nogal een goed baantje, officier? Niet
zoo heel voordeelig, antwoordde Armand
glimlachend; ik als luitenant by voorbeeld
ontvang niet veel meer dan 110 gulden in
de tuaand.
Dat schikt! riep de boer.
Maar over een jaar hoop ik kapitein te
zyn, want ik ben buna aan de beurt en dan
heb ik by de 2000 gulden 'sjaars. Dat is
mooi! herbaalde de moeder. En men praatte
over wat anders.
Zoo hoorde de luitenant nog, dat Antoinette
op een kostschool in de stad haar opvoeding
bad voltooid, dat zy haar eindexamen had
gedaan en piano speelde. Hy vertelde van
zyn eenvoudige uitspanningen, van zyn liefde
voor hot buitenleven; by was de zoon van
een kapitein, maar zyn grootouders waren
boeren.
Te Passy opgevoed, wa3 hy na den dood
van zyn vader die in het begin van den
oorlog te Forschweiler sneuvelde met een
beurs op de militaire school gekomen. Zyn
moeder was spoedig daarop gestorven. Hy
bleef alleen achter.
U moet zelf voor familie zorgen, u moet
trouwen,
Dat heeft nog allen tyd, zeido hy.
De moeder kon er's nachts niet van slapen
zonder Toinette wakker te maken, stond zy
op en ging naar haar man toe.
Wat is er? bromde do boer, In zyn slaap
gestoord. Luister eens, Proby; het was een
uitstekende gedachte van je, dat jonge mensch
uit te noodigen. Dat zou een goed ding voor
onze Tonia zyn. - Wat meen je? - Wel, die
officier zou een geschikte man voor haar
wezen. En maak je me daarvoor wakker?
Daar heb je weer die vrouwen I Altyd het
hoofd vol plannen. Hy neemt een stads
juffer en Tonia zal een flinke boerenjongen
krygen, die eerst met my medewerkt-en me
dan in de boerdery zal opvolgen met zun
eigen land er by.
De luitenant zal een uitstekende party zyn,
by is van onzen stand, zyn grootouders
waren boeren. En er wordt veel verdiend
in zyn vak.
Dat ratelt maar met 'r malle hoofd I Ga
naar bed en laat me slapen, ik moet vroeg
opetaan, wanneer we wild zullen hebben.
Goed, goed, wy hebben den tyd, wy zullen
er nog we! eens over spreken. Met kleine
pasjes ging de boerin weder naar bet ver
laten ledikant, waarin haar dochter rustig
sliep. Alvorens de kaars uit te blazen, zag
ze haar aanWat zou dat paartje mooi by
elkaar passen! fluisterde zy, in gedachtOD
Antoinette en Armand te zamen ziende.
Heel in de vroegte werd de luitenant doo
vrooiyk hondengeblaf gewekt, baas Prob"
ging op jacht. Eén oogenblik had Armand
spyt van zyn weigering, maar de uitr.oodlgin-
van den vorigen avond kwam hem in g'
dachte, gedurende zyn aanstaand verbiyf t
Laarveld zou hy den tyd hebben, om he
offer, nu aan zyn ydelheid gebracht, een
flink goed te maken. Zicb nog eens lekke
onder de dekens uitstrekkend, genoot hy vai
het luieren, na de vele dagen van vroe
opstaan gedurende de manoeuvres,
(Wordt vervolgd.)