N°. ÏÖ96Ö Vrijdag 15 November. A0,1895 Dit nommer bestaat uit TWEE Bladen. Eerste Blatl. Leiden, 14 November. feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven Fen lil eton. Jonkvrouw en Minstreel. LEIISCH MftBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maandon. Franco por post Afzonderlijke Nommers Heden is in de Kunstzaal van het Stedelijk Museum alhier de tentoonstelling in gereed heid gebracht van photograpkieön, door den heer Polak, te Rotterdam, welwillend in bruikleen afgestaan. Aangezien de verzameling al te uitgebreid is om in haar geheel te worden geexposeerd, zal deze serie, die voornamelijk op Egypte betrekking heeft, worden gevolgd door nog drie andere, die elk ongeveer een week zullen duren. Het zijn bijzonder fraaie en gave licht drukken waaronder gezichten op de pyra miden en de Sphinx, bas-reliefs (o. a. een mooie" van Cleopatra uit den tempel van Dendorah), eene merkwaardige afbeelding van de mummie van koning Ramses den Grooten (1400 jaar v. C.), kernachtige typen o. m. Joodsche rabbijn, Bodouiënen-Cheik, Patriarch der Armeniérs, huilende derwisch, Besbaria op een kameel, Fellah-vrouwen, enz. Van de reusachtige structuur der imposante beeldhouwwerken uit de oudheid krijgt men een donkbeeld, o. a. door het omgevallen standbeeld van Ramses te Memphis. Deze tentoonstelling is een bezoek ten volle waard. Ter gelegenheid van de tweede der Volks bijeenkomsten in de Stadszaai^waarin onze stadgenoot de heer M. Van Kleeff als spreker optrad, was de opkomst der belangstellenden zóó groot, dat do groote zaal gisteravond nagenoeg geheel gevuld was. Vóór de pauze hing de redenaar een tafereel op uit 'Neerlands hoofdstad, nl. omtrent de „uithuizigheid". Spreker gaf een schets van zekere familie M., een makelaar, wonende in een der aristocratische buurten, die echter gehuwd is met eene vrouw uit den adelleken stand, die, om haren stand op te houden, zeer veel geld noodig had, veel hield van partijen, comedie, bals, enz. De ouders waren gezegend met twee dochters en één zoon. Wegens de „uithuizigheid" der familie M. zocht ook de zoon, die Yoor z\jne moeder op studie moest (daar het kantoorleven bij zijn vader vèr beneden haar stand was), vertroos ting buiten de deur, dewijl het gezellige thuis bij hem geheel ontbrak. Hij zocht ztfn troost bij eenige vrienden, bezocht met hen café- chantants, enz., begaf zich aan het spel, maakte veel schulden en, om die to voldoen, pleegde hij diefstal bij zijne ouders. Van studeeren kwam dus niet veel. Drie maal zakte hij voor zjjn examen, totdat do leeraren hem aanrieden zijn studie maar niet verder voort te zetten, waaraan h|j voldeed en de plaats bij zijn vader op het kantoor innam, om daarna een betrekking in een ander werelddeel te aanvaarden. De familie daalde in haren stand, wegens de groote uitgaven, zóó ver, totdat zjj zich met eene zeer kleine woning moest behelpen Toen eerst zagen de leden er van in dat f 1.10. 1.40. 0.05. PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van 1 6 regels f 1.05. Iedero regel meer f 0.17£. Grootcre letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren bulten de stad wordt f 0.05 berekend. huiselijke gezelligheid het grootste geluk is. Het tweede gedeelte van sprekers rede behelsde iets over „Sientje de naaister" deze schets verplaatste ons eveneens naar Amster dam, doch in een ander deel dier stad, en wel in de Jordaan, welke benaming af komstig schijnt te zijn van het Fransche woord „jardin"; wier vader, vroeger een gezeten winkelier, doch die ook wegens de „uithuizigheid" zich aan den drank verslaafde, waardoor zijn zaak verliep, totdat hy zich op een bovenkamertje met vrouw en kinderen moest behelpen, wegens dronkenschap een beenbreuk bekwam, ten gevolge waarvan hij naar het gasthuis moest worden overgebracht en aldaar overleed. Na den dood des vaders kreeg moeder do vrouw met kinderen een gelukkiger leven, want het door hen verdiende geld werd nu niet naar de kropg gebracht, maar nuttig besteed. [Ziehier eene korte schets van beide taforeelen omtrent de „uithuizigheid"]. Na de pauze droeg spreker een gedicht voor van dr. Laurillard, betrekking hebbende op de „bevestiging van een dorpspredikant." Ten slotte kreeg men nog een geestig stukje, getiteld: „Napoleon Bonaparte." Spreker bediende zich, waar het te p?.s kwam, óf van echt Amsterdamsch, of van dorpstaai, welke de heer v. K. goed machtig bleek te zijn en dikwijls aanleiding gaf tot algemeen gelach. Ten bewijze, dat het gesprokene zeer in den geest van de talrijke belangstellenden ge weest was, strekten de bijvalsbetuigingen, welke den heer Van Kleeff, na z\jne boeiende rede, gewerden. De Nederlandsche mail met berichten uit Batavia tot 15 Oct. wordt 15 dezer alhier verwacht. De Haagsche Kroniekschrijver van het „Handelsblad," de heer G., maakt gewag van het overlijden van den Haagschen predikant ds. Van Hoogstraten en schrijft: „Do achtonswaardige man, die een populaire vereering genoot, was afschaffer van sterken drank en is als slachtoffer van zijn beginsel bezweken. Lijdende aan dysenterie, moest hij voor dringende zaken naar Leiden. Daar wordt hij plotseling zoodanig door zijn kwaal over vallen, dat hij de eerste de beste gelegenheid aangrijpt om binnenshuis te komen. Het was een kleine tapperij, waarin by zijn toevlucht nam. Nu meende de predikant van zyn kant, uit erkenteiykheld, toch eenige vertering te moeten maken. Sterke drank dit verbood hem zyn gelofte. Derhalve bestelde hy een glas limonade, en juist deze drank had zulk een noodlottige uitwerking, dat het zyn dood ten gevolge had. Een glas cognac zoo werd later beweerd zou den alom goachten predi kant misschien gered hebben, terwyi de limonade allerverderfelykst was." Naar men verneemt, zullen Ged. Staten van Zuid Holland thans een onderzoek instel len naar de onregelmatigheden in het finantiëele beheer der gemeente Sliedrecht; tegen aanstaanden Zaterdag zijn eenige per sonen uitgenoodigd, ten gemeentehuize te ver schijnen, om te dier zake gehoord te worden I en inlichtingen te verschaffen. Is men wél Ingelicht, dan zullen inzonderheid die per sonen gehoord worden, die de bekende ver klaringen aflegden, opgenomen in de 13 proces sen verbaal, welke by de indiening der ge meente-rekening door B. en "Ws. by hunne memorie aan den Raad zyn overgelegd en welke met alle overige stukken èn aan Gedep. Staten èn aan de Rekenkamer zyn opgezonden. De definitieve vaststelling van de gemeente rekening over 1894 laat zich nog wachtende rekening is voorloopig door den Raad onge veer f 370 lager vastgesteld dan ze door den gemeente-ontvanger was ingediend. De man daten, die niet in de rekening geleden zyn, kan men tot drieërlei soort brengen; a. de mandaten tot liooger bedragen dan ze behooren te zyn; b. mandaten, voorzien van valsche handtoekeningen, en c. mandaten, die als zoo danig volkomen in de orde zyn en ook niet valschelyk voor „voldaan" geteekend zyn; maar van wat op de laatste vermeld staat, is niets, geen draad zelfs geleverd. De buitengewone vergadering van de vereeniging „Concordia", op 12 dezer gehou den in het koffiehuis „De Nederlanden", te Hoofddorp, uitgeschreven tot het verkiezen van een. bestuur, werd bezocht door 16 leden. De heer Geertzema werd na ballotage als lid toegelaten. Tot bestuursleden werden verkozen: als president de heer R. Maas, als vice president do heer D. Eggink, als secretaris de heer E. Stoel, als penningmeester de hoer A. Stoel herbenoemdals commissarissen de heeren H. Avis en J. J. Kofoed. De eerste twee waren niet ter vergadering tegenwoordig; men hoopt evenwel dat de be noeming door hen wordt aangenomen, evenals door de andere heeren is geschied. Den heer Pijnappel, afgetreden secretaris, welke betrekking hy 33 jaren hoeft vervuld, werd door den lieer Samson (de heer Baten burg was door ziekte verhinderd te komen) de dank der vergadering betuigd voor al het geen door hem ten behoeve van „Concordia' is gedaan. De afgetreden bestuursleden, die niet meer in aanmerking wenschten te komen, waren de heeren H. J. Yan Batenburg, pres., J. Samson, vice pres., J. A. Pynappel, secretaris, H. De Groot en T. Folmer, commissarissen De Tweede Kamer der Staten Generaal zette de algemoene beraadslaging over de regeling der Personeel© Belas ting voort. De heer Heemskerk stelde allereerst de vraag: Zijn wy volkomen vry om met de reeds gehoorde bezwaren rekening te houden? Het heeft den schyn van niet, maar ook alleen den schyn. De grondslag voor do vaststel ling van bet personeel op 1 Januari 1896 zoodat de wet op 1 Januari 1897 inwerking kan treden, heeft den schyn, dat het de be doeling der Regeering is den grondslag van het personeel te doen strekken voor de kieswet die op 1 Januari 1897 in werking zal treden "Wanneer het de bedoeling der Reg. was om daardoor pressie op de Kamer uit te oefenen zou spr. dit afkeuren, maar gelukkig heeft de Reg. het verband van dit ontwerp met de toekomstige kiesrecht-regeling beslist ont kend. Spr. meende zelfs, dat de Reg. verlangt, dat dit ontwerp geheel op zichzelf zal worden beschouwd, geheel los van het kiesrecht, zoodat van eene eventueele verwerping geen bedenkelijke politieke gevolgen te duchten zyn. De taak van het kabinet blyft dus het tot stand brengen van het kiesrecht. Wat het ontwerp zelf betreft, wanneer het zoo blyft, zal spr. er moeilyk zyne stem aan kunnen geven. Herinnerende aan de belofte, gedaan by de behandeling der bedrijfsbelasting, geloofde spr., dat het de plicht dezer Regee ring is, eene door hare voorgangsters gedane belofte te vervullen. Dat wordt door dit wets ontwerp niet gedaan, gelyk spr. aantoonde. Wel is byv. het beginsel van aftrek voor kin deren gehuldigd, maar lang niet ver genoeg. Evenmin wordt do toegezegde compensatie voor de bedrijfsbelasting in dit ontwerp ge vonden. Het is niot voldoende, gebleken ge breken weg te nemen, maar om eene alge heels verbetering aan te brengen. En geschiedt dit? Niemand zal dit van het wetsontwerp kunnen zeggen. De minister noemt zfln ont werp eene belasting op de consumptieve ver tering, en daarop grondt hy de vrystelling der winkels, maar met de redeneeringen van den minister op dat punt gaat spr. niet mede. Daarna ging spr. de gevolgen van deze wet voor de gemeente financiën na en pleitte ook voor afstand van het Personeel aan de gemeenten, hetgeen zeer goed kan, ook al be weert de min. het tegendeel. Het argument van den minister was, dat de gomeenten zich met de samenstelling der kohieren niet zoudon kunnen bezighouden. Maar is dat argument wel gemeend, of schuilt or wat anders achter? De min. zou dien afstand aan de gemeenten eene geldverspilling achten. Maar het verlies van de 2 of 4 millioen dan, die de schatkist prijsgeeft? Ging dat argument op, dan zou de min. deze geheele herziening moeten laten rusten. Een ander argument is, dat er gemeenten zouden zijn, die meer zouden ontvangen dan zy noodig hebben, maar hoe weet de minister zulks by totaal gemis aan zekerheid omtrent het verlies, dat de schatkist zal lyden? Het is eenvoudig een sprong in hel duister. Daarby komt nog, dat, wordt dit ontwerp aange nomen, wy dadeiyk kunnen beginnen met nieuwe uitkeeringen van het ryk aan de ge meenten. Yoor den minister geen moeilijke weg, maar wel voor de Kamer, omdat dan ten slotte in verhooging van het aantal by- dragen het geneesmiddel zou gezocht worden om do gemeente financiën te regelen. Ratio neeier is het dan ook de personeele belasting aan de gemeenten over te laten. De heer Iiartogh, zich aansluitende by het betoog van den heer Farncombe Sanders ten aanzien van het verband tusschen het kiesrecht en dit wetsontwerp, wees mede op het groote gevaar, dat er bestaat by invoering van deze wet op 1 Januari 1896. Yoor 1896 zou er misschien geen bezwaar bestaan, maar hoe zal het in 1897 of 1898 gaan? Alle be palingen van deze wet zyn gemaakt in ver- I band met de toekomstige kiesrechtregeling, al ontkent ook de i. i ;ister dat verband. Daarom vroeg spr. aan oen minister, zich dienaan gaande nog eens duidelijk en o- omwonden to willen uitspreken. Voorts vroeg spr. den minister eene ver klaring, of dit ontwerp ook zal passen in do latere regeling van de gemeente fi-ianciën. De'' Kamer kent dat voorstel nog niet, maar moet tot de conclusie komen, dat het reeds is ingekomen Hoe dit echter ook zy, de Kamer moet de regeling van de gemeente- financiën kennen vóór zy dit ontwerp kan aannemen. Zy kan den minister niet volgen by zyn sprong in het duister. Spreker erkondo dat afstand van het Personeel alle gemeenten niet afdoende kan helpen, maar betwistte dat het Ryk het Perso neel riet aan de gemeenten kan afstaan. Ver der drukte spreker zfjn leedwezen uit, dat Ged. Staten niet zyn gehoord by de samenstelling der classificatie. En waar men wel aan Ged. Staten wil opdragen wyzigingen a^n te brengen in de tabellen, moesten zy daar niet gehoord zijn by de samenstelling? Dan zou spreker nog aan den minister willen vragen, of hy het goedkeurt, dat er gemeenten zyn, waar meer dan 100 pet, aan opcenten wordt geheven, en wat nu eigeniyk zyne ba- doeling is met de bewering, dat het Ryk zich by dit ontwerp riiet met de gemeente-opcen- ten heeft te bemoeien. Alvorens zyne stem te bepalen verlangde spreker meer licht. De heer Truyen betoogde ook, dat door dit wetsontwerp, wat de huurwaarde betreft, het platteland tegenover de steden in een ongelyken toestand komt. Uit cyfers lichtte spr. dit uitvoerig toe. Vervolgens behandelde spr. de tegenwoordige wyze van schatting op het platteland, waar de schatters nagenoeg almachtig zyn. Hy gaf daarvan een historisch schetsje, dat der Kamer herhaaldeiyk aan leiding gaf tot groote hilariteit. Het fiscaal element nu wordt in dit ontwerp aanmerkelijk gewijzigd, hetgeen spr. toe juichte, evenals de voorgestelde classificatie, die ontegenzeglijk beter is dan de bestaande. In de gisternamiddag gehouden zittiDg van den gemeenteraad te Haarlem werd aUer- eerst bohandeld de quaestie van den aankoop van grond aan het Stationsplein door de firma Beynes. De heer Krol stelde voor, om de beslissing hieromtrent tot nader orde uit te stellen, met het oog op mogelyke plannen tot den touw van een nieuw station. Dit voorstel werd aangenomen. Een adres van den heer Fokker c. 8. om aan den Raad van Beheer van de „Maat- schappy tot Exploitatie van Staalwater- bronnen" te gelasten, om een ververschings- tent, op het terrein van hot Brongobouw gezet, af te breken, daar de Raad wel ver gunning gaf tot het bouwen van twee „Lauben", doch niet tot iets anders, vond geen genade in de oogen der Raadsleden. Na vermakeiyke discussie over de taalkundige beteekenis van het woord „Laube", waarbij de heer Winkler zelfs de eerwaarde Kilian aanhaalde, kwam men tot de conclusie, dat I dit in onze taal als „loofhut" zou moeten l omgezet worden. 8) Na eenige stilte neemt Josepha het woord Ge hebt me bier ontboden, oom?" Er komt leven in het stroeve gelaat des ridders. Den vinger richtende op Josepha en eenige schreden voorwaarts doende, zegt hy Ik heb u hier doen komen, om over u en over den zanger te richten. Uw handel wijze tegenover den troubadour heeft de ver ontwaardiging der ridderschap in de hoogste mate opgewekt en my heeft ze opgedragen, voorloopig overeenkomstig onze wetten te handelen. Uw straf zal zwaar zyn, uw boete groot. Maar toch wil ik niot rechtstreeks u straffen, u, die door een relatie met een paria den naam van uw geslacht heeft be zoedeld; niet u, die een vlek op het blazoen heeft geworpen en als jonkvrouw op dien eeretitel geen aanspraak meer kan maken; niet u, Josepha Van Roozenbeecke; ik zal dit den zanger doen. Hem treffe in de eerste plaats myn straf, hem, die het oog durfde opheffen tot een der onzen en zich niot ontzag, ons, edellieden, als zjjn gelyken te beschouwen. Thans kan hy reeds over zijn lot nadenken in den kerker Josepha bracht de hand aan de oogen. Luid snikkend gaf ze aan hare droefheid lucht en riep ais wanhopend: In den kerker! En dat alleen, omdat ty myn leven redde, nietwaar? O, zoo hy niet verschenen was op dat eenzame pad, dan Niet daarom, viol Van Naaldwijk haar ruw in de rede, niet omdat hy u reddo, dat was trouwens zyn plicht en een rechtgeaard ridder zou niet anders handelen. Beken echter zelf, of reeds niet vóór dien tyd tusschen u en hem eenige verstandhouding bestond! Meendet ge, dat uw gedrag op den avond, toen hy voor ods allen optrad, onopgemerkt is gebleven? Dacht ge soms, dat QerolfVan Hegeldaele Josepha keerde zich driftig om. Wat ik u bidden mag, heer Van Naald- wyk I noem dien voor my gehaten naam niet weer. Ik voelde, dat men dien onbeduidenden ridder voor m(j had uitverkorenik vermoedde #tlfs, dat gy uw goedkeuring niet zoudt ont houden, en dat vermoeden is, helaas 1 zeker heid geworden. Maar dat zeg ik u, dat ver klaar ik u plechtig: Hegeldaele zal myn gemaal nimmer worden. Ik wil me niet ver binden met iemand, voor wien ik achting noch eerbied en nog veel minder lieido gevoel. En ik herhaal hetik wil vry zyn, ik zal die vryheid desnoods koopen door afstand te doen van al myn schatten, door uit de ry der edelen te treden, door het blazoen van myn geslacht in handen te stellen der ridder schap, - dat alles wil ik, laat me due gaan, ver van deze onzalige oorden, en ik zweer u, by al wat my heilig en dierbaar is, ik keer niet weder. Geef den zanger de vryheid, open de deuren van zyn kerker: de jongeling heeft niets misdreven, wat in mijn, wat in uw oogen op een misdaad gelykt. Er was gloed in Josepha's woorden. Er lag iets zóó overrodends, iels zóó overtuigends in, dat zelfs Van Naaldwyk aan 't wankelen werd gebracht. Doch steeds verscheen voor zyn geest de dreigende en tevens machtige Gerolf, zyn zwaard waarschuwend opheffende en hem de met eeden bezworen ridderwetten voorhoudende. - Ik mag niet in uw voorstel treden, ant woordde hy, onmogeiyk 1 - Onmogeiyk waagde Josepha in 't midden te brengen, onmogeiyk? Zoo van schuld sprake is, en ik ontken dit ton sterkste, wie is dan de meest schuldige? Waarom treft uw straf den zanger? Welk lot moet hem beschoren zyn? Moet hy om mijnentwil zyn jeugdig, zyn schoon leven doorbrengen binnen de muren van een vunzig kerkerhol? Is dit, helaas I het lot van iemand, die op zulk een nobele wyze getoond heeft in het doen van zyn plicht den adel te evenaren? Van Naaldwyk zag somber vóór zich. Er gingen eenige oogenblikken van ernstig, van diep stilzwygen voorby. Eindeiyk Btond hy op en naderde Josepha. - Slechts op één voorwaarde kan de minstreel zyn vryheid herkrygon. En deze is: gij zult geheel van hem afzien. Gij kunt weer in eere treden in onze gelederen, als gy u wilt verbinden met iemand, die op dezelfde lyn met ons, edellieden, staat, als ge uw hart wilt schenken aan een edelman, op wiens schild geen vlek kleeft, op wiens naam geen vloek rust. Wees een ander de bruid, kies u een bruidegom, die hoog genoeg staat om den adel van uw geslacht waardig te handhaven. Die eisch is groot, maar op geen andere voorwaarde verwerft de zanger de vryheid. Meer heb ik u niet te zeggen. Denk over dat voorstel ernstig na en deel me over eenige dagen uw besluit mede. VIII. ~Josepha's besluit. Drie dagen later. Weer betzelfde vertrek, maar nu door 'l zonlicht beschenen, dat door de gekleurde ruiten naar binnen valt en alles hult in een prachtigen rozerooden glans. Het kaatst zacht terug in de zilveren sieraden aan den wand, bet glinstert tegen het donkore behangsel, het schittert in de gladgepolyste schilden en helmetten en het parelt ook weemoedig in het met tranen bevochtigde oog der jonkvrouw. Ze heeft den blik naar omhoog geslagen, om daar het antwoord te vernemen, om daar het besluit te hooren, om daar troost en balsem voor de zoo diep geslagen wonde te verkrygen. En het schynt of een engel der vertroos ting in haar hart is gedaald, die haar wees naar die heerlyke oorden van zaligheid. Neen, niet hier beneden zou ze haar hart moeten wyden aan personen, die hare gemoedsrust wellicht zouden storen; neen, omhoog moest haar oog gericht, haar hart, haar etreven zyn. Zy, die het leven beschouwde als een schoon gedicht van zaligen vrede, moest dat gedicht in hooger toonaard stellen, het paradys, dat ze eenmaal had wcnschen te betreden, moest een hemelsch rustoord worden en uit haren verheven aardschen droom moest ze met een blymoedigen glimlach daarginds ontwaken. Ja, ze nam haar besluit na ryp beraad, na ernstige overweging. Ze voelde opnieuw haren moed herleven, hare kracht toenemen, zóó zelfs, dat ze Van Naaldwyk met vaston tred te gemoet kon gaan en hem zelfs met een glimlach om de lippen haar besluit kon mee- deelen. Ridder Van Naaldwyk 1 zei de jonkvrouw en hare stem trilde geenszins; ik zie af, geheel of van Ansfridus, den minstreel; ik verbreek alle banden, die my reeds nu met hem vereenigden; ik mag en kan voor hom geen liefde meer gevoelen. Schenk hem veilig de vryheid 1 Vol verbazing staarde de edelman baar in het schoone gelaat, waarover de engel der smart zyn sluier had uitgespreid. Van zulk een onverwacht besluit begreep hy niets. Heb ik u goed verstaan, Josepha? Moet ik u myn besluit nogmaals her halen? klonk het eonigszins verwytend van hare lippen. Ik zie af van den troubadour en ik vertrouw thans op uw ridderwoord, dat niets hem zal deron. Hy kan dus veilig dit huis verlaten? Als uw besluit ernstig gemeend is, Josepha, dan verlaat by nog heden zyn kerker. Waartoe my gegriefd met zulk ver moeden? Drie bange dagen, drie droevige nachten heb ik doorgebracht, waarin niemand dan de trouwe Hemelvader my ter zpde stond. Heb ik een poging beproefd, om u te mis- leidon? Ik zal u meer zeggen. {Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1895 | | pagina 1