N°. ÏÖ96Ö
Vrijdag 15 November.
A0,1895
Dit nommer bestaat uit TWEE
Bladen.
Eerste Blatl.
Leiden, 14 November.
feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven
Fen lil eton.
Jonkvrouw en Minstreel.
LEIISCH
MftBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maandon.
Franco por post
Afzonderlijke Nommers
Heden is in de Kunstzaal van het Stedelijk
Museum alhier de tentoonstelling in gereed
heid gebracht van photograpkieön, door den
heer Polak, te Rotterdam, welwillend in
bruikleen afgestaan.
Aangezien de verzameling al te uitgebreid
is om in haar geheel te worden geexposeerd,
zal deze serie, die voornamelijk op Egypte
betrekking heeft, worden gevolgd door nog
drie andere, die elk ongeveer een week
zullen duren.
Het zijn bijzonder fraaie en gave licht
drukken waaronder gezichten op de pyra
miden en de Sphinx, bas-reliefs (o. a. een
mooie" van Cleopatra uit den tempel van
Dendorah), eene merkwaardige afbeelding
van de mummie van koning Ramses den
Grooten (1400 jaar v. C.), kernachtige typen
o. m. Joodsche rabbijn, Bodouiënen-Cheik,
Patriarch der Armeniérs, huilende derwisch,
Besbaria op een kameel, Fellah-vrouwen, enz.
Van de reusachtige structuur der imposante
beeldhouwwerken uit de oudheid krijgt men
een donkbeeld, o. a. door het omgevallen
standbeeld van Ramses te Memphis. Deze
tentoonstelling is een bezoek ten volle waard.
Ter gelegenheid van de tweede der Volks
bijeenkomsten in de Stadszaai^waarin onze
stadgenoot de heer M. Van Kleeff als spreker
optrad, was de opkomst der belangstellenden
zóó groot, dat do groote zaal gisteravond
nagenoeg geheel gevuld was.
Vóór de pauze hing de redenaar een tafereel
op uit 'Neerlands hoofdstad, nl. omtrent de
„uithuizigheid". Spreker gaf een schets van
zekere familie M., een makelaar, wonende in
een der aristocratische buurten, die echter
gehuwd is met eene vrouw uit den adelleken
stand, die, om haren stand op te houden,
zeer veel geld noodig had, veel hield van
partijen, comedie, bals, enz. De ouders waren
gezegend met twee dochters en één zoon.
Wegens de „uithuizigheid" der familie M.
zocht ook de zoon, die Yoor z\jne moeder op
studie moest (daar het kantoorleven bij zijn
vader vèr beneden haar stand was), vertroos
ting buiten de deur, dewijl het gezellige thuis
bij hem geheel ontbrak. Hij zocht ztfn troost
bij eenige vrienden, bezocht met hen café-
chantants, enz., begaf zich aan het spel,
maakte veel schulden en, om die to voldoen,
pleegde hij diefstal bij zijne ouders.
Van studeeren kwam dus niet veel. Drie
maal zakte hij voor zjjn examen, totdat do
leeraren hem aanrieden zijn studie maar niet
verder voort te zetten, waaraan h|j voldeed
en de plaats bij zijn vader op het kantoor
innam, om daarna een betrekking in een
ander werelddeel te aanvaarden.
De familie daalde in haren stand, wegens
de groote uitgaven, zóó ver, totdat zjj zich
met eene zeer kleine woning moest behelpen
Toen eerst zagen de leden er van in dat
f 1.10.
1.40.
0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 1 6 regels f 1.05. Iedero regel meer f 0.17£. Grootcre
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren bulten de stad
wordt f 0.05 berekend.
huiselijke gezelligheid het grootste geluk is.
Het tweede gedeelte van sprekers rede
behelsde iets over „Sientje de naaister" deze
schets verplaatste ons eveneens naar Amster
dam, doch in een ander deel dier stad, en
wel in de Jordaan, welke benaming af komstig
schijnt te zijn van het Fransche woord „jardin";
wier vader, vroeger een gezeten winkelier,
doch die ook wegens de „uithuizigheid" zich
aan den drank verslaafde, waardoor zijn zaak
verliep, totdat hy zich op een bovenkamertje
met vrouw en kinderen moest behelpen,
wegens dronkenschap een beenbreuk bekwam,
ten gevolge waarvan hij naar het gasthuis
moest worden overgebracht en aldaar overleed.
Na den dood des vaders kreeg moeder do
vrouw met kinderen een gelukkiger leven,
want het door hen verdiende geld werd nu
niet naar de kropg gebracht, maar nuttig
besteed. [Ziehier eene korte schets van beide
taforeelen omtrent de „uithuizigheid"].
Na de pauze droeg spreker een gedicht
voor van dr. Laurillard, betrekking hebbende
op de „bevestiging van een dorpspredikant."
Ten slotte kreeg men nog een geestig
stukje, getiteld: „Napoleon Bonaparte."
Spreker bediende zich, waar het te p?.s
kwam, óf van echt Amsterdamsch, of van
dorpstaai, welke de heer v. K. goed machtig
bleek te zijn en dikwijls aanleiding gaf tot
algemeen gelach.
Ten bewijze, dat het gesprokene zeer in
den geest van de talrijke belangstellenden ge
weest was, strekten de bijvalsbetuigingen,
welke den heer Van Kleeff, na z\jne boeiende
rede, gewerden.
De Nederlandsche mail met berichten
uit Batavia tot 15 Oct. wordt 15 dezer alhier
verwacht.
De Haagsche Kroniekschrijver van het
„Handelsblad," de heer G., maakt gewag van
het overlijden van den Haagschen predikant
ds. Van Hoogstraten en schrijft:
„Do achtonswaardige man, die een populaire
vereering genoot, was afschaffer van sterken
drank en is als slachtoffer van zijn beginsel
bezweken. Lijdende aan dysenterie, moest hij
voor dringende zaken naar Leiden. Daar wordt
hij plotseling zoodanig door zijn kwaal over
vallen, dat hij de eerste de beste gelegenheid
aangrijpt om binnenshuis te komen. Het was
een kleine tapperij, waarin by zijn toevlucht
nam. Nu meende de predikant van zyn kant,
uit erkenteiykheld, toch eenige vertering te
moeten maken. Sterke drank dit verbood
hem zyn gelofte. Derhalve bestelde hy een
glas limonade, en juist deze drank had zulk
een noodlottige uitwerking, dat het zyn dood
ten gevolge had. Een glas cognac zoo werd
later beweerd zou den alom goachten predi
kant misschien gered hebben, terwyi de
limonade allerverderfelykst was."
Naar men verneemt, zullen Ged. Staten
van Zuid Holland thans een onderzoek instel
len naar de onregelmatigheden in het
finantiëele beheer der gemeente Sliedrecht;
tegen aanstaanden Zaterdag zijn eenige per
sonen uitgenoodigd, ten gemeentehuize te ver
schijnen, om te dier zake gehoord te worden
I en inlichtingen te verschaffen. Is men wél
Ingelicht, dan zullen inzonderheid die per
sonen gehoord worden, die de bekende ver
klaringen aflegden, opgenomen in de 13 proces
sen verbaal, welke by de indiening der ge
meente-rekening door B. en "Ws. by hunne
memorie aan den Raad zyn overgelegd en
welke met alle overige stukken èn aan Gedep.
Staten èn aan de Rekenkamer zyn opgezonden.
De definitieve vaststelling van de gemeente
rekening over 1894 laat zich nog wachtende
rekening is voorloopig door den Raad onge
veer f 370 lager vastgesteld dan ze door den
gemeente-ontvanger was ingediend. De man
daten, die niet in de rekening geleden zyn,
kan men tot drieërlei soort brengen; a. de
mandaten tot liooger bedragen dan ze behooren
te zyn; b. mandaten, voorzien van valsche
handtoekeningen, en c. mandaten, die als zoo
danig volkomen in de orde zyn en ook niet
valschelyk voor „voldaan" geteekend zyn;
maar van wat op de laatste vermeld staat,
is niets, geen draad zelfs geleverd.
De buitengewone vergadering van de
vereeniging „Concordia", op 12 dezer gehou
den in het koffiehuis „De Nederlanden", te
Hoofddorp, uitgeschreven tot het verkiezen
van een. bestuur, werd bezocht door 16 leden.
De heer Geertzema werd na ballotage als
lid toegelaten.
Tot bestuursleden werden verkozen: als
president de heer R. Maas, als vice president
do heer D. Eggink, als secretaris de heer E.
Stoel, als penningmeester de hoer A. Stoel
herbenoemdals commissarissen de heeren
H. Avis en J. J. Kofoed.
De eerste twee waren niet ter vergadering
tegenwoordig; men hoopt evenwel dat de be
noeming door hen wordt aangenomen, evenals
door de andere heeren is geschied.
Den heer Pijnappel, afgetreden secretaris,
welke betrekking hy 33 jaren hoeft vervuld,
werd door den lieer Samson (de heer Baten
burg was door ziekte verhinderd te komen)
de dank der vergadering betuigd voor al het
geen door hem ten behoeve van „Concordia'
is gedaan.
De afgetreden bestuursleden, die niet meer
in aanmerking wenschten te komen, waren
de heeren H. J. Yan Batenburg, pres., J.
Samson, vice pres., J. A. Pynappel, secretaris,
H. De Groot en T. Folmer, commissarissen
De Tweede Kamer der Staten Generaal
zette de algemoene beraadslaging over de
regeling der Personeel© Belas
ting voort.
De heer Heemskerk stelde allereerst de
vraag: Zijn wy volkomen vry om met de
reeds gehoorde bezwaren rekening te houden?
Het heeft den schyn van niet, maar ook alleen
den schyn. De grondslag voor do vaststel
ling van bet personeel op 1 Januari 1896
zoodat de wet op 1 Januari 1897 inwerking
kan treden, heeft den schyn, dat het de be
doeling der Regeering is den grondslag van
het personeel te doen strekken voor de kieswet
die op 1 Januari 1897 in werking zal treden
"Wanneer het de bedoeling der Reg. was om
daardoor pressie op de Kamer uit te oefenen
zou spr. dit afkeuren, maar gelukkig heeft de
Reg. het verband van dit ontwerp met de
toekomstige kiesrecht-regeling beslist ont
kend. Spr. meende zelfs, dat de Reg. verlangt,
dat dit ontwerp geheel op zichzelf zal worden
beschouwd, geheel los van het kiesrecht,
zoodat van eene eventueele verwerping geen
bedenkelijke politieke gevolgen te duchten
zyn. De taak van het kabinet blyft dus het
tot stand brengen van het kiesrecht.
Wat het ontwerp zelf betreft, wanneer het
zoo blyft, zal spr. er moeilyk zyne stem aan
kunnen geven. Herinnerende aan de belofte,
gedaan by de behandeling der bedrijfsbelasting,
geloofde spr., dat het de plicht dezer Regee
ring is, eene door hare voorgangsters gedane
belofte te vervullen. Dat wordt door dit wets
ontwerp niet gedaan, gelyk spr. aantoonde.
Wel is byv. het beginsel van aftrek voor kin
deren gehuldigd, maar lang niet ver genoeg.
Evenmin wordt do toegezegde compensatie
voor de bedrijfsbelasting in dit ontwerp ge
vonden. Het is niot voldoende, gebleken ge
breken weg te nemen, maar om eene alge
heels verbetering aan te brengen. En geschiedt
dit? Niemand zal dit van het wetsontwerp
kunnen zeggen. De minister noemt zfln ont
werp eene belasting op de consumptieve ver
tering, en daarop grondt hy de vrystelling
der winkels, maar met de redeneeringen van
den minister op dat punt gaat spr. niet mede.
Daarna ging spr. de gevolgen van deze
wet voor de gemeente financiën na en pleitte
ook voor afstand van het Personeel aan de
gemeenten, hetgeen zeer goed kan, ook al be
weert de min. het tegendeel. Het argument
van den minister was, dat de gomeenten zich
met de samenstelling der kohieren niet zoudon
kunnen bezighouden. Maar is dat argument
wel gemeend, of schuilt or wat anders achter?
De min. zou dien afstand aan de gemeenten
eene geldverspilling achten. Maar het verlies
van de 2 of 4 millioen dan, die de schatkist
prijsgeeft? Ging dat argument op, dan zou
de min. deze geheele herziening moeten laten
rusten.
Een ander argument is, dat er gemeenten
zouden zijn, die meer zouden ontvangen dan
zy noodig hebben, maar hoe weet de minister
zulks by totaal gemis aan zekerheid omtrent
het verlies, dat de schatkist zal lyden? Het
is eenvoudig een sprong in hel duister. Daarby
komt nog, dat, wordt dit ontwerp aange
nomen, wy dadeiyk kunnen beginnen met
nieuwe uitkeeringen van het ryk aan de ge
meenten. Yoor den minister geen moeilijke
weg, maar wel voor de Kamer, omdat dan
ten slotte in verhooging van het aantal by-
dragen het geneesmiddel zou gezocht worden
om do gemeente financiën te regelen. Ratio
neeier is het dan ook de personeele belasting
aan de gemeenten over te laten.
De heer Iiartogh, zich aansluitende by
het betoog van den heer Farncombe Sanders
ten aanzien van het verband tusschen het
kiesrecht en dit wetsontwerp, wees mede op
het groote gevaar, dat er bestaat by invoering
van deze wet op 1 Januari 1896. Yoor 1896
zou er misschien geen bezwaar bestaan, maar
hoe zal het in 1897 of 1898 gaan? Alle be
palingen van deze wet zyn gemaakt in ver-
I band met de toekomstige kiesrechtregeling, al
ontkent ook de i. i ;ister dat verband. Daarom
vroeg spr. aan oen minister, zich dienaan
gaande nog eens duidelijk en o- omwonden to
willen uitspreken.
Voorts vroeg spr. den minister eene ver
klaring, of dit ontwerp ook zal passen in do
latere regeling van de gemeente fi-ianciën.
De'' Kamer kent dat voorstel nog niet, maar
moet tot de conclusie komen, dat het reeds
is ingekomen Hoe dit echter ook zy, de
Kamer moet de regeling van de gemeente-
financiën kennen vóór zy dit ontwerp kan
aannemen. Zy kan den minister niet volgen
by zyn sprong in het duister.
Spreker erkondo dat afstand van het
Personeel alle gemeenten niet afdoende kan
helpen, maar betwistte dat het Ryk het Perso
neel riet aan de gemeenten kan afstaan. Ver
der drukte spreker zfjn leedwezen uit, dat Ged.
Staten niet zyn gehoord by de samenstelling
der classificatie. En waar men wel aan
Ged. Staten wil opdragen wyzigingen a^n
te brengen in de tabellen, moesten zy daar
niet gehoord zijn by de samenstelling?
Dan zou spreker nog aan den minister willen
vragen, of hy het goedkeurt, dat er gemeenten
zyn, waar meer dan 100 pet, aan opcenten
wordt geheven, en wat nu eigeniyk zyne ba-
doeling is met de bewering, dat het Ryk zich
by dit ontwerp riiet met de gemeente-opcen-
ten heeft te bemoeien. Alvorens zyne stem te
bepalen verlangde spreker meer licht.
De heer Truyen betoogde ook, dat door
dit wetsontwerp, wat de huurwaarde betreft,
het platteland tegenover de steden in een
ongelyken toestand komt. Uit cyfers lichtte
spr. dit uitvoerig toe. Vervolgens behandelde
spr. de tegenwoordige wyze van schatting op
het platteland, waar de schatters nagenoeg
almachtig zyn. Hy gaf daarvan een historisch
schetsje, dat der Kamer herhaaldeiyk aan
leiding gaf tot groote hilariteit.
Het fiscaal element nu wordt in dit ontwerp
aanmerkelijk gewijzigd, hetgeen spr. toe
juichte, evenals de voorgestelde classificatie,
die ontegenzeglijk beter is dan de bestaande.
In de gisternamiddag gehouden zittiDg
van den gemeenteraad te Haarlem werd aUer-
eerst bohandeld de quaestie van den aankoop
van grond aan het Stationsplein door de firma
Beynes. De heer Krol stelde voor, om de
beslissing hieromtrent tot nader orde uit te
stellen, met het oog op mogelyke plannen
tot den touw van een nieuw station. Dit
voorstel werd aangenomen.
Een adres van den heer Fokker c. 8. om
aan den Raad van Beheer van de „Maat-
schappy tot Exploitatie van Staalwater-
bronnen" te gelasten, om een ververschings-
tent, op het terrein van hot Brongobouw
gezet, af te breken, daar de Raad wel ver
gunning gaf tot het bouwen van twee
„Lauben", doch niet tot iets anders, vond
geen genade in de oogen der Raadsleden.
Na vermakeiyke discussie over de taalkundige
beteekenis van het woord „Laube", waarbij
de heer Winkler zelfs de eerwaarde Kilian
aanhaalde, kwam men tot de conclusie, dat
I dit in onze taal als „loofhut" zou moeten
l omgezet worden.
8)
Na eenige stilte neemt Josepha het woord
Ge hebt me bier ontboden, oom?"
Er komt leven in het stroeve gelaat des
ridders. Den vinger richtende op Josepha en
eenige schreden voorwaarts doende, zegt hy
Ik heb u hier doen komen, om over u
en over den zanger te richten. Uw handel
wijze tegenover den troubadour heeft de ver
ontwaardiging der ridderschap in de hoogste
mate opgewekt en my heeft ze opgedragen,
voorloopig overeenkomstig onze wetten te
handelen. Uw straf zal zwaar zyn, uw boete
groot. Maar toch wil ik niot rechtstreeks u
straffen, u, die door een relatie met een
paria den naam van uw geslacht heeft be
zoedeld; niet u, die een vlek op het blazoen
heeft geworpen en als jonkvrouw op dien
eeretitel geen aanspraak meer kan maken;
niet u, Josepha Van Roozenbeecke; ik zal dit
den zanger doen. Hem treffe in de eerste
plaats myn straf, hem, die het oog durfde
opheffen tot een der onzen en zich niot
ontzag, ons, edellieden, als zjjn gelyken te
beschouwen. Thans kan hy reeds over zijn
lot nadenken in den kerker
Josepha bracht de hand aan de oogen.
Luid snikkend gaf ze aan hare droefheid
lucht en riep ais wanhopend:
In den kerker! En dat alleen, omdat
ty myn leven redde, nietwaar? O, zoo hy niet
verschenen was op dat eenzame pad, dan
Niet daarom, viol Van Naaldwijk haar
ruw in de rede, niet omdat hy u reddo, dat
was trouwens zyn plicht en een rechtgeaard
ridder zou niet anders handelen. Beken echter
zelf, of reeds niet vóór dien tyd tusschen
u en hem eenige verstandhouding bestond!
Meendet ge, dat uw gedrag op den avond,
toen hy voor ods allen optrad, onopgemerkt
is gebleven? Dacht ge soms, dat QerolfVan
Hegeldaele
Josepha keerde zich driftig om.
Wat ik u bidden mag, heer Van Naald-
wyk I noem dien voor my gehaten naam niet
weer. Ik voelde, dat men dien onbeduidenden
ridder voor m(j had uitverkorenik vermoedde
#tlfs, dat gy uw goedkeuring niet zoudt ont
houden, en dat vermoeden is, helaas 1 zeker
heid geworden. Maar dat zeg ik u, dat ver
klaar ik u plechtig: Hegeldaele zal myn
gemaal nimmer worden. Ik wil me niet ver
binden met iemand, voor wien ik achting
noch eerbied en nog veel minder lieido gevoel.
En ik herhaal hetik wil vry zyn, ik zal
die vryheid desnoods koopen door afstand
te doen van al myn schatten, door uit de ry
der edelen te treden, door het blazoen van
myn geslacht in handen te stellen der ridder
schap, - dat alles wil ik, laat me due gaan,
ver van deze onzalige oorden, en ik zweer u,
by al wat my heilig en dierbaar is, ik keer
niet weder. Geef den zanger de vryheid,
open de deuren van zyn kerker: de jongeling
heeft niets misdreven, wat in mijn, wat in
uw oogen op een misdaad gelykt.
Er was gloed in Josepha's woorden. Er lag
iets zóó overrodends, iels zóó overtuigends
in, dat zelfs Van Naaldwyk aan 't wankelen
werd gebracht. Doch steeds verscheen voor
zyn geest de dreigende en tevens machtige
Gerolf, zyn zwaard waarschuwend opheffende
en hem de met eeden bezworen ridderwetten
voorhoudende.
- Ik mag niet in uw voorstel treden, ant
woordde hy, onmogeiyk 1
- Onmogeiyk waagde Josepha in 't midden
te brengen, onmogeiyk? Zoo van schuld
sprake is, en ik ontken dit ton sterkste,
wie is dan de meest schuldige? Waarom
treft uw straf den zanger? Welk lot moet
hem beschoren zyn? Moet hy om mijnentwil
zyn jeugdig, zyn schoon leven doorbrengen
binnen de muren van een vunzig kerkerhol?
Is dit, helaas I het lot van iemand, die op
zulk een nobele wyze getoond heeft in het
doen van zyn plicht den adel te evenaren?
Van Naaldwyk zag somber vóór zich. Er
gingen eenige oogenblikken van ernstig, van
diep stilzwygen voorby. Eindeiyk Btond hy
op en naderde Josepha.
- Slechts op één voorwaarde kan de
minstreel zyn vryheid herkrygon. En deze
is: gij zult geheel van hem afzien. Gij kunt
weer in eere treden in onze gelederen, als
gy u wilt verbinden met iemand, die op
dezelfde lyn met ons, edellieden, staat, als
ge uw hart wilt schenken aan een edelman,
op wiens schild geen vlek kleeft, op wiens
naam geen vloek rust. Wees een ander de
bruid, kies u een bruidegom, die hoog genoeg
staat om den adel van uw geslacht waardig
te handhaven. Die eisch is groot, maar
op geen andere voorwaarde verwerft de
zanger de vryheid. Meer heb ik u niet te
zeggen. Denk over dat voorstel ernstig na
en deel me over eenige dagen uw besluit mede.
VIII.
~Josepha's besluit.
Drie dagen later. Weer betzelfde vertrek,
maar nu door 'l zonlicht beschenen, dat door
de gekleurde ruiten naar binnen valt en alles
hult in een prachtigen rozerooden glans. Het
kaatst zacht terug in de zilveren sieraden aan
den wand, bet glinstert tegen het donkore
behangsel, het schittert in de gladgepolyste
schilden en helmetten en het parelt ook
weemoedig in het met tranen bevochtigde
oog der jonkvrouw. Ze heeft den blik naar
omhoog geslagen, om daar het antwoord te
vernemen, om daar het besluit te hooren,
om daar troost en balsem voor de zoo diep
geslagen wonde te verkrygen.
En het schynt of een engel der vertroos
ting in haar hart is gedaald, die haar wees
naar die heerlyke oorden van zaligheid. Neen,
niet hier beneden zou ze haar hart moeten
wyden aan personen, die hare gemoedsrust
wellicht zouden storen; neen, omhoog moest
haar oog gericht, haar hart, haar etreven
zyn. Zy, die het leven beschouwde als een
schoon gedicht van zaligen vrede, moest dat
gedicht in hooger toonaard stellen, het
paradys, dat ze eenmaal had wcnschen te
betreden, moest een hemelsch rustoord worden
en uit haren verheven aardschen droom moest
ze met een blymoedigen glimlach daarginds
ontwaken.
Ja, ze nam haar besluit na ryp beraad, na
ernstige overweging. Ze voelde opnieuw haren
moed herleven, hare kracht toenemen, zóó
zelfs, dat ze Van Naaldwyk met vaston tred
te gemoet kon gaan en hem zelfs met een
glimlach om de lippen haar besluit kon mee-
deelen.
Ridder Van Naaldwyk 1 zei de jonkvrouw
en hare stem trilde geenszins; ik zie af,
geheel of van Ansfridus, den minstreel; ik
verbreek alle banden, die my reeds nu met
hem vereenigden; ik mag en kan voor hom
geen liefde meer gevoelen. Schenk hem veilig
de vryheid 1
Vol verbazing staarde de edelman baar in
het schoone gelaat, waarover de engel der
smart zyn sluier had uitgespreid. Van zulk
een onverwacht besluit begreep hy niets.
Heb ik u goed verstaan, Josepha?
Moet ik u myn besluit nogmaals her
halen? klonk het eonigszins verwytend van
hare lippen. Ik zie af van den troubadour
en ik vertrouw thans op uw ridderwoord,
dat niets hem zal deron. Hy kan dus veilig
dit huis verlaten?
Als uw besluit ernstig gemeend is,
Josepha, dan verlaat by nog heden zyn kerker.
Waartoe my gegriefd met zulk ver
moeden? Drie bange dagen, drie droevige
nachten heb ik doorgebracht, waarin niemand
dan de trouwe Hemelvader my ter zpde stond.
Heb ik een poging beproefd, om u te mis-
leidon? Ik zal u meer zeggen.
{Wordt vervolgd.)