N\ 10957
Dinsdag 12 November.
A0.1895
feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van <Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Leiden, 11 November.
Feuilleton.
Jonkvrouw en Minstreel.
IEIBSCH
DAG-BLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden. 1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommers
Van
PRIJS DER AD VERTEN TIEN
1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. Grootero
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren bulten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Onverwachts overleed Zaterdag 11. de tweede
cuslos der Universiteits-Bibliotheek alhier, de
heer P. M. Spille, die door zijne welwillendheid
de vele bezoekers aan zich verplicht heeft
gedurende do 21 jaren, die h(j aan de Biblio
theek verbonden is geweest.
Morgen-, Dinsdag-ochtend, te halfeif, zal het
stoffuiyk overschot van den ijverigen ambte
naar -naar zyn laatste rustplaats - aan de
Groenesteeg worden gebracht. De Bibliotheek
zal dus morgen gesloten zijn.
Met genoegen vestigen wy de aandacht op
achterstaande advertentie van de liedertafel
„Arion" (directeur de heer H. Völlmar, van
's-Gravenhage). Deze mannen-zangvereeniging
heeft dezer dagen een groot aantal uitnoo-
digingen gezonden aan de gegoede ingezetenen
te dezer stede met het doel de Vereeniging
meer bekendheid te doen verkrijgen. De goede
recensie van Mr. Er van eene vorige uitvoering,
gevoegd by het programma, voor deze gele
genheid ontworpen, doen een aangenamen
avond verwachten.
Voor de akte lager onderwys teokenen
is geslaagd do heer J. A. Van Iterson, alhier,
leerling van den heer G. M. Kosters, leeraar
aan de Hoogere Burgerschool, en vroeger leer-
liDg by het Genootschap „M. S. G."
De Leidsche dans- en tooneelclub „Entre
Nous" gaf jl. Zaterdagavond in den Foyer der
Stadszaal, onder leiding van den heer. Ths.
S. W. Van Leeuwen, dansonöerwyzer en pia
nist, eene uitvoering met introductie, welke
vry goed bezocht was.
Voor het zeer schoone groen, dat met veel
smaak in een hoek der zaal by het tooneel
gerangschikt was, had het bestuur der Club
een uitstekend adres gevonden in deD heer
A. J. Kors, bloemist in de Heerenlaan, onder
Leiderdorp. Vóór dat groen, waren, hoog ver
heven, ongetwyfeld by ontstentenis van een
banier, in gasilluminatie aangebracht de let
ters E en N, hetgeen heel goed stond. Voor
het denkbeeld tot dat vlammend schrift was
het een geluk, dat de Club „Entro Nous" is
gedoopt en niet „Onder Ons"; immers, „O O"
als soort van hulde aan de Club had minder
verkiesiyk geweest.
Aangezien we de vorige week onze meening
omtrent de Franscho benamingen van veree-
nigingen als deze reeds duideiyk hebben
uitgedrukt, willen we daar thans niet weer
op terugkomen, en dit te meer niet, nu het
uit een opzetteiyk daartoe vervaardigd, niet
onaardig couplet dat, behalve een pleiten
voor een onverdedigbare zaak, tegeiykertyd
eene bedekte poging tot verontschuldiging
voor Fransche namen inhield, zy deze dan
ook zeer waarschyniyk buiten de bedoeling
des dichters Zaterdagavond bleek dat
„Entre Nous" „Entre Nous" is en, heeft de
Club tyd van leven, hardnekkig in naam
„Entre Nous" biyven zal.
Uit de toespraak van den voorzitter, die
zich netjes van zyn taak kweet, bleek
dat „Entre Nous" in de eerste plaats dans-,
in de tweede tooneel-club is en zich niet
geschaard wenscht te zien onder de tooneel-
vereenigingen. Het tooneelspelen is slechts
bijzaak, „correct" dansen, zei de voorzitter,
hoofdzaak, en het doel: het verschaffen van
a ngename avonden. In zyn toespraak ge
waagde hy dan ook eerst van het genot van
den nacht (den dans), daarna van dat van
den avond (het tooneelspel en de voordrachten).
Het tooneelspelen is dus bijzaak, en, dit in
't oog houdende, hebben de dilettanten zich
goed geweerd.
„De goede Peetoom" of „Hy moet aan het
kleine tafeltje zitten,", bijspel. met zang in
één bedrjf, was het eerst aan de beurt en
behalve Engel Parady's, met zyn onnatuurlyken
knevel, welke later op een ander gezicht nog
eens dienst scheen te doen, en vry onbeschaafde
uitspraak (legt Engel zich misschien meer
op 't Fransch dan op zyn moedertaal toe?)
vervulden allen hunne taak op bevredigende
wyze. Alleen zy nog opgemerkt dat de naam
Casin anders moet uitgesproken worden dan
nu telkens geschiedde door do werkende leden
van „Entre Nous."
De voordrachten „Curiositeiten" en „De
Spijskaart," komisch duet, misten de bedoelde
uitwerking niet.
Na de pauze werden de aanwezigen ont
haald op „De Parapluie," vervolgens op het
bijspel mot zang in óón bedryf „De Bruids
schat van Auvergne" (jammer voor de leden
van „Entre Nous," vooral voor den couplet
zanger, dat er op de programma's gedrukt
stond „Öuvergne;" heel jammer!), toen op
„Jaep en Pleun van Barendrecbt" en tot slot
op „De twee Gentsche boerinnen," die we
vroeger wel eens aardiger gezien hebben,
toen de vrouwtjes uit Groesbeek kwamen en
niets met „Entre Nous" te maken hadden.
Te halftwee des nachts (tot zoolang had
het „avond"-genot geduurd) werd van het
tooneel bekend gemaakt dat do laatste voor
dracht, het komisch duet „Ik lach me ziek,"
vervallen zou, omdat anders bet dansen
„te laat" zou beginnen.
Van het dansen, het hoofddoel der Club,
vernamen we dat het inderdaad „correct" is
goweest en goede vruchten heeft getoond
van het onderricht des heeren Yan Leeuwen.
We gelooven het gaarno: de proeven, welke
we er op het tooneel reeds van gezien hadden,
geven ons daartoe aanleiding. Eene aardigheid
met genummerde vlaggetjes moet byzonder
in den smaak zyn gevallen.
De muziek hield zich zeer goed en de
muzikanten mochten by hun eervol ontslag
aanspraak maken op den dank der Club voor
de lang durende diensten, der Club bewezen.
Dankbaarheid is „Entre Nous" ook ver
schuldigd aan haren voorzitter en aan de
dames, die zich voor het welslagen barer
uitvoering zooveel moeite hebben getroost.
- Men schryft ons uit RjnzaterwoudeOp
8 November 11. werd in de openbare school
te Rjnzaterwoude, daartoe door den gemeente
raad welwillend afgestaan, het oprichten van
het Departement Oude Wetering c. a., Leimui-
den en Rynzaterwoude der Maatschappy tot
Nut van 't Algemeen, dat op 7 April 1820
plaats bad, herdacht. Dat lokaal was door de
zorg van eenige jongedames in korten tyd
met groen, bloemen en vlaggen versierd en
had een feesteiyk aanzien. Allen, die daar
waren, leden, genoodigden en geïntroduceer-
den, ongeveer 90 personen, waren tevens echt
feestelyk gestemd, zoodat een byzonder ge-
noeglyke avond, enz. werd doorgebracht.
Door den voorzitter werd eene rede gehou
den, waarby hy, wyzende op de samenstelling
van het eerste bestuur, dat bestond uit een
Remonstrantseh predikant, een Ned.-Herv.
predikant en een R-Kath. pastoor, aantoonde
hoe verdraagzaam men in die dagen was.
Voorts werd in het kort mededeeling gedaan
van wat het Departement in die 75 jaren
heeft gedaan, en van de nog bestaande instel
lingen alsLeesbibliotheek, vóór 1826 opgericht,
het Ziekenfonds opgericht 1 Mei 1842, de
Spaarbank, opgericht 8 Januari 1852. De over
leden heeren, N. Yan Pelt, laatst overleden
mede oprichter, C. v. Mourik en J. v. d. Breggen,
werden als yverige leden in herinnering ge
bracht, waarna do diensten, die de heeren D.
H. Los, te Oude-Wetering, en L. J. Linthorst
als leden van het Departement nog bewyzen,
werden gewaardeerd.
Deze rede, welke afgewisseld werd met het
zingen van toepasselijke liederen, door ge
noemden heer Linthorst vervaardigd, werd
met aandacht gevolgd.
Daarna volgde het opgeruimde samenzyn.
Do heer J. C. Bender, muziekonderwijzer te
Leiden, bevorderde dit door op onvermoeide
en verdienstelyke Wyze de piano te bespelen.
De he r B'got, conferencier te Amsterdam,
zorgde dat er met een deel zyner voordrachten
de vroolykheid stygende bleef, doch bezorgde
ook ernstige oogenblikken, waar hy op tref
fende wyze „Myn Leopold" en „In de anti
chambre van den Minister" voordroeg.
Tot het einde toe (4 uren 's morgens van
9 Nov.) was het een feestelijke stemming;
geen enkele wanklank werd vernomen. Onge
twyfeld blyft deze feestavond by de bezoekers
nog lang in aangename herinnering.
Op 9 dezer heeft aau het departement
van buitenlandsche zaken te 's-Gravenhage de
onderteekening plaats gehad van een verdrag
tusschen Nederland en de Zuid-Afrikaansche
Republiok tot regeling der uitlevering van
misdadigers tusschen beide landen. StsGt.)
Naar gemeld wordt, zal ook mr. K. N.
Zurmühlen met ingang van Februari 1896
zyne betrekking als commissaris van politie
te Amsterdam wegens gezondheidsredenen
neerleggen.
By beschikking van den minister van
waterstaat is aan den civieMngenieur A. Th.
Baert, adjunct-ingenieur 'oy de normaliseerings-
werken van de Merwede en Killen, op zyn
verzoek, eervol ontslag verleend en is In zyn
plaats benoemd de civiel ingenieur L. Yan
Krimpen, ingenieur by de gemeentewerken
te Leeuwarden. Verder zyn benoemd tot bui
tengewoon opzichter de heeren: J. Olie, te
Hansweert, en J. C. Van Eondenburg, te
Hellevoetsluis, eerstgenoemde by de werken
van het kanaal door Zuid Beveland en laatst
genoemde by het kanaal van Voorné.
De 2de luit. W. F. Waldeck, van het
4de reg. inf. te Leiden, wordt van 16 Decembe
tot ultimo Februari gedetacheerd by de normaal-
schietschool te 's-Gravenhago.
De minister van binnenlandsche zaken
heeft ingetrokken zyne beschikking van 21
October 1895, waarby het vervoer van her
kauwende dieren en varkens verboden is uit
een gedeelte van de gemeente Berg en Terblyt.
Prinses Elizabeth van Waldeck Pyrmont
wordt morgen, Dinsdag-ochtend, per mailboot
van Engeland te Vlissiygen verwacht en zal
met den aansluitenden mailtrein de reis naar
Oberhausen vervolgen.
Zaterdag werd gemeld dat de heer Kat,
verbonden aan de hoofd-administratie van
de Deli Maatschappij, te Medan door een
amok maker was gedood. Blijkens nadere
information, ingewonnen door de directie
dezer Maatschappy, werd by deze amok-party
de heer A. J. Roze, administrateur der onder
neming „Helvetia" (Soekapiring by Medan)
licht gewond.
Naar men weet, bestaat by de Kamer
van Koophandel en Fabrieken te Amsterdam
het voornemen, by de Regeering stappen te
doen, ten einde te verkrygen, dat het nieuw
te bouwen Rijks Ethnographisch Museum daar
ter stede worde gevestigd.
Zy wenscht aan de Regeering daar by in
uitzicht te kunnc-n stellen kosteloozen afstand
van den voor den bouw noodigen grond op
een in verband met de bedoeling van den
museum aanleg geschikt gelegen en voldoende
groot terrein, en voorts beschikbaarstelling
in bruikleen van de etbnographische ver
zameling, thans in het bezit van het konink
lijk zoölogisch genootschap „Natura Artis
Magistra."
Genoemd genootschap is bereid bevonden
tot dit laatste mede te werken, wanneer het
museum zooveel mogeiyk in de nabijheid
zyner terreinen gevestigd worde.
In verband daarmede komt het B. en Ws.
van Amsterdam wenscheiyk voor, het voor
nemen van do Kamer van Koophandel en
Fabrieken te ondersteunen, door voor het
beoogde doel aan te wyzon een terrein, groot
4000 M2., in het zuidelijk deel van het Ooster
park. Hoewel woonhuizen in het park niet
zouden kunnen worden toegelaten, kan een
museum, als bier bedoeld wordt, de aantrek-
keiykheid daarvan verhoogen. Voor het mu
seum zelf is het terrein ook wegens do
nabyheid van het genootschap „Natura Artis
Magistra" byzonder geschikt. By den bouw
zal er evenwel rekening mede gehouden
moeten worden dat het park op polderterrein-
hoogte ligt en dat het museum zal moeten
loozen op het stedelijk rioolnet, passende by
de weghoogte van 0.70 M. -f- AP.
Wanneer de Gemeenteraad van Amsterdam
zich hiermede vereenigt, geiyk zulks het ge
val is met de commissie van bystand in het
beheer der Publieke Werken, stellen B. en
Ws. een ontwerp in dien geest ter bekrach
tiging voor. Te zyner tyd zullen de noodige
voorstellen worden gedaan, om dien grond
voor het beoogde doel kosteloos aan hetRyk
af te staan.
Tot ondersteuning van de Nederlandsche
-Opera is reeds ingekomen by „DeAlgemeene
Muziekhandel" te Amsterdam sedert een vorige
opgave: X. f 500, M. T. De M f 25, raej. J.
T. f 10, M. De L. f 500, J. E. f 500, rnej. M.
S. f 10. J. K. H. f 500, L. H. P. f 100 totaal
met de vorige giften ƒ5186.
Aan de Tweede Kamer is een adres ge
zonden door het bestuur van don Nederland-
schon Hotelhoudersbond, waarin teleurstelling
wordt uitgesproken, dat uit de inleiding en
aanteekening op de nieuwe wet tot herzie
ning der personeele belasting niet is gebleken,
dat er eenige notitie is genomen van de reeds
vroeger door den Bond ontvouwde grieven,
ten einde vermindering te bekomen in de hef
fing dier belasting voor de hotelhouders. Het
bestuur verzoekt by de behandeling der wet
het ingediende adres in ernstige overweging
te willen nemen.
Het hoofdbestuur der Hollandscbe Maat
schappij van Landbouw heeft een adre3
gezonden aan den minister van financiën,
betreffende de betaling van 10 percent accyns
van het slachtvee van de volle waarde, dus
ook over al het afval, van huiden, vet, beenderen,
enz., waardoor, daar deze artikelen onbelast
uit het buitenland worden ingevoerd, er be
scherming ten voordeele van vreemden bestaat.
In het adres wordt gevraagd deze onbillykheid
op te heffen door by den vleeschaccijns alleen
het vleesch te balasten, of anders de invoer
rechten ook over het afval te heffen en deze
daardoor geiyk te stellen met den door
Nederlanders betaald wordenden accyns.
Ook is besloten een adres aan de Koningin-
Regentes te zenden, om aan te dringen op
het tot stand komen der zoogenaamde uit
zonderingswet, als gevolg van de by art.
152 der Grondwet gedane toezegging van
schadevergoeding by vernietiging of onbruik-
baarmaking van eigendom in het algemeen
belang door ryk, provincie of gemeente. Van
dat adres zal aan de verschillende landbouw-
maatschappijen in Nederland een afschrift
worden gezonden.
Nog werd vastgesteld een adres aan den
minister van binnenlandsche zaken omtrent
het meer en meer voorkomen van tuborculoso
onder het rundvee, waarby ook in overweging
gegeven wordt oen ryksfonds op te richten,
zooals reeds te Groningen en te Purmerend
is geschied, om do veekoopers schadeloos te
stellen, zoo na do slachting blykt, dat het dior
aan tuberculose lydende was.
Het „Landbouw-Weekblaa" verneemt dat
de openstelling der Belgische grenzen eenige
vertraging ondervindt, ten gevolge der voor
bereiding van voorzorgsmaatregelen. De open
stelling is niet te verwachten vóór de eerste
helft van December.
Te Kuilenburg is plotseling overleden
de heer M. Van Hoogenhuyzen, burgemeester
dier gemeente. Hoewel sedert langen tyd
reeds sukkelende, verrichtte hy tot de laatste
oogenblikken zyne werkzaamheden. Zyn verlies
wordt zeer betreurd.
Aan de hoogere burgerschool te Brielle
is benoemd tot leeraar in de Nederlandsche
taal de heer A. Oprei, doctorandus in de
Nederlandsche letteren, en tot leeraar in het
Hoogduitsch de heer Theodor Merkes.
3)
Kom, raadpleeg uw geheugen eens even,
wellicht kunt ge my op die vraag wel ant
woorden.
Meester Maarten peinsde en schoof de muts
op de bekende wijze heen en weer.
Van daag juist een week geleden,
mompelde hy langzaam, en 't oog vestigende
op het vlammetje, dat spelenderwijze het
ontsnappende gas uit het eiken blokje ver
schalkte, herhaalde hy dezelfde woorden nog
maals, tot hem eindeiyk een licht scheen op
te gaan. Althans, de muts stond vrywel op
dezelfde plaats ala gewoonlyk, de kin werd
voornaam gestreken, het voorhoofd op den
kende wyze gefronst en de lippen klemden
zich vast op elkander, waarna een langzaam
en veelbeteekenend knikken volgde.
Ansfridus 'wendde zyn vlammend oog niet
af van den waard.
Ja, ja, 't komt uit. 't Is waar, er zyn
groote feesten op til, jaebtpartyen ook al.
Wat weerga, hoe kon ik er nog over denken 1
Er zyn tal van edelen uit Kennemerland aan
gekomen welzeker, 't komt alles precies uit.
Myn stalknecht Florie kwam er mee thuie,
hy had het van Bruno, den bierbrouwer, ge
hoord
- Bruno of Floris of wie ook, zei Ansfridus
ongeduldig, dat komt er niet op aan. Er zyn
dus feesteD, er zyn dus jachtpartyen, goed,
best, uitmuntend. Maar die jonkvrouw
Laat my eens zien 1 Vandaag een week
geleden? Ja, zoowaar, toen ging hier
een flinke, groote reiswagen langs, getrokken
door vier paarden. Nieuwsgierigheid is echter
myn aard niet; toch ging ik even naar
buiten en kon juist een onbescheiden blik in
den wagen werpen, waarin zich naast den
Ambachtsheer van Waddingsveen een nog
jeugdige en, onder ons gezegd, een zeer
schoone dame bevond. Zwart haar, donkere
oogen, een blos op het gelaat, flink van
voorkomen
Ansfridus verslond, als 't ware, elk woord
van den herbergier. Z(jne oogen blonken
van een koortsachtigen gloed en opstaande,
vroeg hy
En jonkvrouw Josepha Van Roozen-
beecke, want zoo heet ze, toeft thans op
het „Slot?"
Wat zou ze daar doen, als ze een nicht
is van den heer Van Naaldwyk en duB by haar
oom een gastvry dak kan vinden? Maar dat
ze by die feesten tegenwoordig zal zyn, daar
voor durf ik gerust instaaD, ten minste, ik
heb haar al een paar keer een rit te paard
zien doen In gezelschap van haar oom en den
zoon van ridder Van Hegoldaele.
Eene wolk overschaduwde het edele voor
hoofd van Ansfridus, doch zich spoedig her
stellende, vroeg hy
Ligt het landgoed van Van Naaldwyk
hier in de nabyheid?
Als ge het veneter van uw elaapkamer
ontsluit, kunt ge in de verte den witten gevel
duideiyk zien.
Ik dank u, beste vriend, voor uw inlich
tingen, zei Ansfridua. Nog eene poos bleven
ze samen praten, tot het uur van scheiden
sloeg. Ze wenschten elkander eene goede
nachtrust en een half uur daarna was
in de „Sïnt-Hubertus" alles doodstil. Allen
sliepen den slaap des rechtvaardigen
Neen, niet allen I De dierbare schim van
de schoone Josepha deed Ansfridus een wyle
de vermoeienis vergeten. Toen allen in de
taveerne rustten, had by behoedzaam het
venster ontsloten - en richtte hy den blik
naar 't Zuiden, 't Gure weer was geheel be
daard en in het woud heerschte eene ernstige
stilte. Door de maan beschenen, slingerde
zich de Gouwe als een zilveren band tusschen
boomgroepen en landeryen en weerkaatste
het etarrenheir, dat aan de aarde een vrede
groet zond. Ginds in de verte toekende zich
een hel verlichte gevel scherp af tegen den
somberen achtergrond en toen Ansfridus zyn
oog daarop vestigde, scheen het, of een nevel
het overtoog. Lang staarde hy in die richting,
toen sloot hy onhoorbaar het venster en
fluisterde zacht:
„Rust wel, Joeepha I Tot morgen 1"
IV.
Maarten en Bruno.
De nacht ie voorbygegaan. De morgenzon
werpt hare stralen reeds eenigen tyd over
en door het vale geboomte, terwyi eene
frissche, lekkere herfstkoelte door het gebla
derte suist en de guurheid van den vorigen
avond geheel doet vergeten.
Meester Maarten ze9r ingenomen met het
bezoek van een minstreel, die by edellieden
in hoog aanzien stond en geëerd was by alle
jonkvrouwen is reeds vroeg naar Der
Goude vertrokken, om inkoopen te doen en
zyn gast eene lekkere tafel te bereiden.
Nadat hy hier en daar eenige informaties
had ingewonnen over de aanstaande feesten,
ten einde die aan Ansfridua mee te deelen,
ging hy dwars over het Groeno Veld naar
den Groenendaal, waar Bruno, de meest be
kende bierbrouwer, woonde.
Bruno ontving den waard der „Sint-Huber-
tus" met de meeste hartelykheid, want deze
was een goede klant en betaalde stipt op tyd
zjjne schellingen en denariën.
Dat zal een heele drukte geven, Maarten!
zei Bruno. Er zyn vele edelen aangekomen
en zoo straks is ook Ridder Van Naaldwyk
gearriveerd. Hy scbynt niet de minste onder
de gasten te zyn, want
Ridder Van Naaldwyk? viel Maarten hem
in de rede.
Welja, den Ambachtsheer van Wad
dingsveen bedoel ik natuurlyk. Hoe vraagt
ge dat zoo?
Och, ik wilde alleen maar weten, of hy
alleen is aangekomen, dan of hy zich in ge
zelschap bevindt van zyn nicht Josepha Van
Roozenbeecke.
Weleer was de tegenwoordige markt van Gouda
een groot atnk graeland, waarheen onkelo wegen
leidden, die daaraan bnn naam ontleenden. (Groenen
daal, Vogeleoaang, Tiendew'*;, enz.). Het beden-
daagacbo Btadhula werd in 1419 gebouwd,
Bruno schoot in een lach en riep: „Wel,
kerel, hoe komt een herbergier er toe inlichtin
gen aangaande jonkvrouwen in te winnenGe
kent haar naam ook nogal goed. Moet ge
soms mee ter jacht? Nu, met zoo'n geleide
mag 't nichtje van Van Naaldwyk zich geluk-
wen8chen. De waard der „Sint-Hubertus" in
jager8kostuum! Wel, man! heel Gouda loop!
uit, om dat wonder te aanschouwen
Maarten, Maarten 1
En 't lumineuze denkbeeld vorder uitwer
kende, veegde Bruno zich herhaalde malen
van het lachen de tranen uit de oogen.
Ondanks de uitbundige vroolijkheid des
brouwers, ondanks het luide blaffen van den
hond, die in deze vroolykheid scheen te
willen deelen, verloor Maarten goen oogen-
blik zyne bedaardheid. Doch alles heeft
zyne grenzen!
Toen hy zag, dat Bruno een loopje met
hem nam, besloot by eerst met een forsch
„koeBt!" het redelooze dier daarginds te be
duiden, dat dit zich vooral bedaard moest
houden, waarop hy een blik van machtelooze
woede vestigde op zyn vriend, om hem daar
mee te verpletteren. Een en ander miste
echter volkomen het doel en toen stond
Maarten op, om te vertrekken. Bruno's lach
bui dreef weldra over en hy verontschuldigde
zich door te zeggen, dat dit alles ook maat
gekheid was.
Gekheid of niet, zei Maarten, „'t komt
niet te pas. Kan ik met u praten, ja of
neen, andere
(Wordt vcroolgi.)