N\ 10957 Dinsdag 12 November. A0.1895 feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van <Zon- en feestdagen, uitgegeven. Leiden, 11 November. Feuilleton. Jonkvrouw en Minstreel. IEIBSCH DAG-BLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden. 1.10. Franco per post1.40. Afzonderlijke Nommers Van PRIJS DER AD VERTEN TIEN 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. Grootero letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren bulten de stad wordt f 0.05 berekend. Onverwachts overleed Zaterdag 11. de tweede cuslos der Universiteits-Bibliotheek alhier, de heer P. M. Spille, die door zijne welwillendheid de vele bezoekers aan zich verplicht heeft gedurende do 21 jaren, die h(j aan de Biblio theek verbonden is geweest. Morgen-, Dinsdag-ochtend, te halfeif, zal het stoffuiyk overschot van den ijverigen ambte naar -naar zyn laatste rustplaats - aan de Groenesteeg worden gebracht. De Bibliotheek zal dus morgen gesloten zijn. Met genoegen vestigen wy de aandacht op achterstaande advertentie van de liedertafel „Arion" (directeur de heer H. Völlmar, van 's-Gravenhage). Deze mannen-zangvereeniging heeft dezer dagen een groot aantal uitnoo- digingen gezonden aan de gegoede ingezetenen te dezer stede met het doel de Vereeniging meer bekendheid te doen verkrijgen. De goede recensie van Mr. Er van eene vorige uitvoering, gevoegd by het programma, voor deze gele genheid ontworpen, doen een aangenamen avond verwachten. Voor de akte lager onderwys teokenen is geslaagd do heer J. A. Van Iterson, alhier, leerling van den heer G. M. Kosters, leeraar aan de Hoogere Burgerschool, en vroeger leer- liDg by het Genootschap „M. S. G." De Leidsche dans- en tooneelclub „Entre Nous" gaf jl. Zaterdagavond in den Foyer der Stadszaal, onder leiding van den heer. Ths. S. W. Van Leeuwen, dansonöerwyzer en pia nist, eene uitvoering met introductie, welke vry goed bezocht was. Voor het zeer schoone groen, dat met veel smaak in een hoek der zaal by het tooneel gerangschikt was, had het bestuur der Club een uitstekend adres gevonden in deD heer A. J. Kors, bloemist in de Heerenlaan, onder Leiderdorp. Vóór dat groen, waren, hoog ver heven, ongetwyfeld by ontstentenis van een banier, in gasilluminatie aangebracht de let ters E en N, hetgeen heel goed stond. Voor het denkbeeld tot dat vlammend schrift was het een geluk, dat de Club „Entro Nous" is gedoopt en niet „Onder Ons"; immers, „O O" als soort van hulde aan de Club had minder verkiesiyk geweest. Aangezien we de vorige week onze meening omtrent de Franscho benamingen van veree- nigingen als deze reeds duideiyk hebben uitgedrukt, willen we daar thans niet weer op terugkomen, en dit te meer niet, nu het uit een opzetteiyk daartoe vervaardigd, niet onaardig couplet dat, behalve een pleiten voor een onverdedigbare zaak, tegeiykertyd eene bedekte poging tot verontschuldiging voor Fransche namen inhield, zy deze dan ook zeer waarschyniyk buiten de bedoeling des dichters Zaterdagavond bleek dat „Entre Nous" „Entre Nous" is en, heeft de Club tyd van leven, hardnekkig in naam „Entre Nous" biyven zal. Uit de toespraak van den voorzitter, die zich netjes van zyn taak kweet, bleek dat „Entre Nous" in de eerste plaats dans-, in de tweede tooneel-club is en zich niet geschaard wenscht te zien onder de tooneel- vereenigingen. Het tooneelspelen is slechts bijzaak, „correct" dansen, zei de voorzitter, hoofdzaak, en het doel: het verschaffen van a ngename avonden. In zyn toespraak ge waagde hy dan ook eerst van het genot van den nacht (den dans), daarna van dat van den avond (het tooneelspel en de voordrachten). Het tooneelspelen is dus bijzaak, en, dit in 't oog houdende, hebben de dilettanten zich goed geweerd. „De goede Peetoom" of „Hy moet aan het kleine tafeltje zitten,", bijspel. met zang in één bedrjf, was het eerst aan de beurt en behalve Engel Parady's, met zyn onnatuurlyken knevel, welke later op een ander gezicht nog eens dienst scheen te doen, en vry onbeschaafde uitspraak (legt Engel zich misschien meer op 't Fransch dan op zyn moedertaal toe?) vervulden allen hunne taak op bevredigende wyze. Alleen zy nog opgemerkt dat de naam Casin anders moet uitgesproken worden dan nu telkens geschiedde door do werkende leden van „Entre Nous." De voordrachten „Curiositeiten" en „De Spijskaart," komisch duet, misten de bedoelde uitwerking niet. Na de pauze werden de aanwezigen ont haald op „De Parapluie," vervolgens op het bijspel mot zang in óón bedryf „De Bruids schat van Auvergne" (jammer voor de leden van „Entre Nous," vooral voor den couplet zanger, dat er op de programma's gedrukt stond „Öuvergne;" heel jammer!), toen op „Jaep en Pleun van Barendrecbt" en tot slot op „De twee Gentsche boerinnen," die we vroeger wel eens aardiger gezien hebben, toen de vrouwtjes uit Groesbeek kwamen en niets met „Entre Nous" te maken hadden. Te halftwee des nachts (tot zoolang had het „avond"-genot geduurd) werd van het tooneel bekend gemaakt dat do laatste voor dracht, het komisch duet „Ik lach me ziek," vervallen zou, omdat anders bet dansen „te laat" zou beginnen. Van het dansen, het hoofddoel der Club, vernamen we dat het inderdaad „correct" is goweest en goede vruchten heeft getoond van het onderricht des heeren Yan Leeuwen. We gelooven het gaarno: de proeven, welke we er op het tooneel reeds van gezien hadden, geven ons daartoe aanleiding. Eene aardigheid met genummerde vlaggetjes moet byzonder in den smaak zyn gevallen. De muziek hield zich zeer goed en de muzikanten mochten by hun eervol ontslag aanspraak maken op den dank der Club voor de lang durende diensten, der Club bewezen. Dankbaarheid is „Entre Nous" ook ver schuldigd aan haren voorzitter en aan de dames, die zich voor het welslagen barer uitvoering zooveel moeite hebben getroost. - Men schryft ons uit RjnzaterwoudeOp 8 November 11. werd in de openbare school te Rjnzaterwoude, daartoe door den gemeente raad welwillend afgestaan, het oprichten van het Departement Oude Wetering c. a., Leimui- den en Rynzaterwoude der Maatschappy tot Nut van 't Algemeen, dat op 7 April 1820 plaats bad, herdacht. Dat lokaal was door de zorg van eenige jongedames in korten tyd met groen, bloemen en vlaggen versierd en had een feesteiyk aanzien. Allen, die daar waren, leden, genoodigden en geïntroduceer- den, ongeveer 90 personen, waren tevens echt feestelyk gestemd, zoodat een byzonder ge- noeglyke avond, enz. werd doorgebracht. Door den voorzitter werd eene rede gehou den, waarby hy, wyzende op de samenstelling van het eerste bestuur, dat bestond uit een Remonstrantseh predikant, een Ned.-Herv. predikant en een R-Kath. pastoor, aantoonde hoe verdraagzaam men in die dagen was. Voorts werd in het kort mededeeling gedaan van wat het Departement in die 75 jaren heeft gedaan, en van de nog bestaande instel lingen alsLeesbibliotheek, vóór 1826 opgericht, het Ziekenfonds opgericht 1 Mei 1842, de Spaarbank, opgericht 8 Januari 1852. De over leden heeren, N. Yan Pelt, laatst overleden mede oprichter, C. v. Mourik en J. v. d. Breggen, werden als yverige leden in herinnering ge bracht, waarna do diensten, die de heeren D. H. Los, te Oude-Wetering, en L. J. Linthorst als leden van het Departement nog bewyzen, werden gewaardeerd. Deze rede, welke afgewisseld werd met het zingen van toepasselijke liederen, door ge noemden heer Linthorst vervaardigd, werd met aandacht gevolgd. Daarna volgde het opgeruimde samenzyn. Do heer J. C. Bender, muziekonderwijzer te Leiden, bevorderde dit door op onvermoeide en verdienstelyke Wyze de piano te bespelen. De he r B'got, conferencier te Amsterdam, zorgde dat er met een deel zyner voordrachten de vroolykheid stygende bleef, doch bezorgde ook ernstige oogenblikken, waar hy op tref fende wyze „Myn Leopold" en „In de anti chambre van den Minister" voordroeg. Tot het einde toe (4 uren 's morgens van 9 Nov.) was het een feestelijke stemming; geen enkele wanklank werd vernomen. Onge twyfeld blyft deze feestavond by de bezoekers nog lang in aangename herinnering. Op 9 dezer heeft aau het departement van buitenlandsche zaken te 's-Gravenhage de onderteekening plaats gehad van een verdrag tusschen Nederland en de Zuid-Afrikaansche Republiok tot regeling der uitlevering van misdadigers tusschen beide landen. StsGt.) Naar gemeld wordt, zal ook mr. K. N. Zurmühlen met ingang van Februari 1896 zyne betrekking als commissaris van politie te Amsterdam wegens gezondheidsredenen neerleggen. By beschikking van den minister van waterstaat is aan den civieMngenieur A. Th. Baert, adjunct-ingenieur 'oy de normaliseerings- werken van de Merwede en Killen, op zyn verzoek, eervol ontslag verleend en is In zyn plaats benoemd de civiel ingenieur L. Yan Krimpen, ingenieur by de gemeentewerken te Leeuwarden. Verder zyn benoemd tot bui tengewoon opzichter de heeren: J. Olie, te Hansweert, en J. C. Van Eondenburg, te Hellevoetsluis, eerstgenoemde by de werken van het kanaal door Zuid Beveland en laatst genoemde by het kanaal van Voorné. De 2de luit. W. F. Waldeck, van het 4de reg. inf. te Leiden, wordt van 16 Decembe tot ultimo Februari gedetacheerd by de normaal- schietschool te 's-Gravenhago. De minister van binnenlandsche zaken heeft ingetrokken zyne beschikking van 21 October 1895, waarby het vervoer van her kauwende dieren en varkens verboden is uit een gedeelte van de gemeente Berg en Terblyt. Prinses Elizabeth van Waldeck Pyrmont wordt morgen, Dinsdag-ochtend, per mailboot van Engeland te Vlissiygen verwacht en zal met den aansluitenden mailtrein de reis naar Oberhausen vervolgen. Zaterdag werd gemeld dat de heer Kat, verbonden aan de hoofd-administratie van de Deli Maatschappij, te Medan door een amok maker was gedood. Blijkens nadere information, ingewonnen door de directie dezer Maatschappy, werd by deze amok-party de heer A. J. Roze, administrateur der onder neming „Helvetia" (Soekapiring by Medan) licht gewond. Naar men weet, bestaat by de Kamer van Koophandel en Fabrieken te Amsterdam het voornemen, by de Regeering stappen te doen, ten einde te verkrygen, dat het nieuw te bouwen Rijks Ethnographisch Museum daar ter stede worde gevestigd. Zy wenscht aan de Regeering daar by in uitzicht te kunnc-n stellen kosteloozen afstand van den voor den bouw noodigen grond op een in verband met de bedoeling van den museum aanleg geschikt gelegen en voldoende groot terrein, en voorts beschikbaarstelling in bruikleen van de etbnographische ver zameling, thans in het bezit van het konink lijk zoölogisch genootschap „Natura Artis Magistra." Genoemd genootschap is bereid bevonden tot dit laatste mede te werken, wanneer het museum zooveel mogeiyk in de nabijheid zyner terreinen gevestigd worde. In verband daarmede komt het B. en Ws. van Amsterdam wenscheiyk voor, het voor nemen van do Kamer van Koophandel en Fabrieken te ondersteunen, door voor het beoogde doel aan te wyzon een terrein, groot 4000 M2., in het zuidelijk deel van het Ooster park. Hoewel woonhuizen in het park niet zouden kunnen worden toegelaten, kan een museum, als bier bedoeld wordt, de aantrek- keiykheid daarvan verhoogen. Voor het mu seum zelf is het terrein ook wegens do nabyheid van het genootschap „Natura Artis Magistra" byzonder geschikt. By den bouw zal er evenwel rekening mede gehouden moeten worden dat het park op polderterrein- hoogte ligt en dat het museum zal moeten loozen op het stedelijk rioolnet, passende by de weghoogte van 0.70 M. -f- AP. Wanneer de Gemeenteraad van Amsterdam zich hiermede vereenigt, geiyk zulks het ge val is met de commissie van bystand in het beheer der Publieke Werken, stellen B. en Ws. een ontwerp in dien geest ter bekrach tiging voor. Te zyner tyd zullen de noodige voorstellen worden gedaan, om dien grond voor het beoogde doel kosteloos aan hetRyk af te staan. Tot ondersteuning van de Nederlandsche -Opera is reeds ingekomen by „DeAlgemeene Muziekhandel" te Amsterdam sedert een vorige opgave: X. f 500, M. T. De M f 25, raej. J. T. f 10, M. De L. f 500, J. E. f 500, rnej. M. S. f 10. J. K. H. f 500, L. H. P. f 100 totaal met de vorige giften ƒ5186. Aan de Tweede Kamer is een adres ge zonden door het bestuur van don Nederland- schon Hotelhoudersbond, waarin teleurstelling wordt uitgesproken, dat uit de inleiding en aanteekening op de nieuwe wet tot herzie ning der personeele belasting niet is gebleken, dat er eenige notitie is genomen van de reeds vroeger door den Bond ontvouwde grieven, ten einde vermindering te bekomen in de hef fing dier belasting voor de hotelhouders. Het bestuur verzoekt by de behandeling der wet het ingediende adres in ernstige overweging te willen nemen. Het hoofdbestuur der Hollandscbe Maat schappij van Landbouw heeft een adre3 gezonden aan den minister van financiën, betreffende de betaling van 10 percent accyns van het slachtvee van de volle waarde, dus ook over al het afval, van huiden, vet, beenderen, enz., waardoor, daar deze artikelen onbelast uit het buitenland worden ingevoerd, er be scherming ten voordeele van vreemden bestaat. In het adres wordt gevraagd deze onbillykheid op te heffen door by den vleeschaccijns alleen het vleesch te balasten, of anders de invoer rechten ook over het afval te heffen en deze daardoor geiyk te stellen met den door Nederlanders betaald wordenden accyns. Ook is besloten een adres aan de Koningin- Regentes te zenden, om aan te dringen op het tot stand komen der zoogenaamde uit zonderingswet, als gevolg van de by art. 152 der Grondwet gedane toezegging van schadevergoeding by vernietiging of onbruik- baarmaking van eigendom in het algemeen belang door ryk, provincie of gemeente. Van dat adres zal aan de verschillende landbouw- maatschappijen in Nederland een afschrift worden gezonden. Nog werd vastgesteld een adres aan den minister van binnenlandsche zaken omtrent het meer en meer voorkomen van tuborculoso onder het rundvee, waarby ook in overweging gegeven wordt oen ryksfonds op te richten, zooals reeds te Groningen en te Purmerend is geschied, om do veekoopers schadeloos te stellen, zoo na do slachting blykt, dat het dior aan tuberculose lydende was. Het „Landbouw-Weekblaa" verneemt dat de openstelling der Belgische grenzen eenige vertraging ondervindt, ten gevolge der voor bereiding van voorzorgsmaatregelen. De open stelling is niet te verwachten vóór de eerste helft van December. Te Kuilenburg is plotseling overleden de heer M. Van Hoogenhuyzen, burgemeester dier gemeente. Hoewel sedert langen tyd reeds sukkelende, verrichtte hy tot de laatste oogenblikken zyne werkzaamheden. Zyn verlies wordt zeer betreurd. Aan de hoogere burgerschool te Brielle is benoemd tot leeraar in de Nederlandsche taal de heer A. Oprei, doctorandus in de Nederlandsche letteren, en tot leeraar in het Hoogduitsch de heer Theodor Merkes. 3) Kom, raadpleeg uw geheugen eens even, wellicht kunt ge my op die vraag wel ant woorden. Meester Maarten peinsde en schoof de muts op de bekende wijze heen en weer. Van daag juist een week geleden, mompelde hy langzaam, en 't oog vestigende op het vlammetje, dat spelenderwijze het ontsnappende gas uit het eiken blokje ver schalkte, herhaalde hy dezelfde woorden nog maals, tot hem eindeiyk een licht scheen op te gaan. Althans, de muts stond vrywel op dezelfde plaats ala gewoonlyk, de kin werd voornaam gestreken, het voorhoofd op den kende wyze gefronst en de lippen klemden zich vast op elkander, waarna een langzaam en veelbeteekenend knikken volgde. Ansfridus 'wendde zyn vlammend oog niet af van den waard. Ja, ja, 't komt uit. 't Is waar, er zyn groote feesten op til, jaebtpartyen ook al. Wat weerga, hoe kon ik er nog over denken 1 Er zyn tal van edelen uit Kennemerland aan gekomen welzeker, 't komt alles precies uit. Myn stalknecht Florie kwam er mee thuie, hy had het van Bruno, den bierbrouwer, ge hoord - Bruno of Floris of wie ook, zei Ansfridus ongeduldig, dat komt er niet op aan. Er zyn dus feesteD, er zyn dus jachtpartyen, goed, best, uitmuntend. Maar die jonkvrouw Laat my eens zien 1 Vandaag een week geleden? Ja, zoowaar, toen ging hier een flinke, groote reiswagen langs, getrokken door vier paarden. Nieuwsgierigheid is echter myn aard niet; toch ging ik even naar buiten en kon juist een onbescheiden blik in den wagen werpen, waarin zich naast den Ambachtsheer van Waddingsveen een nog jeugdige en, onder ons gezegd, een zeer schoone dame bevond. Zwart haar, donkere oogen, een blos op het gelaat, flink van voorkomen Ansfridus verslond, als 't ware, elk woord van den herbergier. Z(jne oogen blonken van een koortsachtigen gloed en opstaande, vroeg hy En jonkvrouw Josepha Van Roozen- beecke, want zoo heet ze, toeft thans op het „Slot?" Wat zou ze daar doen, als ze een nicht is van den heer Van Naaldwyk en duB by haar oom een gastvry dak kan vinden? Maar dat ze by die feesten tegenwoordig zal zyn, daar voor durf ik gerust instaaD, ten minste, ik heb haar al een paar keer een rit te paard zien doen In gezelschap van haar oom en den zoon van ridder Van Hegoldaele. Eene wolk overschaduwde het edele voor hoofd van Ansfridus, doch zich spoedig her stellende, vroeg hy Ligt het landgoed van Van Naaldwyk hier in de nabyheid? Als ge het veneter van uw elaapkamer ontsluit, kunt ge in de verte den witten gevel duideiyk zien. Ik dank u, beste vriend, voor uw inlich tingen, zei Ansfridua. Nog eene poos bleven ze samen praten, tot het uur van scheiden sloeg. Ze wenschten elkander eene goede nachtrust en een half uur daarna was in de „Sïnt-Hubertus" alles doodstil. Allen sliepen den slaap des rechtvaardigen Neen, niet allen I De dierbare schim van de schoone Josepha deed Ansfridus een wyle de vermoeienis vergeten. Toen allen in de taveerne rustten, had by behoedzaam het venster ontsloten - en richtte hy den blik naar 't Zuiden, 't Gure weer was geheel be daard en in het woud heerschte eene ernstige stilte. Door de maan beschenen, slingerde zich de Gouwe als een zilveren band tusschen boomgroepen en landeryen en weerkaatste het etarrenheir, dat aan de aarde een vrede groet zond. Ginds in de verte toekende zich een hel verlichte gevel scherp af tegen den somberen achtergrond en toen Ansfridus zyn oog daarop vestigde, scheen het, of een nevel het overtoog. Lang staarde hy in die richting, toen sloot hy onhoorbaar het venster en fluisterde zacht: „Rust wel, Joeepha I Tot morgen 1" IV. Maarten en Bruno. De nacht ie voorbygegaan. De morgenzon werpt hare stralen reeds eenigen tyd over en door het vale geboomte, terwyi eene frissche, lekkere herfstkoelte door het gebla derte suist en de guurheid van den vorigen avond geheel doet vergeten. Meester Maarten ze9r ingenomen met het bezoek van een minstreel, die by edellieden in hoog aanzien stond en geëerd was by alle jonkvrouwen is reeds vroeg naar Der Goude vertrokken, om inkoopen te doen en zyn gast eene lekkere tafel te bereiden. Nadat hy hier en daar eenige informaties had ingewonnen over de aanstaande feesten, ten einde die aan Ansfridua mee te deelen, ging hy dwars over het Groeno Veld naar den Groenendaal, waar Bruno, de meest be kende bierbrouwer, woonde. Bruno ontving den waard der „Sint-Huber- tus" met de meeste hartelykheid, want deze was een goede klant en betaalde stipt op tyd zjjne schellingen en denariën. Dat zal een heele drukte geven, Maarten! zei Bruno. Er zyn vele edelen aangekomen en zoo straks is ook Ridder Van Naaldwyk gearriveerd. Hy scbynt niet de minste onder de gasten te zyn, want Ridder Van Naaldwyk? viel Maarten hem in de rede. Welja, den Ambachtsheer van Wad dingsveen bedoel ik natuurlyk. Hoe vraagt ge dat zoo? Och, ik wilde alleen maar weten, of hy alleen is aangekomen, dan of hy zich in ge zelschap bevindt van zyn nicht Josepha Van Roozenbeecke. Weleer was de tegenwoordige markt van Gouda een groot atnk graeland, waarheen onkelo wegen leidden, die daaraan bnn naam ontleenden. (Groenen daal, Vogeleoaang, Tiendew'*;, enz.). Het beden- daagacbo Btadhula werd in 1419 gebouwd, Bruno schoot in een lach en riep: „Wel, kerel, hoe komt een herbergier er toe inlichtin gen aangaande jonkvrouwen in te winnenGe kent haar naam ook nogal goed. Moet ge soms mee ter jacht? Nu, met zoo'n geleide mag 't nichtje van Van Naaldwyk zich geluk- wen8chen. De waard der „Sint-Hubertus" in jager8kostuum! Wel, man! heel Gouda loop! uit, om dat wonder te aanschouwen Maarten, Maarten 1 En 't lumineuze denkbeeld vorder uitwer kende, veegde Bruno zich herhaalde malen van het lachen de tranen uit de oogen. Ondanks de uitbundige vroolijkheid des brouwers, ondanks het luide blaffen van den hond, die in deze vroolykheid scheen te willen deelen, verloor Maarten goen oogen- blik zyne bedaardheid. Doch alles heeft zyne grenzen! Toen hy zag, dat Bruno een loopje met hem nam, besloot by eerst met een forsch „koeBt!" het redelooze dier daarginds te be duiden, dat dit zich vooral bedaard moest houden, waarop hy een blik van machtelooze woede vestigde op zyn vriend, om hem daar mee te verpletteren. Een en ander miste echter volkomen het doel en toen stond Maarten op, om te vertrekken. Bruno's lach bui dreef weldra over en hy verontschuldigde zich door te zeggen, dat dit alles ook maat gekheid was. Gekheid of niet, zei Maarten, „'t komt niet te pas. Kan ik met u praten, ja of neen, andere (Wordt vcroolgi.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1895 | | pagina 1