(Deze (iCourant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven PERSOVERZICHT. Feuilleton. Overpeinzingen van ecu lantaarnpaal. N°. 10944 Maandas; 28 October. A°. 1895 PRIJS DEZER COURANT; Voor Leiden per 3 maanden1.10. Franco per post1.40. Afzonderlijke Nommers0.05. PRIJS DER ADVERTENTXËN: 6 regels f 1.05. Iedere regel moer f 0.17 Grootero Van 1 letters naar plaatsruimte, wordt f 0.05 berekend. Voor het incasseeren buiten de stad Tweede Blad. Mag men de Alkmaarsche Courant gelooven, dan ziet het er ook met de kaas-indus trie in ons land treurig uit. "Wie van een schilderachtig tooneeltje houdt, vindt op de Vrydagsche markt te Alkmaar nog zijn gading. Nog liggen de stapels kaas op de zeilen. De kaasdragers komen in hunne witte pakjes, met hunne gele, groene en roode hoeden, op hun onveranderlijk sukkeldrafje (evenals hun vaders, grootvaders en betover grootvaders) om de verkochte stapels op de berries weg te brengen, waar zy heen moe ten; naar een schip of een pakhuis. Alleen de gaslantaarns met hun altijd brandende nachtpitjes en de boot, door een petroleum- motor gedreven, passen niet bij 't publiek. Men zou het dan ook vandalisme achten, het Waagplein van asphalt te voorzien en de draagbaren door lichte wagentjes te ver vangen. Indien slechts één gildebroeder het zelfde werk als thans vier kon verrichten, dan zou zelfs de titel van kaasdrager in onbruik rakon met alle daaraan verknochte privileges. Niet minder verschrikkelijk ware het, indien de gemeente vergunde aan hem, die zijn kaas niet tot behoorlijken prijs van de hand kon doen, in het Waaggebouw zelf, tot de volgende markt, z(jn voorraad op te slaan. Want sedert onheuglijke jaren is bet een wet, dat de boer moet verkoopen, om 't even welken prijs hij bedingen kan, op straffe dat hij zijne kaas weder naar huis moet nemen. In weerwil echter van het behoud dezer oude vormen, gaat de kaasindustrie achteruit. Men staat voor het feit, dat in Noord-Holland do schoonste weiden van geheel Europa te vinden zijn, dat het voortreffelijkste vee op die weiden graast, dat bijna nergens de melk zooveel goede eigenschappen heeft als ten onzent, terwijl de kaas, die hier gemaakt wordt, van alle kaassoorten de laagste prij zen der wereld haalt. Engeland en Frankrijk, de grootste afne mers, bereiden zelf ook kaas, die duurder is dan de onze. Dit komt, omdat onze exporteurs geen rekening houden met den smaak dor bewoners van de landen, waarheen men uit voert. Onze kaasmakers vervaardigen een pro duct, dat met den loop der eeuwen hoogst waarschijnlijk niet van beter qualiteit gewor den is, en dat in ieder geval minder waarde heeft dan het gelijksoortig product in andere landen. Hierbij komt nog dit nadeel, dat alle handelswaren van de beste hoedanigheid beter prijs houden dan die van tweede of derde soort. Niet beter wordt de zaak, wanneer men in aanmerking neemt, dat de Noord- Hollandsche kaas in dit jaar veel aanleiding tot gegronde klachten gaf. Wel wordt de boer Vrijdags met allerlei dingen overstelpt, die met de kaas niets to maken hebben. Zoo zijn vijftien doctoren in Ik sta hier „ik" is de lantaarnpaal ik sta bier jaar in jaar uit en bijna niemand neemt notitie van mij. Slechts drie raenschen in de geheele stad, die zich mijn lot aantrek ken: de schilder, die mij ééns in 't jaar in een nieuw pak steekt; de lantaarn opsteker, die mij met zijn gebeimzinnigen stok dage lijks aan- en uitduwt, en de man, zonder neus en met veel puisten, die mijne ruiten zeemt. Dat men voor dezen laatste altijd iemand met zulke leeiyke kwalen kiest, dank ik aan miine absolute onvatbaarheid voor besmettelijke of andere ziekten, zelfs de paalworm versmaadt mij, reden waarom er dan ook volstrekt geen geneeskundig toe zicht op m\j gehouden wordt. Tweemaal per jaar, met kermis en Nieuw jaar, verkondigt de lantaarnopsteker zooge naamd mijn lof, en hij doet dat op rijm en zóó onhandig egoïstisch, dat, als ik een mensch was, ik hem van mijn deur joeg. Want ofschoon ik op het prentje veel grooter ge- teekend ben dan hij, als hy maar gedurfd had, zou hij dat ook nog niet 69ns gedaan hebben, in zijn vers verdwijn ik geheel in 't niet. Daar is hij de man. Hy steekt m\j aan en draait mij uit (maar ik brand dan toch); hij zorgt dat er licht is in donkere straten (maar ik pas op, dat ze niet tegen mij aanloopen); hij loopt door weer en wind (nou, ik wil met hem ruilen); hij is vroeg op en gaat laat naar bed (en ik ben altijd op). Zoo gaat 't het geheele vers door: altijd de rechts- of staatswetenschap Gn evenveel notarissen, candidaafe notarissen, ook van buiten de stad, en zaakwaarnemers, te spreken, indien de landman een rechtsgeleerd advies behoeft. Ziet echt9r z(jn kaas blauw-gestippeld van binnen, dan is er niemand in geheel Alkmaar, dien hij daarover kan raadplegen. In sommige kaasfabrieken krioelt bet van kleine vliegen. Doch waar, vraagt de Alkm. Ct is het laboratorium te Alkmaar, waar de spinnen gecultiveerd worden, om deze schade lijke insecten te verslinden? Toen onlangs de commissie van toezicht op de Rykslandbouwproefstations onderzocht welk lokaal geschikt zou zyn om eene in richting van dien aard te Alkmaar te vestigen, werd het verwezen naar het kleinste vertrekje van het ijkkantoor! En hoeveel jongelieden uit den boerenstand zijn er, die van den kaashandel iets weten? Terwijl in de andere takken van industrie de producent er naar streeft, in relatie te komon met den consument, verkeert de Noord-Hol- landsche boer in volslagen onbekendheid om trent de vraag, waar de kaas wordt heen gezonden en welke aanmerkingen op zijn waar worden gemaakt, welke vereischten worden gesteld. Ook mist men hier eene inrichting, waar beproefd wordt te vervaardigen die kaas soorten, welke op de buitenlandsche markten hoogere waarde hebben. Waar is de coöperatieve vereoniging tot kaasexport? Hoeveel jongelieden uit den boerenstand gaven zich de moeite tijdelijk in Frankrijk, Engeland of Duitschland hun vak te beoefenen? Naar hot der Alkm. Cl. voorkomt, is de prfjs niet slechts gedaald ten gevolge van algemeene oorzaken. Dit handelsartikel word ook daarom minder waard, omdat veel kaas van mindere qualitoit wordt gemaakt, zoodat het goede product er onder lijdt. Slechts indien wetenschappelijke onder zoekers zich aan dezen kwijnenden tak van nijverheid wijden, is verbetering te voorzien. Anders niet. Met huismiddeltjes komt men er niet meer! Do tijd is voorbij, dat men de vruchtbaarheid van hot vee dacht te ver meerderen door de koe levende kikkers te laten inslikken. Alleen wetenschappelijk onder zoek en meerdere kennis kunnen ons redden. De briefschrijver uit de Residentie schreef dezer dagen aan Het Nieuws van den Dag omtrent den vooruitgang van Den Haag het volgende: „Door een der nieuwe buurten komende, een van die voorsteden, die een stad op zichzelve vormen, zag ik dezer dagen een merkwaardig verschijnsel. Hoewel nauwelijks tien minuten gaans van het centrum gelegen, waar de groote „magazijnen" zijn, waar men alles tegenwoordig even goed en even snol krijgen kan als in Parijs en andere hoofd plaatsen d9r „galanterie" en „nouveauté", vormde zich daar in die buitenwijk een vol- hij, hy, hy! En aan 't slot komt de aap uit de mouw: Zoo komt hy, die de lantaren Opsteekt, weken, maanden, jaren, En biedt u zijn wonschen aan, en dan houdt h(j zijne hand op. Ik begryp de menschen niet, dat zy daar inloopen! De zon en ik kunnen elkaar niet goed ver dragen! Nauwelijks heb ik mijn dagslaap ge ëindigd en sla ik de oogen op, of zy maakt cito cito dat ze wegkomt. Ik zou geen zon willen zijn, voor nog zooveel niet. Dat i3 nu het ondankbaarste baantje, dat ik ken. 't Is waar, ze ziet meer dan ik; maar op den duur gaat dat al even hard vervelen, dunkt my, als de weilanden aan een machinist, die altijd tusschen Leiden en Amsterdam op en neer rijdt. En dan dat eeuwige gedraai! O neen! duizendmaal liever een lantaarnpaal. Met andere hemellichamen sta ik op den besten voet, vooral met de maan. Dat is dan ook een best hemellichaam. We loopen elkander nooit in den weg; integendeel, we helpen elkaar en nemen elkaar het werk uit de handen. Vroeger waren we zelfs zóó amicaal, dat, als we vooraf wisten, dat zy flink uit haar oogen zou kijken, wy maar door blevon slapen. Maar dat liep een keer of wat leeiyk mis, doordien ze verscheen met een heel dikke voile van wolken voor, en toen op zoo'n donkeren avond eens een burgemeester met zijn hoofd tegen één van ons was aangeloopen, was zijn geest plotseling zóó verlicht, dat we er voortaan eiken avond, weer of geen weer, allemaal uit moéten, be halve in Schoterland. Een erg eentonig leven, zegt u? Maar volstrekt nietDaar wou ik u juist over ledige winkelstraat. Daarin is niets bijzonders, zal men zeggenwant winkels van dagelijk- sche behoeften zijn overal noodig. Maar het interessante is dan ook, dat in eon dier winkel3 een uitstalling van horloges was aangebracht, waartusschen er twee lagen van ƒ1000 en ƒ1200. Of die winkelier deze luxe-artikeltjes daar of elders ooit verkoopen zal, doet er minder toe, wel niet voor hem, maar voor mijn betoog. Maar de zaak is, dat in minder dan twintig jaren een stadsgedeelte verrees, op zichzelf welvarend en bevolkt genoeg, om de vestiging uit te lokken van winkels, waarin men zulke kostbare voorwerpen in voorraad kan hebben. 't Gaat dan ook in 't groot, die uitbreiding van onze stad, by wijken te gelijk. Nog is „Duinoord" pas half voltooid, en een volgend stratennet daarachter pas in aanleg, met den nieuwen verbindingsboulevard naar Scheve-, ningen in ontwerp, of weer heeft zich eene combinatie gevormd voor den bouw tusschen Bezuidenhout en Hollandschen Spoorweg van niet- minder dan 1300 aanzienlijke wonin gen, villa's en huizen, ineens. En de gemeente vaart daar wél by. Want het brengt vrye groote kosten mede, maar niettemin is het saldo van dien aard, dat w(j zonder verhooging van belastingen en met een zeer matige stijging van onze schuld al de buitengewone uitgaven kunnen bestrijden, die in den lateren tyd noodig bleken. En met welk een toekomst! Als we't nog maar een twintig jaren zoo kunnen volhouden, dan zlln in 19IS een viertal 4'/2- en 5 pets.- leeringen afgelost, die nu nog te zamen jaarlijks 265,000 eischen, d. i. de helft van do directe gemeente-belasting. Als 't zoo ver is, dan zullen we waarlijk met onze welvarendheid geen raad weten." De Maasbode, dit overnemende, voegt er aan toe: „Hoe geheel andors is dit by ons, in R o 11 e r d am! Ook hier verrijzen voort durend nieuwe wijken, waarin ook winkel straten komen, maar deze zijn van een ge halte, dat dikwyls in een geheele straat geen levensbehoeften van eerste qualiteit zyn te verkrijgen, en nog veel minder andere artikelen, welke niet tot de levensbehoeften behooren. Ten gevolge van de toeneming zijner be volking ziet Den Haag zijne schuld vermin deren en Rotterdam die vermeerderen. Den Haag moet voor rente en aflossing betalen 265,000, dat is de helft der opbrengst van de gemeente-belasting, en Rotterdam moet voor rente en aflossing betalen 1,729,871.20, dat is ruim 7 ton moer dan de opbrengst der plaatselijke belasting." Hoe klein en benepen sommige lezers denken over de taak der dagbladpers, kan blijken uit het volgend stukje in de Opr. Haarlemsche Ct.: „Het voorlichten van haar lezers, een der voornaamste, maar tevens moeilijkste plichten gesproken hebben; dat is het groote gebrek van do menschen: die willen te ver kyken, te veel zien Wat wordt iemand niet geminacht, die niet verder kijkt dan zyn neus lang is, en hoe hoog pryst men hem, die er een ruimen gezichtskring op na houdt I Maar ik houd het met don eerste, dat verzeker ik u. Ik kijk dan ook niet verder dan myn neus lang is, maar ik zie genoeg, soms zelfs meer dan m\j lief is. En als de menschen dat ook doden, wat meer letten op hunne eigen omgeving en wat daarin voorvalt wat zouden ze een boel gelukkiger kunnen zijn! Maar iedereen heeft tegenwoordig een ruimen gezichtskring en merkt op wat elders gebeurt, en niet by hem thuishy ziet de be kende splinters, en niet de even bekende balken. Maar wat kunnen my de menschen schelen „Laat ieder zich maar met „z'n eigen" be moeien, dan heeft hy genoeg te doen," hoorde ik onlangs eene keukenmeid zeggen, die onder het schynsel van myn vlam een vriendin stond te verdedigen, van wie een afgezegde vryer allerlei leelyko dingen had verteld. En het mensch had gelykl Als ik alles wilde over brieven wat ik zoo zie en hoorDaar, gister avond nog. Om een uur of negen, daar zie ik, precies op de lyn, waar myn gezichts kring eindigt, een prachtig mooi meisje aan komen mooie meisjes zie ik altyd dadeiyk, omdat ik er zoo mee te doen heb, dat zy 's avonds op straat loopen; enfin, ik zie haar aankomen, en ik had wezenlyk pleizier in haar, hoe dichter ze by my kwam. Maar opeens, daar hoor ik zware, haastige stappen achter haar. Wel, ik begon driemaal zoo hard te flikkeren als gewooniyk, van kwaadaardig heid. Daar hadt je weer zoo'n leelyken kerel Loopen deed hy, totdat hy onder myn licht van een courant, wordt der redactie niet gemakkeiyker gemaakt, wanneer personen, die zich door die voorlichting benadeeld achten, hun toorn op de uitgevers koelen door hun in de beurs te tasten. En dit nu is ons, binnen weinig weken, helaas, tweemaal overkomen. Eerst zeide een abonnó (een makelaar) zyn abonnement op, omdat in onze handelskroniek tegen zekere speculatiën in koffie was ge waarschuwd. Thans deelt ons de directie van den schouw burg te Haarlem mede, dat zy voortaan geen advertentién meer in onze courant laat plaatsen, omdat onlangs een critiek van de vertooning van een paar tooneelstukken te Amsterdam in de Opr. Haarlemsche Ct. was verschenen, die haar mishaagde, en dat wel juist een dag voordat diezelfde stukken te Haarlem zouden worden vertoond. Wy hadden, zoo wy die beoordeeling al wilden plaatsen, in elk geval behooren te wachten totdat de opvoering te Haarlem was afgeloopen. Wy hadden ons derhalve behooren te regelen naar de belangen of de vermeende belangen van de schouwburgdirectie? Nu, onze lezers kennen ons, gelukkig, genoeg om to weten dat wy ons daartoe niet leenen, en wy vertrouwen, dat zy ons daarvoor dankbaar zullen zyn. De Opr. Haarl. Ccuranl heoft het, zegt De Tijd, natuurlijk ironisch bedoeld, toen zy zeide dat zulke handelwyze de taak der Pers moeilyk maakt. De oprechte Pers is, zooals de O. H. Ct. dan ook zegt, boven zulke kleinbenepen aan- valletjes hoog vorheven. Het Schoolblad schreef onlangs dat minister Van Houten het pad, om tot eenheid van speliing in de aardrijkskun dig o n a m e n to komon, wel glibberig zou vinden. Dit blykt nu reeds, naar het blad niet zonder „Schadenfreude" opmerkt. In de bewuste tabel by do kieswet worden de namen van twee gemeenten in Utrecht gespeld de Bildt en Ouden Rfin, doch in het wetsontwerp, dat op 't oogenblik aanhangig is, tot verandering der grens tusschen deze beide gemeenten en Utrecht, worden beide namen geschreven de Bilt en Oudenryn. Wil de Minister dus eerstgenoemde spelling, dan zou hy kunnen beginnen, die aan zyn eigen Departement voor alle stukken in te voeren. Doch zelfs dit scbynt zeer moeilyk! De Nieuwe Rotterdamsclie Courant, opmer kende dat wy niet ver moer verwyderd zyn van het tydstip, 1 Januari 1896, waarop de Staat tot eene nieuwe conversie zyr.er voormalige 4-pcts.-schuld bevoegd is, onderzoekt de vraag hoe die conversie moet worden geregeld. Volgens haar oordeel zal het nieuwe fonds steeds aflosbaar moeten zyn en 3 pet. rente moeten dragen. Zoo dit type gekozen wordt, zal de geheele zaak gh d ja, dat moet ik straffeloos godoogen, dat zoo iets onder myn licht gebeurt vlak naast haar liep. En toon keek hy haar zoo strak aan, dat het kind er een kleur van kreeg, en toen zei hy „Goeien avond, lief kind!" Alleen-by zulke gelegenheden zou ik zonder menschelyke hulp „uit" kunnen gaan van verdriet, dat ik zoo'n „paal uit één stuk" benik moest een paar losse beenen hebben, dan zou ik hem goeien-a^ond lief kinderen! Ik schopte hem de zon'achterna! Dit lieve kind gaf hem nu gelukkig geen antwoord, zoodat ik er nog ooggetuige van was, dat hy weer achter haar liep en de afstand tusschen hen steeds grooter werd. Maar er zyn ook heel veel lieve kinderen, die vriendelyk lachen en „goeien avond, meneer!" terugzeggen, en dan weet ik er alles van! Ja, ik zie goede en slechte menschen. DronkenlappeD, die lk moet steunen, of zy zouden tegen den grond vallen, komen nauwelyks door die rust, die ik hun verleen, weer een beetje by, of zy steken de hand in den zak om er de laatste broodcenten voor vrouw en kinderen uit te halen, vloekend en natellend of er nog genoeg is voor een borrel. En arme duivels heb ik hetzelfde zien doen en het geld weer zien wegsteken met een zucht, omdat er niet genoeg was voor een brood. Vrouwen heb ik inéén zien zakken aan myn voet, als verdriet, smart en honger eindelyk hare beenen verlamden, en schit terende équipages reden my voorby en brachten den eigenaar naar de vrouw, die hem in een jaar zooveel kostte, als die andere noodig had om goheel haar leven zorgeloos te bestaan. kunnen afloopen, zonder tusschenkomst v. n bankiers. Daarin is een groot voordeel gelegen. De Staat mag zich niet onttrekken aap het nemen van den maatregel der conversie, al is dat voor velen een harde maatregel, maar hy zorge hiervoor, dat al de baton, die de con versie oplevert, aan de schatkist ten goedo komen. Makelaars-provisiön zyn nooit te ont gaan, doch zy behoeven niet overmatig te wezen. Bankierswinsten echter zyn wel dege- lyk te ontgaan, wanneer de zaak met beleid wordt uitgevoord en een rente wordt toege zegd, die onder de tydsomstandigheden be vredigend wordt geacht. Volgt de Regeering dezen weg, dan zal datgene, wat voor velen zoo pynlyk 13, niet tot verryking strekken van enkelen, van buitenlanders misschien Engeland heefc voor eenige jaren een veel grootere conversie zonder bankiers tot stand gebracht; ook die, welke thans in Nederland aanstaande ia, kan op deze wys gelukken, by de keuze van oen 3-pcts.-fonds. Wat de aflossing betreft, zou de N. R. Cl. alle bepalingen betreffende schulddelging wil len vervangen door één enkel wetsartikel van ongeveer dezen inhoud: „Jaarlyks wordt een som van 3,000,000 (vermeerderd met de gelden, die jaariyk3 uit de geldmiddelen van Nederlandsch-Indió tot amortisatie der schuld van 1887 in de schatkist worden gestort) tot schulddelging aangewend. Van deze bepaling kan by de wet worden afgeweken". Men voege daar dan by, dat de bepaling eerst in werking treedt op 1 Januari 1900, het tydstip, waarop de geweron gereed en vermoodelyk de uitgaven voor spoorwegen, Rotterdamsehen Waterweg en Maasmond wtl beëindigd zullen zyn. De begrooting wordt dan heelwat vereenvoudigd. Het tekort is nu geraamd op 7,500,000, welke som, daar de begrooting gewooniyk 3,000,000 mede- valt, op ƒ4,500,000 is te stellen. Wordt de rente der schuld van 373,31*2,800 met een half percent verlaagd, zoo wint men 1,866,590 Voor aflossing is uitgetrokken (ongerekend wat Indië daartoe bydraagt) 3,092,900 Te zamen ƒ4,959,490 zoodat het tekort van 4V2 millioen voor een overschot van 450,000 plaats maakt, nadat alle gewone of buitengewone uitgaven, inclu sief de geweren, uit do gewone middelen zyn gedekt. Wat kan daar tegen zyn vraagt de N. R. Ct. Amortiseeren is uitmuntend, maar arr.orti- seeren en leenen, of amortiseoren, torwiil men tegelijk eenige millioenen aan uitgaven onder do buitengewone rangschikt, is kwaiyk te verdedigen. Het geeft slechts omslag, ver warring, en in slechte tyden geldeiyk verlies. Laat de verplichte aflossing als regel bestaan; maar laat zy geen contractueele verplichting biyven en do wetgever tegenover derden be voegd zyn om, zoodra het eene tastbare onge- ry radheid is de aflossing voort te zetten, haar tydelyk te schorsen. Kleine, van hunne ouders verlaten kinderen drongen bibberend van koude togen my aan och, of ik ze met myn yzeren huid verwarmen kon! en werden afgesnauwd door de voorbygangers, wien zy een aalmoes vroogen maar zy worde gezegend, de goede vrouw ze werden ook hartelyk toe gesproken en verzorgd door eene oude dame, die met tranen in de oogen de arme schep seltjes aanzag. Ik flikkerde van pleizier! Dat is wel aardig; zooals een hond alles met zyn staart doet, doe ik alles met myn vlam. Of ik kwaad ben, verdriet heb of vrooiyk bon, go kunt het altyd aan myn vlam zien, alleen maar niet, welke van die drie gewaarwordingen meester van my is. Och, ik heb het in myn kleinen kring nog zoo kwaad niet! Ik ben best tevreden; ik zie en hoor genoeg, net zooveel als do zon, en ik zou met haar niet willen ruilen. En wat het mooiste is: ik ben steeds voor uitgegaan, wat de zon, evenmin als de meesto menschen, van zichzelve niet verklaren kan. Eerst w a 8 ik niet, zooals alles eerst niet was. Toen werd ik, en ik brandde olie, onder den naam van „gloeiende spyker." En ik werd steeds beter, ook reed3 met de gewone olie. Maar toen kwamen de petroleum en het gas, en als ik ydel was, zou ik meonen volmaakt te zyn. Maar, ik b o n niet ydel, en ik voel wat er aan my ontbreekt en welke gevaren my dreigen. O, electriciteit Maar zoolang ik sta, zal ik fier het hoofd omhooghouden en doen wat de lantaarn opsteker my geeft te doen. En als ik eenmaal vallen moet, welnu, dan zou ik vallende nog myne hand in myn vest steken en uitroepen: „Ik heb myn plicht gedaan!" LEIDSCHÉËÉDA&:

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1895 | | pagina 5