N». 10943 Zaterdag 26 October. A". 1895 (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Eon- en feestdagen, uitgegeven. F1 euilleton. Een Londensehc Anarcbistengeschicdenis. LEIISCH DAG-BLAB PRIJS DEZER COURANT Voor Leiden per 3 maanden. Franco per post Afzonderlijke Nommerst 1.10. 1.40. - 0.05. PRIJS DER AD VERTENTIEN Van 1 6 rogels f 1.05. Iedere regel meer f 0.175. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten do stad wordt f 0.05 berekend. Leiden, 25 October. In de met gasgloeilicht nieuw, helder, rustig en aangenaam verlichte en met aan- dachtigen geheel gevulde kleine Nutszaal had gisteravond de eerste der zes historisch- literarische lezingen plaats, welke vóór de op richting van 't wijkgebouw „Pniël" ook aldaar gehouden werden, maar sedert die oprichting in dat wijkgebouw, thans echter weer in het gebouw van 't Nut. 't Verheugde den spreker van dezen avond, dr. J. H. Gunning JHzn., predikant te Utrecht, dat deze lezingen ander maal, en wel voor den vierden keer, zouden plaats hebben; deze lezingen, welke geen bijbellezingen z\jn en bestemd voor een ruimeren kring, en hierom, naar spr. liet uitkomen, zeer goed op hare plaats in het „neutrale lokaal", waartoe de commissie was teruggekeerd. De zuivere opbrengst blijft echter tot zjjn blijdschap ten bate van „PniSl." Het onderwerp, waarover spr. zou lezen, luidde: „Drie Kerken" en als naaste aanlei ding tot de behandeling hiervan noemde spr. de Armenische gruwelen, in zijn inleidend woord er tevens op wijzende boe nauw de religie is verbonden aan de belangrijkste, de merkwaardigste feiten en quaestièn. Als zjjn doel hoopte hij te bereiken zijn gehoor er van te doordringen hoe groot het voorrecht en tevens hoe zwaar de verantwoording is van de Protestanten. De drie Kerken, welke dr. G. stof voor zijne lezing hadden gegeven, waren: de Roomsch- Katholieke, de Grieksche en de Protestantsche Kerken. In de St.-Pieterskerk te Rome zag hjj het beeld der R.-K. Kerk; in de onafgebroken rij dGr Kerkvoogden (Pausen) iets verhevens; alle eer, zoo zeide hij, voor die instelling van achttien eeuwen! B(j het nagaan der geschie denis der R.-K. Kerk wees hij op het vele goede, door haar en het Pausdom gedaan; op 't licht, de hope, de hulpe en de vertroosting, alsook op de beschaving, door hen onmisken baar gebracht. Spreker moest evenwel ook de keerzijde der medaille beschouwen, om voorts stil te staan bij den aanwas van Rome in onzen tijd, door de kracht van organisatie, óók, onder meer, door de jammerlijke ver deeldheid der Protestanten. Hü achtte geen tijd ooit zoo gunstig voor de ontwikkeling van Rome als de onze, vooral ook door de bewonderenswaardige Roomsche philanthropie, daartoe zeer zeker eeno machtige helpster. De Grieksche Kerk beschouwde dr. G. eerst haren tijd van grootheid, van eenheid, daarna in hare rivaliteit tegen Rome: Kon- 6tantinopel tegen Rome, om daarna de oor zaken harer verzwakking, mede in 't licht der historie, na te gaan en te wijzen op punten van verschil tusschcn de Roomsche en de Grieksche Kerkhoe vooral de eerste alle krachten inspande om zich uit te breiden, streven op velerlei wijzen naar internationali- teit; de tweede geneigd was tot kibbelarijen over allerlei quaesties en quaestietjes, zich traag en rustig neerleggend bij haar orthodoxie, conservatief dóór en dóór, afkeerig van toe treding of toenadering tot Rome, zelfs ook wanneer het haar volstrekt niet tot schade, wellicht eer tot voordeel strekken zou, in aanmerking nemende dat toch in hoofdzaak éóne leer èn voor de Grieksche èn voor de R.-K. Kerk geldt. Yan de Grieksche geestelijkheid, van den patriarch tot de mindere geestelijken, hing spr. oon treurig beeld op, zoowel omtrent hare ontwikkeling als hare werkzaamheid of ijver voor haren godsdienst, om tevens nog te wijzen op de verhouding der Kerk en harer belijders tot den grooten Czaar van het machtige Rusland, dat eene kracht kan ont wikkelen, waartegen, komt het eenmaal zoo ver die aan te wenden, weinig zal blijken bestand te zijn. Men houde dit in 't oog, ook op 't punt van godsdienst! En hoe staat het nu, zoo vroeg spr., tot 't derde deel zijner voordracht genaderd, hoe staat het met de Protestantsche Kerk, te midden van twee zulke machtige mededing sters? Wat zal haar toekomst wezen? En na er even bij stilgestaan te hebben dat in onze dagen eenigen de voorkeur geven aan het woord Gereformeerden boven de benaming Protestanten, omdat zij deze laatste, als af geleid van „protest", minder verkieslijk achten, waartegen spr. opmerkte dat we dat protest niet hebben op te vatten als protest tegen Rome, maar wel als protest tegen de zonde durfde spr. veilig, zonder aanspraak te willen maken op den naam van profeet, voorspellen dat de Protestantsche Kerk niet zal ondergaan, want de beweging, die haar in 't leven riep, was uit God en we weten het: God laat niet varen het werk Zijner handen I Op berekeningen met. cijfers omtrent voor- of achteruitgang eener Kerk valt, volgens spr., niet te bouwen en ook: er zijn tijden van opwekking en van achteruitgang! Hij stond stil bij den tijd der Hervorming en gedacht den Hervormers, wenschte den huidigen Protestanten den ruimen blik toe dier vroegste Hervormers, geen knielen voor synode, confessies, enz., geen gedwongen ledenvermeerdering, als bijv. in sterke mate in Rusland plaats heeft, maar vrijheid bovenal en het ongeschonden houden der Heilige Schrift, als zijnde geen samenstel van men- schelijke handen. Gaan w(j, Protestanten, zoo maande spr. (we vatten hier veel van het gesprokene in het kort samen) aan, dan blijmoedig voort, houdende onze banier fier omhoog, vragende Wat doet de Heer? Doen we ons best niet hier beneden met allo geweld, door allerlei middelen succes te behalen; hier beneden zijn we slechts vreemdelingen en onze Kerk is enkel te beschouwen als een gebrekkig hulpmiddel, en verbeiden we düs, met groot verlangen en met het„Kom, Heere Jezus, kom!" op do lippen, eenvoudig onzen weg gaande, zonder veel vertoon, maar ook zonder angstvallig grenzontrekken, de komst des Heeren Heeron op de wolkon Voor de akte lager onderwijs zijn te '.->Gravenhage toegelaten de heer Th. Van Kan, alsmede de dames A. P. H. Serné en A. M. Yan 't Hooft, allen van Leiden. - Laatst genoemde is tevens toegelaten voor de vrye- en orde oefeningen der gymnastiek. Voor het examen in de vrije- en orde-oefe ningen zijn te Dordrecht geslaagd de dames C. W. Nagel, L. E. Ter Meer, C. A. Roeper Bosch en P. J. B. Cramer, allen van Leidon. De Engelsche mail met berichten uit Batavia tot 26 Sept. kan hier 26 dezer worden verwacht. In de gistermiddag gehouden zitting van den gemeenteraad te Rotterdam is f 5000 toegestaan voor plantsoenaanleg b(j de wandel plaats „De Heuvel". Van B. en Ws. was ingekomen het voorstel, voor f 45,000 de buitenplaats „Rozenburg" te Kralingen te koopen. Naar wij vernemen, heeft ook het Rijks college voor de zeevisscherijen bezwaar inge bracht tegen den opslag van dynamiet op het eiland Rozenburg. (N. R. G.) Prof. Yan 't HofF, die geruimen tyd buitens lands is geweest, is te Amsterdam teruggekeerd en heeft Woensdag reeds een vergadering bijge woond van de pbilosophische faculteit. Nu er reeds plannen gemaakt worden voor eene feestviering in 1898, het jaar, waarin Koningin Wilhelmina de regeling zal aan vaarden, is het misschien velen niet onwel kom in korte trekken van een ooggetuige te vernemen, hoe het is toegegaan in het jaar 1849 bij de inhuldiging van Koning Willem III. Natuurlijk was de stad Amsterdam, waar de grondwet voorschrijft dat de inhuldiging der Koningen plaats heeft, feestelijk getooid en was de geheele bevolking op de been. Het hoofdmoment der plechtigheid was de eedsaflegging in de Nieuwe Kerk, voor zoo'n gelegenheid echter alleen toegankelijk voor de bevoorrechten. Maar de menigte verge noegde zich met eene standplaats op den Dam, in dc hoop den Koning te zien b(j zjjn tocht van het paleis naar de kerk of bij zijne terug komst. Op het ruime plein was geen plekje onbozet en een onophoudelijk gedrang om naar voren te komen. De huizen in-den omtrok waren vol toeschouwers achter de vensters en op de daken, en voorts opgepropte tribunes, voor die gelegenheid opgeslagen. Te voet begaf de Koning zich, loopende onder een baldakijn, van bet paleis naar de kerk. Een schitterende, indrukwekkende op tocht kroon, zwaard en rijksappel, op kussens gedragen, en een stoet van hovelingen en hoogwaardigheidsbekleeders in mooie kleeren en uniformen. Een mise en-scène, waaraan de opper-ceremoniomeestor alle zorgen had besteed. Zoodra de plechtigheid in de kerk was afgc- loopen, zag men wapen-herauten te paard onder de menigte verschijnen, uitgedost in middeleeuwsche kleedij, die met luider stem verkondigden, dat de inhuldiging had plaats gehad, en vervolgens gouden, zilveren en bron zen gedenkpenningen onder de menigte strooi den. Dat werd herhaald in verschillende deelen der stad, wcrwaarts de herauten zich in draf begaven. Hoe er gegrabbeld werd en gevoch ten, om zoo'n penning machtig te wordsn! 't Ging bij doodslaan af, en de herauten moes ten door dragonders beschermd worden. Yan die gedenkpenningen maakte zich spoe dig de industrie meester. Z\j werden nog Slot.) - „Ik ben óók moede," antwoordde de jonge man, „mijn arm ia verlamd door die zware mand. Weet ge zeker, dat er alles in ia? Er is in Grosvenor wel een donker hoekje, waar wo eens op ons gemak kunnen zien. We plaatsen de bom op het kozijn van een raam aaa den achterkant, nietwaar? Dat is de slaapkamer!" Ellen gaf geen antwoord; zij dacht aan Kirwan. De schok alleen was genoeg om hem te dooden in zijn tegenwoordigen toestand; dat wiet zij. Hy was toch altijd een goed kameraad geweesthet was toch ontzettend, dat juist z(j hem nu moest doodenEn dien nacht van de inbraak had hy haar beveiligd tegen de politie! „Het is byna middernacht; me "dunkt, we konden wel wat voortmaken," meende Robert. „Nog een minuut," smeekte Ellen. „Nu, laat ons dan maar gaan; maar langzaam, want ik ben zoo moe." Zy gingen Piccadilly over en Ellen bleef eensklaps staan. „Robert," fluisterde zy; „laten wy het vannacht niet doenik heb 't u niet gezegd, maar John Kirwan ie in dat huis, hy heeft ons nooit iets gedaan, due kunnen we hem niet dooden." „Zoo, dat is dus de reden van uw stil- zwygende bui en van uw sentimenteels blik ken? Wat kan ons Kirwan schelen Yoor my is het een reden te meer om het juist wèl te doen. Hy is een afvallige, een valschaard." Ellen greep hem by den arm. „Robert, ik meen het; hy is altyd eerlijk jegens ons geweest, en en „En hy is zulk een knap man en ik houd zoovoel van hemkom, Ellen, wees wyzor en laat ik niet behoeven te twyfelen aan uw hooggeroomden moed. Wy trekken de attentie door bier zoo to staan." „Ik heb wel moed „Dat merk ik!" „Over een paar uren zal ik het misschien doen; laat my tot zoolang den tyd." „Ik zal de grap wel alleen uithalen." De sympathie, die Ellen voor Kirwan gevoelde, deed zyn jaloezie ontbranden. Waarom was hy ook zoo'n monster, waarop niemand met den besten wil ter wereld kon verlieven „Ga gu maar naar bedin de ochtendbladen zult ge dan een verslag van myn daad kunnen lezen." „Gy zult het niet doenl" schreeuwde het meisje, dat al haar energie weer scheen te hebben teruggekregen. Ruw trok zy den jongen man by zyn arm. Zy waren nu over St.-Georges-hospitaal gekomen. „Zyt ge gek, Ellen? Het moet gedaan worden. Ik keer niet terug, al wordt gy een verraderes." „Ik zeg u, dat ge niet verder zult gaan." Ze trok de mand uit Roberts handen. Hy wilde die terugnemen, doch gleed uit en viel. Op hetzelfde oogenblik werd er een knal vernomen, zóó ontzettend, alsof heel Londen een vulkaan was geworden. Een verblindend wit liebt schoot eensklaps naar boven en boorde zich heen door den dikken geien mist. Iedere spyler in het hek van Hyde Park was verlicht, het gerommel hield nog steeds aan met een onderaardsch geluid alsof het uit de straatsteenen kwam. Duidelyker dan by het felste zonlicht zag men enkele figuren van doodeiyk vorschrikte voorbygangers. Plotseling echter was bet geheele toonoel weder gobuld in zwarte duisternis; een vreeselyke uitbar sting volgde, een geluid alsof de geheele stad door rouzenhanden uit elkaar werd getrok ken. Zooals het verblindend licht gevolgd was door ondoorzichtbare duisternis, volgde ook op het afgryseiyk gekraak oen doodsche stilte, waarin geen geluid werd vernomen. Toen hoorde men honderd meter in den omtrek overal het geraas van vallende glasscherven en brekend glas, gevolgd door een storm van angstkreten, gillende vrouwenstemmen en van schrik luid schreiende kinderen. Ieder ylde weg van de plaats, waar het vreeselyk onheil was gebeurd; een diep gat in het plaveisel duidde de plek aan, waar de uit barsting had plaats gehad. Een paard, dat voor een huurrytuig was gespannen, stootte wilde kreten uit van oDiydbare pyn en een arme straathond blafte en huilde op een afgryselyke wyze. Toen het gevaar geweken scheen, kwamen de gevluchte menechen weder terug; een groote menigte had zich by het diepe gat in den grond verzameld. De politie ontdekte dat er drie personen gedood waren by deze ont ploffing: een ongelukkige huurkoetsier, die met gebroken ledematen onder zyn rytuig lag, dagen achterna langs de straat te koop aange boden en brachten veel geld op. Des avonds van den inhuldigingsdag was het groot feest te Amsterdam. De geheele stad geïllumineerd, in samenwerking van ge meentebestuur en burgery. Een glanspunt van die illuminatie was de verlichting van de „Hoogs Sluis" over den Amstel (toen nog werkeiyk eene hooge sluis)daar waren o. a. reusachtige piramiden van velglazen opgericht. Op het IJ vóór de stad een prachtig water feest: duizenden geïllumineerde vaartuigen, o. a. een driemaster, langs alle lynen der tuigage behangen met illumineerglazoi'. Tot slot van dit waterfeest een groot vuurwerk. Den geheelsn avond reed de Koning met de Koningin en al de prinsen 011 prinsessen van zgn huis in open rytuigen door de stad, zich overal aan de feestvierende menigte vertoo- nende en overal met groote geestdrift begroet. Teekenen wy bierby nog aan, dat voor grootscbo dingen, als nu ontworpen worden, toen de tyd van voorbereiding ontbrak. TJD.) In de overeenkomst betredende den stoomtramweg van Rotterdam naar de Hoek- sche "Waard, aangegaan tusschen den Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door den minister van waterstaat, bande! en ny ver heid, en de Rotterdamsche Tramwegmaat- schappg, is het maximum diensturen voor het personeel per week van 7 dagen gesteld op 80 uren; en bepaald, dat aan ieder beambte of werkman in ieder vierendeel jaers ten miuste zes geheel dienstvrijo etmalen verzekerd wor den, waarvan er ten minste drie op een Zondag of algemeen erkenden christoiyken feestdag moeten vallen, welke dagen, voor degenen, die niet bohooren tot een kerkgenootschap, dat den rustdag op Zondag viert, door andera dagen kunnen worden vervangen. De Maatschappy is voorts gehouden al de onderbazen, opzichters, werklieden, enz. (nie mand uitgezonderd), welke by werken van aanleg of onderhoud van don spoorweg, hetzy middellyk of onmiddellyk, in baren uienst zyn. zoomede haar personeel, dat aan den dienst der lyn is verbonden, tegen ongelukken te verzekeren of te doen verzekeren. De verzekering geschiedt voor den geheelen duur der werkzaamheden in dienst der Maat schappy, volgens de door den minister van waterstaat, handel en nyverhe-id vastgestelde voorschriften omtrent de verzekering tegen ongelukken van werklieden in dienst by aan nemers van werken onder beheer van het de partement van waterstaat, handel en nyverheid. By het middelbaar onderwys in Neder- landsch-Indié kan worden geplaatst een leeraar in de wiskundo en het iynttekenen, oio tevens aan eerstboginnenden handteekenen kan doceeren. De Staats-Ct. bevat de nadere byzonderheden. Uit de jongst verschonen Doopsgezinde Bgdragen (35ste jaargang) blykt, dat er in de Broederschap op 1 Oct. 1895 do volgende vacante gemeenten warenin Fri stand elf, in Groningen vier, in Overysel en Drente óen, in Noord-Holland vier, in Zuid Holland on Zeeland één, en onder de buitenlamlsche drie Emmerik, Kleef en Goch, te zamen 21. een jonge man, zoover men ten minste naar de verscheurde kleederen kon oordeelon, en een jonge vrouw, van wie beide armen ont rukt waren. Zy lag met het gelaat naar den grond gekeerd, het prachtige zwarto haar lag hier en daar verspreid over de opgeworpen straatsteenen. Meer dan veertig porsonen waren meer of min gewond geworden; het werkeiyke aantal, dat op het oogeDblik der uitbarsting zelf is omgekomen, is nooit be kend geworden. De spyiers uit hot hek van Hyde Park waren by twintig tegeiyk uitgelicht; in allerlei vreemde vormen, die op slangen en draken geleken, lagen zy in h6t gras verspreid. Een lantaarnpaal was by den grond afgeslagen, het bovenste gedeelte was tien mylen weg geslingerd. De heer Austice vernam eerst aan welk een gevaar hy ontsnapt was, toen de zaak der anarchisten voorkwam. Hij hoorde toen nog andere dingen, die by wyselyk niet aan zyn dochter heeft medegedeeld. Hy vond het onnoodig haar te zsggen wie de man was geweest, wiens dood zy zoo bitter beweende. Het stoomschip „Kaiser" v r.rotc 22 Oct. van Mozambique naar Vlissingen en Hamburg; de „Prins Alexander" arriveerde 24 Oct. van Baiavia te Amsterdam; do „Soenda", van Batavi i naar Amsterdam, pas seerde 24 Oct. DuDgensssde „Tit3n" vertrok 24 Oct. van Amsterdam naar Bataria; do „Admiral" vertrok 20 Oct. van Zai zibar naar Mozambique en Durban; de „Danau" arri veerde 22 Oct. van Amsterdam te Patras; de „General" vertrok 22 Oct. van Mozambique naar Hamburg; do „Salak" vertrok 23 Oct. van Batavia naar Rotterdam; de „Smeroe", van Batavia naar Rotterdam, vertrok 22 Oct. van Marseille; de „Kanzier", van Hamburg en Amsterdam naar O.-Afrika, is 23 Oct. to Napels aangekomen; de „L3woe" van Rotte r dam naar Batavia, vertrok 23 Oct. van Mar seille; de „Oengaran" van Batavia naar Rotterdam, vertrok 23 Oct. van Aden; do „Spaarndam", van RotterdamnaarNieuw-York, passeerde 24 Oct. Wigbt; de „Sumatra", vsn Amsterdam naar Batavia, arriveerde 24 Oct. te Port-Said; de „Anchises" arriveerde 23 Oct. van Batavia te IJmuiden; de „Burge meester Den Tex", van Batavia naar Amster dam, vertrok 23 Oct. van Port Said; de „Veendam" arriveerde 23 Oct. van Nieuw- York te Rottc-rdamdo „Prins Hendrik", van Amsterdam naar Batavia, vertrok 23 Oct. van Suez. By koninkiyk besluit is met ingang van 1 Nov. a. s. benoemd tot kantonrechter plaats vervanger in hot kanton Bergen op Zoom, J. C. L. Schermer, notaris te Bergen op-Zoom. Aan mej. B. A. L. M. Scbeins, geboren te Aken, vergunning vc-rleend tot het geven van lager onderwys, mits zy overigens aan de daartoe by de wet gevorderde voreischten voldoet. Met ingang van 16 Nov. a. s. benoemd tot directeur van het postkantoor teLeeuwardon M. Vellinga, thans in gelyko betrekking to Rozendaal. TWEEDE KAMER. De Kamer zette de beraadslaging over d6 Indische bogrooting voor 189G voort. Tegenover den heer Van Limburg Stirum hield de Minister vol, dat in de bestaande toestanden do christen inlanders niet tot rogent kunnon opklimmen, maar wel tot lagere rangen. De heer Van Limburg Stirum meende toch, dat de indruk bestaat en dat de regeering christen inlanders minder genegen is. Tegenover den heer Hordyk bleef de Minister de opleiding van inlanders tot voe- aitsen bestryden en aan den heer Van Alphen verzekerde hy, dat de regeering het belang van den Inóischen veestapel behartigt. Aan den heer Van Vlymen zegt de minister toe, zonder voorkennis dor Kamer hot personeel van het kadaster niet te zullen uitbreiden of reorganiseeren. By arlikel „koffie" betoogden de heeren Van Limburg Stirum en Cremer de wensche- iykheid om hot lyslagstelsol op te heffenzy zouden echter geen voorstel doen. De heer Cremer drong aan op maatregelen om diefstallen van koffie tegen te gaan in Japara. De Minister verzokerde dat by de gouver- nements-koffiecultuur zal handhïven, om dio gelogenhoid te geven eenmaal volkscultuur te worden. Vijfde afdeeling (onderwys, eeredienst en nyverheid). De heer Donntr wenschte hier te bespre ken art. 122 van hot Regeerings-reglement, niet zoozeer als artikel, maar in verband met do voorstellen van den gouv. generaal tot opheffing van dat art. en in verband met hetgeen daaromtrent door den minister van koloniën in de gewisselde stukken is gezegd. Dat artikel is onbruikbaar, een struikelblok voor oene goede organisatie der Indische Kerk, gelyk de gouv.-generaal met zooveel woorden zolf erkent. De minister schynt echter nog steeds niet te wanhopen aan eene goode orga nisatie, ook met behoud van art. 122, gelyk het nu is geredigeerd. Dat dit ondenkbaar is, trachtte spr. uitvoerig en op de reeds jaren lang aangevoerde gronden aan te toonen. Spr. juichte dan ook de voorstolien van den G. G. tot opheffing van art. 122 van liatte toe en hy hoopte, dat de minister tot instemming zal„komen met den Gouverneur- Oeneraal. En mocht ook dit niet gelukken, dan hoopte hy, dat deze minister zou ver vangen worden door een minister, die oen einde zal maken aan den bestaanden toe stand der Indische Kerk tot eer van God en het vaderland. De heer Roessingh constateerde dat do heer Donner de bezwaren van den minister tegen opheffing van art. 122 van het Regee

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1895 | | pagina 1