N». 10943
Zaterdag 26 October.
A". 1895
(Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Eon- en feestdagen, uitgegeven.
F1 euilleton.
Een Londensehc Anarcbistengeschicdenis.
LEIISCH
DAG-BLAB
PRIJS DEZER COURANT
Voor Leiden per 3 maanden.
Franco per post
Afzonderlijke Nommerst
1.10.
1.40.
- 0.05.
PRIJS DER AD VERTENTIEN
Van 1 6 rogels f 1.05. Iedere regel meer f 0.175. Grootere
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten do stad
wordt f 0.05 berekend.
Leiden, 25 October.
In de met gasgloeilicht nieuw, helder,
rustig en aangenaam verlichte en met aan-
dachtigen geheel gevulde kleine Nutszaal
had gisteravond de eerste der zes historisch-
literarische lezingen plaats, welke vóór de op
richting van 't wijkgebouw „Pniël" ook aldaar
gehouden werden, maar sedert die oprichting
in dat wijkgebouw, thans echter weer in het
gebouw van 't Nut. 't Verheugde den spreker
van dezen avond, dr. J. H. Gunning JHzn.,
predikant te Utrecht, dat deze lezingen ander
maal, en wel voor den vierden keer, zouden
plaats hebben; deze lezingen, welke geen
bijbellezingen z\jn en bestemd voor een
ruimeren kring, en hierom, naar spr. liet
uitkomen, zeer goed op hare plaats in het
„neutrale lokaal", waartoe de commissie was
teruggekeerd. De zuivere opbrengst blijft echter
tot zjjn blijdschap ten bate van „PniSl."
Het onderwerp, waarover spr. zou lezen,
luidde: „Drie Kerken" en als naaste aanlei
ding tot de behandeling hiervan noemde spr.
de Armenische gruwelen, in zijn inleidend
woord er tevens op wijzende boe nauw de
religie is verbonden aan de belangrijkste, de
merkwaardigste feiten en quaestièn. Als zjjn
doel hoopte hij te bereiken zijn gehoor er
van te doordringen hoe groot het voorrecht
en tevens hoe zwaar de verantwoording is
van de Protestanten.
De drie Kerken, welke dr. G. stof voor zijne
lezing hadden gegeven, waren: de Roomsch-
Katholieke, de Grieksche en de Protestantsche
Kerken.
In de St.-Pieterskerk te Rome zag hjj het
beeld der R.-K. Kerk; in de onafgebroken rij
dGr Kerkvoogden (Pausen) iets verhevens;
alle eer, zoo zeide hij, voor die instelling van
achttien eeuwen! B(j het nagaan der geschie
denis der R.-K. Kerk wees hij op het vele
goede, door haar en het Pausdom gedaan; op
't licht, de hope, de hulpe en de vertroosting,
alsook op de beschaving, door hen onmisken
baar gebracht. Spreker moest evenwel ook de
keerzijde der medaille beschouwen, om voorts
stil te staan bij den aanwas van Rome in
onzen tijd, door de kracht van organisatie,
óók, onder meer, door de jammerlijke ver
deeldheid der Protestanten. Hü achtte geen
tijd ooit zoo gunstig voor de ontwikkeling
van Rome als de onze, vooral ook door de
bewonderenswaardige Roomsche philanthropie,
daartoe zeer zeker eeno machtige helpster.
De Grieksche Kerk beschouwde dr. G. eerst
haren tijd van grootheid, van eenheid,
daarna in hare rivaliteit tegen Rome: Kon-
6tantinopel tegen Rome, om daarna de oor
zaken harer verzwakking, mede in 't licht
der historie, na te gaan en te wijzen op
punten van verschil tusschcn de Roomsche
en de Grieksche Kerkhoe vooral de eerste
alle krachten inspande om zich uit te breiden,
streven op velerlei wijzen naar internationali-
teit; de tweede geneigd was tot kibbelarijen
over allerlei quaesties en quaestietjes, zich traag
en rustig neerleggend bij haar orthodoxie,
conservatief dóór en dóór, afkeerig van toe
treding of toenadering tot Rome, zelfs ook
wanneer het haar volstrekt niet tot schade,
wellicht eer tot voordeel strekken zou, in
aanmerking nemende dat toch in hoofdzaak
éóne leer èn voor de Grieksche èn voor de
R.-K. Kerk geldt.
Yan de Grieksche geestelijkheid, van den
patriarch tot de mindere geestelijken, hing
spr. oon treurig beeld op, zoowel omtrent
hare ontwikkeling als hare werkzaamheid of
ijver voor haren godsdienst, om tevens nog te
wijzen op de verhouding der Kerk en harer
belijders tot den grooten Czaar van het
machtige Rusland, dat eene kracht kan ont
wikkelen, waartegen, komt het eenmaal zoo
ver die aan te wenden, weinig zal blijken
bestand te zijn. Men houde dit in 't oog,
ook op 't punt van godsdienst!
En hoe staat het nu, zoo vroeg spr., tot 't
derde deel zijner voordracht genaderd, hoe
staat het met de Protestantsche Kerk, te
midden van twee zulke machtige mededing
sters? Wat zal haar toekomst wezen? En
na er even bij stilgestaan te hebben dat in
onze dagen eenigen de voorkeur geven aan
het woord Gereformeerden boven de benaming
Protestanten, omdat zij deze laatste, als af
geleid van „protest", minder verkieslijk achten,
waartegen spr. opmerkte dat we dat protest
niet hebben op te vatten als protest tegen
Rome, maar wel als protest tegen de zonde
durfde spr. veilig, zonder aanspraak te willen
maken op den naam van profeet, voorspellen
dat de Protestantsche Kerk niet zal ondergaan,
want de beweging, die haar in 't leven riep,
was uit God en we weten het: God laat
niet varen het werk Zijner handen I
Op berekeningen met. cijfers omtrent voor-
of achteruitgang eener Kerk valt, volgens
spr., niet te bouwen en ook: er zijn tijden
van opwekking en van achteruitgang! Hij
stond stil bij den tijd der Hervorming en
gedacht den Hervormers, wenschte den
huidigen Protestanten den ruimen blik toe
dier vroegste Hervormers, geen knielen voor
synode, confessies, enz., geen gedwongen
ledenvermeerdering, als bijv. in sterke mate
in Rusland plaats heeft, maar vrijheid bovenal
en het ongeschonden houden der Heilige
Schrift, als zijnde geen samenstel van men-
schelijke handen.
Gaan w(j, Protestanten, zoo maande spr.
(we vatten hier veel van het gesprokene in
het kort samen) aan, dan blijmoedig voort,
houdende onze banier fier omhoog, vragende
Wat doet de Heer? Doen we ons best niet
hier beneden met allo geweld, door allerlei
middelen succes te behalen; hier beneden
zijn we slechts vreemdelingen en onze Kerk
is enkel te beschouwen als een gebrekkig
hulpmiddel, en verbeiden we düs, met groot
verlangen en met het„Kom, Heere Jezus,
kom!" op do lippen, eenvoudig onzen weg
gaande, zonder veel vertoon, maar ook zonder
angstvallig grenzontrekken, de komst des
Heeren Heeron op de wolkon
Voor de akte lager onderwijs zijn te
'.->Gravenhage toegelaten de heer Th. Van
Kan, alsmede de dames A. P. H. Serné en
A. M. Yan 't Hooft, allen van Leiden. - Laatst
genoemde is tevens toegelaten voor de vrye-
en orde oefeningen der gymnastiek.
Voor het examen in de vrije- en orde-oefe
ningen zijn te Dordrecht geslaagd de dames
C. W. Nagel, L. E. Ter Meer, C. A. Roeper Bosch
en P. J. B. Cramer, allen van Leidon.
De Engelsche mail met berichten uit
Batavia tot 26 Sept. kan hier 26 dezer worden
verwacht.
In de gistermiddag gehouden zitting van
den gemeenteraad te Rotterdam is f 5000
toegestaan voor plantsoenaanleg b(j de wandel
plaats „De Heuvel".
Van B. en Ws. was ingekomen het voorstel,
voor f 45,000 de buitenplaats „Rozenburg" te
Kralingen te koopen.
Naar wij vernemen, heeft ook het Rijks
college voor de zeevisscherijen bezwaar inge
bracht tegen den opslag van dynamiet op
het eiland Rozenburg. (N. R. G.)
Prof. Yan 't HofF, die geruimen tyd buitens
lands is geweest, is te Amsterdam teruggekeerd
en heeft Woensdag reeds een vergadering bijge
woond van de pbilosophische faculteit.
Nu er reeds plannen gemaakt worden
voor eene feestviering in 1898, het jaar, waarin
Koningin Wilhelmina de regeling zal aan
vaarden, is het misschien velen niet onwel
kom in korte trekken van een ooggetuige te
vernemen, hoe het is toegegaan in het jaar
1849 bij de inhuldiging van Koning Willem III.
Natuurlijk was de stad Amsterdam, waar
de grondwet voorschrijft dat de inhuldiging
der Koningen plaats heeft, feestelijk getooid
en was de geheele bevolking op de been.
Het hoofdmoment der plechtigheid was de
eedsaflegging in de Nieuwe Kerk, voor zoo'n
gelegenheid echter alleen toegankelijk voor
de bevoorrechten. Maar de menigte verge
noegde zich met eene standplaats op den Dam,
in dc hoop den Koning te zien b(j zjjn tocht
van het paleis naar de kerk of bij zijne terug
komst. Op het ruime plein was geen plekje
onbozet en een onophoudelijk gedrang om naar
voren te komen. De huizen in-den omtrok waren
vol toeschouwers achter de vensters en op de
daken, en voorts opgepropte tribunes, voor
die gelegenheid opgeslagen.
Te voet begaf de Koning zich, loopende
onder een baldakijn, van bet paleis naar de
kerk. Een schitterende, indrukwekkende op
tocht kroon, zwaard en rijksappel, op kussens
gedragen, en een stoet van hovelingen en
hoogwaardigheidsbekleeders in mooie kleeren
en uniformen. Een mise en-scène, waaraan
de opper-ceremoniomeestor alle zorgen had
besteed.
Zoodra de plechtigheid in de kerk was afgc-
loopen, zag men wapen-herauten te paard
onder de menigte verschijnen, uitgedost in
middeleeuwsche kleedij, die met luider stem
verkondigden, dat de inhuldiging had plaats
gehad, en vervolgens gouden, zilveren en bron
zen gedenkpenningen onder de menigte strooi
den. Dat werd herhaald in verschillende deelen
der stad, wcrwaarts de herauten zich in draf
begaven. Hoe er gegrabbeld werd en gevoch
ten, om zoo'n penning machtig te wordsn!
't Ging bij doodslaan af, en de herauten moes
ten door dragonders beschermd worden.
Yan die gedenkpenningen maakte zich spoe
dig de industrie meester. Z\j werden nog
Slot.) -
„Ik ben óók moede," antwoordde de jonge
man, „mijn arm ia verlamd door die zware
mand. Weet ge zeker, dat er alles in ia? Er
is in Grosvenor wel een donker hoekje, waar
wo eens op ons gemak kunnen zien. We
plaatsen de bom op het kozijn van een raam
aaa den achterkant, nietwaar? Dat is de
slaapkamer!"
Ellen gaf geen antwoord; zij dacht aan
Kirwan. De schok alleen was genoeg om hem
te dooden in zijn tegenwoordigen toestand;
dat wiet zij. Hy was toch altijd een goed
kameraad geweesthet was toch ontzettend,
dat juist z(j hem nu moest doodenEn dien
nacht van de inbraak had hy haar beveiligd
tegen de politie!
„Het is byna middernacht; me "dunkt, we
konden wel wat voortmaken," meende Robert.
„Nog een minuut," smeekte Ellen. „Nu, laat
ons dan maar gaan; maar langzaam, want
ik ben zoo moe."
Zy gingen Piccadilly over en Ellen bleef
eensklaps staan.
„Robert," fluisterde zy; „laten wy het
vannacht niet doenik heb 't u niet gezegd,
maar John Kirwan ie in dat huis, hy heeft
ons nooit iets gedaan, due kunnen we hem
niet dooden."
„Zoo, dat is dus de reden van uw stil-
zwygende bui en van uw sentimenteels blik
ken? Wat kan ons Kirwan schelen Yoor my
is het een reden te meer om het juist wèl te
doen. Hy is een afvallige, een valschaard."
Ellen greep hem by den arm.
„Robert, ik meen het; hy is altyd eerlijk
jegens ons geweest, en en
„En hy is zulk een knap man en ik houd
zoovoel van hemkom, Ellen, wees wyzor en
laat ik niet behoeven te twyfelen aan uw
hooggeroomden moed. Wy trekken de attentie
door bier zoo to staan."
„Ik heb wel moed
„Dat merk ik!"
„Over een paar uren zal ik het misschien
doen; laat my tot zoolang den tyd."
„Ik zal de grap wel alleen uithalen." De
sympathie, die Ellen voor Kirwan gevoelde,
deed zyn jaloezie ontbranden. Waarom was
hy ook zoo'n monster, waarop niemand met
den besten wil ter wereld kon verlieven „Ga
gu maar naar bedin de ochtendbladen zult ge
dan een verslag van myn daad kunnen lezen."
„Gy zult het niet doenl" schreeuwde het
meisje, dat al haar energie weer scheen te
hebben teruggekregen. Ruw trok zy den
jongen man by zyn arm. Zy waren nu over
St.-Georges-hospitaal gekomen.
„Zyt ge gek, Ellen? Het moet gedaan
worden. Ik keer niet terug, al wordt gy een
verraderes."
„Ik zeg u, dat ge niet verder zult gaan."
Ze trok de mand uit Roberts handen. Hy
wilde die terugnemen, doch gleed uit en viel.
Op hetzelfde oogenblik werd er een knal
vernomen, zóó ontzettend, alsof heel Londen
een vulkaan was geworden. Een verblindend
wit liebt schoot eensklaps naar boven en
boorde zich heen door den dikken geien mist.
Iedere spyler in het hek van Hyde Park was
verlicht, het gerommel hield nog steeds aan
met een onderaardsch geluid alsof het uit de
straatsteenen kwam. Duidelyker dan by het
felste zonlicht zag men enkele figuren van
doodeiyk vorschrikte voorbygangers. Plotseling
echter was bet geheele toonoel weder gobuld
in zwarte duisternis; een vreeselyke uitbar
sting volgde, een geluid alsof de geheele stad
door rouzenhanden uit elkaar werd getrok
ken. Zooals het verblindend licht gevolgd was
door ondoorzichtbare duisternis, volgde ook
op het afgryseiyk gekraak oen doodsche stilte,
waarin geen geluid werd vernomen. Toen
hoorde men honderd meter in den omtrek
overal het geraas van vallende glasscherven
en brekend glas, gevolgd door een storm
van angstkreten, gillende vrouwenstemmen
en van schrik luid schreiende kinderen. Ieder
ylde weg van de plaats, waar het vreeselyk
onheil was gebeurd; een diep gat in het
plaveisel duidde de plek aan, waar de uit
barsting had plaats gehad. Een paard, dat
voor een huurrytuig was gespannen, stootte
wilde kreten uit van oDiydbare pyn en een
arme straathond blafte en huilde op een
afgryselyke wyze.
Toen het gevaar geweken scheen, kwamen
de gevluchte menechen weder terug; een
groote menigte had zich by het diepe gat in
den grond verzameld. De politie ontdekte dat
er drie personen gedood waren by deze ont
ploffing: een ongelukkige huurkoetsier, die
met gebroken ledematen onder zyn rytuig lag,
dagen achterna langs de straat te koop aange
boden en brachten veel geld op.
Des avonds van den inhuldigingsdag was
het groot feest te Amsterdam. De geheele
stad geïllumineerd, in samenwerking van ge
meentebestuur en burgery. Een glanspunt van
die illuminatie was de verlichting van de
„Hoogs Sluis" over den Amstel (toen nog
werkeiyk eene hooge sluis)daar waren o. a.
reusachtige piramiden van velglazen opgericht.
Op het IJ vóór de stad een prachtig water
feest: duizenden geïllumineerde vaartuigen,
o. a. een driemaster, langs alle lynen der
tuigage behangen met illumineerglazoi'. Tot
slot van dit waterfeest een groot vuurwerk.
Den geheelsn avond reed de Koning met de
Koningin en al de prinsen 011 prinsessen van
zgn huis in open rytuigen door de stad, zich
overal aan de feestvierende menigte vertoo-
nende en overal met groote geestdrift begroet.
Teekenen wy bierby nog aan, dat voor
grootscbo dingen, als nu ontworpen worden,
toen de tyd van voorbereiding ontbrak. TJD.)
In de overeenkomst betredende den
stoomtramweg van Rotterdam naar de Hoek-
sche "Waard, aangegaan tusschen den Staat
der Nederlanden, vertegenwoordigd door den
minister van waterstaat, bande! en ny ver
heid, en de Rotterdamsche Tramwegmaat-
schappg, is het maximum diensturen voor het
personeel per week van 7 dagen gesteld op
80 uren; en bepaald, dat aan ieder beambte of
werkman in ieder vierendeel jaers ten miuste
zes geheel dienstvrijo etmalen verzekerd wor
den, waarvan er ten minste drie op een Zondag
of algemeen erkenden christoiyken feestdag
moeten vallen, welke dagen, voor degenen,
die niet bohooren tot een kerkgenootschap, dat
den rustdag op Zondag viert, door andera
dagen kunnen worden vervangen.
De Maatschappy is voorts gehouden al de
onderbazen, opzichters, werklieden, enz. (nie
mand uitgezonderd), welke by werken van
aanleg of onderhoud van don spoorweg, hetzy
middellyk of onmiddellyk, in baren uienst zyn.
zoomede haar personeel, dat aan den dienst
der lyn is verbonden, tegen ongelukken te
verzekeren of te doen verzekeren.
De verzekering geschiedt voor den geheelen
duur der werkzaamheden in dienst der Maat
schappy, volgens de door den minister van
waterstaat, handel en nyverhe-id vastgestelde
voorschriften omtrent de verzekering tegen
ongelukken van werklieden in dienst by aan
nemers van werken onder beheer van het de
partement van waterstaat, handel en nyverheid.
By het middelbaar onderwys in Neder-
landsch-Indié kan worden geplaatst een leeraar
in de wiskundo en het iynttekenen, oio
tevens aan eerstboginnenden handteekenen
kan doceeren.
De Staats-Ct. bevat de nadere byzonderheden.
Uit de jongst verschonen Doopsgezinde
Bgdragen (35ste jaargang) blykt, dat er in
de Broederschap op 1 Oct. 1895 do volgende
vacante gemeenten warenin Fri stand elf,
in Groningen vier, in Overysel en Drente óen,
in Noord-Holland vier, in Zuid Holland on
Zeeland één, en onder de buitenlamlsche drie
Emmerik, Kleef en Goch, te zamen 21.
een jonge man, zoover men ten minste naar
de verscheurde kleederen kon oordeelon, en
een jonge vrouw, van wie beide armen ont
rukt waren. Zy lag met het gelaat naar den
grond gekeerd, het prachtige zwarto haar lag
hier en daar verspreid over de opgeworpen
straatsteenen. Meer dan veertig porsonen
waren meer of min gewond geworden; het
werkeiyke aantal, dat op het oogeDblik der
uitbarsting zelf is omgekomen, is nooit be
kend geworden.
De spyiers uit hot hek van Hyde Park waren
by twintig tegeiyk uitgelicht; in allerlei
vreemde vormen, die op slangen en draken
geleken, lagen zy in h6t gras verspreid. Een
lantaarnpaal was by den grond afgeslagen,
het bovenste gedeelte was tien mylen weg
geslingerd.
De heer Austice vernam eerst aan welk
een gevaar hy ontsnapt was, toen de zaak
der anarchisten voorkwam. Hij hoorde toen
nog andere dingen, die by wyselyk niet aan
zyn dochter heeft medegedeeld. Hy vond het
onnoodig haar te zsggen wie de man was
geweest, wiens dood zy zoo bitter beweende.
Het stoomschip „Kaiser" v r.rotc 22
Oct. van Mozambique naar Vlissingen en
Hamburg; de „Prins Alexander" arriveerde
24 Oct. van Baiavia te Amsterdam; do
„Soenda", van Batavi i naar Amsterdam, pas
seerde 24 Oct. DuDgensssde „Tit3n" vertrok
24 Oct. van Amsterdam naar Bataria; do
„Admiral" vertrok 20 Oct. van Zai zibar naar
Mozambique en Durban; de „Danau" arri
veerde 22 Oct. van Amsterdam te Patras;
de „General" vertrok 22 Oct. van Mozambique
naar Hamburg; do „Salak" vertrok 23 Oct.
van Batavia naar Rotterdam; de „Smeroe",
van Batavia naar Rotterdam, vertrok 22 Oct.
van Marseille; de „Kanzier", van Hamburg en
Amsterdam naar O.-Afrika, is 23 Oct. to
Napels aangekomen; de „L3woe" van Rotte r
dam naar Batavia, vertrok 23 Oct. van Mar
seille; de „Oengaran" van Batavia naar
Rotterdam, vertrok 23 Oct. van Aden; do
„Spaarndam", van RotterdamnaarNieuw-York,
passeerde 24 Oct. Wigbt; de „Sumatra", vsn
Amsterdam naar Batavia, arriveerde 24 Oct.
te Port-Said; de „Anchises" arriveerde 23
Oct. van Batavia te IJmuiden; de „Burge
meester Den Tex", van Batavia naar Amster
dam, vertrok 23 Oct. van Port Said; de
„Veendam" arriveerde 23 Oct. van Nieuw-
York te Rottc-rdamdo „Prins Hendrik", van
Amsterdam naar Batavia, vertrok 23 Oct.
van Suez.
By koninkiyk besluit is met ingang van
1 Nov. a. s. benoemd tot kantonrechter plaats
vervanger in hot kanton Bergen op Zoom, J.
C. L. Schermer, notaris te Bergen op-Zoom.
Aan mej. B. A. L. M. Scbeins, geboren te
Aken, vergunning vc-rleend tot het geven van
lager onderwys, mits zy overigens aan de
daartoe by de wet gevorderde voreischten
voldoet.
Met ingang van 16 Nov. a. s. benoemd tot
directeur van het postkantoor teLeeuwardon
M. Vellinga, thans in gelyko betrekking to
Rozendaal.
TWEEDE KAMER.
De Kamer zette de beraadslaging over d6
Indische bogrooting voor 189G voort.
Tegenover den heer Van Limburg Stirum
hield de Minister vol, dat in de bestaande
toestanden do christen inlanders niet tot rogent
kunnon opklimmen, maar wel tot lagere
rangen.
De heer Van Limburg Stirum meende toch,
dat de indruk bestaat en dat de regeering
christen inlanders minder genegen is.
Tegenover den heer Hordyk bleef de
Minister de opleiding van inlanders tot voe-
aitsen bestryden en aan den heer Van Alphen
verzekerde hy, dat de regeering het belang
van den Inóischen veestapel behartigt. Aan
den heer Van Vlymen zegt de minister toe,
zonder voorkennis dor Kamer hot personeel
van het kadaster niet te zullen uitbreiden of
reorganiseeren.
By arlikel „koffie" betoogden de heeren
Van Limburg Stirum en Cremer de wensche-
iykheid om hot lyslagstelsol op te heffenzy
zouden echter geen voorstel doen.
De heer Cremer drong aan op maatregelen
om diefstallen van koffie tegen te gaan in
Japara.
De Minister verzokerde dat by de gouver-
nements-koffiecultuur zal handhïven, om dio
gelogenhoid te geven eenmaal volkscultuur
te worden.
Vijfde afdeeling (onderwys, eeredienst en
nyverheid).
De heer Donntr wenschte hier te bespre
ken art. 122 van hot Regeerings-reglement,
niet zoozeer als artikel, maar in verband met
do voorstellen van den gouv. generaal tot
opheffing van dat art. en in verband met
hetgeen daaromtrent door den minister van
koloniën in de gewisselde stukken is gezegd.
Dat artikel is onbruikbaar, een struikelblok
voor oene goede organisatie der Indische Kerk,
gelyk de gouv.-generaal met zooveel woorden
zolf erkent. De minister schynt echter nog
steeds niet te wanhopen aan eene goode orga
nisatie, ook met behoud van art. 122, gelyk
het nu is geredigeerd. Dat dit ondenkbaar
is, trachtte spr. uitvoerig en op de reeds
jaren lang aangevoerde gronden aan te toonen.
Spr. juichte dan ook de voorstolien van
den G. G. tot opheffing van art. 122 van
liatte toe en hy hoopte, dat de minister tot
instemming zal„komen met den Gouverneur-
Oeneraal. En mocht ook dit niet gelukken,
dan hoopte hy, dat deze minister zou ver
vangen worden door een minister, die oen
einde zal maken aan den bestaanden toe
stand der Indische Kerk tot eer van God en
het vaderland.
De heer Roessingh constateerde dat do
heer Donner de bezwaren van den minister
tegen opheffing van art. 122 van het Regee