IN0. 10930
Vrijdag XX October.
A". 1895
i§eze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
p
Leiden, 10 October.
IP euilleton.
Met scherpe wapenen.
LEIDSCH
DAGBLAD
a
PRIJS DEZER COURANT:
Yoor Leiden per 3 maanden. f 1.10.
iFranco per postM 1.40.
I Afzonderlijke Kommers
PRIJS DER ADVERTENTIÈN:
Van 1 6 regels 1.05. Iedere regel meer 0.17Grootera
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad
wordt 0.05 berekend.
(Officieel© Xveiniisffeviiitf©**-
SCHEEPVAART.
iurgemeeator on V etboadera der gemeente Leidon;
felot op art. 90 der Algomaene Politieverordening
Vftn 6 November 1879, luidende als volgt:
„Do bestuurders van vaartuigen zijn verplicht, de
lm het belang der openbare veiligheid door of van
wege Burgemeester en Wethouders gegeven bevelen
op te volgen;
I hebben besloten, te bepalen:
Hot is den bestuurders van vaartuigen vcboden
bij het paseecren van bruggen door te varen, wanneer
hun door de brugwachters of de dienaren der gemeente
politie in het belang van de openbare veiligheid wordt
gelast op te houden, zullende de overtreding van
deze bepaling Irachtens art. 98 der Algemeono
Politieverordening worden gestraft met eene geldboete
van ten hoogste twintig golden.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
,eidoD, F. WAS. Burgomeeeter.
t Oct. 1895. E. KIST, Secretarie.
&dr<
I Gelyk we reeds mededeelden, is aan het
tidres, waarby ook de Senaat der Leid6che
Universiteit zich tot de Eerste en Tweede
Kamer heeft gewend om dien lichamen te
verzoeken niet goed te keuren het voorstel
van den minister van binnonlandsche zaken
om 's Rijks Ethnographische verzamelingen
over te brengen naar Den Haag, toegevoegd
de missive van eene commissie uit den Senaat,
bestaande uit de hoogleeraren Tiele, De Groot,
De Goeje, Martin en Schlegel, welke missive
in April 11. door die commissie in eene
audiëntie den minister van binnonlandsche
zaken is aangeboden.
De commissie zet daarin uiteen dat ver
plaatsing van de ethnographische schatten, te
Leiden bewaard, naar elders „alle directe rela
ties met vakmannen op veelzijdig gebied"
byna geheel zal verbreken en de beoefening
van de ethnographie een zwaren slag toe
brengen; terwjjl het gevaar bestaat dat die
verplaatsing „het Museum zal terugdompelen
in het dilettantisme, waaraan die jonge tak
van wetenschap zich pas met zooveel moeite
heeft ontworsteld, en dat zy het Museum zal
doen worden een bron van afdwalingen op
velerlei gebied, tot groote schade van de
"Wetenschap."
De commissie verwijst naar het „Interna
tionale Archiv für Ethnographie," voor een
groot deel steunende op de voorwerpen in
het Museum. Dat er nog betrekkelijk weinig
gebruik wordt gemaakt van het Museum,
komt doordien de ethnographie nog zulk een
jonge wetenschap is, en haar taak hoofd
zakelijk in de toekomst ligt, vooral in Ne
derland.
Maar niet alleen voor het Museum zelf,
ook voor de hoogeschool zal de verplaatsing
verderfelijk zijn; immers, voor hoogleeraren
in de ethnographie en min of meer aanver
wante vakken, voor ettelijke geleerden en
zelfstandig werkende studenten is het Museum
een bepaald onmisbare schat.
De commissie legt tevens uit waardoor het
gebruik van het Museum thans nog zoo
ïnoaiiyk is. Na het opheffen van de bezwaren,
thans aan het gebruik verbonden, zou het
Museum naar verhouding even goed aan zijn
bestemming beantwoorden als dat te Berlijn,
waar tal van academische lessen worden ge
geven, zooals wordt gestaafd. Ook aan de
koloniale studiën zou het Museum dienstbaar
kunnen worden gemaakt.
Het zwaartepunt van de bestemming van
het Museum ligt niet in de kunstnijverheid
(zooals de voorstanders van de verplaatsing
beweren), maar in de volkenkunde: ook elders
zijn de musea van die twee soorten streng
gescheiden.
Wat ten slotte het argument betreft, dat
het Museum, in een grootere gemeente ge
plaatst, meer nut zal afwerpen voor de alge-
meene volksontwikkeling: dit moge opgaan
voor een museum voor kunstnijverheid, voor
een ethnographisch museum voorzeker niet.
Geen publiek toch is er intellectueel bij
gebaat, wanneer het gelegenheid krijgt op
Zon- en feestdagen, of by regenachtig weder,
den tijd te dooden met het maken van
wandelingen langs voorwerpen, die het een
voudig voor curiositeiten aanziet. Vreemde
volkeren leert niemand kennen zonder opzet
telijke studie; van zoogoed als alles, wat een
ethnographisch museum bevat, zjjn aard en
bestemming slechts langs den weg van ernstig
onderzoek uit te vorschen, en aan zulke studie,
zulk onderzoek zet zich slechts de vakman,
geenszins het beschaafde of onbeschaafde
publiek. De vruchten, die zulk een museum
afwerpt, worden bepaald door de hoedanigheid
van hen, die den inhoud wetenschappelijk
exploiteerengeenszins door het aantal der
genen, die het zonder ernstig wetenschappelijk
doel, wanneer zij niets beters te doen hebben,
een enkele maal in hun leven bezoeken.
Er bestaat gelegenheid tot verzending der
correspondentie naar Nederl.-Oost Indiè (met
uitzondering van Atjeh en Padang), door
middel van het stoomschip „Lawoe", van
Rotterdam vertrekkende. Ten postkantore
alhier moeten de brieven, enz. uiterlijk Vrijdag
avond om 10.50 bezorgd zijn.
De wijze van verzending behoort duidelijk
op het adres vermeld te worden.
De ministers van justitie, van marine en
van oorlog hebbon nu eenige maanden gele
den de heeren prof. H. Van der Hoeven, te
Leiden, den kapt. ter zee H. A. Schippers en
den generaal-majoor H. P. J. Hennus, te 's-Gra-
venhage, in commissie benoemd om te over
wegen welke wijzigingen van het vorige
regeeringsontwerp van een wetboek van mili
tair strafrecht hun alsnog wenscholyk voor
komen.
Naar men verneemt, is onlangs door ge
noemde heeren naar aanleiding van die op
dracht een uitvoerig rapport met een herzien
ontwerp aan de Regeering ingezonden,
Op de elfde lijst van de zeventiende
jaarcollecte voor de Scholen met den By bel
in de „Standaard" komen o. a. voor: Uithoorn
met Kwakel en de Mennonietenbuurt met een
bedrag van f 109.735; Bodegrave met De
Meye, met 168; Oude-Wetering, Nieuwe-
Wetering en Roelofarendsveen met 170.
De Tweede Kamer houdt heden (Donder-
dag)namiddag te halfvier eene vergadering,
waarin een regeling van werkzaamheden zal
worden voorgesteld.
De afdeelingen der Tweede Kamer hebben
benoemd tot rapporteurs over hoofdstuk V
(Binnenlandsche Zaken) der Staatsbegrooting
de heeren Mees, E. Smidt, Goekoop, Goeman
Borgesius en Tak van Poortvliet.
De off. van gez. 2de kl. J. A. Smits,
van het 3de reg. inf. te Bergen-op-Zoom,
wordt met 1 November overgeplaatst by het
4de reg. inf. te Delft.
Gisteren vergaderden andermaal ten
raadhuize te Nijmegen dr. Pleyte van Leiden,
pastoor Yan Heukelum van Jutfaas, dr. Reu-
sens van Leuven, de heeren Weve en Schrant
van Nijmegen en de leden der oudheidkun
dige commissie aldaar, in verband met de
hun gegeven opdracht tot indiening van voor
stellen tot restauratie van de kapel op het
Valkhof.
Naar het „Haagsche Dagblad" meldt,
was gisternamiddag de toestand van den
oud-minister jhr. C. Hartsey hoogst zorgelijk
en waren zijn krachten afnoirende.
Aan de Indische Instelling te Delft zyn
tot heden ingeschreven 160 studenten.
De heer Orelio zal 22 Oct. te Keulen
en 4 November te Frankfort medewerken by
een uitvoering der „Seeligpreisungen" (les Béa-
titudes) van Cósar Franck. Beide keeren ver
vult hg de party van Satan. Den 25sten Oct.
zal hy te Coblenz zingen in Yierling's „Raub
der Satinerinnen."
By de door de Maatschappy tot exploitatie
van Staatsspoorwegen te Utrecht gehouden
aanbesteding van het uitbreiden van de
goederenloods S.-S., het maken van een
goederenloods H. S.-M. en van een verhoogde
los en laadplaats op het station Gouda, raming
13,700, waren 19 inschryvers ingekomen.
De laagste was van H. J. Nederhorst, te Gouda,
voor 11,643.
De weesinrichting te Neerbosch ontving
in de afgeloopen week o. a. een gift van 2000
van een onbekende te Amsterdam.
Naar wy vernemen is een „vermetele
poging" gewaagd om het cetera desunt onder
de geschiedenis van Gerrit Witso en zyn
Klaartje (Camera Obscura) te vervangen.
Ongelukkig is dit zeer uitvoerige slot wel
gedrukt, maar niet in den handel. Twee jonge
predikanten worden afwisselend als de schry-
ver er van gedoodverfd. HaarlCt.)
Het stoomschip „Ceres" vertrek 8 Oct.
van Gibraltar naar Amsterdam; de „Prins
Alexander", van Batavia naar Amsterdam,
vertrok 9 Oct. van Port-Said; de „Prinses
Wilhelmina", van Amsterdam naar Batavia,
arriveerde 9 Oct. te Port-Said; de „Prins
Willem III", van Suriname naar Amsterdam,
arriveerde 9 Oct. te Havre; de „Sumatra"
vertrok 9 Oct. van Amsterdam naar Java;
de „Titan" arriveerdo 9 Oct. van Batavia te
Amsterdam; de „Borneo", van Java naar
Rotterdam, vertrok 9 Oct. van Brest; de
„Jason", van Amsterdam en Liverpool naar
Batavia, arriveerde vóór 9 Oct. te Singapore;
de „Maasdam" vertrok 9 Oct. van Rotterdam
naar Nieuw-York; de „Oengaran" vertrok 9
Oct. van Batavia naar Rotterdamde „Trans
vaal" arriveerde 8 Oct. van Amsterdam en
Londen te Kaapstad; de „Werkendam" arri
veerde 9 Oct. van Nieuw York te Rotterdam.
By koninklyk besluit zyn beroemd tot
ontvangers der directe belastingen en accynzen
te Zwaluwe G. A. De Stoppelaar, thans te
Goor; te Hontenisse J. K. Moll, thans te
Kocvorden; te Delft F. IJ. Tk'orbecke, thans
te Dordrecht; te Doetïnchem H. Heetjans,
hoofdcommies te Rotterdam; te Roermond
H. J. Van Ebbenhorst Tengbergen, thans te
Goes; te Venendaal A. A. J. Ente, thans te
IJzendijke; te Bavneveld J. Mulder, thans te
Groningen (buitengameenten).
Benoemd dr. J. J. Couvée, te Utrecht, met
ingang van 16 Nov. a. s., tot schoolopziener
in het arrondissement Loenen.
De luit. ter zee 2de kl. L. J. Moojen, met
ingang van 21 dezer, voor den tyd van 3
jaren op pensioen gesteld, onder toekenning
van een pensioen van 400 'sjaars en eene
verhooging, ingevolge artikel 1 c der wet
van 1 April 1875, van 225 'sjaars.
Aan d6n luit. ter zee 2de kl. P. C. Coops
vergunning verleend tot het aannemen der
versierselen van ridder 4de klasse der orde
van het Borstbeeld van den Bevryder, hem
geschonken door den president van de Ver-
eenigde Staten van Venezuela.
Aan den ontvanger dor directe belastingen
en accijnzen H. M. Van Maaren, te Oorschot
c. a., met ingang van 1 Nov. a. s., eervol
ontslag uit 's Rjjks dienst verleend, behoudens
aanspraak op pensioen.
Verleond aan W. S. Broers, weduwe van
den gewezen ryksveldwachter J. J. Hooger-
werf, een pensioen van 92 'sjaars.
De kapt. H. J. C. Verwey, van het 2de
reg. vesting-art., en do kapt. C. R. Van Steenes,
van het 4de reg. vesting-art., op pensioen
gesteld en het bedrag van het pensioen be
paald: voor den kapt. Verwey op 1560, en
voor den kapt. Van Steenes op 1684'sjaars.
Pensioen verleend aan: K. Palmer, 69,
S. Van den Broek, ƒ276, A. H. Vellekoop,
ƒ511 'sjaars.
De Leidsche Ilijn.
Zooals men weet, hebben de Prov. Staten
van Utrecht besloten, de verbetering van den
Leidschen Ryn voorshands te laten rusten.
Om het groote belang, dat Utrecht by die
verbetering heeft, hebben de heeren Van
Beuningen en Van Bolhuis, leden van den
Utrechtschen gemeenteraad, besloten een voor
stel in te dienen, ten einde een bereikbaar
plan van verbetering voor rekening der ge
meente to doen uitvoeren.
In de gisteren gehouden zitting der Kamer
van Koophandel werd omtrent dit voorstel
een en ander medegedeeld, waaraan het vol
gende is ontleend:
De gemeente zou met het meest noodige
beginnen en het overige eerst din aanvatten,
wanneer gebleken is, dat de aanvankelyk
aangebrachte verbeteringen gunstige gevolgen
hebben gehad.
Zoo byv. met op het Utrechtsche gedeelte
van den Leidschen Ryn de kunstwerken, de
sluizen en de bruggen te vergrooten, wissel
plaatsen aan te brengen en de vaart te ver
diepen, om later, als bet noodig blykt, d0
vaart te verbroeden, de o:vers te verdongen
en bochten af te snyden.
Is in die richting geen plan van verl etering
ontworpen met begrooting der kosten, dan
kan van het bestuur der gemeente het initiatief
uitgaan om zich de medewerking der provincie
Zuid-Hoilana te verzekeren, en van het Ryk
en van de provincie Utrecht zoo Janige bydrage
in do kosten te verkrygen, als de uitvoering
door de gemeente mogeiyk zal maken.
Op grond van een en ander stellen zy het
volgende besluit voor:
Te benoemen eene commissie van vyf leden,
die worden uitgenoodigd een onderzoek in te
stellen ter beantwoording der volgende vragen
a. Is verbetering van den Leidschen Ryn
tusschen Utrecht en BoJegrave op minder
groote schaal dan die door de provinciale
hoofdingenieurs in Zuid-IJulland en Utrecht
ontworpen werd, toch lot stand t9 brengen
in dier voege, dat zy aan de eischen van het
verkeer vol-oen en de daaraan te besteden
kosten loonen zal? 6. Is zoodanige verbetering
voor de gomc-ente Utrecht van genoegzaam
belang te achten, dat haar bestuur die mot
hulp van staat en provinciën en met mode
werking der provincie Zuil-Holland - tot stand
trachte te brengen?
De Kamer van Kaaphandel, do tot stand-
koning der zaak wenschende en daarom het ook
toejuichende dat de Raad de zaak in handen
nam, achtte het onfverschillende redenen niet
op den weg der Kamer gelegen een adres tot
ondersteuning van het voorstel in te dienen.
Indische Financiën.
In het Kamerverslag over de Indische be-
grooting voor 1896 vindt men eenige belang
ryke becijferingen over den 6tand der Indische
financiën.
In de jaren 18901894 is in het geheel
uitgegeven byna 661 millioen gulden, en be
droegen de inkomsten 644'/a millioen. Het
tekort over die jaren was dus byna 16'/i
millioen; maar in datzelfde tydvak is alleen
voor spoorwegen en havenwerken dus afge
zien van andere byzondere uitgaven een
som besteed van 37l/2 millioen.
Een andere berekening gaat uit van het
bedrag van 45 millioen, dat uit de leening
van 1883 ten laste van Indië is gebracht en
waarvan reeds 3 millioen zyn afgelost Tegen
over de 42 millioen Indische schuld en het
nog ongedekt tekort van 9 millioen over 1895
staat „een realisabel, behooriyk rentegevend
bezit van spoorwegen", waarvan de aanleg
ruim 112 millioen heeft gekost. De netto-
opbrengst der exploitatie wordt voor 1896 op
4*/2 millioen geraamd of byna 4 pet van
het aanlogkapitaal.
Uit de gewone middelen zyn dus betaald,
behalve ongeveer 61 millioen aan spoorwegen,
alle belangryke werken van den laatsten tyd,
zooals de haven van Batavia, de aanleg van
telegraafkabels, de verbetering van het vaar
water te Soerabaia, belangryke irrigatie-wer
ken, benevens alle kosten van den oorlog
met Atjeh. (A. H.)
Dien avond was ook in hem het ras weer
jmtwaakt. De gebeurtenissen van den dag
hadden hem wakker geschud. Hy wilde het
gewicht der jaren niet gevoelen en Sir John
zou wel rechtop in zyn stoel hebben gezeten
zonder die knagende pyn in den rug.
Een uur lang zat hy te wachten en vestigde
hy byna onafgebroken den blik op de pendule;
maar Jack verscheen niet.
f Toen belde hy.
r „Koffie", zeide hy. „Je weet toch, dat het
al lang tyd Is?"
- „Ik dacht, dat u op mynheer Meredith
wachtte, mynheer", antwoordde de knecht
zacht en onderdanig.
Sir John was bezig het avondblad te lezen
of wendde voor het te doen, want hy had
geen leesglas.
„Het is beter dat je niet denkt", antwoordde
l^hy bedaard.
"Weldra werd de koffie binnengebracht en
Sir John gebruikte die in stille majesteit.
Terwyl hy zyn tweede kopje inschonk, een
mooi, klein kopje, giDg de bel over. Hy zette
den zilveren koffiepot haastig neer. Zyn
g zenuwen waren zoo sterk niet meer als zy
wel plachten te zyn.
Jack verscheen niet, maar een briefje van
J9 zyn hand werd binnengebracht. Hy las:
Beste Vader 1 De omstandigheden hebben
my genoodzaakt om ter elfder ure mijn enga
gement te verbreken. De trouwplechtigheid
zal dus morgen niet plaats hebben. Daar boven
genoemde omstandigheden u grootendeels
bekend moeten zyn, is het wel niet noodig,
dat ik voor u iD byzonderheden treed. Nog
dezen avond verlaat ik Londen, misschien
wel Engeland.
Steede u uw liefhebbende zoon,
Jack Meredith."
Geen spoor van haast of ontroering. De brief
was heel netjes geschreven in een duidoiyk,
flink en sieriyk schrift, dat Jack zich onder
zyns vaders leiding had eigen gemaakt. Het
papier was voorzien van den stempel van een
club. Ontegenzegiyk viel er niets op den
vorm aan te merken. Sir John las het briefje,
scheurde het bedaard in stukjes, gooide die
in het vuur en keek er naar, terwijl ze daar
verbrandden. Sentimenteel was hy nooit ge
weest, o, neenl Die harde, oude man van een
vroeger geslacht deed niet aan gevoel I Nooit
dacht hy een oogenblik slechts aan den dag,
waarop men hem in het graf zou neerlaten en
zyn zoon hem wellicht dankbaar zou gedenken I
Woorden als: „wanneer ik er eenmaal niet
meer zyn zal, zal het je berouwen," moest
men niet verwachten ooit uit zyn mond te
vernemen. Gedurende hun veeljarigen omgang
had Lady Cantourne meer dan ééns tot hem
„John, ge weet van geen toegeven" en on-
veranderlyk had Sir John daarop geantwoord
„Neen, daar ben ik de man niet naar."
Hy had altyd geweten wat hy wilde. Toen
by een hooge positie in de maatschappy be
kleedde, had hy met een yzeren roede gere
geerd en was hy steeds onverzetteiyk op zyn
stuk bly ven staan. Jack was de eerste geweest,
die zich openlyk tegenover hem had durven
stellen. Ook nu weer had die onverzettelyke
wil gezegevierd. Waarom verheugde hy zich
nu niet in zyn triomf? Waarom zou hy nu
zich teleurgesteld gevoelen? Dat zou zwakheid
wezen 1
Die brief beviel Sir John; alleen een zoon
van hèm kon zoo'n brief schryven; in niets
bleek er uit, dat Jack een nederlaag had
geleden. Toch was de oude man teleurgesteld.
Hy had zoo gehoopt, dat Jack naar hem toe
zou zyn gekomen en dat een soort verzoening
zou hebben plaats gevonden. Hoe het kwam,
wist Sir John zelf niet, maar die teleurstelling
schokte hem zeer. H|j voelde het in den rug
de pyn dadr was byna ondraaglyk. Hy gevoelde
zich daardoor zeer zwak en konde zichzelf
niet meer.
Hy belde.
„Loop eens", zeide hy tot den knecht,
„naar dr. Damer en vraag hem van avond, als
hy tyd heeft, eens by me aan te komen."
De knecht hield zich een poosje bezig met
het koffieblad op te ruimen, draalde nog een
weinig en vroeg toen, nauw hoorbaar:
„Is mynheer niet wei? Ik hoop, dat myn
heer niet ziek is?"
„Ziek! Ziekl" riep Sir John uit. „De
duivel is ziek zie ik er ziek uit? Doe wat
ik je zeg, als 't je belieft l"
XLIV.
In orde.
Ik heb eon vast geloof in den Tyd,
die menigmaal zooveel, dat dreigt,
ten goede doet keeren.
„Beste Jack. Op gevaar af, dat gy me
een bemoeizieke oude vrouw zult noemen,
schryf ik u dezen brief en kom ik u vragen
of gy van plan zyt spoedig naar Engeland
terug te keeren Zooals ge weet, hebben uw
vader en ik elkander reeds als kinderen ge
kend. Nooit hebben wy elkander uit het oog
verloron. Ik kan wel zeggen, dat wy de
eenige overgeblevenen zyn uit ons geslacht.
Ik vind het noodig u met deze mededeelingen
lastig te vallen, omdat ik met smart heb
opgemerkt, dat uw vader gedurende de laatste
zes maanden zeer is veranderd. Hy begint
heel oud te worden en heeft niemand om
zich heen dan zyn knecht. Ge weet hoo hy
ishet is zoo moeiiyk hem te naderen; zelfs
voor my. Als gy eens thuiskwaamt, zoo toe
vallig, ik geloof dat gy er geen spyt van
zoudt hebben in uw volgend leven. Het is
wel onnoodig, dat ik u vraag dezen als van
zeer vertrouweiyken aard te beschouwen.
Uw u toegenegen vriendin,
Caroline Cantourne."
Jack Meredith las dezen brief, terwyl hy
te Wiesbaden in het hotel „De Vier Jaarge-
tyden" in de koffiekamer zat. Het was een
heeriyke morgen. De zon speelde door de
hoornen van de Eriedrichstrasse, terwyl een
frïssche, verkwikkende wind over het Taunus-
gebergte in de vallei neerstreek, do geuren
opving, die de seringen en andere bloeiende
heesters in den Kurgarten verspreidden en
door de geopende vensters de koffiekamer
van het hotel „De Vier Jaargetyden" binnen
drong. Jack Meredith was ongedurig. Een
morgen al3 deze is zeer geschikt om men-
schen ongedurig te maken, die iets zoeken.
En is het aantal der zoekenden hier op aarde
niet legio? Een geurige morgenbries is voor
de sterken wat het maanlicht is voor de sen-
timenteelen. Het eene wekt een onweer
staanbaar verlangen, terwyl het andere tot
handelen aanzet.
Jack Meredith herlas zyn brief, bestudeerde
zyn reisgids en besloot den sneltrein te nemen,
die, zooals in zyn gids stond opgeteekend,
van "Wiesbaden via Mainz naar Keulen ging.
Zóó vertrok hy weer naar Engeland, dat
hij vyftien maanden geleden had verlaten.
Guy Oscard was in Cashmere. Aan de Simia-
cine dacht niemand meer, behalve zy, die
zich in den tegenspoed van anderen verheugen,
Millicent Chyne was rusteloos, scherp en
bitter geworden en poseerde als martelares.
Zy wist het gebeulde zóó voor te stellen, dat
het scheen, alsof zy aan Jack Meredith go-
trouw was gebleven in dagen van tegen
spoed, terwyl hy van zyn kant haar schan-
delyk den rug had toegekeerd, toen de for
tuin hem begon toe te lachen en hy meende
wellicht een huweiyk te kunnen sluiten, dat
schitterender kon genoemd worden. Vaderen
zoon gaven zich de moeite niet dat tegen te
spreken. De wellevendheid verbood het hun.
(Wordt vervolgd.)