IN0. 10930 Vrijdag XX October. A". 1895 i§eze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. p Leiden, 10 October. IP euilleton. Met scherpe wapenen. LEIDSCH DAGBLAD a PRIJS DEZER COURANT: Yoor Leiden per 3 maanden. f 1.10. iFranco per postM 1.40. I Afzonderlijke Kommers PRIJS DER ADVERTENTIÈN: Van 1 6 regels 1.05. Iedere regel meer 0.17Grootera letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad wordt 0.05 berekend. (Officieel© Xveiniisffeviiitf©**- SCHEEPVAART. iurgemeeator on V etboadera der gemeente Leidon; felot op art. 90 der Algomaene Politieverordening Vftn 6 November 1879, luidende als volgt: „Do bestuurders van vaartuigen zijn verplicht, de lm het belang der openbare veiligheid door of van wege Burgemeester en Wethouders gegeven bevelen op te volgen; I hebben besloten, te bepalen: Hot is den bestuurders van vaartuigen vcboden bij het paseecren van bruggen door te varen, wanneer hun door de brugwachters of de dienaren der gemeente politie in het belang van de openbare veiligheid wordt gelast op te houden, zullende de overtreding van deze bepaling Irachtens art. 98 der Algemeono Politieverordening worden gestraft met eene geldboete van ten hoogste twintig golden. Burgemeester en Wethouders voornoemd, ,eidoD, F. WAS. Burgomeeeter. t Oct. 1895. E. KIST, Secretarie. &dr< I Gelyk we reeds mededeelden, is aan het tidres, waarby ook de Senaat der Leid6che Universiteit zich tot de Eerste en Tweede Kamer heeft gewend om dien lichamen te verzoeken niet goed te keuren het voorstel van den minister van binnonlandsche zaken om 's Rijks Ethnographische verzamelingen over te brengen naar Den Haag, toegevoegd de missive van eene commissie uit den Senaat, bestaande uit de hoogleeraren Tiele, De Groot, De Goeje, Martin en Schlegel, welke missive in April 11. door die commissie in eene audiëntie den minister van binnonlandsche zaken is aangeboden. De commissie zet daarin uiteen dat ver plaatsing van de ethnographische schatten, te Leiden bewaard, naar elders „alle directe rela ties met vakmannen op veelzijdig gebied" byna geheel zal verbreken en de beoefening van de ethnographie een zwaren slag toe brengen; terwjjl het gevaar bestaat dat die verplaatsing „het Museum zal terugdompelen in het dilettantisme, waaraan die jonge tak van wetenschap zich pas met zooveel moeite heeft ontworsteld, en dat zy het Museum zal doen worden een bron van afdwalingen op velerlei gebied, tot groote schade van de "Wetenschap." De commissie verwijst naar het „Interna tionale Archiv für Ethnographie," voor een groot deel steunende op de voorwerpen in het Museum. Dat er nog betrekkelijk weinig gebruik wordt gemaakt van het Museum, komt doordien de ethnographie nog zulk een jonge wetenschap is, en haar taak hoofd zakelijk in de toekomst ligt, vooral in Ne derland. Maar niet alleen voor het Museum zelf, ook voor de hoogeschool zal de verplaatsing verderfelijk zijn; immers, voor hoogleeraren in de ethnographie en min of meer aanver wante vakken, voor ettelijke geleerden en zelfstandig werkende studenten is het Museum een bepaald onmisbare schat. De commissie legt tevens uit waardoor het gebruik van het Museum thans nog zoo ïnoaiiyk is. Na het opheffen van de bezwaren, thans aan het gebruik verbonden, zou het Museum naar verhouding even goed aan zijn bestemming beantwoorden als dat te Berlijn, waar tal van academische lessen worden ge geven, zooals wordt gestaafd. Ook aan de koloniale studiën zou het Museum dienstbaar kunnen worden gemaakt. Het zwaartepunt van de bestemming van het Museum ligt niet in de kunstnijverheid (zooals de voorstanders van de verplaatsing beweren), maar in de volkenkunde: ook elders zijn de musea van die twee soorten streng gescheiden. Wat ten slotte het argument betreft, dat het Museum, in een grootere gemeente ge plaatst, meer nut zal afwerpen voor de alge- meene volksontwikkeling: dit moge opgaan voor een museum voor kunstnijverheid, voor een ethnographisch museum voorzeker niet. Geen publiek toch is er intellectueel bij gebaat, wanneer het gelegenheid krijgt op Zon- en feestdagen, of by regenachtig weder, den tijd te dooden met het maken van wandelingen langs voorwerpen, die het een voudig voor curiositeiten aanziet. Vreemde volkeren leert niemand kennen zonder opzet telijke studie; van zoogoed als alles, wat een ethnographisch museum bevat, zjjn aard en bestemming slechts langs den weg van ernstig onderzoek uit te vorschen, en aan zulke studie, zulk onderzoek zet zich slechts de vakman, geenszins het beschaafde of onbeschaafde publiek. De vruchten, die zulk een museum afwerpt, worden bepaald door de hoedanigheid van hen, die den inhoud wetenschappelijk exploiteerengeenszins door het aantal der genen, die het zonder ernstig wetenschappelijk doel, wanneer zij niets beters te doen hebben, een enkele maal in hun leven bezoeken. Er bestaat gelegenheid tot verzending der correspondentie naar Nederl.-Oost Indiè (met uitzondering van Atjeh en Padang), door middel van het stoomschip „Lawoe", van Rotterdam vertrekkende. Ten postkantore alhier moeten de brieven, enz. uiterlijk Vrijdag avond om 10.50 bezorgd zijn. De wijze van verzending behoort duidelijk op het adres vermeld te worden. De ministers van justitie, van marine en van oorlog hebbon nu eenige maanden gele den de heeren prof. H. Van der Hoeven, te Leiden, den kapt. ter zee H. A. Schippers en den generaal-majoor H. P. J. Hennus, te 's-Gra- venhage, in commissie benoemd om te over wegen welke wijzigingen van het vorige regeeringsontwerp van een wetboek van mili tair strafrecht hun alsnog wenscholyk voor komen. Naar men verneemt, is onlangs door ge noemde heeren naar aanleiding van die op dracht een uitvoerig rapport met een herzien ontwerp aan de Regeering ingezonden, Op de elfde lijst van de zeventiende jaarcollecte voor de Scholen met den By bel in de „Standaard" komen o. a. voor: Uithoorn met Kwakel en de Mennonietenbuurt met een bedrag van f 109.735; Bodegrave met De Meye, met 168; Oude-Wetering, Nieuwe- Wetering en Roelofarendsveen met 170. De Tweede Kamer houdt heden (Donder- dag)namiddag te halfvier eene vergadering, waarin een regeling van werkzaamheden zal worden voorgesteld. De afdeelingen der Tweede Kamer hebben benoemd tot rapporteurs over hoofdstuk V (Binnenlandsche Zaken) der Staatsbegrooting de heeren Mees, E. Smidt, Goekoop, Goeman Borgesius en Tak van Poortvliet. De off. van gez. 2de kl. J. A. Smits, van het 3de reg. inf. te Bergen-op-Zoom, wordt met 1 November overgeplaatst by het 4de reg. inf. te Delft. Gisteren vergaderden andermaal ten raadhuize te Nijmegen dr. Pleyte van Leiden, pastoor Yan Heukelum van Jutfaas, dr. Reu- sens van Leuven, de heeren Weve en Schrant van Nijmegen en de leden der oudheidkun dige commissie aldaar, in verband met de hun gegeven opdracht tot indiening van voor stellen tot restauratie van de kapel op het Valkhof. Naar het „Haagsche Dagblad" meldt, was gisternamiddag de toestand van den oud-minister jhr. C. Hartsey hoogst zorgelijk en waren zijn krachten afnoirende. Aan de Indische Instelling te Delft zyn tot heden ingeschreven 160 studenten. De heer Orelio zal 22 Oct. te Keulen en 4 November te Frankfort medewerken by een uitvoering der „Seeligpreisungen" (les Béa- titudes) van Cósar Franck. Beide keeren ver vult hg de party van Satan. Den 25sten Oct. zal hy te Coblenz zingen in Yierling's „Raub der Satinerinnen." By de door de Maatschappy tot exploitatie van Staatsspoorwegen te Utrecht gehouden aanbesteding van het uitbreiden van de goederenloods S.-S., het maken van een goederenloods H. S.-M. en van een verhoogde los en laadplaats op het station Gouda, raming 13,700, waren 19 inschryvers ingekomen. De laagste was van H. J. Nederhorst, te Gouda, voor 11,643. De weesinrichting te Neerbosch ontving in de afgeloopen week o. a. een gift van 2000 van een onbekende te Amsterdam. Naar wy vernemen is een „vermetele poging" gewaagd om het cetera desunt onder de geschiedenis van Gerrit Witso en zyn Klaartje (Camera Obscura) te vervangen. Ongelukkig is dit zeer uitvoerige slot wel gedrukt, maar niet in den handel. Twee jonge predikanten worden afwisselend als de schry- ver er van gedoodverfd. HaarlCt.) Het stoomschip „Ceres" vertrek 8 Oct. van Gibraltar naar Amsterdam; de „Prins Alexander", van Batavia naar Amsterdam, vertrok 9 Oct. van Port-Said; de „Prinses Wilhelmina", van Amsterdam naar Batavia, arriveerde 9 Oct. te Port-Said; de „Prins Willem III", van Suriname naar Amsterdam, arriveerde 9 Oct. te Havre; de „Sumatra" vertrok 9 Oct. van Amsterdam naar Java; de „Titan" arriveerdo 9 Oct. van Batavia te Amsterdam; de „Borneo", van Java naar Rotterdam, vertrok 9 Oct. van Brest; de „Jason", van Amsterdam en Liverpool naar Batavia, arriveerde vóór 9 Oct. te Singapore; de „Maasdam" vertrok 9 Oct. van Rotterdam naar Nieuw-York; de „Oengaran" vertrok 9 Oct. van Batavia naar Rotterdamde „Trans vaal" arriveerde 8 Oct. van Amsterdam en Londen te Kaapstad; de „Werkendam" arri veerde 9 Oct. van Nieuw York te Rotterdam. By koninklyk besluit zyn beroemd tot ontvangers der directe belastingen en accynzen te Zwaluwe G. A. De Stoppelaar, thans te Goor; te Hontenisse J. K. Moll, thans te Kocvorden; te Delft F. IJ. Tk'orbecke, thans te Dordrecht; te Doetïnchem H. Heetjans, hoofdcommies te Rotterdam; te Roermond H. J. Van Ebbenhorst Tengbergen, thans te Goes; te Venendaal A. A. J. Ente, thans te IJzendijke; te Bavneveld J. Mulder, thans te Groningen (buitengameenten). Benoemd dr. J. J. Couvée, te Utrecht, met ingang van 16 Nov. a. s., tot schoolopziener in het arrondissement Loenen. De luit. ter zee 2de kl. L. J. Moojen, met ingang van 21 dezer, voor den tyd van 3 jaren op pensioen gesteld, onder toekenning van een pensioen van 400 'sjaars en eene verhooging, ingevolge artikel 1 c der wet van 1 April 1875, van 225 'sjaars. Aan d6n luit. ter zee 2de kl. P. C. Coops vergunning verleend tot het aannemen der versierselen van ridder 4de klasse der orde van het Borstbeeld van den Bevryder, hem geschonken door den president van de Ver- eenigde Staten van Venezuela. Aan den ontvanger dor directe belastingen en accijnzen H. M. Van Maaren, te Oorschot c. a., met ingang van 1 Nov. a. s., eervol ontslag uit 's Rjjks dienst verleend, behoudens aanspraak op pensioen. Verleond aan W. S. Broers, weduwe van den gewezen ryksveldwachter J. J. Hooger- werf, een pensioen van 92 'sjaars. De kapt. H. J. C. Verwey, van het 2de reg. vesting-art., en do kapt. C. R. Van Steenes, van het 4de reg. vesting-art., op pensioen gesteld en het bedrag van het pensioen be paald: voor den kapt. Verwey op 1560, en voor den kapt. Van Steenes op 1684'sjaars. Pensioen verleend aan: K. Palmer, 69, S. Van den Broek, ƒ276, A. H. Vellekoop, ƒ511 'sjaars. De Leidsche Ilijn. Zooals men weet, hebben de Prov. Staten van Utrecht besloten, de verbetering van den Leidschen Ryn voorshands te laten rusten. Om het groote belang, dat Utrecht by die verbetering heeft, hebben de heeren Van Beuningen en Van Bolhuis, leden van den Utrechtschen gemeenteraad, besloten een voor stel in te dienen, ten einde een bereikbaar plan van verbetering voor rekening der ge meente to doen uitvoeren. In de gisteren gehouden zitting der Kamer van Koophandel werd omtrent dit voorstel een en ander medegedeeld, waaraan het vol gende is ontleend: De gemeente zou met het meest noodige beginnen en het overige eerst din aanvatten, wanneer gebleken is, dat de aanvankelyk aangebrachte verbeteringen gunstige gevolgen hebben gehad. Zoo byv. met op het Utrechtsche gedeelte van den Leidschen Ryn de kunstwerken, de sluizen en de bruggen te vergrooten, wissel plaatsen aan te brengen en de vaart te ver diepen, om later, als bet noodig blykt, d0 vaart te verbroeden, de o:vers te verdongen en bochten af te snyden. Is in die richting geen plan van verl etering ontworpen met begrooting der kosten, dan kan van het bestuur der gemeente het initiatief uitgaan om zich de medewerking der provincie Zuid-Hoilana te verzekeren, en van het Ryk en van de provincie Utrecht zoo Janige bydrage in do kosten te verkrygen, als de uitvoering door de gemeente mogeiyk zal maken. Op grond van een en ander stellen zy het volgende besluit voor: Te benoemen eene commissie van vyf leden, die worden uitgenoodigd een onderzoek in te stellen ter beantwoording der volgende vragen a. Is verbetering van den Leidschen Ryn tusschen Utrecht en BoJegrave op minder groote schaal dan die door de provinciale hoofdingenieurs in Zuid-IJulland en Utrecht ontworpen werd, toch lot stand t9 brengen in dier voege, dat zy aan de eischen van het verkeer vol-oen en de daaraan te besteden kosten loonen zal? 6. Is zoodanige verbetering voor de gomc-ente Utrecht van genoegzaam belang te achten, dat haar bestuur die mot hulp van staat en provinciën en met mode werking der provincie Zuil-Holland - tot stand trachte te brengen? De Kamer van Kaaphandel, do tot stand- koning der zaak wenschende en daarom het ook toejuichende dat de Raad de zaak in handen nam, achtte het onfverschillende redenen niet op den weg der Kamer gelegen een adres tot ondersteuning van het voorstel in te dienen. Indische Financiën. In het Kamerverslag over de Indische be- grooting voor 1896 vindt men eenige belang ryke becijferingen over den 6tand der Indische financiën. In de jaren 18901894 is in het geheel uitgegeven byna 661 millioen gulden, en be droegen de inkomsten 644'/a millioen. Het tekort over die jaren was dus byna 16'/i millioen; maar in datzelfde tydvak is alleen voor spoorwegen en havenwerken dus afge zien van andere byzondere uitgaven een som besteed van 37l/2 millioen. Een andere berekening gaat uit van het bedrag van 45 millioen, dat uit de leening van 1883 ten laste van Indië is gebracht en waarvan reeds 3 millioen zyn afgelost Tegen over de 42 millioen Indische schuld en het nog ongedekt tekort van 9 millioen over 1895 staat „een realisabel, behooriyk rentegevend bezit van spoorwegen", waarvan de aanleg ruim 112 millioen heeft gekost. De netto- opbrengst der exploitatie wordt voor 1896 op 4*/2 millioen geraamd of byna 4 pet van het aanlogkapitaal. Uit de gewone middelen zyn dus betaald, behalve ongeveer 61 millioen aan spoorwegen, alle belangryke werken van den laatsten tyd, zooals de haven van Batavia, de aanleg van telegraafkabels, de verbetering van het vaar water te Soerabaia, belangryke irrigatie-wer ken, benevens alle kosten van den oorlog met Atjeh. (A. H.) Dien avond was ook in hem het ras weer jmtwaakt. De gebeurtenissen van den dag hadden hem wakker geschud. Hy wilde het gewicht der jaren niet gevoelen en Sir John zou wel rechtop in zyn stoel hebben gezeten zonder die knagende pyn in den rug. Een uur lang zat hy te wachten en vestigde hy byna onafgebroken den blik op de pendule; maar Jack verscheen niet. f Toen belde hy. r „Koffie", zeide hy. „Je weet toch, dat het al lang tyd Is?" - „Ik dacht, dat u op mynheer Meredith wachtte, mynheer", antwoordde de knecht zacht en onderdanig. Sir John was bezig het avondblad te lezen of wendde voor het te doen, want hy had geen leesglas. „Het is beter dat je niet denkt", antwoordde l^hy bedaard. "Weldra werd de koffie binnengebracht en Sir John gebruikte die in stille majesteit. Terwyl hy zyn tweede kopje inschonk, een mooi, klein kopje, giDg de bel over. Hy zette den zilveren koffiepot haastig neer. Zyn g zenuwen waren zoo sterk niet meer als zy wel plachten te zyn. Jack verscheen niet, maar een briefje van J9 zyn hand werd binnengebracht. Hy las: Beste Vader 1 De omstandigheden hebben my genoodzaakt om ter elfder ure mijn enga gement te verbreken. De trouwplechtigheid zal dus morgen niet plaats hebben. Daar boven genoemde omstandigheden u grootendeels bekend moeten zyn, is het wel niet noodig, dat ik voor u iD byzonderheden treed. Nog dezen avond verlaat ik Londen, misschien wel Engeland. Steede u uw liefhebbende zoon, Jack Meredith." Geen spoor van haast of ontroering. De brief was heel netjes geschreven in een duidoiyk, flink en sieriyk schrift, dat Jack zich onder zyns vaders leiding had eigen gemaakt. Het papier was voorzien van den stempel van een club. Ontegenzegiyk viel er niets op den vorm aan te merken. Sir John las het briefje, scheurde het bedaard in stukjes, gooide die in het vuur en keek er naar, terwijl ze daar verbrandden. Sentimenteel was hy nooit ge weest, o, neenl Die harde, oude man van een vroeger geslacht deed niet aan gevoel I Nooit dacht hy een oogenblik slechts aan den dag, waarop men hem in het graf zou neerlaten en zyn zoon hem wellicht dankbaar zou gedenken I Woorden als: „wanneer ik er eenmaal niet meer zyn zal, zal het je berouwen," moest men niet verwachten ooit uit zyn mond te vernemen. Gedurende hun veeljarigen omgang had Lady Cantourne meer dan ééns tot hem „John, ge weet van geen toegeven" en on- veranderlyk had Sir John daarop geantwoord „Neen, daar ben ik de man niet naar." Hy had altyd geweten wat hy wilde. Toen by een hooge positie in de maatschappy be kleedde, had hy met een yzeren roede gere geerd en was hy steeds onverzetteiyk op zyn stuk bly ven staan. Jack was de eerste geweest, die zich openlyk tegenover hem had durven stellen. Ook nu weer had die onverzettelyke wil gezegevierd. Waarom verheugde hy zich nu niet in zyn triomf? Waarom zou hy nu zich teleurgesteld gevoelen? Dat zou zwakheid wezen 1 Die brief beviel Sir John; alleen een zoon van hèm kon zoo'n brief schryven; in niets bleek er uit, dat Jack een nederlaag had geleden. Toch was de oude man teleurgesteld. Hy had zoo gehoopt, dat Jack naar hem toe zou zyn gekomen en dat een soort verzoening zou hebben plaats gevonden. Hoe het kwam, wist Sir John zelf niet, maar die teleurstelling schokte hem zeer. H|j voelde het in den rug de pyn dadr was byna ondraaglyk. Hy gevoelde zich daardoor zeer zwak en konde zichzelf niet meer. Hy belde. „Loop eens", zeide hy tot den knecht, „naar dr. Damer en vraag hem van avond, als hy tyd heeft, eens by me aan te komen." De knecht hield zich een poosje bezig met het koffieblad op te ruimen, draalde nog een weinig en vroeg toen, nauw hoorbaar: „Is mynheer niet wei? Ik hoop, dat myn heer niet ziek is?" „Ziek! Ziekl" riep Sir John uit. „De duivel is ziek zie ik er ziek uit? Doe wat ik je zeg, als 't je belieft l" XLIV. In orde. Ik heb eon vast geloof in den Tyd, die menigmaal zooveel, dat dreigt, ten goede doet keeren. „Beste Jack. Op gevaar af, dat gy me een bemoeizieke oude vrouw zult noemen, schryf ik u dezen brief en kom ik u vragen of gy van plan zyt spoedig naar Engeland terug te keeren Zooals ge weet, hebben uw vader en ik elkander reeds als kinderen ge kend. Nooit hebben wy elkander uit het oog verloron. Ik kan wel zeggen, dat wy de eenige overgeblevenen zyn uit ons geslacht. Ik vind het noodig u met deze mededeelingen lastig te vallen, omdat ik met smart heb opgemerkt, dat uw vader gedurende de laatste zes maanden zeer is veranderd. Hy begint heel oud te worden en heeft niemand om zich heen dan zyn knecht. Ge weet hoo hy ishet is zoo moeiiyk hem te naderen; zelfs voor my. Als gy eens thuiskwaamt, zoo toe vallig, ik geloof dat gy er geen spyt van zoudt hebben in uw volgend leven. Het is wel onnoodig, dat ik u vraag dezen als van zeer vertrouweiyken aard te beschouwen. Uw u toegenegen vriendin, Caroline Cantourne." Jack Meredith las dezen brief, terwyl hy te Wiesbaden in het hotel „De Vier Jaarge- tyden" in de koffiekamer zat. Het was een heeriyke morgen. De zon speelde door de hoornen van de Eriedrichstrasse, terwyl een frïssche, verkwikkende wind over het Taunus- gebergte in de vallei neerstreek, do geuren opving, die de seringen en andere bloeiende heesters in den Kurgarten verspreidden en door de geopende vensters de koffiekamer van het hotel „De Vier Jaargetyden" binnen drong. Jack Meredith was ongedurig. Een morgen al3 deze is zeer geschikt om men- schen ongedurig te maken, die iets zoeken. En is het aantal der zoekenden hier op aarde niet legio? Een geurige morgenbries is voor de sterken wat het maanlicht is voor de sen- timenteelen. Het eene wekt een onweer staanbaar verlangen, terwyl het andere tot handelen aanzet. Jack Meredith herlas zyn brief, bestudeerde zyn reisgids en besloot den sneltrein te nemen, die, zooals in zyn gids stond opgeteekend, van "Wiesbaden via Mainz naar Keulen ging. Zóó vertrok hy weer naar Engeland, dat hij vyftien maanden geleden had verlaten. Guy Oscard was in Cashmere. Aan de Simia- cine dacht niemand meer, behalve zy, die zich in den tegenspoed van anderen verheugen, Millicent Chyne was rusteloos, scherp en bitter geworden en poseerde als martelares. Zy wist het gebeulde zóó voor te stellen, dat het scheen, alsof zy aan Jack Meredith go- trouw was gebleven in dagen van tegen spoed, terwyl hy van zyn kant haar schan- delyk den rug had toegekeerd, toen de for tuin hem begon toe te lachen en hy meende wellicht een huweiyk te kunnen sluiten, dat schitterender kon genoemd worden. Vaderen zoon gaven zich de moeite niet dat tegen te spreken. De wellevendheid verbood het hun. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1895 | | pagina 1