N°. 10926
Maandag 7 October,
A°. 1895
feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
PERSOVERZICHT.
Met scherpe wapenen.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden por 3 maandenf 1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommers 0 05
PRIJS DER ADVERTENTIEN:
Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17£.. Grootero
letters naar plaatsruimte. Yoor het incasseeren buiten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Tweede Blad.
De Haagsche correspondent van de Zut-
Wische Courant wijdt een beschouwing aan
de Indische begrooting. Hij acht den
finantiëelen toestand vrij gunstig en had ver
wacht, dat de minister althans dit jaar niet
weer zou terugkomen op zijn vroeger plan
om de in- en uitvoerrechten te verhoogen.
De minister heeft er echter anders over go
dacht, want ongeveer tegeleik met zijn be
grooting, heeft hij een gewijzigd wetsontwerp
tot verhooging der invoerrechten het uit
voerrecht op koffie wil hij alsnog laten rusten
ingediend. Tegelijk met of na de Indische
begrooting zal dus daarover een beslissing
moeten vallen.
„Het is echter zeer twijfelachtig", zoo be
sluit de corr., „of de Kamer daaraan haar
goedkeuring zal hechten. Uit de schriftelijke
Sgedachtenwisseling toch is reeds geblekc-n
dat vele leden in het algemeen bezwaar heb
ben tegen verdere opdrijving van deze indi
recte belastingen, waardoor de inlander zwaar
der zal worden gedrukt en waaronder ook
do Ned. industrie - met name deTwentsche
katoennijverheid zal lijden, maar er zijn ook
leden, die, mocht er belastingverhooging noo
dig zijn, verhooging van invoerrechten nog
zoo slecht niet zouden vinden, maar die met
mij meenen, dat het thans nog volstrekt on-
■ooodig is dei bevolking nieuwe lasten op te
'eggen.
I De verdediging van den minister is dan
ook zeer zwak. Bjjna zijn eenig argument is,
dat naar zijn innige overtuiging, ondanks
alle maatregelen om den achteruitgang der
gouvernements koffiecultuur tegen te gaan,
de inkomsten uit dat product toch allengs
geringer zullen worden. Het is mogelijk, dat
die pessimistische voorspelling zal uitkomen,
maar het gaat toch niet aan de inlanders
ou reeds zwaarder te belasten, op grond van
mogeliike, maar nog volstrekt niet zekere ver
mindering van inkomsten in volgende jaren."
De minister van financiën verklaarde dat
de vermindering der opbrengst
van het personeel volgens bet ontwerp
voorehands onmogelijk te berekenen valt. Maar
Eet Nieuws van den Dag is van oordeel, dat
j f zij toch wol by benadering is te ramen
Volgens een becijfering, die het blad geeft,
zou f 3,070,650.50 vermindering voor bet Rijk
het gevolg zijn.
Verder merkt Het N. v. d. D. op, dat het
ontwerp zijn doel voorbij streeft; het geeft
te veel belasting prijs, zonder er iets anders
;l voor in de plaats te stellen.
Het regelen van den aanslag der dieDst-
f ^oden en dien van paarden zal, meent het
blad, nogal tot moeilijkheden aanleiding geven,
terwijl het ten slotte in overweging geeft om
li art. 21 nog vry te stellen personen, die
S geene andere diensten verrichten dan koet
eierediensten bij paarden in gemengd ge
bruik (dus geen weeldepaardenj, bij wedu
wen of andere belastingplichtigen.
„Eene vrouw moet niet van slechter con
ditie worden door het overlijden van haar man.
Wanneer eene weduwe éón of moer paarden
moet houden voor haar bedrijf (bijv. als land
bouwer, molenaar of winkelier), dan mag van
haar geen f 18 belasting in hoofdsom worden
gevorderd, onkel en alleen omdat zy, nu haar
man met meer leeft, den knecht moet laten
mennen."
In De Vragen des Tijds wordt door pro
fessor P. Van Geer een aanteekening gegeven
op het wetsontwerp tot regeling van het
kiesrecht.
Hij laat politieke overwegingen rusten, maar
onderwerpt de technische zijde van de quaestie
aan een nader onderzoek. De resultaten daarvan
zijn niet zeer gunstig voor het ontwerp.
Opnieuw is volgens den hoogleeraar de juist
heid gebleken van de uitspraak, dal het
opsporen van uiterlijke kenteekenen om den
maatscbappelijken welstand te beoordeelen
gelijk is te stellen met het zoeken naar den
steen der wijzen. De nu voorgestelde leiden
tot onrecht en willekeur. Zij beperken het
kiezerscorps binnen willekeurig gestelde
grenzen, die geen rekening houden met de
ontwikkeling van het volk. Door belasting-
census en plaatselijke gesteldheid worden
struikelblokken aangevoerd, terwijl alle ver
band met de maat van welstand en ontwikke
ling vervalt. Ook de woningcensus is een
zeer veranderlijke factor, die met alleen van
de eene tot de andere gemeente wisselt, maar
ook binnen dezelfde gemeente onophoudelijk
wordt gewijzigd door plaatselijke invloeden,
die niet altijd een duidelijk aan te wijzen
oorsprong hebben.
Naar aanleiding van eenige gegevens, door
den hoogleeraar getrokken uit de belasting
kohieren te LeideD, in verband met andere
berekeningen, komt hij tot de conclusie, dat
het aantal kiezers in het geheele land ten
hoogste op 450,000 zal zfin te stellen, terwijl
in 't ontwerprTak een cijfer van 800,000 werd
genoemd. Dit laatste is trouwens te hoog en
meer als een grens te beschouwen, waartoe
het getal by verdere intellectueele ontwikke
ling dor natie kon naderen. Maar toch stellen
de beide cijfers, geplaatst tegenover het tegen
woordig aantal kiezers, 300,000, duidelijk
den afstand in 't licht, die de beide ontwerpen
scheidt.
De heer Van Geer eindigt zijn artikel als
volgt:
„Dat de minister niet allee in zijn wets
ontwerp heeft opgenomen, wat hij vroeger,
zoo niet onmisbaar, dan toch wenefchelyk
achtte en in zijne geschriften aanprees
zooals het vrouwenstemrecht en het propor-
tioneele kiesstelsel - mag hem niet als ver
wijt worden toegerekend. In zijn tegenwoor
dige hooge waardigheid heeft hij een andere
taak te vervullen dan toen bij als „éclaireur"
en „tirailleur" zulke voortreffelijke diensten
verrichtte. In zijn wetsontworp moet hij
rekening houden met het bereikbare en alle
beginselen ten offer brengen, die, hoe goed op
zichzelf, vooralsnog geen kans van slagen
hebben. Daartoe behooren de genoemde onder
werpen. Maar dat bij dwaalt, wanneer hij
meent met zijn kenmerken tot een recht
vaardig en uitgebreid kiesrecht te kunnen
geraken, mean ik in deze bladzijden voldoende
te hebben aangetoond. Dit doel is slechts te
bareiken door terug te keeren tot het hooge
beginsel van het ontwerp zijns voorgangers:
kiesrecht aan allen, die voor zich en hun ge
zin in het dagelyksch onderhoud voorzien.
Nooit kwam het zoozeer verguisde ont-
werp-Tak in helderder licht dan door dit
tegen-ontwerp van zijn voormaligen bestrijder!
Nu duidelijk is gebleken, hoe de verkeerde
weg is- ingeslagen, moge herinnerd worden
aan de oude spreuk: „Beter ten halve ge
keerd, dan heel gedwaald."
Het Vaderland bevat een uitgebreid inge
zonden stuk van een Indisch hoofdofficier over
de gebeurtenissen op Lombok, waarin
hg opkomt tegen de Vetter vergoding, die
hij hoogst ongepast noemt, zoolang een des
kundig onderzoek, dat, volgens hem, in zulk
een belangrijke zaak niet kan en mag uit
blijven, den generaal van alle verantwoorde
lijkheid heeft ontheven.
De schrijver keurt het strategisch beleid
van den bevelhebber af, die, na de waar
schuwing, het bivouak naar een veiliger plaats
had moeten verleggen.
Hi) beweert verder dat men bij den overval
niet "Westwaarts op Mataram had moeten
terugtrekken, waardoor men hoe langer ho3
dieper in den moordkuil geraakte, maar zich
Oostwaarts in het open veld had moeten
begeven, in welke richting men de colonnes
Van Bïjlevelt en Lawick van Pabst zou ont
moet hebben en zich met deze had kunnen
vereenigen. Wy hadden dan eene sterke
positie kunnen innemen, die den vijand ont
zag had ingeboezemd, in ieder geval had men
dan een eerlijken strijd kunnen aanvaarden,
en was het gevecht niet; zooals nu, in een
mensclienslachterij ontaard.
H\j weet verder mede te deelen, dat generaal
Vetter, na de nederlaag, den Gouverneur-
Generaal den terugtocht naar Java heeft
aangeraden. Eerst nadat deze, onder toezegging
der noodige versterking, op de onmiddellijke
herstelling der nederlaag had aangedrongen,
heeft generaal Vetter daarmede genoegen
genomen.
Indien deze voorstelling, die van verschillende
zijden wordt bevestigd, op waarheid berust,
verdient do G.-G. meer lof dan do bevel
hebber der expeditie. De verdere gunstige
afloop moet, volgens den schrijver, uitsluitend
aan den staf geweten worden.
De redactie van Het Vaderland voegt,
bijwijze van aanteekening, bij dit artikel de
opmerking, dat deze beschouwingen wel wat
laat komen.
De Amslcrdamsche Courant vraagt op haar
beurt waarom Het Vaderland heeft gezwegen,
toen spreken plicht ware geweest.
Dt Tijd bevat eeD artikel, waarin eenige
mededeelingen gedaan worden, wel geschikt
om de haren ten berge te doen rijzen bi) hen,
die voornemens zijn mochten, eerlang een
akte tot het geven van Lager
Onderwijs,en speciaal een akte Franscb,
ti halen.
De examens voor die taal werden dit jaar
in Den Haag afgenomen en van de candidaten
moest een zeer groot aantal zijn witte toga
in den steek laten.
Dit valt voorzeker voor een deel te wijten
aan hot feit, dat tal van ongeschikten zich
aanmeldden, doch de schrijver zo3kt ook nog
ergens anders de oorzaak.
Evenredig aan het groot aantal examen
lustigen, dat niet minder dan 800 bedroeg,
was het getal examinatoren en nu waren
er onder dezen buiten kjjf, die hun taak met
de te vorderen toewijding, met hoogen ernst
opvatten en er alleen naar streefden, zich te
vergewissen, of een candidaat werkelijk de
vereischte gescbiktheid bezit.
Anderen echter schenen er zich in te ver
meien, hun konnis te luchten wellicht den
eigen ochtend in een of ander handboek opge
daan en maakten er een spelletje van,
vragen te stellen, waarvoor blijkbaar ook hun
collega's „stonden."
Zfi examineerden, wat de schrijver in De
Tijd noemt: „voor de galerij!"
De vangst van deze
„jacht
Van ydelheid en waan"
was dan ook een verzameling van allerlei
onmogelijke vragen, waaruit de schrijver
in De Tijd deze bloemlezing gaarde:
Noem mjj (in "t Fransch) tien amphibieön.
Noem rnjj een tiental weekdieren.
"Welke zijn de onderscheiden instrumenten
van een geneesheer?
Noem mjj de onderscheidene deelen, die
het gezichtsorgaan samenstellen.
Noem mij de onderscheidene deelen van een
kerk
Hoe hoeten in 't Fransch de onderscheiden
gedoelton van een postkantoor?
Noem my al de deelen op van een schip.
Vertaal op drieërlei wijze het woord koster,
Vertaal op vier manieren deappelvalt
niet ver van den boom.
Vertaal op tien manieren flauwvallen.
Noem vijftien uitdrukkingen, die betrekking
hebben op het boekhouden.
Noem do gereedschappen op van een timmer
man, van een schrijnwerker.
Welk verschil bestaat er tusschen een
kathedraal, een basiliek en een metropolitaan-
kerk
Hoe nu, zou men haast geneigd zijn te
vragen, schuilt er in deze voorstelling niet
eenige overdrijving? zegt De Residentiebode
Naar wij gelooven allerminst.
Ons ten minste is het geval bekend, hoe
een paar jaar geleden aan een candidaat
gevraagd werd den heeren eens aanschouwelijk
voor te stellen, wat by onder pirouetter
verstond.
Toen de candidaat - hy had gelukkig
akte vrye- en orde-oefening naar wensch aan
die opdracht voldaan had, werd hem opge
dragen in het Fransch mede te deelen welke
gewricbte; f beenderen, zenuwen, spieren en
pezen diarby dienst gedaan hadden! !1
Een ander geval is ons bekend, waarby
aan een candidaat gevraagd werd, een paar
pomans te noemen, door hem gelezon.
Vier, door hem aangegeven, vielen niot in
don smaak. Of de heeren die niet kenden
By den vyfden roman bloek hy aan het
goede adres te zijn, althans een der heeren
haastte zich in herinnering te brengen, dat
op pag. zooveel en zooveel een beschryving
voorkomt van een moerassigen weg, waar
langs de held van het verhaal 's avonds
wandelt! Hy vroeg nu den candidaat te
zeggen, in welke bewoording de auteur dien
weg beschreven had.
Gelukkig wist onze candidaat vrywel aan
die opvordering te voldoen, maar wy vragen
toch met De Tijdof het geoorloofd is, onze
aanstaande ondorwyzers aan zulke martelingen
te onderwerpen, hen bloot te ste le i aan de
kans door het niet beantwoorden van zoo
danige vragen hun carrière gebroken te
zien, of voor hun geheele loopbaan een kwade
noot te behouden.
Ons wil bet voorkomen, dat, mocht het
tegenwoordig exaraenstelsel geha .dhaafd
blijven, het aanbeveling zou verdienen, de
examens eens voor afwisseling door de ver-
ploegden uit Meerenberg te doen afnemen.
De daar opengokomen plaatsruimte zou
dan tydeiyk kunnen worden aangewend tot
een vacantie-kolonie voor heeren examina
toren.
Het Centrum ondersteunt met kracht het
protest, dat in De Tijd voorkomt, om ho3
eer hoe liever het euvel weg genomen te
zien in het belang van 't onderwys zelf, en
zegt voorts:
Van lagere onderwyzers mag slechts worden
gevorderd, dat zy den kinderen de eerste
beginselen en het gebruik eener vroo-nHo
taal leeren en hen zoo ver brenge dat zy
zich later in hun vak er mee kuurion oo-
helpen. Wie een handelaar wordt in week
dieren en amphibieön, zal, als hy mot Fran-
schen zaken doet-, de soortnamen wel vanzelf
leeren, een kleine toekomstige dokter en een
scheepskapitein zullen te gelegener tyd den
weg wel vindon in een Fransche instrument-
kist of op een Fransch schip.
Het mengen van technische wetenschap in
het onderwys eener vreemde taal is een
volslagen gekheid en dan ook oorzaak, dat
honderden candidaten een weerzin hebben
van taaiexamens
De Regeering zal inderdaad goed doen met
hierop zeer streng het oog te houden on
geen onbevoegden aan te stellen.
Desnoods late men iemand, alvorens hem
de functie van examinator op te dragen.
een examen ondergaan i
3F"HJL±11 t OIX.
84)
Hy behoorde nog in een tydperk thuis,
waarin men het wenschelyker oordeelde een
voudig een gentleman te zyn dan een goed
koope, schielyk voorbygaande vermaardheid
te genieteninterviewers voor nieuwsbladen,
ondernemende uitgevers en najagers van
nieuwtjes bracht hy nu eens tot wanhoop,
dan weer joeg by hun vrees aan.
Buiten zyn eigen uitgelezen kring was hy
zóu weinig bekend, dat de sjouwers aan
Eustonstation elkander tevergeefs afvroegen,
wie toch de oude, jeugdig gekleede mynheer
kon zyn, die daar op den trein stond te
wachten, die tegen vier uren ujtr Liverpool
moest komen. Bovendien was dat niet de
eerste trein, waarop Sir John dien dag stond
te wachten. Zyn deftig rytuig, met twee
paarden bespannen, had zich reeds eenmaal
voor een vroegeren trein een weg gebaand
door een massa oude, kleinere huurrytuigen
heen en ook by die gelegenheid had de oude
heer met een ernstig gelaat op he^perron
op en neer geloopen. Nu wandelde hy er
ook op en neer, met de handen op den
rug, op de plaats, waar by den laatsten tyd
altyd pyn gevoelde. Toch liep hy byzonder
recht en bet ontging hem ten eenenmale, dat
zyn tegenwoordigheid de nieuwsgierigheid
prikkelde van het „canaille" van het station.
Zyn lippen bewogen zich wel wat zenuw
achtiger dan anders; en terwijl zyn blik anders
zoo vast placht te zyn, knipoogde hy nu door
met moeite onderdrukte agitatie.
In vroeger dagen zou het moeilyk geweest
zyn zyns gelyke te vinden, wanneer het by
de een of andere politieke crisis er op aan
kwam op zoetsappige wyze eerste vertegen
woordigers van den een of anderen vreemden
Staat om den tuin te leiden. Dan werd hy
door niemand geëvenaard in de onverzetteiyke
diplomatieke school, die Engeland heeft ge
vormd. Nu het zyn eigen belangen gold en
oen gevaarlyke crisis dreigde, nu was hy
zóó gejaagd, zóó angstig, zóó pessimistisch,
als hy nog nooit was geweest. En toch
was het zoo'n eenvoudige zaak, die hem hier
heen voerde. Hy wilde alleen maar, als by
toeval, iemand opvangen, en dan later dien
„iemand" den weg opsturen, waarop hy hem
wenschte. Bovendien was die iemand Guy
Oscard maar - een volleerd jager, maar oen
kind in de handen van een oud diplomaat als
Sir John Meredith 1
Doch binnen twaalf uren zou Jacks trouw
dag aanbreken 1 die gedachte maakte Sir John
zoo gejaagd. Het tydsbestek was veel te klein
geweest; maar dat kon Sir John niet helpen.
De We8t-Afrikaansche boot was (een onver
klaarbaar geval) twee dagen te laat 1 Nog één
dag in den Atlantischen Oceaan verloren eu
het ganache plan van John Meredith ware in
duigen gestortl Hy had te voren dikwyis op
spelden gezeten, maar hoe het kwam, wist
hy niet; niet omdat hy oud begon te worden,
o neenl maar die zekerheid werd voor
zyn zenuwgestel te kras. Hy begon zoo prikkel
baar en mismoedig te worden l En dan, de
pyn in den rug maakte hem zoo moe en
belette hem helder door te denken.
De ondernemers van de "West-Afrikaansche
stoomvaart hadden hem getelegrapheerd, dat
de passagiers in twee verschillende treinen
naar Londen waren vertrokken. Guy Oscard
was niet in den eersten geweest als hy nu
in den tweeden ook eens met was? Het kon
gebeuren - Er hing van zyn aaDkomstmet
dezen trein voor Sir John meer af dan hy
zich wilde bekennen.
Terwyl hy nog steeds heen en weer stapte,
bemerkte by opeens eeu stationschef, wiens
geheele houding een zeker respect te kennen
gaf, wiens tegenwoordigheid den ouden man
weer deed hopen.
„Denkt u dat de trein spoedig zal aan
komen?" vroeg hy.
„Het signaal is al gegeven, mynheer", ant
woordde de chef en raakte zyn pet aan.
„En wat beteekent dat?" vroeg Sir John,
die volkomen onbekend was met de techni
sche uitdrukkingen op dat gebied.
„Binnen één minuut zal hy er zyn, myn
heer."
Sir Johns hand was al over de lip, terwyl
hy naar zyn rytuig liep en als het waieeen
veldheersblik om zich heen wierp.
„Als de menschen om den trein heen staan,
dan kom jy me zoekeD," sprak hy tot zyn
knecht, die zwygend zyn livreihoed aan
raakte.
Op dat oogenblik viel de trein binnen, waar
van de machine dat opdringende, aanmatigende
voorkomen over zich had, aan zulke groot©
locomotieven eigen. Uit alle hoeken kwam een
leger van sjouwers op het perron aangeloopen
en binnen enkele minuten bevond Sir John
zich te midden van een zenuwachtig gedrang.
Nog een ander man bevond zich op het per
ron; een kalm man, die geen pakjes by zich
had en door niemand gezocht of begroet werd.
Zyn bruin gelaat en dichte haarbos staken
hoog uit boven die massa zich als een zee
voortbewegende menschen. Sir John, die zich
zyn gansche leven tusschen menschenmas3a's
had bewogen, baande zich met zyn ellebogen
een weg en liep recht op Guy Oscard toe.
„Hél" riep hy uit, „hé! mynheer Oscard
hoe gaat het?"
„Hoe gaat het u?" antwoordde Guy Oscard,
werkeiyk verheugd hem te zien.
„U is gemaakt voor zoo'n gedrang", her
nam Sir John; „my dunkt, ik zal maar in uw
vaarwater volgen. Wat zyn er een raensóhon
op de beenl Allemaal minder volk. Ik heb
ergens myn rytuig staan. Mijn domme knecht
zoekt me zeker weer op de verkeerde plaats.
Waar gaat u heen? Mag ik u een plaatsje in
my'n rytuig aanbieden? Hierheenl Hier, John,
neem mynheer dat pakje af."
In zyn beste dagen kon by zyn rol niet
beter gespeeld hebben. Guy Oscard zat al goed
en wel in het gemakkelyke, ruime rytuig,
eer hy eigeniyk begreep wat er met hem
gebeurde.
„Uw kneebt zal wel voor uw bagage zorgen,
nietwaar?" hernam Sir John, de pels deken,
die op de voorste bank lag, gastvry over
beiden uitbreidende.
„Ja," antwoordde Guy, „al is hy eigeniyk
myn knecht niet, maar Jozef, de knecht
van Jack."
„Natuurlyk; en een beste knecht ook. Jack
vertelde my, dat hij hom by u achterliet."
Sir John boog zich nu uit het raam en
vroeg zyn knecht of hy Jozef, zyn collega,
kende, en toen hy een bevestigend antwoord
ontving, beval hy, in naam van Guy Oscard,
dat de bagage naar Russel Square zou ge
bracht worden. Terwyl die bevelen werden
opgevolgd, zaten de beide heeren in het rytuig
te wachten on Sir John zorgde er wel voor
geen tyd te verliezen.
„Wat ben ik biy," dus begon hy, „de gele
genheid te vinden om u eens te bedanken voor
al de vriendelykheid, die ge myn zoon hebt
bewezen in jelui dolle onderneming."
„Ja," antwoordde Oscard met oen terug
houdendheid, 'die Sir John niet kon vorklaren.
„Ik kan het-niet helpen," ging de oude
man voort, oen vry-faty ve houding aannemende,
„als myn belangstelling in de Simiacine, die
zooveel besproken wordt in sommige kringen,
niet byzonder groot is. Dat komt zeker door
dat ik er zoo bedroevend weinig van af weet.
Ik vrees dat ik, die geen man van zaken
ben, nimmer een volkomen goed begrip zal
kunnen krygen van die onderneming. Myn
zoon heeft al zyn best gedaan, misschien wel
wat driftig, het my uit te leggen, maar ik kan
maar geen verstand krygen van zulke koop
manszaken.
{Wordt vervolgd,)