H. WJTTE.
Op den lsten October a. 8. zal het veertig
j. en yelukn zijn, dat de heer H. Witte, ala
ho,,ilanus, verbonden werd aan's Ryks Aca-
deinittuisi te Leijen.
Van dit jubileum wordt in „Sempervirens"
reeds nu eenigszins uitvoerig melding gemaakt.
Voor hem, die deze aangename taak op zich
nam, was dit een verre van gemakkelijk werk.
Immers, het zou een hopeloos pogen zijn den
jubilaris meer en beter bekend te maken dan
by is bU de lezers van een blad, waarvan
hjj reeds in 1872 de rodactio aanvaardde, en
waarin hy, week aan week, de veelzijdigheid
zijner gaven op allerlei wijzen getoond heeft.
Iemand, die gedurende een menschenleoftyd
de pen voerde en wiens talrijke geschriften
in zeer ruimen kriog verspreid zijn, heeft
daaraan allerminst behoefte.
Met dit stukje zoo zegt de schrijver van
dit aan den heer Witto gewijde artikel, den
heer H. Groenewegon, mede-redacteur van
„Sempervirens" worde daarom een ander
en bereikbaarder doel beoogd, waarmede, zeer
zeker, door ieder, dio het leest, zal worden
ingestemd, terwijl het ook weerklank zal
vinden by velen, die, al bebooren ze niet
tot de gewono lezers van genoemd tuinbouw
blad, toch hooge achting gevoelen voor den
mao, die met onmiskenbaar talent en met
voorteel igen ijver gestreefd heeft om, zoo
velen als hy bereiken kon, iets te doen mede-
genieten van do vrucht zijner studiön en van
do aangoname voldoening, die hy smaakte
by do uitoefening van het vak, dat hem
lief is.
Men zegt, en ik bon geneigd het aan te
nomen, dat do waarneming van het leven
der planten weldadig op het gemoedsleven
werkt. Wellicht daardoor is de tuinbouw
een eigenaardig vak ten opzichte dor onder
linge verhouding van hen, die daarby be
trokken zyn.
Al ontbreekt het onder hen somtyds geens
zins aan gevoelighoden, er biyfi toch altyd
een zeker esprit de corps bestaan, dat, onder
alle omstandigheden, een groot weerstands
vermogen bleek te bezitten en dat er een
der grooto aantrekkelijkheden van uitmaakt.
Zoo iemand, dan is de heer Witte een
man, die deze goede eigenschap met voor
liefde aankweekte, die, ten gevolge van zyn
gezelligon aard, zich gaarne aansluit en tot
wien velen zich vriondschappeiyk voolen aan
getrokken.
Do kring van ben, dio zich van harte
verheugen in het voorrecht, den heer Witte
te beurt vallende, is buitengewoon groot.
Daarin bevinden zich zeer velen, meer be
voegd en beter in staat don schryver dezes,
om uiting te geven aan de gevoelens van
waardeering en vriendschap, waarvan allen
vervuld zyn.
Toch neem ik aan voor een oogenblik
hun tolk te mogen wezen.
Als wy ons bevinden in den Loidschen Aca-
demietuin en daar onzo oogon laton rondgaan,
dan bevostigt al wat wy er zien den hoogen
dunk, dien men 200wel hier te landt) als in het
buitenland heeft van do omvangryko kennis
en do ongewouo bedrevenheid van den be
stuurder, aan wiens zorgen deze stichting
veertig jaren toevertrouwd was.
Wy brengen hem, den wakkeren hortu-
lanus, onze hulde; wy wonschen hem van
harte geluk en wij danken heui voor wat
hy deed voor dien tuin, dio een sieraad werd
van ons land en een bion is van studie, die
bozwaariyk kan overschat worden.
Als wy de lange lyst zien der boeken, die
by geschreven beofr, en wo doorbladeren de
tydschriften, waaraan hy arbeidde, dan ge
nieten wo nog eens van zoo monisro bladzyde,
die hy ons in de handen gaf; wy verbazen
ons over zooveel werkkracht en wy betuigen
den schryver onze erkentelijkheid voor zyn
loffeiyk streven om zeer velen bekend te maken
met de schoonheden der planton, die ons
van alle zyden omringen, maar die toch zoo
licht onopgemerkt blijven. Daarvoor ia ons
geheele volk hem dank schuldig 1
Niet minder levendig godenken wy do
bandon der genegenheid en der vriendschap,
dio ons aan hem binden, en wo drukken hom
de hand on zeggenVriend Witte, wy nemen
deel in uwe feestvreugdel Blyf ons nog lang
een vriend, een wegwyzer on con voorganger!
Hot zou niet wel aangaan een levensbe-
schryving te geven van iemand, die al is
hy niet jong meer, toch nog in hot genot
van zyn voilo werkkracht is.
Enkele byzondorheden echter me en en wy
toch te mogen mededeeltn. Allicht is or een
en ander by, waarmode do jongeren in het
tuinbouwvak hun voordeel kunnen doen.
Hoinrich Witte wird den lOJen Mei 1825
te Rotterdam gebonn, waar zyn vader hor-
tulanus was van de Klinische school.
Na aan de gewono Iagore school onder*
wezen te zyn, trad hy als tuinjongen in
dienst van den Rotterdamschen Hortus.
Hy had toen veel te danken aan prof.
Oudemaus, wiens lessen by volgde en dio
hein ook afzonderlyk in planten anatomie
onderwees.
Na eenige jaren werd hy aangosteld tot
ondor-hortulanus aan den Rotterdamschen
Hortus, welke botrokking hy bekleedde tot
in 1854, toen hy op aandringen van Prof.
Do Vrie9e een ondergeschikte betrekking aan
den Loidschen Hortus aannam.
Op den lston October 1S54 trad hy, zooals
reeds gemeld is, op nis hortulanus aan den
Loidschen Hortus.
By veel voorspoed heeft het hem ook
aan beproevingen van allerlei aard niet ont
broken.
Velen herinnoren zich dat hy in 1877,
onder algemeene doelneming, zyn vyf-en-
twintig-jarig huweiyk herdacht.
Op 5 Maart 1891 werd na een kort ziekbed
zyn echtgenooto Henriette Marie Elisabeth
van der Woerd, met wie hy sinds 18 Augus
tus 1852 in gelukkigen echt verboden was
geweest van zyn zyde weggerukt.
Van 6 zonen overleden er 2 op jeugdigen
en 2 op meer gevorderden leeftyd.
Niettegenstaande hy gedurende byna 30
jaren aan een ernstige doofheid leed, heeft
hy zich noch aan het openbaar leven, noch
aan zyn studiën onttrokken.
Hy was lid van velerlei Commission, aan
wier werk by steeds yverig deel nam.
Zoo werd hy in 1873 benoemd tot lid der
Nederlansche Commissie voor de Weener-
Werold-Tentoonstelling. Do Oostenryksche
Regeering erkende zjjn verdienston door hem
te benoemen tot ridder der Keizerlijk Oosten
ryksche Franz-Joseph-Orde.
In 1886 stelde hy een rapport op over
de Duinbepl.mting hier te lande, op ver
zoek der Spaansche Regecring, die hom
daarvoor de ridderorde van Isabella la Catolica
schonk.
Dat zjjn tuinbouwkundige kennis aller
wegen erkenning vond, bleek ook uit zyn
benoeming tot eerelid of correspondeererid
lid van Vele buitenlandsche Tuinbouw Maar-
schappym, 0. a. van de Russische Maat
schappy voor Tuinbouw (1864), de Keizeriyk-
Koninklijke Tuinfcouw-Maatschapp(j te Weenen
(1873), do Sociéte-régionalu d'Horticulture du
Nord de la France (1880), de Royal Horticul
tural Society te Londen (18S9), en van het
Verein zur Beiörderung des Gartenbaues in
den Preussischen Staaten to Beriyn (1892).
Hier te lande werden zyn bekwaam
heden in het byzonder gohnldigd door het
Bataafsch Genootschap van Proefondervin-
delyko Wysbegoerte, te Rotterdam, waarvan
by tot lid benoemd werd, en door verschei
dene andere Vtreenigingen, die hem het
eere lidmaatschap aanboden, zooals: de Rotter
damsche Diergaarde, het Koninkly'k Zoologisch
Botanisch Genootschap te 's-Gravenhage, de
's Gravenhaagsoho Tuinbouw Vereeniging, enz.
Van de oprichting af was hy bestuurslid
der Afdoeling Leiden van de Nederlaudsche
Maatschappy voor Tuinbouw en Plantkunde
en na den tyd zyner aftreding werd hy in
de gelegenheid gesteld als eerelid des be-
stuurs de belangen der Afdeeling te blyven
behartigen.
Gaarne bewoog hy zich op letterkundig
gebied. Nog te Rotterdam zijnde, nam hy het
initiatief tot oprichting der Rederijkerskamer
„Thossus". In 1871 werd hy benoemd tot
lid van de Maatschappy der Nederlandsclie
Letterkundo, te Leiden.
Hoewel de heor Witto hoofdzakelyk ge
schreven heeft over plantkundige en tuin
bouwkundige ondorwerpen, zyn er ook een
drietal romans en eenige novellen uit zyn
welversneden pen gevloeid.
Hierop volgt eene opgave zyner vele tot
hiertoe verschenen werken.
Het waardeerend artikel gaat vergezeld van
een goed geiykend portret in lichtdruk.
Ook hot „Nederlaudsche Tuinbouwblad",
orgaan van de Nederlandsche Maatschappy
voor Tuinbouw en Plantkunde, onder hoofd
redactie van den heer G. A. Kuyk, te Arnhem,
bevat onder het niet officiéél gedeelte een be-
langryk en uitvoerig artikel naar aanleiding
van den dag, „waarop do alom in den lande
zoo welbekende hortulanus van den Leidschen
Academietuin" veertig volle jaren aan deze
inrichting zal verbonden zyn en hy deze loop
baan zóó schitterend volbracht, dat de Hortus
te Leiden in geheel Europa en daarbuiten
een buitengewone vermaardheid heeft ver-
krugen."
Als we op al de werkzaamheden letten,
welke in die veertig jaren door onzen Witte
werden volbracht, dan staan we aldus
eindigt dit artikel verbaasd over zooveel
vuur, zooveel workkracht. Bezield door het
eeuwig schoone plantonkleed, kende zyne hand
geen rust en toog hy immor opnieuw in
dezelfde biymoedige stemming aan den arbeid,
om anderen deelgenoot te maken van hetgeen
in hem omging te midden van zyne bloemen
en planten.
Na den thans afgelogden weg, na veertig
volle jaren met oogeevenaarde wilskracht
werkzaam te zyn geweest in het belang van
Tuinbouw en Plantkunde, een belang, dat ons
allen treft, heeft onze Witto ontegenzegiyk
aanspraak op ons aller dank, en wanneer wy
hier met deze enkele regels hem toeroepen:
„Mogo Gy nog tal van jaren voor ons ge
spaard blijven, Gy, oen sieraad van onzen
Nederlandschen Tuinbouw, een sieraad, waarop
wy trotsch zyn, Gy, eene eerste plaats be-
kleedonde onder onze meesters op dit gebied,"
dan zyn we er ten volle van overtuigd dat
onzo lezers daarmede zullen instemmen en
hem een welgemeeni „bravo" zullen toeroepen.
Herkeiyke Berichten.
Katwyk a/d Ryn: Geref. Kerk. Zondag
voormiddag halftien en namiddag 6 uren,
ds. A. D. C. Kok, van Nieuw-Helvoet.
Academie-nieuws.
Leiden: Geslaagd is voor het voorberei
dend examen in de godgeleerdheid de heer
C. A. Van den Akker.
Praatjes over Kunst
Vlokken.
LXIV.
.Pour qui sait le déchiflrer, le
blason est une algèbre, le blason
est une langue."
Victor Hugo Notre Dame de Paris).
Wanneer in later tyd hier te lande zal
worden gerept van de herloving der „edele
Oonste van Blasoene" in Nederland, dan zul
len stellig twee namen in verband daarmede
worden genoemd en geroemd. Want wat
de onvergeteiyke werkkracht van een wapen
kundige als Rietstap heeft tot stand gebracht,
kan niet worden voorbygezien, terwyl de heer
Koopmans, sedert deze in 1879 er de aan
dacht op vestigde, de wakkere stryder voor
de Heraldieke „Kunst" hier te lande blykt
te blyven.
Verheugt het ons op te merken hoezeer
er, ofschoon langzaam, verbetering komt, en
zien wy allengs de wanstaltige wapenmodellen
verdwynen en flaters op het gebied der He
raldiek al minder en minder begaan, dan past
't ons ook voorzeker daarby allereerst den
man te gedenken, die, geheel belangeloos,
het init atief nam tot de pogingen voor het
met wortel en tak uitroeien der „misge
boorten."
D.zer dagen te Nijmegen vertoevend, viel
myn oog op een vignc-t, in den vorm van
een z^gel, dat by den eersten oogopslag niet
onaardig geleek, doch by nader onderzoek
„éónheid van styi" bleek to missen.
onlangs den zaakkundrgen heer Koopmans
aanleiding in de „Provinciale Geldersche en
Nijmeegsche Courant" een ingezonden stuk
te pi atsen, waarin hy op do fouten, die de
teekoning aankleefden, wees. Doch de ont
werper, de heor H. Leeuw Jr., te Nymegen,
was niets gesticht over deze ongevraagde
inmenging, en oen paar nijdige, doch zwakke
protesten ontvloeide 1 diens peD.
Een over- en weor-geschryf volgde, maar
de heer Koopmans bobield het terrein, en
terecht.
Het slot van zyn schryven moge bier volgen
en tot leering strekken:
„De zeer verklaarbare animositeit van den
heer Leeuw Jr. tegen my heoft een andere
oorzaak dan door hem op den voorgrond
wordt gesteld. Als leeraar in het teekenen
aan de H. B.-S. is het hem een ergernis,
dat hy op flaters wordt betrapt, en zoekt hy
nu door drogredenen en spitsvondigheden
deze te ontzenuwen, torwyi hy als voorstander
van de nieuwere en nieuwste kunstrichting
meent, ongestraft, zich allerlei buitensporig
heden te mogen veroorloven, zelfs op het
gebied der heraldiek.
Dat ik dit niet wil toegeven, kwetst zyn
ydelheid en prestige; de aanmatigende toon
van zyn repliek wil ik stellen op do gewoonte
van te moeten doceeren.
Wanneer hy nu nog iets elegants en aan-
trekkeiyks te voorschyn had gebracht, zou ik
vrede er mede hebben gehad en de feilen
misschien over het hoofd hebben gezien, maar
nog niemand heb ik ontmoet, die zyn product
mooi viüdt. Neemt men daarby in aanmer
king waarvoor het al moet dienen, dan is het
mislukt, want voor een binders-stempel,
geschikt om in kleuren op de banden der
albums afgedrukt te worden, en e6n stempel
voor de medailles, die de vereeniging „N. V."
zoo nu en dan geeft, deugt de gekozen vorm
in het geheel niet.
Had de heer L. zyn eerste ontwerp naar
myn aanwyzingen omgewerkt, zoo zoude de
vereeniging een stempel hebben bezeten, waar
mede zy eer had kunnen inleggen, omdat het
hoofddenkbeeld daarvan werkelyk goed was,
maar deze, van geheel andere constructie, zal
op den duur biykon niet aan het doel te
beantwoorden.
Afgezien daarvan, is myn protest hoofd
zakelyk gericht tegen de heraldieke flaters.
Gaarne wil ik toegeven dat de heer Leeuw
een veel knapper teekenaar ie dan ik on van
ornamentiek ook meer afweet, maar heraldiek
is nu eenmaal niet zyn „fort" en zal hy
verstandig doon met op dit punt eigen opvat
ting to laten varen, wil hy zich niet steeds
blootstellen aan critiek; hy mag veel weten,
maar weet toch niet alles het best.
En hiermede stap ik ook voorgoed van
het onderwerp af, met dankbetuiging aan de
redactie voor de plaatsruimte, verleend aan
een debat, dat achterwege had kunnen blyven,
indien de werkelyk goed gemeende wenken
niet opzettelyk waren in den wind geslagen."
De bezwaren van den heer Koopmans,
omtrent het bedoeld vignet geopperd, zyn in
het eerste bezadigde ingezonden stuk te vinden,
dat aldus luidt:
BN ij in eg en Vooruit."
Dezer dagen kreeg ik In handen een
quitantie formulier van de Vereeniging tot
bevordering van het Vreemdelingenverkeer
„Nymegen Vooruit," welk stuk myn aan
dacht trok door het vignet, waarmede de
Vereenigftig wordt gesymboliseerd.
By den eersten aanblik deed de spitsovale
omiysting my denken aan een middeleeuwsch
geestelijk zegel, welke vorm door den ontwer
per vermoedelyk zal gekozen zyn om den
Kronenburger toren (die het geheele midden
veld beslaat) goed te doen uitkomen.
Zyn idee vind ik aardig gevonden, maar
nu hy, ook met het wapenschild, in het
antieke is vervallen, betreur ik het dat er
heterogene bestanddeelen by elkaar zyn ge
voegd en het ontwerp eenheid van styl mist.
Dit gebrek had kunnen worden voorkomen
door het raadplegen van een deskundige.
Zonder grootspraak meen ik te mogen zeggen
van wapen- en zegelkunde iets meer te weten
dan diegenen, welke van dit moeilijk vak
geen speciale studie maken, en vind ik daarom
aanleiding over dit kunstproduct een en ander
in het midden te brengen.
Niets zou my grooter genoegen hebben
gedaan dan te ontwaren, dat myn heraldieke
tentoonstellingen, in de „Algemeene Kunstver-
oeniging" gehouden, goede vruchten hadden
afgeworpen en dat bczo-kers daarvan zouden
hebben geprofiteerd van hetgeen ter bezich
tiging werd gesteld, maar het blykt alweder,
dat het fond van de zaak niet begrepen is,
want ware dit het geval, zoo zou voorzeker
do ontwerper van de teekening zich niet hebben
vergrepen aan het zondigen tegen den stijl.
Oui dit duidtlyk te maken, moet ik het
vignet ga;.n ontleden met do geschiedenis van
Nymegen ter hand.
Do Kronenburger toren werd gebouwd
omstreeks 1459, dus begin tweede helft van
do vyftiende eeuw.
Het stedeiyk wapen, met den ryksadelaar,
is niet veel ouder dan Anno 1533, getuige
de nog op do R ;adhuisplaats voorban Jen steen
van do vro.'gere Molenpoort; dit dagteekent
derhalve uit de eerste helft der 16de eeuw,
terwyl allo bewijs ontbreekt, dat het vroeger
bestond.
Met die beide gegevens gaat het bezwaarlijk
dit wapen in een schildronw te plaatsen, die
in gebruik was in de 13de eeuw, en is het
dubbel fout, daarin een adelaar af te beelden
uit de 16de eeuw, want zooals hy daftr staat,
werd hy destijds gevoerd; ook is het hart-
schild hierop veel te klein.
In het midden latend of het spitsovaal een
onberispelijke gedaante is voor een wereldlijk
doel, is het toch verkeerd gezien daarin een
randschrift aan te brengen in Romeinsche
kapitalen, en hadden daarvoor moeten worden
gebezigd Gothische minuscuien. Ultra modern
en heel leelyk is daarin de IJ in Nymegen
en zou het sierlyker hebben gestaan de Y te
nemen.
Waarom de toren, de kanteelen, het schild
en do kroon met een dikke zwarte Jyn zyn
omlijst, alsof het een glasschildering moet
verbeelden, verklaar ik niet te begrypen, zoo
ook niet hoe de toren ter linkerhand zoo sterk
verlicht kan zyn, wanneer do zon precies
daarachter uit de kimmen opryst, want dan
is het deel, dat men ziet, geheel in schaduw.
Eene verbeterde editie van de, overigens
niet onverdiensteiyke, teekening blyft dus
zeer gewenscht."
Er is mutatie gekomen in hot critieke
„criticus"-gilde Door den dood van den heer
David Van der Keilen Jr., zag „Het Nieuws
van den Dag" zich genoopt naar een anderen
medewerker uit te zien en met loffylyken
yver verbond de Redactie den voor't „Vader
land" schryvenden LofFelt spoedig aan dit
blad. „Ego"'8 plaats bleek echter lastig te
vervullen. Tooneel-critiek toch werd er van
de tentoonstellingen-beoordeeling afgezonderd,
en zoo komt 't dan nu, dat, naast den heer
Van Nouhuys, ook de meer-modern gezinden
„Spectatoriale" „G" zyn of „haar" licht in
't toekomstige Vaderland zal doen schynen.
Maar één ding staat als een paal boven
water, nl. dit: dat, als G. eerlijk blyft en dit
mag zeker worden geacht, by Loffelt's voet
stappen niet zal drukken, terwyl door Van
der Kellen's vervanging in „'t Nieuws" geen
verandering of verbetering zal'blyken te zyn
geboren. Het allereerste optreden blyft anderen
en my daarvoor een bewys.
By den heer Blankenberg, op de Mare, is
schilderwerk van mejuffrouw Tonnet te zien.
Het verbeeldt een Leidsch stadsgezicht. C. V.
BUITENLAND.
Frankryk.
Het oude paleis der Pausen te AvigDon,
waar dezen in de 14de eeuw gewoond heb
ben, wordt thans 3ls kazerne gebruikt, maar
zal gerestaureerd en tot een kerkelyk museum
ingericht worden. De burgemeester der stad, de
bekende afgevaardigde Pourquery de Boisserin,
heeft reeds daarvoor de goedkeuring van den
gemeenteraad verworven. Voorts zal machti
ging gevraagd worden om de voornaamste
kapel en de prachtige zaal van het Conclave
in vruchtgebruik aan de geestelykheid terug
te geven, die dan ongetwyfeld voor de restau
ratie van deze gebouwen zal zorg dragen.
Men hoopt dat de stad als pelgrimsplaats tel
ken jare honderd duizenden vreemdelingen zal
trekken. De stad heeft alleen zorg te dragen
voor den bouw eener nieuwe kazerne, waar
van de kosten op 200,000 fr. zyn gesteld.
Op eene meeting te Nimes was beslo
ten, dat de gemeenteraad opnieuw stierenge
vechten zou toelaten, en dat, indien de regee
ring het wilde verhinderen, alle gekozenen
van Nimes, senatoren, kamerleden, leden
van departementale, arrondissements- en ge
meenteraden met den maire zouden aftreden.
Die gekozenen vonden dat volstrekt niet naar
hun zin en hebben besloten, voorloopig maar
niet te bedanken. Do „Dóbats" vindt dit jam
mer, want het blad had wel eens willen zien, wat
er gebeurd was, indien al de gekozenen van
het Zuiden in massa waren afgetreden. Het
zou iets verschrikkelyks geweest zyn, meent
het blad, tenzy het iets heel grappigs ge
weest ware.
De tegenwoordigheid van den Russischen
minister van buitenlandsche zaken, vorst
Lobanoff, in Frankryk, geeft tot vele gissingen
aanleiding, byv. dat hjj met den Franschen
minister van buitenlandsche zaken Honataux
zou hebben afgesproken, dat de Fransch-Rus-
sische politiek te St. Petersburg zou worden
geleid.
Uit Weenen wordt aan de „Times" getele
grafeerd: Volgens vertrouwbare berichten uit
St.-Petersburg zou het onmiddelbaar gevolg
van het verkeer van Lobanoff met Hanotaux
zijn, dat voortaan de Czaar den overheerschen-
den invloed in de Fransch-Russische entente
uitoefent. Men verneemt dat, welke weder-
keorige vriendschapsbetuigingen te Mirecourt
ook zyn gewisseld, geen twyfel mogelyk is
dat Rusland het leidende element in die
vriendschap is. Het is zeer goed mogelijk, dat
Ruslands invloed langen tyd ten gunste van
den vrede wordt aangewend; dit wordt ook
algemeen geloofd. De beweegreden van Loba-
noffs komst is de bezorgdheid, dat Frankryk
van de Russische vriendschap een ontydig,
onbescheiden gebruik zou maken voor een
doel, dat onvereenigbaar is mot de Russische
bedoelingen. Dit l(jkt to waarschynlykor, daar
in hooge militaire kringen te Weenen, ovenals
in Duitschland, verzekerd wordt, dat Rusland
in anderhalf jaar nog niet ten oorlog gereed
ban zyn.
De „Times" maakt de gevolgtrekking, dat
het behoud van den vrede van Rusland afhangt.
Te Parijs is men zeer tevreden over do
niodedeeling van generaal Duchesne, dat de
Fransche voorhoede, na de passen van het
Ambohemena gebergto bezet te hebben, reeds
tot 40 mylen van Antana' arivo is genaderd.
Het succes alzoo van de vliegende colonne,
die met geforceerde marschen op Antanana
rivo oprukt, hoeft een geheelen ommekeer
gebracht in de stemming te Parys. In plaats
van de pessimistische beschouwingen van een
paar dagen geleden, bevatten de bladen nu
loftuitingen over den prachtigen marsch van
de colonne. Men rekent uit, dat het bericht
van den intocht in de hoofdstad elk oogenblik
kan verwacht worden, tenzy de Hova's op
het laatst nog ernstigen tegenstand mochten
bieden, wat niet waarschynlyk wordt geacht.
Het goede nieuws had als gewooniyk een
gunstige uitwerking op de Beurs, zoodat de
koersen een verbetering ondergingen.
Voo^l voor het ministerie-Ribot is deze
tyding van groot gewicht, omdat het lot van
het kabinot vooral afhankelyk zal wezen van
het slagen der expeditie in Madagascar.
Als de Fransche troepen Antananarivo zul
len hebben bezet, komt de vraag aan de orde,
of generaal Duchesne daar voldoende levens
middelen zal vinden, ten einde te voorzien in
de behoeften der soldaten, ook voor het geval,
dat de Hova's den geheelen voorraad hebben
vernield en do Franschen geruimen tyd in
de hoofdstad moeten vertoeven.
Volgens de „Echo de Paris" behoeft men
zich althans te dezen opzichte niet ongerust
te maken, want door admiraal Bienaimó, don
commandant \an het Fransche eskader, zflc
maatregelen genomen, waardoor Antanana«
rivo van Tamatave, de haven aan de Oost
kust, van levensmiddelen kan worden voor
zien. Reeds is een aanvang gemaakt met het
banen van een weg van Tamatave naar Anta
nanarivo
De Fransche begrootingscommissie is
nog bezig met de beraadslagingen over het
geen de heer De Cavaignac heeft voorgesteld
betreffende de oprichting van een koloniaal
leger.
In de vergadering, welke de commissie
gisteren hield, deelden de ministers Ribot en
Zur Linden de meening der regeering mede.
Tot zekere hoogte konden beide ministers
zich wel vereenigen met het plan van den
heer De Cavaignac, zoodat het waarschynlyk
wel zoo ver zal komen, dat door het minis
terie een voorstel zal worden gedaan tot het
vormen van een legercorps, speciaal met den
dienst in de koloniën belast.
België.
Er is eenige verbetering gekomen in den
toestand van den heer Frère-Orban, den
bekendon liberalen Belgischen staatsman. De
heer Frère Orban zal vooreerst nog te Spa
blyven. Het levensgevaar is echter geweken.
De Belgische regeering heeft besloten
eene nieuwe postboot te laten bouwen voor
den dienst Ostende Dover, naar het model
der „Mane Henriette." Het schip zal 340
voet lang en 38 diep zyn. De machines, naar
de nieuwste stelsels gemaakt, zullen met hare
9000 paardekracht het schip eene snelheid
geven van 22 knoopen. Deze boot is do
negende, welke de Regeering sedert 10 jaren
laat bouwen. Alle oude booten zyn thans
buiten dienst.
Uit Brussel wordt gemeld dat by ge
legenheid van de tentoonstelling in 1897 presi
dent Faure het bezoek van koning Leopold
aan Parys zal beantwoorden.
De Belgische senator Willems, van Leuven,
is overleden. Hy was 16 jaar lid van den Senaat.
Er is hoegenaamd geen schaarschte van
vee, zeggen de bestrydera van het openen
der grenzen, en wy moeten de grenzen niet
openen ten pleiziere van Holland, enz. Welnu,