H. WJTTE. Op den lsten October a. 8. zal het veertig j. en yelukn zijn, dat de heer H. Witte, ala ho,,ilanus, verbonden werd aan's Ryks Aca- deinittuisi te Leijen. Van dit jubileum wordt in „Sempervirens" reeds nu eenigszins uitvoerig melding gemaakt. Voor hem, die deze aangename taak op zich nam, was dit een verre van gemakkelijk werk. Immers, het zou een hopeloos pogen zijn den jubilaris meer en beter bekend te maken dan by is bU de lezers van een blad, waarvan hjj reeds in 1872 de rodactio aanvaardde, en waarin hy, week aan week, de veelzijdigheid zijner gaven op allerlei wijzen getoond heeft. Iemand, die gedurende een menschenleoftyd de pen voerde en wiens talrijke geschriften in zeer ruimen kriog verspreid zijn, heeft daaraan allerminst behoefte. Met dit stukje zoo zegt de schrijver van dit aan den heer Witto gewijde artikel, den heer H. Groenewegon, mede-redacteur van „Sempervirens" worde daarom een ander en bereikbaarder doel beoogd, waarmede, zeer zeker, door ieder, dio het leest, zal worden ingestemd, terwijl het ook weerklank zal vinden by velen, die, al bebooren ze niet tot de gewono lezers van genoemd tuinbouw blad, toch hooge achting gevoelen voor den mao, die met onmiskenbaar talent en met voorteel igen ijver gestreefd heeft om, zoo velen als hy bereiken kon, iets te doen mede- genieten van do vrucht zijner studiön en van do aangoname voldoening, die hy smaakte by do uitoefening van het vak, dat hem lief is. Men zegt, en ik bon geneigd het aan te nomen, dat do waarneming van het leven der planten weldadig op het gemoedsleven werkt. Wellicht daardoor is de tuinbouw een eigenaardig vak ten opzichte dor onder linge verhouding van hen, die daarby be trokken zyn. Al ontbreekt het onder hen somtyds geens zins aan gevoelighoden, er biyfi toch altyd een zeker esprit de corps bestaan, dat, onder alle omstandigheden, een groot weerstands vermogen bleek te bezitten en dat er een der grooto aantrekkelijkheden van uitmaakt. Zoo iemand, dan is de heer Witte een man, die deze goede eigenschap met voor liefde aankweekte, die, ten gevolge van zyn gezelligon aard, zich gaarne aansluit en tot wien velen zich vriondschappeiyk voolen aan getrokken. Do kring van ben, dio zich van harte verheugen in het voorrecht, den heer Witte te beurt vallende, is buitengewoon groot. Daarin bevinden zich zeer velen, meer be voegd en beter in staat don schryver dezes, om uiting te geven aan de gevoelens van waardeering en vriendschap, waarvan allen vervuld zyn. Toch neem ik aan voor een oogenblik hun tolk te mogen wezen. Als wy ons bevinden in den Loidschen Aca- demietuin en daar onzo oogon laton rondgaan, dan bevostigt al wat wy er zien den hoogen dunk, dien men 200wel hier te landt) als in het buitenland heeft van do omvangryko kennis en do ongewouo bedrevenheid van den be stuurder, aan wiens zorgen deze stichting veertig jaren toevertrouwd was. Wy brengen hem, den wakkeren hortu- lanus, onze hulde; wy wonschen hem van harte geluk en wij danken heui voor wat hy deed voor dien tuin, dio een sieraad werd van ons land en een bion is van studie, die bozwaariyk kan overschat worden. Als wy de lange lyst zien der boeken, die by geschreven beofr, en wo doorbladeren de tydschriften, waaraan hy arbeidde, dan ge nieten wo nog eens van zoo monisro bladzyde, die hy ons in de handen gaf; wy verbazen ons over zooveel werkkracht en wy betuigen den schryver onze erkentelijkheid voor zyn loffeiyk streven om zeer velen bekend te maken met de schoonheden der planton, die ons van alle zyden omringen, maar die toch zoo licht onopgemerkt blijven. Daarvoor ia ons geheele volk hem dank schuldig 1 Niet minder levendig godenken wy do bandon der genegenheid en der vriendschap, dio ons aan hem binden, en wo drukken hom de hand on zeggenVriend Witte, wy nemen deel in uwe feestvreugdel Blyf ons nog lang een vriend, een wegwyzer on con voorganger! Hot zou niet wel aangaan een levensbe- schryving te geven van iemand, die al is hy niet jong meer, toch nog in hot genot van zyn voilo werkkracht is. Enkele byzondorheden echter me en en wy toch te mogen mededeeltn. Allicht is or een en ander by, waarmode do jongeren in het tuinbouwvak hun voordeel kunnen doen. Hoinrich Witte wird den lOJen Mei 1825 te Rotterdam gebonn, waar zyn vader hor- tulanus was van de Klinische school. Na aan de gewono Iagore school onder* wezen te zyn, trad hy als tuinjongen in dienst van den Rotterdamschen Hortus. Hy had toen veel te danken aan prof. Oudemaus, wiens lessen by volgde en dio hein ook afzonderlyk in planten anatomie onderwees. Na eenige jaren werd hy aangosteld tot ondor-hortulanus aan den Rotterdamschen Hortus, welke botrokking hy bekleedde tot in 1854, toen hy op aandringen van Prof. Do Vrie9e een ondergeschikte betrekking aan den Loidschen Hortus aannam. Op den lston October 1S54 trad hy, zooals reeds gemeld is, op nis hortulanus aan den Loidschen Hortus. By veel voorspoed heeft het hem ook aan beproevingen van allerlei aard niet ont broken. Velen herinnoren zich dat hy in 1877, onder algemeene doelneming, zyn vyf-en- twintig-jarig huweiyk herdacht. Op 5 Maart 1891 werd na een kort ziekbed zyn echtgenooto Henriette Marie Elisabeth van der Woerd, met wie hy sinds 18 Augus tus 1852 in gelukkigen echt verboden was geweest van zyn zyde weggerukt. Van 6 zonen overleden er 2 op jeugdigen en 2 op meer gevorderden leeftyd. Niettegenstaande hy gedurende byna 30 jaren aan een ernstige doofheid leed, heeft hy zich noch aan het openbaar leven, noch aan zyn studiën onttrokken. Hy was lid van velerlei Commission, aan wier werk by steeds yverig deel nam. Zoo werd hy in 1873 benoemd tot lid der Nederlansche Commissie voor de Weener- Werold-Tentoonstelling. Do Oostenryksche Regeering erkende zjjn verdienston door hem te benoemen tot ridder der Keizerlijk Oosten ryksche Franz-Joseph-Orde. In 1886 stelde hy een rapport op over de Duinbepl.mting hier te lande, op ver zoek der Spaansche Regecring, die hom daarvoor de ridderorde van Isabella la Catolica schonk. Dat zjjn tuinbouwkundige kennis aller wegen erkenning vond, bleek ook uit zyn benoeming tot eerelid of correspondeererid lid van Vele buitenlandsche Tuinbouw Maar- schappym, 0. a. van de Russische Maat schappy voor Tuinbouw (1864), de Keizeriyk- Koninklijke Tuinfcouw-Maatschapp(j te Weenen (1873), do Sociéte-régionalu d'Horticulture du Nord de la France (1880), de Royal Horticul tural Society te Londen (18S9), en van het Verein zur Beiörderung des Gartenbaues in den Preussischen Staaten to Beriyn (1892). Hier te lande werden zyn bekwaam heden in het byzonder gohnldigd door het Bataafsch Genootschap van Proefondervin- delyko Wysbegoerte, te Rotterdam, waarvan by tot lid benoemd werd, en door verschei dene andere Vtreenigingen, die hem het eere lidmaatschap aanboden, zooals: de Rotter damsche Diergaarde, het Koninkly'k Zoologisch Botanisch Genootschap te 's-Gravenhage, de 's Gravenhaagsoho Tuinbouw Vereeniging, enz. Van de oprichting af was hy bestuurslid der Afdoeling Leiden van de Nederlaudsche Maatschappy voor Tuinbouw en Plantkunde en na den tyd zyner aftreding werd hy in de gelegenheid gesteld als eerelid des be- stuurs de belangen der Afdeeling te blyven behartigen. Gaarne bewoog hy zich op letterkundig gebied. Nog te Rotterdam zijnde, nam hy het initiatief tot oprichting der Rederijkerskamer „Thossus". In 1871 werd hy benoemd tot lid van de Maatschappy der Nederlandsclie Letterkundo, te Leiden. Hoewel de heor Witto hoofdzakelyk ge schreven heeft over plantkundige en tuin bouwkundige ondorwerpen, zyn er ook een drietal romans en eenige novellen uit zyn welversneden pen gevloeid. Hierop volgt eene opgave zyner vele tot hiertoe verschenen werken. Het waardeerend artikel gaat vergezeld van een goed geiykend portret in lichtdruk. Ook hot „Nederlaudsche Tuinbouwblad", orgaan van de Nederlandsche Maatschappy voor Tuinbouw en Plantkunde, onder hoofd redactie van den heer G. A. Kuyk, te Arnhem, bevat onder het niet officiéél gedeelte een be- langryk en uitvoerig artikel naar aanleiding van den dag, „waarop do alom in den lande zoo welbekende hortulanus van den Leidschen Academietuin" veertig volle jaren aan deze inrichting zal verbonden zyn en hy deze loop baan zóó schitterend volbracht, dat de Hortus te Leiden in geheel Europa en daarbuiten een buitengewone vermaardheid heeft ver- krugen." Als we op al de werkzaamheden letten, welke in die veertig jaren door onzen Witte werden volbracht, dan staan we aldus eindigt dit artikel verbaasd over zooveel vuur, zooveel workkracht. Bezield door het eeuwig schoone plantonkleed, kende zyne hand geen rust en toog hy immor opnieuw in dezelfde biymoedige stemming aan den arbeid, om anderen deelgenoot te maken van hetgeen in hem omging te midden van zyne bloemen en planten. Na den thans afgelogden weg, na veertig volle jaren met oogeevenaarde wilskracht werkzaam te zyn geweest in het belang van Tuinbouw en Plantkunde, een belang, dat ons allen treft, heeft onze Witto ontegenzegiyk aanspraak op ons aller dank, en wanneer wy hier met deze enkele regels hem toeroepen: „Mogo Gy nog tal van jaren voor ons ge spaard blijven, Gy, oen sieraad van onzen Nederlandschen Tuinbouw, een sieraad, waarop wy trotsch zyn, Gy, eene eerste plaats be- kleedonde onder onze meesters op dit gebied," dan zyn we er ten volle van overtuigd dat onzo lezers daarmede zullen instemmen en hem een welgemeeni „bravo" zullen toeroepen. Herkeiyke Berichten. Katwyk a/d Ryn: Geref. Kerk. Zondag voormiddag halftien en namiddag 6 uren, ds. A. D. C. Kok, van Nieuw-Helvoet. Academie-nieuws. Leiden: Geslaagd is voor het voorberei dend examen in de godgeleerdheid de heer C. A. Van den Akker. Praatjes over Kunst Vlokken. LXIV. .Pour qui sait le déchiflrer, le blason est une algèbre, le blason est une langue." Victor Hugo Notre Dame de Paris). Wanneer in later tyd hier te lande zal worden gerept van de herloving der „edele Oonste van Blasoene" in Nederland, dan zul len stellig twee namen in verband daarmede worden genoemd en geroemd. Want wat de onvergeteiyke werkkracht van een wapen kundige als Rietstap heeft tot stand gebracht, kan niet worden voorbygezien, terwyl de heer Koopmans, sedert deze in 1879 er de aan dacht op vestigde, de wakkere stryder voor de Heraldieke „Kunst" hier te lande blykt te blyven. Verheugt het ons op te merken hoezeer er, ofschoon langzaam, verbetering komt, en zien wy allengs de wanstaltige wapenmodellen verdwynen en flaters op het gebied der He raldiek al minder en minder begaan, dan past 't ons ook voorzeker daarby allereerst den man te gedenken, die, geheel belangeloos, het init atief nam tot de pogingen voor het met wortel en tak uitroeien der „misge boorten." D.zer dagen te Nijmegen vertoevend, viel myn oog op een vignc-t, in den vorm van een z^gel, dat by den eersten oogopslag niet onaardig geleek, doch by nader onderzoek „éónheid van styi" bleek to missen. onlangs den zaakkundrgen heer Koopmans aanleiding in de „Provinciale Geldersche en Nijmeegsche Courant" een ingezonden stuk te pi atsen, waarin hy op do fouten, die de teekoning aankleefden, wees. Doch de ont werper, de heor H. Leeuw Jr., te Nymegen, was niets gesticht over deze ongevraagde inmenging, en oen paar nijdige, doch zwakke protesten ontvloeide 1 diens peD. Een over- en weor-geschryf volgde, maar de heer Koopmans bobield het terrein, en terecht. Het slot van zyn schryven moge bier volgen en tot leering strekken: „De zeer verklaarbare animositeit van den heer Leeuw Jr. tegen my heoft een andere oorzaak dan door hem op den voorgrond wordt gesteld. Als leeraar in het teekenen aan de H. B.-S. is het hem een ergernis, dat hy op flaters wordt betrapt, en zoekt hy nu door drogredenen en spitsvondigheden deze te ontzenuwen, torwyi hy als voorstander van de nieuwere en nieuwste kunstrichting meent, ongestraft, zich allerlei buitensporig heden te mogen veroorloven, zelfs op het gebied der heraldiek. Dat ik dit niet wil toegeven, kwetst zyn ydelheid en prestige; de aanmatigende toon van zyn repliek wil ik stellen op do gewoonte van te moeten doceeren. Wanneer hy nu nog iets elegants en aan- trekkeiyks te voorschyn had gebracht, zou ik vrede er mede hebben gehad en de feilen misschien over het hoofd hebben gezien, maar nog niemand heb ik ontmoet, die zyn product mooi viüdt. Neemt men daarby in aanmer king waarvoor het al moet dienen, dan is het mislukt, want voor een binders-stempel, geschikt om in kleuren op de banden der albums afgedrukt te worden, en e6n stempel voor de medailles, die de vereeniging „N. V." zoo nu en dan geeft, deugt de gekozen vorm in het geheel niet. Had de heer L. zyn eerste ontwerp naar myn aanwyzingen omgewerkt, zoo zoude de vereeniging een stempel hebben bezeten, waar mede zy eer had kunnen inleggen, omdat het hoofddenkbeeld daarvan werkelyk goed was, maar deze, van geheel andere constructie, zal op den duur biykon niet aan het doel te beantwoorden. Afgezien daarvan, is myn protest hoofd zakelyk gericht tegen de heraldieke flaters. Gaarne wil ik toegeven dat de heer Leeuw een veel knapper teekenaar ie dan ik on van ornamentiek ook meer afweet, maar heraldiek is nu eenmaal niet zyn „fort" en zal hy verstandig doon met op dit punt eigen opvat ting to laten varen, wil hy zich niet steeds blootstellen aan critiek; hy mag veel weten, maar weet toch niet alles het best. En hiermede stap ik ook voorgoed van het onderwerp af, met dankbetuiging aan de redactie voor de plaatsruimte, verleend aan een debat, dat achterwege had kunnen blyven, indien de werkelyk goed gemeende wenken niet opzettelyk waren in den wind geslagen." De bezwaren van den heer Koopmans, omtrent het bedoeld vignet geopperd, zyn in het eerste bezadigde ingezonden stuk te vinden, dat aldus luidt: BN ij in eg en Vooruit." Dezer dagen kreeg ik In handen een quitantie formulier van de Vereeniging tot bevordering van het Vreemdelingenverkeer „Nymegen Vooruit," welk stuk myn aan dacht trok door het vignet, waarmede de Vereenigftig wordt gesymboliseerd. By den eersten aanblik deed de spitsovale omiysting my denken aan een middeleeuwsch geestelijk zegel, welke vorm door den ontwer per vermoedelyk zal gekozen zyn om den Kronenburger toren (die het geheele midden veld beslaat) goed te doen uitkomen. Zyn idee vind ik aardig gevonden, maar nu hy, ook met het wapenschild, in het antieke is vervallen, betreur ik het dat er heterogene bestanddeelen by elkaar zyn ge voegd en het ontwerp eenheid van styl mist. Dit gebrek had kunnen worden voorkomen door het raadplegen van een deskundige. Zonder grootspraak meen ik te mogen zeggen van wapen- en zegelkunde iets meer te weten dan diegenen, welke van dit moeilijk vak geen speciale studie maken, en vind ik daarom aanleiding over dit kunstproduct een en ander in het midden te brengen. Niets zou my grooter genoegen hebben gedaan dan te ontwaren, dat myn heraldieke tentoonstellingen, in de „Algemeene Kunstver- oeniging" gehouden, goede vruchten hadden afgeworpen en dat bczo-kers daarvan zouden hebben geprofiteerd van hetgeen ter bezich tiging werd gesteld, maar het blykt alweder, dat het fond van de zaak niet begrepen is, want ware dit het geval, zoo zou voorzeker do ontwerper van de teekening zich niet hebben vergrepen aan het zondigen tegen den stijl. Oui dit duidtlyk te maken, moet ik het vignet ga;.n ontleden met do geschiedenis van Nymegen ter hand. Do Kronenburger toren werd gebouwd omstreeks 1459, dus begin tweede helft van do vyftiende eeuw. Het stedeiyk wapen, met den ryksadelaar, is niet veel ouder dan Anno 1533, getuige de nog op do R ;adhuisplaats voorban Jen steen van do vro.'gere Molenpoort; dit dagteekent derhalve uit de eerste helft der 16de eeuw, terwyl allo bewijs ontbreekt, dat het vroeger bestond. Met die beide gegevens gaat het bezwaarlijk dit wapen in een schildronw te plaatsen, die in gebruik was in de 13de eeuw, en is het dubbel fout, daarin een adelaar af te beelden uit de 16de eeuw, want zooals hy daftr staat, werd hy destijds gevoerd; ook is het hart- schild hierop veel te klein. In het midden latend of het spitsovaal een onberispelijke gedaante is voor een wereldlijk doel, is het toch verkeerd gezien daarin een randschrift aan te brengen in Romeinsche kapitalen, en hadden daarvoor moeten worden gebezigd Gothische minuscuien. Ultra modern en heel leelyk is daarin de IJ in Nymegen en zou het sierlyker hebben gestaan de Y te nemen. Waarom de toren, de kanteelen, het schild en do kroon met een dikke zwarte Jyn zyn omlijst, alsof het een glasschildering moet verbeelden, verklaar ik niet te begrypen, zoo ook niet hoe de toren ter linkerhand zoo sterk verlicht kan zyn, wanneer do zon precies daarachter uit de kimmen opryst, want dan is het deel, dat men ziet, geheel in schaduw. Eene verbeterde editie van de, overigens niet onverdiensteiyke, teekening blyft dus zeer gewenscht." Er is mutatie gekomen in hot critieke „criticus"-gilde Door den dood van den heer David Van der Keilen Jr., zag „Het Nieuws van den Dag" zich genoopt naar een anderen medewerker uit te zien en met loffylyken yver verbond de Redactie den voor't „Vader land" schryvenden LofFelt spoedig aan dit blad. „Ego"'8 plaats bleek echter lastig te vervullen. Tooneel-critiek toch werd er van de tentoonstellingen-beoordeeling afgezonderd, en zoo komt 't dan nu, dat, naast den heer Van Nouhuys, ook de meer-modern gezinden „Spectatoriale" „G" zyn of „haar" licht in 't toekomstige Vaderland zal doen schynen. Maar één ding staat als een paal boven water, nl. dit: dat, als G. eerlijk blyft en dit mag zeker worden geacht, by Loffelt's voet stappen niet zal drukken, terwyl door Van der Kellen's vervanging in „'t Nieuws" geen verandering of verbetering zal'blyken te zyn geboren. Het allereerste optreden blyft anderen en my daarvoor een bewys. By den heer Blankenberg, op de Mare, is schilderwerk van mejuffrouw Tonnet te zien. Het verbeeldt een Leidsch stadsgezicht. C. V. BUITENLAND. Frankryk. Het oude paleis der Pausen te AvigDon, waar dezen in de 14de eeuw gewoond heb ben, wordt thans 3ls kazerne gebruikt, maar zal gerestaureerd en tot een kerkelyk museum ingericht worden. De burgemeester der stad, de bekende afgevaardigde Pourquery de Boisserin, heeft reeds daarvoor de goedkeuring van den gemeenteraad verworven. Voorts zal machti ging gevraagd worden om de voornaamste kapel en de prachtige zaal van het Conclave in vruchtgebruik aan de geestelykheid terug te geven, die dan ongetwyfeld voor de restau ratie van deze gebouwen zal zorg dragen. Men hoopt dat de stad als pelgrimsplaats tel ken jare honderd duizenden vreemdelingen zal trekken. De stad heeft alleen zorg te dragen voor den bouw eener nieuwe kazerne, waar van de kosten op 200,000 fr. zyn gesteld. Op eene meeting te Nimes was beslo ten, dat de gemeenteraad opnieuw stierenge vechten zou toelaten, en dat, indien de regee ring het wilde verhinderen, alle gekozenen van Nimes, senatoren, kamerleden, leden van departementale, arrondissements- en ge meenteraden met den maire zouden aftreden. Die gekozenen vonden dat volstrekt niet naar hun zin en hebben besloten, voorloopig maar niet te bedanken. Do „Dóbats" vindt dit jam mer, want het blad had wel eens willen zien, wat er gebeurd was, indien al de gekozenen van het Zuiden in massa waren afgetreden. Het zou iets verschrikkelyks geweest zyn, meent het blad, tenzy het iets heel grappigs ge weest ware. De tegenwoordigheid van den Russischen minister van buitenlandsche zaken, vorst Lobanoff, in Frankryk, geeft tot vele gissingen aanleiding, byv. dat hjj met den Franschen minister van buitenlandsche zaken Honataux zou hebben afgesproken, dat de Fransch-Rus- sische politiek te St. Petersburg zou worden geleid. Uit Weenen wordt aan de „Times" getele grafeerd: Volgens vertrouwbare berichten uit St.-Petersburg zou het onmiddelbaar gevolg van het verkeer van Lobanoff met Hanotaux zijn, dat voortaan de Czaar den overheerschen- den invloed in de Fransch-Russische entente uitoefent. Men verneemt dat, welke weder- keorige vriendschapsbetuigingen te Mirecourt ook zyn gewisseld, geen twyfel mogelyk is dat Rusland het leidende element in die vriendschap is. Het is zeer goed mogelijk, dat Ruslands invloed langen tyd ten gunste van den vrede wordt aangewend; dit wordt ook algemeen geloofd. De beweegreden van Loba- noffs komst is de bezorgdheid, dat Frankryk van de Russische vriendschap een ontydig, onbescheiden gebruik zou maken voor een doel, dat onvereenigbaar is mot de Russische bedoelingen. Dit l(jkt to waarschynlykor, daar in hooge militaire kringen te Weenen, ovenals in Duitschland, verzekerd wordt, dat Rusland in anderhalf jaar nog niet ten oorlog gereed ban zyn. De „Times" maakt de gevolgtrekking, dat het behoud van den vrede van Rusland afhangt. Te Parijs is men zeer tevreden over do niodedeeling van generaal Duchesne, dat de Fransche voorhoede, na de passen van het Ambohemena gebergto bezet te hebben, reeds tot 40 mylen van Antana' arivo is genaderd. Het succes alzoo van de vliegende colonne, die met geforceerde marschen op Antanana rivo oprukt, hoeft een geheelen ommekeer gebracht in de stemming te Parys. In plaats van de pessimistische beschouwingen van een paar dagen geleden, bevatten de bladen nu loftuitingen over den prachtigen marsch van de colonne. Men rekent uit, dat het bericht van den intocht in de hoofdstad elk oogenblik kan verwacht worden, tenzy de Hova's op het laatst nog ernstigen tegenstand mochten bieden, wat niet waarschynlyk wordt geacht. Het goede nieuws had als gewooniyk een gunstige uitwerking op de Beurs, zoodat de koersen een verbetering ondergingen. Voo^l voor het ministerie-Ribot is deze tyding van groot gewicht, omdat het lot van het kabinot vooral afhankelyk zal wezen van het slagen der expeditie in Madagascar. Als de Fransche troepen Antananarivo zul len hebben bezet, komt de vraag aan de orde, of generaal Duchesne daar voldoende levens middelen zal vinden, ten einde te voorzien in de behoeften der soldaten, ook voor het geval, dat de Hova's den geheelen voorraad hebben vernield en do Franschen geruimen tyd in de hoofdstad moeten vertoeven. Volgens de „Echo de Paris" behoeft men zich althans te dezen opzichte niet ongerust te maken, want door admiraal Bienaimó, don commandant \an het Fransche eskader, zflc maatregelen genomen, waardoor Antanana« rivo van Tamatave, de haven aan de Oost kust, van levensmiddelen kan worden voor zien. Reeds is een aanvang gemaakt met het banen van een weg van Tamatave naar Anta nanarivo De Fransche begrootingscommissie is nog bezig met de beraadslagingen over het geen de heer De Cavaignac heeft voorgesteld betreffende de oprichting van een koloniaal leger. In de vergadering, welke de commissie gisteren hield, deelden de ministers Ribot en Zur Linden de meening der regeering mede. Tot zekere hoogte konden beide ministers zich wel vereenigen met het plan van den heer De Cavaignac, zoodat het waarschynlyk wel zoo ver zal komen, dat door het minis terie een voorstel zal worden gedaan tot het vormen van een legercorps, speciaal met den dienst in de koloniën belast. België. Er is eenige verbetering gekomen in den toestand van den heer Frère-Orban, den bekendon liberalen Belgischen staatsman. De heer Frère Orban zal vooreerst nog te Spa blyven. Het levensgevaar is echter geweken. De Belgische regeering heeft besloten eene nieuwe postboot te laten bouwen voor den dienst Ostende Dover, naar het model der „Mane Henriette." Het schip zal 340 voet lang en 38 diep zyn. De machines, naar de nieuwste stelsels gemaakt, zullen met hare 9000 paardekracht het schip eene snelheid geven van 22 knoopen. Deze boot is do negende, welke de Regeering sedert 10 jaren laat bouwen. Alle oude booten zyn thans buiten dienst. Uit Brussel wordt gemeld dat by ge legenheid van de tentoonstelling in 1897 presi dent Faure het bezoek van koning Leopold aan Parys zal beantwoorden. De Belgische senator Willems, van Leuven, is overleden. Hy was 16 jaar lid van den Senaat. Er is hoegenaamd geen schaarschte van vee, zeggen de bestrydera van het openen der grenzen, en wy moeten de grenzen niet openen ten pleiziere van Holland, enz. Welnu,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1895 | | pagina 2