Overdracht Rectoraat. Hedennamiddag te twee uren gaf de af tredende rector magnificus prof. mr. P. A. Van der Lith in het groot-auditorium van het academiegebouw verslag der lotgevallen van de Leidsche universiteit gedurende het nu afgeloopen academiejaar, met welke plech tigheid tevens de overdracht van het rectoraat gepaard gaat. De spreker ving aan met eene vorwel- koming van aller., die op de eene of andere wijze aan de universiteit verbonden zijn, op den dag, door do wet voor de opening van den cursus vastgesteld. Lief en leed waren in het afgeloopen jaar, als altijd, gemengd: tot het eerste behoorde zeker het feit, dat hot college van Curatoren niet gewijzigd was. Met ingenomenheid werd geconstateerd, dat de Senaat geen zijner loden verloren had; den hoogleeraren Acquoy, Greven en Siegen- beek van Heukelom werd geluk gewenscht met hun herstel uit hunne ziekten en de wensch werd uitgesproken dat prof. Land, door zware krankheid getroffen, spoedig weder in staat zou zijn in de rijen van den Senaat zitting te nemon. De samenstelling van den Senaat bleef in het afgeloopen jaar onveranderd, nadat prof. Blok op 6 Oct. 1894 de betrekking had aan vaard van hoogloeraar in de vaderlandsche geschiedenis door het houden van eene rede voering over „De geschiedenis als sociale wetenschap." Met waardeering wordt het feit vermeld, dat aan prof. Blok de eervolle op dracht gedaan was, H. M. de Koningin onder richt te geven in de geschiedenis des vaderlands. Was bet tot nog toe de regel, dat de vorsten uit het Huis van Oranje hunne wetenschap pelijke opleiding te Leiden genoten, voor de Koningin kon dat voorbeeld niet gevolgd worden. Toch stolt do Senaat het op hoogen prijs, dat Hare Majesteit van de zorgen ook der Leidsche hoogleeraren mag genieten. Een plaats in den Senaat bleef open, daar prof. Drucker nog altijd door het lidmaatschap der Tweede Kamer belet word, zijne groote gaven aan hot onderwijs te wijden. Ofschoon het, zoo drukte spreker zich uit, eenigszins vreemd moge klinken, verheugt hy er zich toch over, dat die plaats open blijft, en dat wel omdat hij wel weet dat het bezetten dier plaats beteekenen zou het verlies als boogleeraar van prof. Drucker, wiens plicht gevoel hem niet zou toelaten thans het lid maatschap der Tweede Kamer vaarwol te zoggen. Zoolang er nog eonigo kans bestaat dat Drucker voor Leiden behouden kan blijven, zou spreker het zeer betrouren, indien de zwakke uiterlijke band tusschen hem en Lei Jens universiteit werd verscheurd. Een hartelijk woord van dank wordt hom gebracht voor zijn bosluit, zijn non activiteits-traktement aan het Leidsche Universiteitsfonds te schen ken zoolang hy lid der Kamer is. Drie vierden daarvan moeten gebruikt worden voor het bevorderen der juridische studiön te Leiden; voorshands geschiedt dit door aankoop van boekon door do juridische faculteit. Daaraan is grooto behoefte; de spreker wyst op den treurigen toestand, nog kort te voren bestaande, en waarin wel eenige verbetering werd ge bracht, die echter verre van voldoendo is. Daarna vermeldt spreker het ovorlyden van de oud-hoogleeraren Veth en Bierens do Haan; beidon 'mannon van hoogo woten- scbap^'yko beteekenis, beiden langen tyd te Loidon werkzaam. Ofschoon hun dood geen leogte achterliet in de ryon van den Senaat, zoo wordt hun heengaan toch door alle hoog- leoraren diep betreurd; de herinnering aan hun werkzaam, roemiyk leven, zegonryk ook voor onze universiteit, zal niet verloren gaan. Daarna gewaagt hy van den 80sten verjaar dag van den oud-hooglooraar Prins, en van dien van hot 25-jarig professoraat van dr. Doyor en wordt onkelen hoogleoraren geluk gewenscht met onderscheidingen, hun ten deel gevallen; zooals dr. Do Gooie, met do Pruisische orde „pour le mérite" en als correspondoerend lid der keizoriyke academie van wetenschappen te Weenon; prof. Tiele als officier der Bel gische Leopolds orde en oerelid der Asiatic Society te Londen, terwyi ook do hoogleeraren Schlegel en J. Ten Brink het lidmaatschap van geloerde genootschappon was aange boden. De Senaat ontving uitnoodigingon tot by- woning van academischo feesten te Lyon en te Rtysel, waarvan echter geon gebruik kon worden gemaaktwel van die voor de viering van het 100-jarig bestaan van de école nor male te Parys, waar do hoeren Van de Sande Bakhuyzen en Treub Leiden vertegenwoor digden. Hierna wyst de sproker op do noodzake lijkheid van uitbreiding van het getal der loden van den Senaat door do oprichting van een loerstoel voor archaeologie, waarop reeds sinds lang is aangedrongen, onlangs ook nog door de studenten zeiven. Hy betreurt de scherpe tegonstelling, die bestaat tusschen den geest, heerschendo by de behandeling der wet op hot hooger onderwas on do tegenwoordige stemming. In 1876 diepe overtuiging, dat veel verbeterd moest worden en mot ruime hand in de bestaande behoeften voorzien thans ochter do neiging tot beknibbeling en lust om zich, in stede van met de groote beginselen en belangen van het hooger onder wijs bozig te houden, de neiging om zich te ver roeien in opmerkingen omtrent den aan vang der lessen en het betalen van college gelden. Niot dit grieft spreker, dat vooraf wel wordt overwogen of de uitgaven noodig en nuttig zyn, maar wol dat zy worden too gestaan zonder opgewektheid, vaak zelfs met duidelyken tegenzin. Hy komt op tegen eone uiting in do Staten Genenaal, gedaan, die inkrimping van het getal professoren wilvan zulk een maatregel voorzLt hy slechte gevol gen. Het tegengaan van te groote specialisoering zal daarvan toch niet het gevolg zyn. Eene dergelyke concentratie van leerkrachten zou, naar zyne moc-ning, veel hebben van de een maal zoo befaamde, zeer rugwaartsche con centratie. Met een woord van dank wordt gewaagd van hen, die als lectoren, enz op de een of andere wyze hnnne talenten aan de univer siteit wyden. In het byzonder vermeldt spreker mr. Tichelaar, die prof. Drucker voor- loopig vervangt en zyne lessen aanving met oen openbare les over de beteekenis van het Romeinsche recht. Ook voor de inrichtingen, die het onderwals dienen of dienen kunnen kan op gunstigo en min gunstige verscbynselen gewezen worden. Onder de eersten op het besluit der Regeering om een pharmaceutisch laboratorium op te richten en op de opening van het geologisch museum, waar men de einden ön voor het wetenschappeiyk onderwas èn voor de ten toonstelling der voorwerpon op gelukkige wyze schynt te vereenigen. De wensch moet hem van het hart, dat dit ook spoedig met het Ethnographisch museum geschieden zal, dat, evenals andere dergelyke inrichtingen, veel nut aan het onderwy's zou kunnen ver schaffen. Nu is het noch voor het een, noch voor het ander geschikt, daar de eerste eischen licht, ruimte en veiligheid der voorwerpen, ontbreken. Een eenvoudig gebouw, dat dit alles geeft, zal toch wel niet zulk een mooi- lyk probleem zyn! Spreker komt krachtig op tegen het denkbeeld, om het museum naar elders te verplaatsen en vooi het onder- wys te Leiden eene kleine verzameling achter te laten, waarmede do hoogleeraar, die zou moeten nemen wat men hem gaf, tevreden zou moeten zyn. Juist by de volkenkunde is vergeiyking zoo noodzakeiyk; het gaat niet aan dat een onbevoegde don hoogleeraar zou moeten voorschreven, met welk materiaal deze zich tevreden zou moeten stellen. Spreker zou zoo gaarne zien dat de Ameri kaansche gewoonte, dat particulieren ryke fondsen voor wetenschappeiyke doeleinden geven, hier meer doordrong. Met dankbaar heid wyst hy op de edele voorbeelden in die richting: het fonds Fruin en Van Vollenhovo, de Thorbecke-stichting en de gift van prof. Drucker. Daarbij moet tevens nog worden vermeld de gift, door den heer Kok Anker emit gedaan eener fraaie collectie van inhe9m- 8che geneeskrachtige planten als herbarium en van den Pfarrer Agrelli te Csdri in Hon- garye eener collectie drogoryen; alles voor het pharmaceutisch laboratorium. Dr. Neu- bronner v. d. Tuuk vermaakte zyne nalaten schap, en o. a. eene belangryko verzameling handschriften, aan onze universiteit; zy ver kreeg daardoor eene onschatbare aanwinst. Do verzameling portretten in de Senaatzaal werd verrykt met de beeltenis van prof. Buys. Voordat spreker van de academische in stellingen afstapt, vermeldt hy nog het be sluit van den Leidschen gemeenteraad, om op „Endegeest" een geneeskundig gesticht voor krankzinnigen Lo stichten. Daardoor zal ook Leidsche medici de gelegenheid geopend en, naar spreker vertrouwt, benuttigd worden, om psychiatrisch onderwys te ontvangen, dat zoo hoog noodig is voor allen, die als arts de wereld intreden. Om den bloei eener universiteit te bepalen, is het getal der ingeschrevenen een gewoonlyk gebruikt middel, dat echter weinig nauw keurig is, omdat do wet op het hooger onder wys zoogen. lief hobbery studie eerder tegen gaat dan bevordert. Er zyn zeker heel wat meer studenten te Leiden dan het album der ingeschrevenen aangeeft. Dat getal is 815, van welke 334 medici, 248 juristen, 85 theolo gen, 75 philosophen en 73 litoratoren. De cyfors, in den studenten-almanak opgegeven, zyn veel hooger: t. w. 224, vaD welke 123 juristen, 61 medici, 23 philosophen en 17 litoratoren. Deze cyfers, evenals het getal nieuw-ingeschreven studenten (163), zyn, in vergeiyking met vorige jaren, zeer voldoende, en bewyzen den bloei van Leiden. Een woord van diep leedgevoel wordt gowyd aan de nagedachtenis van de studenten, der universi teit door den dood ontvallen. Met groot leed wezen wordt vermeld dat dit jaar voor het eerst sedert de werking der wet op het hooger onderwys de academische tucht moet worden toegepast en aan een student voor oen jaar de toegang tot de lossen ont zegd. Met vreugde wordt daarentegen vermeld dat de lieer A. Pannekoek, docts. in de wis- en natuurkunde aan do universiteit, te Utrecht met goud werd bekroond. By het vermelden van het besluit, om de verplichting tot het schryven eener disser tatie voor de juristen op te heffen, vraagt spreker zich af, of daarvan achteruitgang van den wetenschappeiyken zin het gevolg zou zyn. Naar zyne meening bestaat daarvoor geen vrees; de verplichting om een „boekje" te schryven werkte eerder belemmerend voor de wetenschappeiyke studie, dan dat zy die zou bevorderen. De ongeiykheid, dat vroe ger alle juristen, wilden zy eenige rechten aan hunne studiën ontleenen, een dissertatie schryven moesten, is nu opgeheven; in hoe sterke mate die ongelykheid werkte, blykt uit het getal der promotion, dat voor dejuristen 49 bedroeg, terwyi dat in de geneeskunde slechts 11, in do godgeleerdheid 2, in deletteren 11 en in de wis- en natuurkunde 2 bedroeg. Ver geleken met de cyfers der ingeschrevenen, springt die ongelykheid in het oog. "Wel mag echter, naar het oordeel van spreker, de vraag worden overwogen, of by eene wyziging der Wet op hot Hooger Onderwys, hot niet wen sch-iyk zou zyn, aan de studie der rechten, beëindigd .'oor de verde iging van stellingen, den graad van Meestor te verbinden en dien van Doctor alleen open to stellen voor hen, die op een proefschrift promoveeren, zonder echter voor de practische bevoegdheid eenig onderscheid tusschon beiden te zoaken. Aan eene herziening dier wet is echter voorloopig niet te denken; de spreker juicht dus van harte den gewonen maatregel toe. Eindelyk wendt spreker zich tot do studen ten. Van hy weet niet welke zyde worden telkens beschuldigingen tegen den geest der Leidsche studenten opgeworpen; met kracht komt hy op tegen dergelyke ongemotiveerde algemeene beschuldigingen. Met zyn voor ganger zegt hy: de meeston uwer zyn goed. En dat de algeme3ne geest er uitnemend is, dat getuigen twee feiten. Ten eerste de feesten, op zoo schitterende wyze in Juni gevierd. Schitterend, niet alleen om de pracht der gewaden of wegens den glans der middag en avond partyen, maar in zyn oogen vooral om den geest, die daarby aanzat. Nog nooit is, naar algemeene getuigenis, een feest door Leiden's studenten gevierd, waarby allen zóó inzagen dat ieder hunner voor hunne gemeenschap moest opkomen. Geen enkele wanklank is vernomen; spreker was er in die dagen vooral trotsch op, Rector Magnificus van Leiden's Universiteit te zyn. En het tweede feit is de vaststelling van bepalingen op bet groenwezen. Daardoor is een einde gemaakt aan de struisvogelpolitiek, die meende dat ruwe en gemeene behandeling van jonge studenten niet ten nadeele van den naam van het Leidsch Studentencorps zou strekken, omdat het groenwezen niet erkend was. Nu is dat wèl het geval, en daar door stelt zich thans het geheele corps aan- sprakelyk voor alles, wat de eerstvolgende dagen geschiedt. De spreker hoopt en vertrouwt, dat er dan ook niets zal geschieden wat den naam van de Leidsche studenten zou kunnen ontsieren de ondervinding, door hem dit jaar opgedaan, geelt hem te dien opzichte goeden moed. Met enkele woorden wyst hy nog op datgene, wat volgens de Engelschen de eerste eisch is voor den gentlemanself-respect. Eerbied voor zichzolven wordo ook hen in steeds meerdere mate eigen; eerbied ook voor den goeden naam van het corps, waartoe zy be lmoren, en vooral voor den hoogen naam der Leidsche Universiteit, die in groote mate in hunne handen berust. En wanneer dit het geval is, en er is geen reden om daaraan te wanhopen, dan zal zeker het volgend jaar een recht gelukkige tydkring zyn onder het rectoraat van dr. K. Martin, aan wien spreker nu met enkele hartelyke woorden zyn ambt op do gewone wyze overdroeg. Voor het nu ingetreden academiejaar is tot secretaris van den acaderaischen senaat be noemd prof. dr. A. C. Vreede. Aan de rede vielen meermalen luido blyken van instemming of ingenomenheid ten deel. Van het college van curatoren waren aan wezig mr. J. G. Kist, mr. C. Fock, mr. F. Was en de secretaris mr. J. E. Boddaert. Tot de vele aanwezigen behoorden ook eenige leden van het thans te dezer stede vergaderde zoölogen-congres. Zoölogisch Congres. Toen gisternamiddag de vergaderingen van de verschillende sectiën waren afgeloopen, werden de leden van het congres om halfvyf officieel ten Raadhuize verwelkomd door het gemeentebestuur. Die plechtigheid geschiedde in do Raads zaal, welke nu geheel van stoelen en tafels ontruimd was. Mtt den burgemeester, do wethouders en den secretaris, waron ook esnigo gemeente raadsleden aanwezig, die de gasten in gala kostuum opbrachten. Ook de rector-magnificus der Leidsche uni versiteit en de secretaris van den academischen senaat, de hoogleeraaren Van der Lith en Martin, waren officieel by de ontvangst tegenwoordig. De burgemeester mr. F. Was heette in naam van het Leidsch gemeentebestuur do congresleden in de Fransche taal welkom. Hy wees er op, dat Nederland z'ch gelukkig acht het derde internationaal zoölogisch congros in de oudste academiestad vergaderd te zien. „Dit congres," zeide spr., „is een groote eer voor Holland en deze Universiteit. Het be- wyst bovendien dat de wetenschap geen grenzen kent en ons land zich tegenover de zoölogische wetenschap verdienstelyk maakte." En dan wees spreker op mannen als Leeuwen hoeck, Swaramerdam, Caropert, als baanbre kers op dit gebied; op mannen als Hartingh, Van der Hoeven en Schlegel, die in onze eeuw hun werk voortzetten. „De tyd is lang heen", zeide spr. verder, „dat de zoölogie zich slechts bezighoudt met het classificeeren van dieren; deze weten schap is belangryker geworden sedert zy zich ook bezighoudt met de studie van den mensch en de medische wetenschap. Zy heeft bovendien grooten invloed op de visschery, en de zoölo gische stations, waarvan Nederland er onder directie van dr. P. P.C. Hoek, secretaris van het congres, ook een te Helder heeft, hebben groot nut voor die oyverheid. In onze musea zyn schatten, maar zy hebben ruimte en licht noodig. Laat ons hopen, dat spoedig een waardig gebouw zal verryzen om al die schatten te herbergen, en moge dit congres er de voorbode van zyn". De burgemeester eindigde zyn rede met wenschen te uiten voor het welslagen van het congres, opdat het ryke vruchten afwerpe voor wetenschap, maatsehappy en mensch- heid. (Luide toejuichingen). Daarop nam dr. F. A. Jentink, president van het congres, het woord. Uit naam van de leden van hot congros dankte by den burgemeester voor de aangename ontvangst op dit fraaie en beroemde stadhuis. Die ont vangst levert het bewijs, dat het der gemeente aangenaam is, het congres te Leiden vergaderd to zien. „Trouwens, dit bewys wordt ook geleverd", zeide spr., „door de gastvryheid, die de 'ourgery aan de congresleden betoont, eeno gastvryheid, waardoor de moeilijke taak van het regelings comité zeer werd verlicht. Uwe woorden, mynheer de burgemeester, kwa men uit het hart en spraken tot het hart zy zullen niet spoedig uit ons geheugen gaan. Dat gy nog jaren lang den „standaard" van Leiden zult mogen hoog houden, tot beil der burgery en der Universiteit, zoo nauw aan deze stad verbonden! „Er is een tyd geweest, dat de schatten dezer Universiteit in den vreemde onvoldoende bekend waren die tyden zyn reeds lang voorby. Er ontstonden meer Universiteiten, doch Leiden heeft niettemin flink de eeuwen getrotseerd. Congresleden", aldus besloot spr., „ik stel u voor, mot my in te stemmen in den kreet: „Yivant, floreant, crescant Senatus populusque Leydensis!" Hieraan werd geestdriftvol voldaan, waarna men nog eenige oogenblikken in de Raadzaal byeen bleef, terwyi de eerewyn in den vorm van champagne werd aangeboden. Des avonds om tien minuten voor halfacht begaven vele congres-leden, alsmede een nog grooter aantal dames, zich per oxtra-stoomtram naar Katwyk aan Zee, ten einde daar aan het Paviljoen een concert by te wonen, dat gegeven werd door het muziekcorps van do Leidscho dd. schutterij, onder directie van den heer Joh. C. Geyp. De aankomst in het dorp by de kust was inderdaad zeer fantas! isch. Langs het strand namelyk waren ongeveer 70 a 80 brandende teertonnon geplaatst, die aldus het terrein over eene breede uitgestrektheid verlichtten. Ook van het Paviljoen had men er een zeer aardig gezicht op, ofschoon dit wel wat be lemmerd werd door de Katwyksche inge zetenen, die in grooten getale waren uitge- loopen en zich nu om het terrein hadden geschaard en er tot den afloop bleven post vatten. By het binnenkomen van het terrein werd den gasten tevens met gewone illumineer glazen een „Vivo le congres" toegeroepen. Ook de tent of loods, waarin de musici gezeten waren, zoodat zy van den zeewind geen last hadden, was van builen met lam pions en van binnen bovendien met gekleurde ballons verlicht, terwyl om het Paviljoen terrein, grenzende aan het Groot Badhotel, tevens vlaggen van verschillende natiën wap perden. Zoodra de lange, uit vier waggons be staande tram was aangekomen, deed het muziekcorps zich met volksliederen hooren, om daarna het vastgestelde programma uit te voeren, waarop ook voorkwam een muzikale reis door Europa, zoodat de congresleden ook op hun eigen nationale liederen werden ver gast, iets, dat blykens de toejuichingen, by- zonder werd gewaardeerd. De tournee be paalde zich echter niet enkel tot ons werelddeel, maar ook daarbuiten. De heer Geyp had daar goed zyn best voor gedaan. In Japan kwam men echter niet. Daarentegen kreeg men, op verzoek, als een der toegiften wel des heeren Geyp's nieuwen „3-October-feestmarsch" te hooren, welko alge meen voldeed, althans voor zoover de gasten en de dames nog aanwezig waren, want met een gewone tram waren er reeds vóór den afloop weer naar Leiden teruggekeerd, zoodat dezen niet hadden genoten van het eigenaardig gezicht, dat het moermalen langs de kust in de diepste duisternis ontstoken bengaalsch vuur in de verte aanbood Ook op het feestterrein geschiedde dit op het laatst nu en dan. Men meende op te merken dat een paar zich op zee bevindonde vi8scher8schniten deze vreugdevuren met bran dende fakkels beantwoordden. Do wind was niet sterk en gelukkig ook niet recht op het strand, zoodat het er voor den tyd van het jaar nogal meeviel. Naar het velen voorkwam, waren de teertonnen wel wat te vroeg ontstoken, waardoor de kust nog vóór de helft van dit avondfeest aan het Noordzee strand reeds weer in diepe duisternis was gehuld. Om even over halfelf werd de terugtocht per extra-tram naar Leiden aanvaard. Heden (Dinsdag) vergaderden des morgens weder de verschillende sectiën; daarna was er déjeuner in Maison Wytenburg en werd er bezoek gebracht aan het Museum van Natuuriyke Historie, aan den Hortus, enz. In de namiddag vergaderingen werd in het Physiologisch Laboratorium eene voordracht gehouden door professor W. B. Scott, van het Geologisch Museum te Princeton (Veree- nigde Staten.) De belangryke voordracht had tót onder werp do Fertiary-meren van Amerika en de daarin levonde zoogdieren en werd toegelicht door lichtbeelden. Naar aanleiding der komst hedenavond in de Stadszaal van H.H. M M. de Koninginnen en prinses Paulina van "Wurtemberg (ter by- woning van de voordracht van den heer Bowdler Sharpe over merkwaardige byzonder- heden uit het leven der vogels, eveneens verduidelykt door lichtprojectles, gemaakt naar schilderyen of teekeningen van den Hollandschen artist Keulemans) zyn in het gebouw eenige planten versieringen aange- 1111 p—BgMi.aimiMi i bracht, zoowel in de vestibu'e als in do receptie-kamer en in de zaal zelve. Aldaar zyn voor do Vorstinnen en de Prinses fraaie zetels geplaatst en is op het vóórhaar bestemde gedeelte aan de zyde van het tooneel $on kostbaar tapyt gelegd, evenals in de receptie-zaal, welke eveneens van kostbare meubelen is voorzien geworden. Een looper voert .van de straat naar de receptie kamer en van daar naar de vorstelyke zitplaatsen, welke zich bevinden eenigszins schuin voor het doek, waarop de lichtbeelden zullen wor den voortgebracht. Voor hen, die van toegangskaarton voor zien zyn, herinneren wy dat bepaald is dat de deuren van halfacht tot acht uren geopend zullen zyn en dat zy op laatstgenoemd uur worden gesloten. Yereeuigde zitting van do beide Kamers dor Sta ten-Genera al. De nieuwe zitting der Staten-Generaal werd hedennamiddag te één uur geopend met de volgende Troonrede, uitgesproken door H. M. de Koningin-Regentes: „MIJNE HEEREN! Ik waardeer het voorrecht de Staten-Gene raal opnieuw rondom My vereenigd te zien, gereed om hunnen belangrijken arbeid te her vatten. De algemeene toestand van land on volk geeft reden tot tevredenheid. De betrekkingen tot alle buitenlandsche Mogendheden zyn van den meest vriendschap- peiyken aard. Zee- en landmacht kwyten zich by voort during op loffelijke wyze van haren plicht. In Oost Indië waren zy by vernieuwing in de gelegenheid schitterende blyken van moed en volharding te geven. De gezondheidstoestand is gunstig. Met erkenteiykheid mag worden gewezen op een, in vele opzichten, goeden oogst der veldgewassen. Het mond- en klauwzeer, dat tot het sluiten van naburige landen voor den invoer van ons vee aanleiding gaf, is nagenoeg geweken. De toestand van handel en nyverheid is, den invloed der in andere Ryken gevolgde handels staatkunde in aanmerking nemende, niet onbevredigend. Gedurende dit zittingjaar wachten U op nieuw vele en gewichtige werkzaamheden. Voor de verdere behandeling der wets- voordrachten tot herziening van de personeele belasting en tot regeling van het kiesrecht roep Ik in de eerste plaats Uwe medewer king in. Voorstellen tot nadere regeling van de gemeente-financien zullen U bereiken, terwyl ook andore wetsontwerpen, ten deele reeds aangekondigd, zullen worden ingediend. Do toestand onzer bezittingen in Oost- en West-Indië geeft, in het algemeen, reden tot voldoening. Met vertrouwen, Myne Heeren I doe Ik wederom een beroep op Uwen yver ter vervulling van Uwe veel omvattende taak. Moge Uw arbeid, onder Gods zegen, strekken tot verhooging van den voorspoed van ons dierbaar Vaderland 1 In naam der Koningin verklaar Ik de gewone zitting der Staten-Generaal te zyn geopand!" Gemengd Nieuws. Uit Oegstgeest meldt men one het volgende: Zondag-avond om elf uren heefk het in de Leidschebuurt alhier duchtig ge spannen. Da gemeente-veldwachter M. trof daar toen drie personen aan, die aan het twisten waren. Zy werden aangemaand zich rustig te houd9n en huns weegs of naar huis te gaan, toen opeens C. M. v. d. H. woedend werd, by zyn jas uittrok en hy de Groenosteeg inging en daar op de ramen en deuren van T. en H. Den H. sloeg, allerlei bedreigingen uitende. Met veel kracht en inspanning en met hulp van ingezetenen werd hy onder trappen en by ten zynerzyds huiswaarts ge bracht. Op het einde van de Schoolsteeg ge komen, kon men hem niet langer gewoon houden, zoodat hy met alle macht tegen den grond moest gehouden worden en ieder op zyn hoede moest wezen geen trap te krygen of gebeten te worden. Daar verschynt op het tooneel van de worsteling A. v. Z., waker aan de R.-K. pastorie, gewapend met een dikken knuppel V. d. H. hoort diens stem en wil hem te lyf, maar wordt vastgehouden. Dit was voor A. v. Z. niet voldoende; hy licht den knuppel op en geeft v. d. H. twoe klappen over bor6t en lyf, zonder dat de veldwachter het voorkomen kan. Opeens ontrukt hy zich uit de handen der genen, die hem naar huis wilden brengen, en geeft A. v. Z. hem op een verraderlyke manier zulk een klap op het voorhoofd, dat hy ineenzeeg en het bloed uit een gapende wonde gutste. A. v. Z., ziende dat hy verkeerd gehandeld heeft, gaat stillekens weg. De woesteling is echter nader geboeid naar de arrestanten- kamer overgebracht, van het voorgevalleno wordt proces-verbaal opgemaakt, ook van de heldendaad en willekeurige handeling van A. v. Z. De veldwachter kreeg voor dank een beet in den enkel en uit zyn pantalon werd een stuk gerukt, waardoor het kleeding- stuk nu onbruikbaar is. Ten gevolge van het op hol gaan van twee paarden, bespannen voor een boerenwagen, toebehoorende aan den land bouwer H. Vermeulen, op den Vyfhuizerweg te Haarlemmermeer, jl. Vrydag, viel de v er-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1895 | | pagina 2