MENGELWERK. verhaaltjes uit de oude doos of zoogenaamde zielkundige studies, die naar Nutsverhande- lingen van 't jaar zooveel doen terugwonschen. Een literarisch product van onze dagen is öf een banaal vertellinkje éf een in versmaat geschreven probleem, waarvan de sleutel zoek is. Bh de nieuwerwetsche boeken grijnst on3 de verveling uit den omslag tegen. Van Eeden's aanstellerig „Lied van Sckyn en Wezen" is geel op snee net als een ouder- wetsch kerkboek. Maar zoo'n kerkboek is amusanter dan dat van eigenwaan stinkend „Lied", waaraan de schrijver van Juni 1892 tot Maart 1895 is 't geen zonde van den tyd? heeft geknoeid. Tusschen twee kwaden moetende kiezen, zou ik nog eerder voor mijn ontspanning in Gorter's vertaling van Spinoza's Ethica gaan lezen dan in Van Eeden's kreupelrijmen. Hy had, Van Eeden, als Cornelia Paradijs, goed smalen op „J. J. L. Ten Kate, die 't dichten niet kon late",— ik lees liever tienmaal „de Schepping" door dan eenmaal „Het lied van Schijn en Wezen." Van op reis gaan gesproken, zou 't ook voor Van Eeden niet goed wezen dat hy eens een luchtkuur maakte? Deze uitval, ik erken het, ïykt weinig op jrnstigo critiek. Men neme hem dan als „stemming". Het „Lied" is zóó door my „ge zien." En dit is zeker: myn „visie" doet in oprechtheid en nauwkeurigheid niet onder voor de tweemaandelyksche „sensaties", welke ons zeker tydschrift ten beste geeft. Myn „stemming" is echtor de uitdrukking van „ontstemming." En er is reden tot ont stemming, wanneer men ziet dat voor 't overige uitstekende werken, onder den invloed van de „nieuwe kunst" in een idioom verscbynen, dat de lectuur tot een verdriet maakt. Daar is het boek van Dr. Byvanck over „De jeugd van Da Costa," dat in een omhaal van woorden en abstracties een hoeveelheid degelijke kennis verbergt, welke lichter benyd dan verkregen wordt. Over Gysbert Karei Van Hogendorp en zyn zonen, over Bilderdyk en zyn ver houding tot de tydgonooten, ovor Da Costa, zyn ouders en zyn vrienden, over heel den geestelUken kamp, tusschen de jaren 1815 tot 1821 gevoerd In ons land, bevat dit eerste deeltje (het 2de is nog niet verschenen) oen aantal byzonderheden, dat we maar weinig verbeelding noodig hebben om den stryd mee te maken, die toen werd gestreden. „Dit hoofdstuk van Da Costa's jeugd" ls het ver haal zegt de schryver zelf der aspiraties van een kleine groep jonge mannen, die, steunende op het woord van een geliefden leermeestor, zich geroepen hielden om de taak van bervormors der samenleving te vervullen. Hot behelst alleen de eerste ervaring van hun loven, hun eerslen stryd, hun eerste teleurstelling, Jbun uiteengaan, tydelyk, omdat, geduronde de periode van hun geeste- jyken groei, menschen mooilyk byeen kunnen blyven, en omdat de taak groeit met de menschen, die haar hebben aangevat." Is het niet of «vy hier hooren gewagen van den socialen en politieken stryd onzer eigen dagen? Zoo is het: „het is oen heel gewono geschiedenis; want het zou er bedroefd met onze samenleving uitzien aldus weer Byvanck wanneer er niet telkens jonge mannen gevonden werden, die meenden dat met hun komst een nieuw tydperk voor hun vaderland aanbrak." Dat dit „nieuwe tydperk" een weinig te vroeg werd verwacht, is waariyk de schuld niet van Da Costa en de zynen, die geest driftig genoeg en luide hun beginselen ver kondigden en de „bezwaren tegen den geest iler eeuw kenbaar" maakten. Zy schroomden zelfs niet front te maken tegen hun ouders: Willem en Dirk Van Hogondorp o. a. keerden zich niet alleen tegen Kemper en Siegenbeek, maar ook tegen Gysbert Karei. Op politiek en godsdienstig terrein is de sympathie van de vooruitstrevenden onzer dagen zeker moer me', de oudoren dan met de jongeren van dien tyd, welke laatste» byna plus royalistes waren que le rol en dat onder de rogoering van Willem I! en allersteilst orthodox. En echter, is het niet of wy in de volgende passagos uit een brief van Willem Van Hogen dorp do stem hooren van eon hedendaagschen radicaal „Wanneer nu de bezitters door middel der machinerie den arbeid kunnen uitsparen en vereenvoudigen, zoo vermeerdert de betrekke- ïyke waarde der grondstof naarmate die van den arbeid verminderthet arbeidsloon, in koren by voorbeeld berokend, bedraagt thans niet meer de holft van hetgeen het nog voor 60 jaren deed. En zoo gaat het steeds voort in eeno vermeerderende evenredigheid. Wil men nu niet de machinerie verbieden, dat noch wenscheiyk, noch vooral mogelyk zyn kan, zoo biyft voor den staatsman maar eene zaak over om dit vorbroken evenwicht te herstellen en deze bestaat in meerdere ver deeling van het bezit. Dit moot het groote doel zyn, niet door geweldige maatregelen, maar langs alle bykomende middelen". En in een anderen brief: „Ik vraag voor het vervolg geen oenen be- hoedeoden maatregel tegen de armoede, maar ja, het maatschappeiyk lichaam is voor het oogenblik zeer ziek en ik erken de nood zakelijkheid van stellige maatregelen tegen de armoede, die bestaat. Toch liep de stryd meer in 't byzonder over geestelyke zaken, en hoorde men vaker door de jonge reactionnairen do taleKanaiins dan de taal van 't dagelyksche en 't practische leven. Heeft dU misschien Byvanck, die, voor hy zyn werkje kon schryven, zich inden go- dachtenkriug van Da Costa en zyn vrienden moest bewogen, tot zyn eigenaardigen ver- moeienden sty 1 en zwevende voorstelling ver leid? Maar lees dan eens de „Oudere Tyd" genooten" van Allard Pierson, die in dezelfde omstandigheden heeft verkeerd en die niette min kristalhelder bleef in gedachte, in woord en in beeld! En ook, hoe meer wezeniyks Byvanck ons mededeelt, hoe verstaanbaarder by wordt: zyn laatste hoofdstukken winnen het ver van de eerste. Deze rieken niet alleen naar de lamp, maar dragen daarenboven het merk vanhelaas, van onze tegenwoordige literaire voortbrengsels 1 En als dan het toeval wil, dat het boek ons in de Hondsdagen in handen komt, dan zullen wy, op reis gaande, onzen koffer er niet mee bezwaren. Het Weekblad voor Muziek, deze week ge heel gewyd aan Richard Hol, bevat, behalve een goed uitgevoerd portret en een aantal muzikale en niet muzikale „opdrachten," een korte levensschets van den meester. Met dankbaarheid wordt daarin vermeld, dat Richard Hol gewoekerd heeft met zyn gaven en dat de toonkunstbeoefening in Neder land zeer veel aan hem verschuldigd is. Hy heeft het peil van het algemeen muzikaal gevoel zeer verhoogd door zyne gezonde composities in alle genres en door zyn zeld zame wyze van organiseeren en dirigeeren. Door zyn volo composities by Nederlandschen tekst wokte hy liefde voor onze heerlyke taal. De betoekeni8 van dezen kunstenaar, die steeds met de ontwikkeling der kunst is mee gegaan, is voor het geheele land groot, maar in het byzonder voor Utrecht, waar hy op het oogenblik de ziel is van het goede muzikale leven, dat men er vindon mag. De opdrachten, sommige op rym, vele met een muzikalen tekst, bevatten o. a. by- dragen van Henri Yiotta, Joh. Messchaert, Frans Coenen, Heinsz, Ant. Averkamp, Brandts Buys, Dan. De Lange, v. MOlligen, Emanuel Hiel, Fiore della Neve, Cath. v. Rennes en vele andere muzikale en letter kundige vrienden en vriendinnen. "V erzoening. Uit het Fransch van AUQUSTE F AU RE. I. De beide acteurs Paul Réville en Jean Ver nier haatten elkaar met een doodelyken haat. En alsof het noodlot hen vervolgde, men kon er zeker van zyn, als met groote letters op een affiche werd aangekondigd dat do een zou optreden in een nieuwe rol, dat de ander zyn doodsvijand dan in hetzelfde stuk ter zyde stond, dikwyis als zyn besten vriend. Beiden hadden ontegenzeglyk groote be kwaamheid en de directie meende zeer terecht, dat niet met hun onderlinge twisten rekening kon worden gehouden. Réville was onwederstaanbaar in de nobele rollen, Vernier daarentegen de gepersonifieerde verrader. Avond aan avond tegen middernacht werd hy door zyn aartsvyand, de verdrukte onschuld, aan het publiek in zijn ware ge daante voorgesteld en daarna in heilige ver ontwaardiging onder den voet getrapt. En welk een innig genot dit iederen avond opnieuw weder voor Réville was, vermag geen pen te beschryven. En door de moeite die zy zich gavon, elkanders spel te overschaduwen, bereikten zy menigmaal een hoogtepunt in do kunst, dat men slechts by zeer beroemde tooneelspelers zou zoeken. Men herinnerde zich nog levendig hen ge zien te hebben in „Odéon": Réville in het roode pak van Ruy Bla9, Vernier gehuld in don Castiliaanschen mantel van Don Sallus- tius, het opgewonden publiek hen ademloos volgend in hun romantische tirades. Later in het „Théatre Ambigu" en in de „Porte Saint- Martin" hadden zy „Patrio", „le Bossa" en andere sensatiostukken gespeeld. Zy waren nog van de oude school. Nu donderend, dan onhoorbaar fluisterend klonk hun stem door het gebouw; hun oogen rolden woest in hun kassen en uit hun mond kwamen de vreeso- ïykste verwenschingen. Nog nooit hadden zy elkander de hand ge reikt; aan ieder die-het hooren wilde, hadden zy in de kleinste byzonderheden de oorzaak van hun twist medegedeeld; in het dagelyksch leven waren het even groote tegenstanders als in do tooneelworeld. Réville was weduwnaar; zyn vrouw was op dertigjarigen leeftyd gestorven en had hem een dochtertje nagelaten. Wanneer Vernier, die ongetrouwd was, zyn vyand langs den boulevard zag wandelen, zyn kind aan de hand, dan voelde hy zyn haat minder worden, maar met allo macht verzette hy zich tegen dat gevoel. Welk een zwakheid! alsof een blondlokkig kind in staat was zyn langge- koesterden haat te verminderen. „Hy is toch veel gelukkiger dan ik," bromde hy dan met zyn zware stem. En mot afgunstige oogen zag hy dan den vader na, die, ryk Jn het bezit van zyn dochtertje, den boulevard langs stapte, tot voor een banket- winkel, waar hy zyn kleine meid op een versnapering tracteerde. II. In de „Porte St.-Martin" gaf men „De ge heimen van Parys" met Ró7llle als Rodolphe on Vernier als den Maitre d'école. Vernier was wit geworden van boosheid toen hem die leelyke rol was opgedragen. Een ralsche streek van den directeuriederen avond kon hy zich nu weer ergeren aan al het 8traatvuil en de schillen, die hem naar het hoofd geworpen werden door het publiek der laagste rangen. En Réville kon op zyn geraak daarentegen al zyn bekoorlykheden tentoonspreiden, gekleed in een elegante kamerjapon met gouden cordelière en kwasten. De repetities hadden den ongelukkigen Ver- nier buiten zichzelf van kwaadheid gebracht. Op een morgen echter, toen men wilde be ginnen met repeteeren, kwam onverwacht het bericht dat Réville ziek was en niet kon komen. Hy lag mst pleuris in het stads ziekenhuis. Hy werd vervangen door een ander en in plaats van nu in de wolken van vreugde te zyn, zooals ieder verwacht had, bleef Vernier even stil en ingetrokken als altyd. Het publiek zelfs merkte de verandering in zyn spel op. De acteur, die anders nooit miste, maakte nu herhaaldelyk grove fouten. Zyn vyand ontbrak hem, de man met wien hy jaren gewend was samen te spelen, dien hy steeds met zyn voorname airs had trachten te overbluffen. Zelfs de critiek liet zich in ongunstigen zin over zyn spel uit. De berichten omtrent Réville werden hoe langer hoe verontrustender. Op een Dinsdag tegen drie uren schelde Vernier met koortsachtige hand aan het stads ziekenhuis. Op zyn verzoek geleidde men hem naar de ziekekamer. Op het geluid van voet stappen keerde hy het vermagerde hoofd naar den binnentredende en toen hy Vernier be merkte, zeide hy: „Zyt gy het, ik wachtte u al." „Myn arme vriend!" Als door verdriet overstelpt, liet de aartsvyand zich op een stoel naast het bed zinken. „Geef my de hand." En in dien handdruk waren de dertig jaren van haat vergeten. Tranen, echte tranen kwamen hen nu in de oogen. Réville zat op in bed, zich steu nend op de ellebogen. „Als gy eens wist welk een groot genoegen ge my met uw bezoek doet! Na myn dochtertje vervult niemand immers zoozeer myn gedachten als gy. Herinnert ge u „Ruy Blaa" nog? „Ik draag liet klesd van een lakei, maar gy hebt er het karakter van!" En nu is dat alles voorby; ik heb u dikwyis voor de grap be graven, maar nu zult gy het my voor goed doen." Met een gebaar wilde Vernier don zieke tot zwygen vermanen. „Och, een weinig vroeger of later, wat doet het er toe! Nu ik u aan myn bed heb zien weenen, valt liet sterven my lichter." Een hevige hoestbui belette hem verder het sprekeneen roodachtig schuim vertoonde zich op zyn lippen. „Er is iets wat my ontzettend bezwaart," ging hy een oogenblik rustens voort: „dat ik myn kleine meid zoo geheel onverzorgd achter laat; wat moet er van haar worden l" „Ben ik er dan niet?" „Gyi Zoudt gy voor haar willen zorgen?" „Myn beste Réville, ik ben immors geheel alleen, ik heb niemand om my aan te hechten, ik zal haar vader zyn op myn woord van eer, beloof ik u haar gelukkig to maken. Ik heb eenig fortuin, zy zal het goed by my hebben. En ik zal baar leeren uw naam niet te ver geten. Vertrouwt ge my, geef mij dan de hand: dan is dat afgesproken." Een stevige handdruk tusschen de beide mannen gewisseld, besliste over het verder lot van het kind. Den volgenden morgen, toen Vernier hem kwam bezoeken, was Réville gestorven, ge lukkig in de overtuiging dat zyn kind ver zorgd was. Eene nndcre lezing omtrent het onge looflijke verhaal orcr het stoomschip „Maasdam." Het stoomschip „Maasdam" van de N.-A. S. M. keerde eergist ren uit Nieuw York terug met één man van het personeel minder dan waarmee het was uitgegaan. De tweede stoom- kok Hubertus Jelkman was in Nieuw-York overleden, na de geho.de heenreis gesukkeld te hebben, en aldaar begraven. Dit goschiedt wel meer en in het feit zelf zouden wy dus geen aanleiding tot vermelding gevonden hebben, als er aan dit geval niet iets byzonders verbonden was. Twee of drie man van het kokspersoneel brachten de medede9- ling, dat Jelkman gevallen was als slachtoffer van een gewelddaad, en dat op zyn lyk by de schouwing een aantal verwondingen bevonden werden; dat de man barbaarsch en achteloos behandeld was en dat, in het kort, aan zyn overlyden een gansche lydensgeschiedenis was voorafgegaan. De eerste kok heeft aan het derde-rangs blad „The Observer", te Hoboken verschynend, een geweldig opgesmukt verhaal gedaan van de mishandelingen, die Jelkman heeft moeten ondergaan, en natuurlyk heeft de redactie van „The Observer" geen oogenblik geaarzeld, dat in geuren en kleuren mee to deelen. De weinige betrouwbaarheid van een groot deel der Amerikaansche pers behoeft geen betoog, ieder weet dat van „sensations", waar of on waar, dat doet er niet toe, do Amerikaansche bladen leven. Het „leading-papc-r" van Hoboken, de „Eve ning News," kwam in zyn oplaag, die den avond na de verschyning van bedoelden „Obser ver het licht zag, met een besliste tegenspraak, noemde het doen van den „Observer" iets als zwendel en gaf de resultaten van zyn dadelyk ingesteld onderzoek, waarby bleek, dat het geheele verhaal een reeks onwaarheden en onjuistheden was. "Wyl, niettegenstaande dat, het verhaal ook hier verspreid werd, hebben wy ons gewend tot de directie, tot het verkrygen van inlich tingen. De directie gaf ons welwillend inzage van de officiëele stukken, de ziekte, de» dood en de daarop gevolgde lykschouwing door den daartoe aangewezen geneesknndige te Nieuw- York, die met het geneeskundig personeel van de Maatschappy niets te maken hesft, betref fende. Uit deze stukken bleek, dat Jelkman is gestorven aan de ziekte, waaraan hy reeds lan gen tyd leed, „Encephalitis," dat de ziekte een geregeld verloop heeft gehad en dat tot de genezing van Jelkman gedaan is, wat maar by mogelykheid gedaan kon worden. Vervolgens zyn wy gegaan naar den kapitein van de „Maasdam," den heer A. Potjer, en naar den dokter, den heer G. Bjerring, en de resul taten van ons interview met deze heeren deelen wy hier mede. Heeft Hubertus Jelkman meerdere reizen met de booten van de N.-A. S.-M. meegemaakt? Ja, verscheidene. Hy was tweede stoomkok voor het volk en voor de tusscheudekspassa- giers. Zyn werkzaamheden als zoodanig waren niet zwaar. Erg gezond was de man niet, hy leed aan loopende ooren, maar omdat hy tel kens verzocht opnieuw aangemonsterd te wor den, vonden wy geen reden aan zyn verzoek niet te voldoen. Zyn ongesteldheid was trou wens niet van zoo ernstigen aard. Heeft hy deze reis meer last van zyn ziekte gehad dan in de vorige reizen? Ja. Een dag of drie na do uitvaart kreeg hij hoofdpijn en de dokter, na hem onderzocht te hebben, heeft hem met myn voorkennis buiten dienst gesteld. Hy is de geheele reis buiten dienst gebleven. Wat licht werk als aardappelenschillen verrichtte hy, als hy er zin in had; voor het overige was hy vry, be neden of op het dek te zyn als hy verkoos. De dokter bezocht hem geregeld twee malen per dag en bracht my rapport uit, zooals dat gewoonte is op do N.-A. S.-M. By afwisseling te bed en buiten maakte hij de reis tot Nieuw- York mede. Aldaar werd, het is alweder vol gens de gewoonte, een dokter aan den wal wonend, dr. Fischer, een erkenlo specialiteit, ontboden. Hy trad in consult niet dokter Bjerring. Onze dokter adviseerde, Jtlkman in liet hospitaal aan den wal te doen opnemen, doch dokter Fischer oordeelde het beter hem te verplegen in het scheepshospitaal, een lokaal aan boord, waar allo zieken, zoo noodig, worden opgenomen, 's Zaterdags kwamen wy in Nieuw York aan en tot Woensdag word Jelkman in het scheepshospitaal verpleegd. Toen stierf hy aan de gevolgen van de be roerte, die hy Dinsdag gekregen heeft. Er wordt verteld, dat Jelkman in een staat van vervuiling gevonden werd. Leugens. Niemand zal de N.-A. S.-M. het verwyt doen, dat zy vuil op haar schepen is. Als men komt klagen, dat wy met onzen voortdurenden reinigingsdienst het den men schen wel eens lastig maken, ja, dan zou een klacht meer grond hebben. Na zyn beroerte neeft Jelkman zich éénmaal bevuild. Dat was natuurlyk niet te voorkomen. Dinsdag dan kreeg Jelkman een beroerte, wat in zyn ziekte altyd te vreezen is; dientengevolge was zyn rechterzyde geheel verlamd. Dit is blykbaar gebeurd in een onbewaakt oogenblik en de lyder is uit zyn krib gevallen. Hy heelt zich daarby bezeerd, doch niet ernstig. Dadelijk nam dr. Bjerring de noodige maat regelen. Woensdag kwam dr. Fischer en na onderzoek adviseerde hij don man hier te laten blyver.. Er kon niets meer gedaan worden dan er gedaan werd, verklaarde hy. Jelkman is niet meer by kennis gewoest en des Woens dags is l?y gestorven. Namens den coroner, den officiëelen dokter, die de lykschouwingen verricht, heeft de „healthofficer", een genees kundige, die noch met dr. Bjerring, noch met dr. Fischer iets te maken had, het lyk ge schouwd en het officiöele stuk gegeven, waarby verklaard werd, dat Jelkman aan „Encepha litis" gestorven is. De „unt.rstaker" werd ontboden, de man, die volgens Amerikaansche gewoonte de zorg voor het lyk tot de begrafenis op zich neemt. Het lyk werd naar zyn huis gebracht en daar bleef het tot Vrydag, to:-n het begraven werd. Dit geschiedde op plechtige wyze. Do officieren en mannen van eiken t3k van dienst en pastor Rudolph van de Duitsch Evangelische gemeente waren er by tegenwoordig en de Nederland- sche vlag dekte de lykkist. Hoe heeft het verdere personeel zich ge houden? O, er is niets byzonders gebeurd. De kameraden van Jelkman hebben, ik weet vol strekt niet waarom, een betoog op het getouw gezet, waarby zy vergeefs trachtten het andere personeel te betrekken. Het stukje in den „Observer" volgde, maar alles en alles is van a tot z gelogen. De „Observer" spreekt van ongeregeld heden aan den wal. Geen sprake van. Er zyn geen ongeregeld heden gepleegd. Vervolgens spraken wy met den dokter. In hoofdzaak deed deze hetzelfde verhaal als de kapitein. Uit zyn verdere antwoorden op onze vragen bleken nog aeze byzonder heden. Meestal was Jelkman in zyn kooi. Ik bezocht hem twee-, maar ook vaak drie malen daags en stelde hem vry van werk. In Nieuw- York heeft myn collega Fischer hem met my onderzocht en hy vond zyn ziekte niet van dien aard, dat vervoer naar den wal nooizakeiyk was. Ook in het scheepshospitaal heb ik hem geregeld bezocht. Ik gaf hem zyn medicynen en liet hem, omdat hy steeds over hoofdpyn klaagde, ys op het hoofd leggen. Na zyn val ten gevolge van beroerte heb ik zyn lichaam onderzocht, hy had een paar blauwe plekken, maar verwond had hy zich niet. Drie malen daags heb ik de tem peratuur van zijn lichaam opgenomen. Die was steeds normaal. Hy gebruikte krachtigen bouillon, dien ik hem geregeld liet geven. De officier van do wacht en de bedienden hadden den specialen last gekregen hem voortdurend op te passen en to bewaken. Men verwyt u, dat gy een vriend van Jelkman uit de ziekenhut hebt gejaagd. Dat moest ik doen in het belang van den zieke. Hy had rust noodig. in de eerste en de voornaamste plaats rust. Ik mocht dus niet permitteeren, dat zyn vriend Schoe- maker en de eerste kok met hem een druk gesprek voerden, en toen ik binnenkwam, terwyl zy daarmede bezig waren, heb ik myn plicht gedaan en hen verwyderd Tot zoover ons interview. Het getuigt vol komen tegen de verbalen van den „Observer" c. f. Het verwyt, dat dr. Bjerring goen graad heeft, is onwaar. Hy is een te Nieuw-Yorfca gediplomeerd arts en één wiens bekwaamheden herhaaldelyk gebleken zyn. Ofschoon Ameri kaan van geboorte, spreekt by uitmuntend Hollandsch en geldt als een der knapste en meest welwillende doctoren van de N. A. S.-M. Vier jaren reeds is hy daar in dienst. Gemengd Nieuws. De stoomboot „De drie gemeenten" te Heerenveen krygt in den laatst9n tyd „naam". Zondag nacht werd zooals gemeld werd J. Smit aan boord van de boot erg mishandeld. "Woensdag-nacht viel er het vol gende ongeval voor. De boot had een extra-vaart gemaakt naar den Noorder-velddag van het Leger desHeils te Veenklooster en stopte des nachts te ruim 2 uren te Nyehaske, om passagiers te ont schepen. Het was zeer duister en daardoor maakte het 13 jarig kindermeisje van ds. Boersma, predikant aldaar, een mistred en stortte voorover in het ruim. Ernstig aan het hoofd gewond en vreeselyk bloedende, werd het kind dadelyk onder behandeling van dr. v. Schouwen gesteld en na verbonden to zyn in een bootje overgebracht naar de zieken- inrichting van freule De Vos van Steenwyk te Heeren veen. Het Czaar-P eter-li ui sje te Zaandam zal, zooals reeds kort gemeld werd, eene belangryke verandering ondergaan. Het huisje dat met de naaste omgeving eigen dom is van het Russische vorstenhuis werd reeds oenige jaren geleden, onder leiding van den architect Salm, te Amsterdam, omgeven door een houten huis, nadat het geheel was opgevyzeld en met zware balken en stangen in zyn verband werd gehouden. De omstandigheid, dat er in do laatste jaren in de onmiddellyke nabyheid verschillende houten woningen zyn verrezen, heeft htt ge vaar voor brand vermeerderd, en zoo is de Russische consul generaal te Amsterdam, die met het toezicht op het kostbare gedenkteeken is belast, er op bedacht geweest, de beveiliging van het historische gebouwtje te verbeteren. Het houten foedraal zal dus door een stevig steenen gebouw worden vervangen. Dit gebouw wordt opgetrokken in Gothischon styi, met een sierlyk gesmeed yzeren hek aan de voorzyde. Ook zal eene passende woning voor den conciorge in de nabyheid van het huisje worden gebouwd. Ook voor dit werk heeft de architect G-. B. Salm de plannen gemaakt. De oogst der zwarte bossen ls te Zevenaar en omstreken thans zoo goed als geëindigd. Do pluk en handel, welke aan velen gewoonlyk een aardig voordo 1 opleverden, be- teekenen dit jaar zoo good als niets. De op brengst was in verhouding van andere jaren zeer gering. De pryzen variëerden van 10 tot 15 cents per kilo. Te Rysel is brand ontstaan in de groote fabritk van Gaiger- Gisclon, fabri kant Vr.n kartonnen cylinfirs ten ciensteder spinneryen. In een oogwenk vormden werkplaatsen, magazynen, bureelen, enz., één vuurzee, zoodat de brandweer zich grootenüeels bepaalde by het beschermen eer aangelegen woningen. De schade bedraagt 300,000 franken aan papier, 150,000 franken aan de gebouwen en 550,000 franken a3n het materieel. Te Queenstown is een Engelsch vaartuig aangekomen met den kapitein en acht manschappen aan boord van hetNoorJscho yzeren schip „Fjeld", dat den 28sten Februari in den Stillen Oceaan op reis van Grimsby naar Santiago in brana geraakte. Na vier dagen verliet de bemanning het schip in drie booten en eerst den disten Maart kreeg men een vaartuig in zicht, dat de schipbreukelingen opnam. Zy hadden dus 21 cagen lang in de booten op zoe rondgezworven en all rlei ont beringen geloden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1895 | | pagina 6