MENGELWERK.
verhaaltjes uit de oude doos of zoogenaamde
zielkundige studies, die naar Nutsverhande-
lingen van 't jaar zooveel doen terugwonschen.
Een literarisch product van onze dagen is öf
een banaal vertellinkje éf een in versmaat
geschreven probleem, waarvan de sleutel
zoek is. Bh de nieuwerwetsche boeken grijnst
on3 de verveling uit den omslag tegen. Van
Eeden's aanstellerig „Lied van Sckyn en
Wezen" is geel op snee net als een ouder-
wetsch kerkboek. Maar zoo'n kerkboek is
amusanter dan dat van eigenwaan stinkend
„Lied", waaraan de schrijver van Juni 1892
tot Maart 1895 is 't geen zonde van den
tyd? heeft geknoeid. Tusschen twee kwaden
moetende kiezen, zou ik nog eerder voor
mijn ontspanning in Gorter's vertaling van
Spinoza's Ethica gaan lezen dan in Van
Eeden's kreupelrijmen. Hy had, Van Eeden,
als Cornelia Paradijs, goed smalen op „J. J.
L. Ten Kate, die 't dichten niet kon late",—
ik lees liever tienmaal „de Schepping" door
dan eenmaal „Het lied van Schijn en Wezen."
Van op reis gaan gesproken, zou 't ook
voor Van Eeden niet goed wezen dat hy eens
een luchtkuur maakte?
Deze uitval, ik erken het, ïykt weinig op
jrnstigo critiek. Men neme hem dan als
„stemming". Het „Lied" is zóó door my „ge
zien." En dit is zeker: myn „visie" doet in
oprechtheid en nauwkeurigheid niet onder
voor de tweemaandelyksche „sensaties", welke
ons zeker tydschrift ten beste geeft.
Myn „stemming" is echtor de uitdrukking
van „ontstemming." En er is reden tot ont
stemming, wanneer men ziet dat voor 't overige
uitstekende werken, onder den invloed van
de „nieuwe kunst" in een idioom verscbynen,
dat de lectuur tot een verdriet maakt. Daar
is het boek van Dr. Byvanck over „De jeugd
van Da Costa," dat in een omhaal van woorden
en abstracties een hoeveelheid degelijke kennis
verbergt, welke lichter benyd dan verkregen
wordt. Over Gysbert Karei Van Hogendorp
en zyn zonen, over Bilderdyk en zyn ver
houding tot de tydgonooten, ovor Da Costa,
zyn ouders en zyn vrienden, over heel den
geestelUken kamp, tusschen de jaren 1815
tot 1821 gevoerd In ons land, bevat dit eerste
deeltje (het 2de is nog niet verschenen) oen
aantal byzonderheden, dat we maar weinig
verbeelding noodig hebben om den stryd mee
te maken, die toen werd gestreden. „Dit
hoofdstuk van Da Costa's jeugd" ls het ver
haal zegt de schryver zelf der aspiraties
van een kleine groep jonge mannen, die,
steunende op het woord van een geliefden
leermeestor, zich geroepen hielden om de taak
van bervormors der samenleving te vervullen.
Hot behelst alleen de eerste ervaring van
hun loven, hun eerslen stryd, hun eerste
teleurstelling, Jbun uiteengaan, tydelyk,
omdat, geduronde de periode van hun geeste-
jyken groei, menschen mooilyk byeen kunnen
blyven, en omdat de taak groeit met de
menschen, die haar hebben aangevat." Is
het niet of «vy hier hooren gewagen van
den socialen en politieken stryd onzer eigen
dagen? Zoo is het: „het is oen heel gewono
geschiedenis; want het zou er bedroefd met
onze samenleving uitzien aldus weer
Byvanck wanneer er niet telkens jonge
mannen gevonden werden, die meenden dat
met hun komst een nieuw tydperk voor hun
vaderland aanbrak."
Dat dit „nieuwe tydperk" een weinig te
vroeg werd verwacht, is waariyk de schuld
niet van Da Costa en de zynen, die geest
driftig genoeg en luide hun beginselen ver
kondigden en de „bezwaren tegen den geest
iler eeuw kenbaar" maakten. Zy schroomden
zelfs niet front te maken tegen hun ouders:
Willem en Dirk Van Hogondorp o. a. keerden
zich niet alleen tegen Kemper en Siegenbeek,
maar ook tegen Gysbert Karei. Op politiek
en godsdienstig terrein is de sympathie van
de vooruitstrevenden onzer dagen zeker moer
me', de oudoren dan met de jongeren van
dien tyd, welke laatste» byna plus royalistes
waren que le rol en dat onder de rogoering
van Willem I! en allersteilst orthodox. En
echter, is het niet of wy in de volgende
passagos uit een brief van Willem Van Hogen
dorp do stem hooren van eon hedendaagschen
radicaal
„Wanneer nu de bezitters door middel der
machinerie den arbeid kunnen uitsparen en
vereenvoudigen, zoo vermeerdert de betrekke-
ïyke waarde der grondstof naarmate die van
den arbeid verminderthet arbeidsloon,
in koren by voorbeeld berokend, bedraagt thans
niet meer de holft van hetgeen het nog voor
60 jaren deed. En zoo gaat het steeds voort
in eeno vermeerderende evenredigheid. Wil
men nu niet de machinerie verbieden, dat
noch wenscheiyk, noch vooral mogelyk zyn
kan, zoo biyft voor den staatsman maar eene
zaak over om dit vorbroken evenwicht te
herstellen en deze bestaat in meerdere ver
deeling van het bezit. Dit moot het groote
doel zyn, niet door geweldige maatregelen,
maar langs alle bykomende middelen".
En in een anderen brief:
„Ik vraag voor het vervolg geen oenen be-
hoedeoden maatregel tegen de armoede, maar
ja, het maatschappeiyk lichaam is voor het
oogenblik zeer ziek en ik erken de nood
zakelijkheid van stellige maatregelen tegen
de armoede, die bestaat.
Toch liep de stryd meer in 't byzonder
over geestelyke zaken, en hoorde men vaker
door de jonge reactionnairen do taleKanaiins
dan de taal van 't dagelyksche en 't practische
leven. Heeft dU misschien Byvanck, die, voor
hy zyn werkje kon schryven, zich inden go-
dachtenkriug van Da Costa en zyn vrienden
moest bewogen, tot zyn eigenaardigen ver-
moeienden sty 1 en zwevende voorstelling ver
leid? Maar lees dan eens de „Oudere Tyd"
genooten" van Allard Pierson, die in dezelfde
omstandigheden heeft verkeerd en die niette
min kristalhelder bleef in gedachte, in woord
en in beeld!
En ook, hoe meer wezeniyks Byvanck ons
mededeelt, hoe verstaanbaarder by wordt:
zyn laatste hoofdstukken winnen het ver van
de eerste. Deze rieken niet alleen naar de
lamp, maar dragen daarenboven het merk
vanhelaas, van onze tegenwoordige
literaire voortbrengsels 1
En als dan het toeval wil, dat het boek
ons in de Hondsdagen in handen komt, dan
zullen wy, op reis gaande, onzen koffer er
niet mee bezwaren.
Het Weekblad voor Muziek, deze week ge
heel gewyd aan Richard Hol, bevat,
behalve een goed uitgevoerd portret en een
aantal muzikale en niet muzikale „opdrachten,"
een korte levensschets van den meester.
Met dankbaarheid wordt daarin vermeld,
dat Richard Hol gewoekerd heeft met zyn
gaven en dat de toonkunstbeoefening in Neder
land zeer veel aan hem verschuldigd is.
Hy heeft het peil van het algemeen muzikaal
gevoel zeer verhoogd door zyne gezonde
composities in alle genres en door zyn zeld
zame wyze van organiseeren en dirigeeren.
Door zyn volo composities by Nederlandschen
tekst wokte hy liefde voor onze heerlyke taal.
De betoekeni8 van dezen kunstenaar, die
steeds met de ontwikkeling der kunst is mee
gegaan, is voor het geheele land groot, maar
in het byzonder voor Utrecht, waar hy op
het oogenblik de ziel is van het goede muzikale
leven, dat men er vindon mag.
De opdrachten, sommige op rym, vele
met een muzikalen tekst, bevatten o. a. by-
dragen van Henri Yiotta, Joh. Messchaert,
Frans Coenen, Heinsz, Ant. Averkamp,
Brandts Buys, Dan. De Lange, v. MOlligen,
Emanuel Hiel, Fiore della Neve, Cath. v.
Rennes en vele andere muzikale en letter
kundige vrienden en vriendinnen.
"V erzoening.
Uit het Fransch van AUQUSTE F AU RE.
I.
De beide acteurs Paul Réville en Jean Ver
nier haatten elkaar met een doodelyken haat.
En alsof het noodlot hen vervolgde, men kon
er zeker van zyn, als met groote letters op
een affiche werd aangekondigd dat do een zou
optreden in een nieuwe rol, dat de ander zyn
doodsvijand dan in hetzelfde stuk ter zyde
stond, dikwyis als zyn besten vriend.
Beiden hadden ontegenzeglyk groote be
kwaamheid en de directie meende zeer terecht,
dat niet met hun onderlinge twisten rekening
kon worden gehouden.
Réville was onwederstaanbaar in de nobele
rollen, Vernier daarentegen de gepersonifieerde
verrader. Avond aan avond tegen middernacht
werd hy door zyn aartsvyand, de verdrukte
onschuld, aan het publiek in zijn ware ge
daante voorgesteld en daarna in heilige ver
ontwaardiging onder den voet getrapt.
En welk een innig genot dit iederen avond
opnieuw weder voor Réville was, vermag geen
pen te beschryven. En door de moeite die zy
zich gavon, elkanders spel te overschaduwen,
bereikten zy menigmaal een hoogtepunt in
do kunst, dat men slechts by zeer beroemde
tooneelspelers zou zoeken.
Men herinnerde zich nog levendig hen ge
zien te hebben in „Odéon": Réville in het
roode pak van Ruy Bla9, Vernier gehuld in
don Castiliaanschen mantel van Don Sallus-
tius, het opgewonden publiek hen ademloos
volgend in hun romantische tirades. Later in
het „Théatre Ambigu" en in de „Porte Saint-
Martin" hadden zy „Patrio", „le Bossa" en
andere sensatiostukken gespeeld. Zy waren
nog van de oude school. Nu donderend, dan
onhoorbaar fluisterend klonk hun stem door
het gebouw; hun oogen rolden woest in hun
kassen en uit hun mond kwamen de vreeso-
ïykste verwenschingen.
Nog nooit hadden zy elkander de hand ge
reikt; aan ieder die-het hooren wilde, hadden
zy in de kleinste byzonderheden de oorzaak
van hun twist medegedeeld; in het dagelyksch
leven waren het even groote tegenstanders
als in do tooneelworeld.
Réville was weduwnaar; zyn vrouw was
op dertigjarigen leeftyd gestorven en had hem
een dochtertje nagelaten. Wanneer Vernier,
die ongetrouwd was, zyn vyand langs den
boulevard zag wandelen, zyn kind aan de
hand, dan voelde hy zyn haat minder worden,
maar met allo macht verzette hy zich tegen
dat gevoel. Welk een zwakheid! alsof een
blondlokkig kind in staat was zyn langge-
koesterden haat te verminderen.
„Hy is toch veel gelukkiger dan ik,"
bromde hy dan met zyn zware stem. En mot
afgunstige oogen zag hy dan den vader na,
die, ryk Jn het bezit van zyn dochtertje, den
boulevard langs stapte, tot voor een banket-
winkel, waar hy zyn kleine meid op een
versnapering tracteerde.
II.
In de „Porte St.-Martin" gaf men „De ge
heimen van Parys" met Ró7llle als Rodolphe
on Vernier als den Maitre d'école.
Vernier was wit geworden van boosheid
toen hem die leelyke rol was opgedragen.
Een ralsche streek van den directeuriederen
avond kon hy zich nu weer ergeren aan al
het 8traatvuil en de schillen, die hem naar
het hoofd geworpen werden door het publiek
der laagste rangen. En Réville kon op zyn
geraak daarentegen al zyn bekoorlykheden
tentoonspreiden, gekleed in een elegante
kamerjapon met gouden cordelière en kwasten.
De repetities hadden den ongelukkigen Ver-
nier buiten zichzelf van kwaadheid gebracht.
Op een morgen echter, toen men wilde be
ginnen met repeteeren, kwam onverwacht
het bericht dat Réville ziek was en niet kon
komen. Hy lag mst pleuris in het stads
ziekenhuis. Hy werd vervangen door een
ander en in plaats van nu in de wolken van
vreugde te zyn, zooals ieder verwacht had,
bleef Vernier even stil en ingetrokken als altyd.
Het publiek zelfs merkte de verandering in
zyn spel op. De acteur, die anders nooit miste,
maakte nu herhaaldelyk grove fouten. Zyn
vyand ontbrak hem, de man met wien hy
jaren gewend was samen te spelen, dien hy
steeds met zyn voorname airs had trachten
te overbluffen. Zelfs de critiek liet zich in
ongunstigen zin over zyn spel uit.
De berichten omtrent Réville werden hoe
langer hoe verontrustender.
Op een Dinsdag tegen drie uren schelde
Vernier met koortsachtige hand aan het stads
ziekenhuis. Op zyn verzoek geleidde men hem
naar de ziekekamer. Op het geluid van voet
stappen keerde hy het vermagerde hoofd naar
den binnentredende en toen hy Vernier be
merkte, zeide hy:
„Zyt gy het, ik wachtte u al."
„Myn arme vriend!" Als door verdriet
overstelpt, liet de aartsvyand zich op een
stoel naast het bed zinken.
„Geef my de hand."
En in dien handdruk waren de dertig jaren
van haat vergeten.
Tranen, echte tranen kwamen hen nu in
de oogen. Réville zat op in bed, zich steu
nend op de ellebogen.
„Als gy eens wist welk een groot genoegen
ge my met uw bezoek doet! Na myn dochtertje
vervult niemand immers zoozeer myn gedachten
als gy. Herinnert ge u „Ruy Blaa" nog? „Ik
draag liet klesd van een lakei, maar gy hebt
er het karakter van!" En nu is dat alles
voorby; ik heb u dikwyis voor de grap be
graven, maar nu zult gy het my voor
goed doen."
Met een gebaar wilde Vernier don zieke
tot zwygen vermanen.
„Och, een weinig vroeger of later, wat doet
het er toe! Nu ik u aan myn bed heb zien
weenen, valt liet sterven my lichter."
Een hevige hoestbui belette hem verder
het sprekeneen roodachtig schuim vertoonde
zich op zyn lippen.
„Er is iets wat my ontzettend bezwaart,"
ging hy een oogenblik rustens voort: „dat ik
myn kleine meid zoo geheel onverzorgd achter
laat; wat moet er van haar worden l"
„Ben ik er dan niet?"
„Gyi Zoudt gy voor haar willen zorgen?"
„Myn beste Réville, ik ben immors geheel
alleen, ik heb niemand om my aan te hechten,
ik zal haar vader zyn op myn woord van eer,
beloof ik u haar gelukkig to maken. Ik
heb eenig fortuin, zy zal het goed by my hebben.
En ik zal baar leeren uw naam niet te ver
geten. Vertrouwt ge my, geef mij dan de
hand: dan is dat afgesproken."
Een stevige handdruk tusschen de beide
mannen gewisseld, besliste over het verder
lot van het kind.
Den volgenden morgen, toen Vernier hem
kwam bezoeken, was Réville gestorven, ge
lukkig in de overtuiging dat zyn kind ver
zorgd was.
Eene nndcre lezing omtrent het onge
looflijke verhaal orcr het stoomschip
„Maasdam."
Het stoomschip „Maasdam" van de N.-A.
S. M. keerde eergist ren uit Nieuw York terug
met één man van het personeel minder dan
waarmee het was uitgegaan. De tweede stoom-
kok Hubertus Jelkman was in Nieuw-York
overleden, na de geho.de heenreis gesukkeld
te hebben, en aldaar begraven.
Dit goschiedt wel meer en in het feit zelf
zouden wy dus geen aanleiding tot vermelding
gevonden hebben, als er aan dit geval niet iets
byzonders verbonden was. Twee of drie man
van het kokspersoneel brachten de medede9-
ling, dat Jelkman gevallen was als slachtoffer
van een gewelddaad, en dat op zyn lyk by de
schouwing een aantal verwondingen bevonden
werden; dat de man barbaarsch en achteloos
behandeld was en dat, in het kort, aan zyn
overlyden een gansche lydensgeschiedenis was
voorafgegaan.
De eerste kok heeft aan het derde-rangs blad
„The Observer", te Hoboken verschynend,
een geweldig opgesmukt verhaal gedaan van
de mishandelingen, die Jelkman heeft moeten
ondergaan, en natuurlyk heeft de redactie van
„The Observer" geen oogenblik geaarzeld,
dat in geuren en kleuren mee to deelen. De
weinige betrouwbaarheid van een groot deel
der Amerikaansche pers behoeft geen betoog,
ieder weet dat van „sensations", waar of on
waar, dat doet er niet toe, do Amerikaansche
bladen leven.
Het „leading-papc-r" van Hoboken, de „Eve
ning News," kwam in zyn oplaag, die den
avond na de verschyning van bedoelden „Obser
ver het licht zag, met een besliste tegenspraak,
noemde het doen van den „Observer" iets als
zwendel en gaf de resultaten van zyn dadelyk
ingesteld onderzoek, waarby bleek, dat het
geheele verhaal een reeks onwaarheden en
onjuistheden was.
"Wyl, niettegenstaande dat, het verhaal ook
hier verspreid werd, hebben wy ons gewend
tot de directie, tot het verkrygen van inlich
tingen. De directie gaf ons welwillend inzage
van de officiëele stukken, de ziekte, de» dood
en de daarop gevolgde lykschouwing door den
daartoe aangewezen geneesknndige te Nieuw-
York, die met het geneeskundig personeel van
de Maatschappy niets te maken hesft, betref
fende. Uit deze stukken bleek, dat Jelkman is
gestorven aan de ziekte, waaraan hy reeds lan
gen tyd leed, „Encephalitis," dat de ziekte een
geregeld verloop heeft gehad en dat tot de
genezing van Jelkman gedaan is, wat maar by
mogelykheid gedaan kon worden.
Vervolgens zyn wy gegaan naar den kapitein
van de „Maasdam," den heer A. Potjer, en naar
den dokter, den heer G. Bjerring, en de resul
taten van ons interview met deze heeren deelen
wy hier mede.
Heeft Hubertus Jelkman meerdere reizen
met de booten van de N.-A. S.-M. meegemaakt?
Ja, verscheidene. Hy was tweede stoomkok
voor het volk en voor de tusscheudekspassa-
giers. Zyn werkzaamheden als zoodanig waren
niet zwaar. Erg gezond was de man niet, hy
leed aan loopende ooren, maar omdat hy tel
kens verzocht opnieuw aangemonsterd te wor
den, vonden wy geen reden aan zyn verzoek
niet te voldoen. Zyn ongesteldheid was trou
wens niet van zoo ernstigen aard.
Heeft hy deze reis meer last van zyn
ziekte gehad dan in de vorige reizen?
Ja. Een dag of drie na do uitvaart kreeg
hij hoofdpijn en de dokter, na hem onderzocht
te hebben, heeft hem met myn voorkennis
buiten dienst gesteld. Hy is de geheele reis
buiten dienst gebleven. Wat licht werk als
aardappelenschillen verrichtte hy, als hy er
zin in had; voor het overige was hy vry, be
neden of op het dek te zyn als hy verkoos.
De dokter bezocht hem geregeld twee malen
per dag en bracht my rapport uit, zooals dat
gewoonte is op do N.-A. S.-M. By afwisseling
te bed en buiten maakte hij de reis tot Nieuw-
York mede. Aldaar werd, het is alweder vol
gens de gewoonte, een dokter aan den wal
wonend, dr. Fischer, een erkenlo specialiteit,
ontboden. Hy trad in consult niet dokter
Bjerring. Onze dokter adviseerde, Jtlkman in
liet hospitaal aan den wal te doen opnemen,
doch dokter Fischer oordeelde het beter hem
te verplegen in het scheepshospitaal, een
lokaal aan boord, waar allo zieken, zoo noodig,
worden opgenomen, 's Zaterdags kwamen wy
in Nieuw York aan en tot Woensdag word
Jelkman in het scheepshospitaal verpleegd.
Toen stierf hy aan de gevolgen van de be
roerte, die hy Dinsdag gekregen heeft.
Er wordt verteld, dat Jelkman in een
staat van vervuiling gevonden werd.
Leugens. Niemand zal de N.-A. S.-M.
het verwyt doen, dat zy vuil op haar schepen
is. Als men komt klagen, dat wy met onzen
voortdurenden reinigingsdienst het den men
schen wel eens lastig maken, ja, dan zou een
klacht meer grond hebben. Na zyn beroerte
neeft Jelkman zich éénmaal bevuild. Dat was
natuurlyk niet te voorkomen. Dinsdag dan
kreeg Jelkman een beroerte, wat in zyn ziekte
altyd te vreezen is; dientengevolge was zyn
rechterzyde geheel verlamd. Dit is blykbaar
gebeurd in een onbewaakt oogenblik en de
lyder is uit zyn krib gevallen. Hy heelt zich
daarby bezeerd, doch niet ernstig.
Dadelijk nam dr. Bjerring de noodige maat
regelen. Woensdag kwam dr. Fischer en na
onderzoek adviseerde hij don man hier te laten
blyver.. Er kon niets meer gedaan worden dan
er gedaan werd, verklaarde hy. Jelkman is
niet meer by kennis gewoest en des Woens
dags is l?y gestorven. Namens den coroner,
den officiëelen dokter, die de lykschouwingen
verricht, heeft de „healthofficer", een genees
kundige, die noch met dr. Bjerring, noch met
dr. Fischer iets te maken had, het lyk ge
schouwd en het officiöele stuk gegeven, waarby
verklaard werd, dat Jelkman aan „Encepha
litis" gestorven is.
De „unt.rstaker" werd ontboden, de man,
die volgens Amerikaansche gewoonte de zorg
voor het lyk tot de begrafenis op zich neemt.
Het lyk werd naar zyn huis gebracht en daar
bleef het tot Vrydag, to:-n het begraven werd.
Dit geschiedde op plechtige wyze. Do officieren
en mannen van eiken t3k van dienst en pastor
Rudolph van de Duitsch Evangelische gemeente
waren er by tegenwoordig en de Nederland-
sche vlag dekte de lykkist.
Hoe heeft het verdere personeel zich ge
houden?
O, er is niets byzonders gebeurd. De
kameraden van Jelkman hebben, ik weet vol
strekt niet waarom, een betoog op het getouw
gezet, waarby zy vergeefs trachtten het andere
personeel te betrekken. Het stukje in den
„Observer" volgde, maar alles en alles is
van a tot z gelogen.
De „Observer" spreekt van ongeregeld
heden aan den wal.
Geen sprake van. Er zyn geen ongeregeld
heden gepleegd.
Vervolgens spraken wy met den dokter.
In hoofdzaak deed deze hetzelfde verhaal
als de kapitein. Uit zyn verdere antwoorden
op onze vragen bleken nog aeze byzonder
heden.
Meestal was Jelkman in zyn kooi. Ik
bezocht hem twee-, maar ook vaak drie malen
daags en stelde hem vry van werk. In Nieuw-
York heeft myn collega Fischer hem met
my onderzocht en hy vond zyn ziekte niet
van dien aard, dat vervoer naar den wal
nooizakeiyk was. Ook in het scheepshospitaal
heb ik hem geregeld bezocht. Ik gaf hem
zyn medicynen en liet hem, omdat hy steeds
over hoofdpyn klaagde, ys op het hoofd
leggen. Na zyn val ten gevolge van beroerte
heb ik zyn lichaam onderzocht, hy had een
paar blauwe plekken, maar verwond had hy
zich niet. Drie malen daags heb ik de tem
peratuur van zijn lichaam opgenomen. Die
was steeds normaal. Hy gebruikte krachtigen
bouillon, dien ik hem geregeld liet geven. De
officier van do wacht en de bedienden hadden
den specialen last gekregen hem voortdurend
op te passen en to bewaken.
Men verwyt u, dat gy een vriend van
Jelkman uit de ziekenhut hebt gejaagd.
Dat moest ik doen in het belang van
den zieke. Hy had rust noodig. in de eerste
en de voornaamste plaats rust. Ik mocht
dus niet permitteeren, dat zyn vriend Schoe-
maker en de eerste kok met hem een druk
gesprek voerden, en toen ik binnenkwam,
terwyl zy daarmede bezig waren, heb ik myn
plicht gedaan en hen verwyderd
Tot zoover ons interview. Het getuigt vol
komen tegen de verbalen van den „Observer"
c. f. Het verwyt, dat dr. Bjerring goen graad
heeft, is onwaar. Hy is een te Nieuw-Yorfca
gediplomeerd arts en één wiens bekwaamheden
herhaaldelyk gebleken zyn. Ofschoon Ameri
kaan van geboorte, spreekt by uitmuntend
Hollandsch en geldt als een der knapste en
meest welwillende doctoren van de N. A. S.-M.
Vier jaren reeds is hy daar in dienst.
Gemengd Nieuws.
De stoomboot „De drie gemeenten"
te Heerenveen krygt in den laatst9n tyd
„naam". Zondag nacht werd zooals gemeld
werd J. Smit aan boord van de boot erg
mishandeld. "Woensdag-nacht viel er het vol
gende ongeval voor.
De boot had een extra-vaart gemaakt naar
den Noorder-velddag van het Leger desHeils
te Veenklooster en stopte des nachts te ruim
2 uren te Nyehaske, om passagiers te ont
schepen. Het was zeer duister en daardoor
maakte het 13 jarig kindermeisje van ds.
Boersma, predikant aldaar, een mistred en
stortte voorover in het ruim. Ernstig aan het
hoofd gewond en vreeselyk bloedende, werd
het kind dadelyk onder behandeling van dr.
v. Schouwen gesteld en na verbonden to zyn
in een bootje overgebracht naar de zieken-
inrichting van freule De Vos van Steenwyk
te Heeren veen.
Het Czaar-P eter-li ui sje te Zaandam
zal, zooals reeds kort gemeld werd, eene
belangryke verandering ondergaan. Het
huisje dat met de naaste omgeving eigen
dom is van het Russische vorstenhuis werd
reeds oenige jaren geleden, onder leiding van
den architect Salm, te Amsterdam, omgeven
door een houten huis, nadat het geheel was
opgevyzeld en met zware balken en stangen
in zyn verband werd gehouden.
De omstandigheid, dat er in do laatste jaren
in de onmiddellyke nabyheid verschillende
houten woningen zyn verrezen, heeft htt ge
vaar voor brand vermeerderd, en zoo is de
Russische consul generaal te Amsterdam, die
met het toezicht op het kostbare gedenkteeken
is belast, er op bedacht geweest, de beveiliging
van het historische gebouwtje te verbeteren.
Het houten foedraal zal dus door een stevig
steenen gebouw worden vervangen.
Dit gebouw wordt opgetrokken in Gothischon
styi, met een sierlyk gesmeed yzeren hek aan
de voorzyde. Ook zal eene passende woning
voor den conciorge in de nabyheid van het
huisje worden gebouwd. Ook voor dit werk
heeft de architect G-. B. Salm de plannen
gemaakt.
De oogst der zwarte bossen ls
te Zevenaar en omstreken thans zoo goed als
geëindigd. Do pluk en handel, welke aan velen
gewoonlyk een aardig voordo 1 opleverden, be-
teekenen dit jaar zoo good als niets. De op
brengst was in verhouding van andere jaren
zeer gering. De pryzen variëerden van 10 tot
15 cents per kilo.
Te Rysel is brand ontstaan in de
groote fabritk van Gaiger- Gisclon, fabri
kant Vr.n kartonnen cylinfirs ten ciensteder
spinneryen.
In een oogwenk vormden werkplaatsen,
magazynen, bureelen, enz., één vuurzee, zoodat
de brandweer zich grootenüeels bepaalde by
het beschermen eer aangelegen woningen.
De schade bedraagt 300,000 franken aan
papier, 150,000 franken aan de gebouwen en
550,000 franken a3n het materieel.
Te Queenstown is een Engelsch
vaartuig aangekomen met den kapitein en
acht manschappen aan boord van hetNoorJscho
yzeren schip „Fjeld", dat den 28sten Februari
in den Stillen Oceaan op reis van Grimsby
naar Santiago in brana geraakte. Na vier
dagen verliet de bemanning het schip in drie
booten en eerst den disten Maart kreeg men
een vaartuig in zicht, dat de schipbreukelingen
opnam. Zy hadden dus 21 cagen lang in de
booten op zoe rondgezworven en all rlei ont
beringen geloden.