N°. 10854 Maaïïdag li» .Juli. A0. 1835 <Deze aCourant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Tweede Blad. PERSOVERZICHT. F euilleton. EENE EERESCHULD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maande». f 1.10. Franco per post1.40. Afzonderlyke Nommers0.05. PRIJS DER ADVERTENTTËN Van 1-6 regels f 1.05. Iedere regel moer f 0.17J. Grootera lettors naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad wordt f 0.05 berekend. In eene Haagsche correspondentie in het Utrechtsch Dagblad leest men: „„In eene der speelzalen van het Kur- hau8 te Scheveningen heeft een zakkenroller eene dame van hare portemonnaie ontlast". „Zoo ungeveer las men dezer dagen in de ver-c^illende bladen, zonder dat het echter noodig 3, zich op dezen grond ongerust te maken, dat genoemdo inrichting in een openlik Mont e-C a r 1 o is veranderd, mot publieke speelzalen c. a. Daar zoowel de wet als het erfpacbtscontract met de gemeente ten stelligste vorbieden, in het Kurhaus hazardspelen te houden, geschiedt dat natuurlijk niet en wordt er door de diroctie wel voor gezorgd on door de overheden zoo noodig wel tegen gewaakt, dat er geen open bare speelbank te vinden zij, die trouwens ook aan den goeden naam van Scheveningen meer 3chade dan aan de inrichting voordeel zou toebrengen. „Nochtans is dat spel, waar die dame naar stond te kijken, toen de pickpocket haar bestal, eene zaak, die ofschoon in 't klein eene speelbank zeer nabij komt. Laat ik er dadelijk bijvoegen, dat misschien nu nog, maar in elk geval eenigen tijd geleden, een dergelijk hazardspel ook openlijk werd uitgeoefend in „Seinpost", dat tot eone andere poütie-jurisdictie behoort, en dus dat de over heid zeker van de zaak op de hoogte is en haar als eene onschuldige uitspanning be schouwt en toelaat. „Die zienswijze kan ik echter niet deelon. Die spelletjes, hetzij men ze jockey-biljart, „toupie hollandaise" of anders noeme, zijn, hoewel dan in miniatuur, niets anders dan hazardtafels, waarop men gewoon zijn ge luk beproeft, geld inzet en geld hoopt te winnen, maar 't natuurlijk veel vaker ver liest. Het verschil met de bank van Monte- Carlo is, dat men er geen groote sommen kan opzetten, althans naar ik meen, en dus moeilijk zijn fortuin kan verspelen; maar In beginsel is 't toch broertje en zusje, vooral, omdat de daarvoor vatbare menschen er even goed door aan 't spel verslaafd geraken en bun hartstocht opgewekt wordt. „Bedenkt men nu daarbij, dat de matige verliezen, die men er lijden kan, nochtans Z9er belangrijk zijn voor jongelui en men schen met zeer bescheiden middelen, zoodat het spel c. q. juist diegenen treft, die dit 't minst missen kunnen, en men zal m\j toe geven, dat een gemeentebestuur, hetwelk in zijne politieverordening het spelen op stras- „met geld om geld" verbiedt, ook die jockey biljarten e. d. in openbare inrichtingen niet behoorde toe te laten. „Te meer vallen zulke toegeeflijkheden in het oog, als men ziet, dat aan den anderen kant soms voorschriften met belachelijke strengheid worden gehandhaafd. Zoo werd onlangs tegen iemand, die behoorlijk in den vorm vergunning bezat, om ergeDS aan een buitenmuur oen klein voorwerp te bevestigen, plechtiglijk geverbaliseerd, toen hij, wegens verbouwing of iets dergelijks aan dien muur, dat voorwerp verplaatste of veranderde, zonder daarvoor officiéél verlof aan de bouwpolitio te hebben aangevraagd; en men trok hem inderdaad voor den kantonrechter, die, daar het feit vaststond, hem tot f 3 boete moest veroordeelen. „Stiptheid zal niemand afkeuren. Maar dan moet men beginnen by de ernstige zaken, niet onbeduidende nietigheden straffen en byv. Drankwet-ontduiking op groote schaal ongemoeid laten begaan." Vrij Hooger Onderwijs. De Pro tcstantsche Noord-Brabanter wijst op de stich ting der Vrije Umversitfit, opgericht krachtens „het diep ingeprente plichtsbesef, dat het geen haar oprichters" deden, gedaan moest wor den, om Christus' wil, voor den naam des Heeren; in het hoog en heilig belang van ons volk en van ons land. En juist op dat laatste, zegt het blad, valt de nadruk: Het gaat toch niet, dat wanneer het de lagere school betreft, allen, die van anti-revo- lutionnairen huize zyn, schouder aan schouder gaan staan, om het dan als een eenig man uit te spreken, dat onze kindëren aan de Staatsschool niet mogen worden overgegeven, wy 1 zulks een loochenen zou zjjn van Christus' Koningschap, maar zoodra het het Middelbaar en Hooger Onder wijs geldt, zich terug te trekken, en die Souve- reiniteit van den verheerlijkten Christus een voudig op zij te zetten. Dat is een meten met tweeërlei maat. De band aan Christus reiken, maar die van Satan niet afwijzen. Verbroedering van twee beginselen, die be slist tegenover elkander staanhot beginsel van den Christus en het beginsel van den Booze. "Want ook op het gebied van het Hooger Onderwijs staat beginsel tegenover beginsel. Is het als pool tegenover pool. Sluiten Christus en Satan elkander uit. Is het niet wel moge- ïyk de belijdenis van een Drieéenig God te handhaven en te leven uit de beginselen der groote Revolutie. Ook hier is te buigen voor den God van Sinaï, neer te knielen voor den Christus van Golgotha, te leven onder do bewerktuiging van „de zeven geesten Gods, die uitgezonden zyn in alle landen", onmogelijk samen te voegen met het aangezicht keeren naar de guillotine van Parys. Het geldt hier toch niets minder dan deze groote vraag, of Christus moet komen op, en dan gediend, of wel gebannen worden van het terrein der wetenschappen. Het blad zet uiteen, dat juist daarom de oprichting der Vrye Universiteit was een protest, een beginsel en een daad: Immers, door die stichting werd de dood steek gegeven aan alle hoogheid der menschen. Het doel was geen minder dan den mensch, die in ydelen waan zichzelven tot koning had opgeworpen, den dwaas want dat is het woord die in zyn hart gezegd had: „er is geen God", te onttronen, en als nood- zakeiyk gevolg daarvan Christus weer als Koning op het terrein der wetenschappen te dienen. Om het heel Nederland, heel de beschaafde wereld te toonen, dat er ook nog in ons vaderland gevonden worden, die vasteiyk ge- looven, dat „het dwaze Gods wyzer is dan de menschen, en het zwakke Gods sterker dan de menschen." Juist wyl er door de stichting der V r y o Universiteit zulk een protest uit ging, in haar zulk een beginsel schuilt, en het laatste met het minste, wyi er zulk een daad werd verricht, moet het te meer verwonderen, neen smarten, dat er nog zoo- velen, die tegen de revolutionnaire beginselen zeggen te stryden, van verre blyven staan. Het heeft er soms al den schyD van, of velen Elisa'8 jongen nog hierin ten achteren zyn, dat zy den vyand met eens gewaar worden, en zich binnen Dotnan's muren nog voldoende beschermd achten. Het blad, dat ook bedenkingen heeft tegen de wyze, waarop in sommige persorganen over mr. Lobman gesproken wordt, doch die bedenkingen niet nader omschryft, eischt, dat allen op het gebied van het Hooger Onderwys de souvereiniteit van Christuseeren, en daarom de stichting der Yereeniging voor Hooger Onderwys op Gereformeerden grond slag steunen zullen. Naast het groote vraagstuk der verzekering tegen den ouden dag, in de eerste plaats, en verder tegen ziekte en invaliditeit, begint aldus een in De Standaard voorkomend hoofd artikel, dat f 11 als onderteekening draagt ook de quaestie der verzekering tegen werkeloosheid al meer de aandacht te trekken. Dat ten onzent voorzichtigheid tot in het uiterste wordt betracht, wie zal bet laken; maar dikwyls ïykt het wel, of er meer onver schilligheid dan voorzichtigheid schuilt in de aarzeling om het vraagstuk der verzekering aan do orde te brengen. Wat nu speciaal de verzekering tegen wer keloosheid betreft misschien wel het nete ligste stuk van de quaestie mag er op gewezen worden, dat het initiatief van patroons en werklieden zich niet onbetuigd heeft ge laten; maar toch merkt mon wel, dat het zonder de hulp en bemoeienis der Overheid niet op den duur zal gaan. Tot dusver hebben, waar het Duitschlarid aangaat, alleen de goed betaalde werklieden met name boekdrukkers op eenigsziDs ruime schaal een verzekering tegen werkeloos heid kunnen invoeren. Anderen ontbrak het aan de noodige middelenen dit geldt vooral van de massa der zg. „ongeleorde" arbeiders, die door den voortdurenden trek van het platteland naar de steden steeds vermeerdert en in tyden van slapte het grootste contingent der werkloozen vormt. Maar met deze categorie wordt by een verzekering tegen werkloosheid dan ook eerst in laatste instantie gerekend. Er zyn intusschen vele patroons, die, op de een of andere manier, hun werklieden in dagen van stagnatie voor broodeloosheid vry* waren; en om die voorbeelden te zien, be hoeven we gelukkig niet naar het buitenland te gaan. Eioch, by groote industriöele ondernemin gen staat de zaak anders; vooral wanneer het vaak voorkomt, dat een tydperk van slapte intreedt. Maar wat goede wil en flinke regeling, by voldoend vermogen, ook ton deze vermogen, toont o. m. het voorbeeld van den lederfabr kant Korn. Heyl, in Worms, wiens stelsel tot voorkoming, of liever tot tempering, der werk loosheid, sinds 1890 uitstekend voldoet. Hy zet by intredende slapte van zaken een deel der arbeiders op wachtgeld, 1.50 per dag voor geauwden en f 1.20 voor onge- huwden, en vraagt daarvoor van de werklieden geenerlei premie. By kleine stoornissen wer ken zo telkens om de twee dagen, by groots om de volle week, opdat nog ieder aan de beurt komt. Voor het jaar 1891 en '92 wis selden aldus twaalf weken lang arbeid en rust elkander af. Soortgelyke regelingen treft men ook aan in Oostenryk by verschillende industriöelen. Tegen een algemeens verzekering, zonder beperking, zyn zeker tal van bedenkingen aan te voeren. Nog niet eens de voornaamste geldt het gevaar voor een mogeiyk te groot getal van werkloozen. De moeilykheid ligt vooral hierin, om het begrip van werkloosheid zonder eigen schuld zóó scherp te omschrjj- ven, dat het recht op ondersteuning genoeg zaam gedefiir'ëerd zy. En dan zit er ook heel wat vast aan de bepaling van het premiëntarief, daar men nog zoo weinig kyk heeft op den generalen om vang van de risico, meent de schryver. Hierna geeft de schryver een overzicht van hetgeen thans in Zwitserland voorvalt, nadat prof. dr. G. Adler verleden jaar by het aan vaarden van zyn professoraat in de National- Oeconomie aan de Bazelsche hoogeschool eene rede hield over de taak van den Staat ten opzichte dor werkeloosheid. Vier steden, Bazel, Bern, Zürich en St.-Gallen, hebben oen poging gewaagd om tot een verzekering der werk loosheid te komen en bewandelen in zeker opzicht elk een onderscheiden weg. Van het meeste belang acht f 11 hot stelsel, waar naar men te St.-Gallen zal handelen. De beweging ton gunste van oen verzeke ring tegen de werkeloosheid ging van de arbeiders zei ven uit; de gemeenteiyke over heid giDg op het denkbeeld in; en zoo werd, op den grondslag van oen kantonnale wet van '94, handelend over de verzekering tegen de gevplgen van werkeloosheid buiten schuld, een „kas" gesticht, aan wier hoofd een com missie staat, waarin o. a. zeven verzekerde arbeiders zitting hebben. Tot verzekering zyn verplicht allo te St.- Gallen wonende arbeiders, wier gemiddeld dagloon niet boven de 5 fr. gaat; buiten gesloten zyn leerlingen en minderjarige werk lieden met minder dan 2 fr. loon per dag. De wekelyksche premie bedraagt by oen dag loon tot en met 8 fr. 15 centimes, tot 4 fr. 20 centimes, en tot 5 fr. 30 centimes. Mon kan trekken als er 6 maanden lang betaald is. Door de gemeente wordt een vaste som al3 bydrago gestort; de werk g e v e r s bi- talen niets. Van de verplichte verzekering kunnen vry- gesteld worden personen, die by een vry willige verzekeringskas zyn aangesloten, welke dezelfde ondersteuning uitkeert als de verplichte kas. Aan de werkeloozen wordt dagelyks uitbe taald 1 fr. 80, 2 fr. 10 en 2 fr. 40, al naar do premie was. De uitkeering geschiedt echter voor ten hoogste zestig dagen, en de aan spraken daarop verliezen zy, die door ernstige eigen schuld werkeloos worden; werkstakers; èn die werk, hun opgedragen, zonder geldige reden van de hand wyzen. Er is ongetwyfeld veel goeds in deze rege ling. Ze gaat uit van het beginsel, ook door ttt bepleit, dat het gezameniyke loon, dat voor een heel jaar, door allo werklieden siam, verdiend is, strekken moet om ook in dagen, dat er geen werk voor allen te vinden is, aan de werkeloozen althans toereikend levens onderhoud te schenken. Dan geldt het hier geen regeling, door de overheid opgelegd, maar uit den kring der georganiseerde arbeiders voortgekomen. Natuuriyk zyn er wel aanmerkingen te maken, doch het statistisch materiaal, dat de Zwitsersche verzekeringen opleveren, zal in ieder geval voor het buitenland van veel profijt zyn, wanneer ook daar de quaestie der verzekering tegen werkeloosheid uit de grauwheid der theorie voortschrydt tot de klaarheid der practyk. Omtrent het kieswet-ontwerp nog het volgende: Het flieuws van den Dag zegt er van: Het ontwerp, het kiesrecht voor de Tweede Kamer regelende, laat de vraag niet onbeslist, wie kiezers zullen wezen voor provinciale en gemeentelyke besturen, en verschilt ook ver der in menig opzicht van het vorige. Daar werd het niet-bedeeld-zyn een kenmerk van welstand geacht volgens hot tegenwoordig ontwerp is die welstand aanwezig by hom, die wel in de directe belastingen is aange slagen, die wel een huis of een gedeelte van een huis van zekere huurwaarde bewoont, enz. Negatief waren de kenmerken van welstand in het vorige positief zyn die kenmerken in het tegenwoordige ontwerp. Voorts heeft er over de vraag of het vorige ontwerp te rymen was met de Grondwet stryd bestaan. Het vorig ontwerp bepaalde den welstand niet van den kiezer, maar voor onderstelde dien slechts en dit was, volgens de meening van velen, een door de Grondwet niet toegelaten stelsel. Wy horinno- ren het ons nog: hooggeleerden verdedigden de grondwettigheid hooggeleerden bestre den haar. En, geiyk eenmaal de ezelin van Buridon, balkend van honger, op een smal paadje stond tusschen twee malsche weilanden, die haar aantrokken met even groote kracht, en die daardoor sterven moest van honger zoo stonden daar vele arme leeken, profes- 19) Maar de baron voltooide den zin niet. Hot zou den schyn hebben of hy uit eigenbelang het huwelijk van zijn zoon wenBChte en hy verlangde het slechts om diens geluk. Verset beloofde ernstig met zyne dochter er over te spreken en na nog een half uur lang hetzalfde onderwerp en hetgeen ermede in verband stond behandeld te hebben, nam hy afscheid van den ouden baron. Onderweg overwoog by rypeiyk al wat deze had gezegd en hy moest erkennen dat, wat bet geldelyke betrof, Emilie niet licht eene betere party kon doen. Het was bepaald een ryk buweiyk, maar toch, de gedachte, dat het vroolyke, levenslustige meisje haar geheele leven zou moeten doorbrengen aan de zyde van dien zonderling met zyn somber, in zichzelven gekeerd karakter, woog by hem niet minder zwaar. De oude de Berger mocht dan al meenen, dat zyn zoon wel veranderen zou, van iemand, die tien jaar lang zulk een een zaam leven had geleid en verwilderd wae, kon men niet verwachten, dat hy ooit een dra glyk echtgenoot zou worden. En wat had zy dan aan al dat geld? Aan zulk een man geketend in dit afgezonderde oord levende, zou Emilie geen gelukkigen dag meer hebben. Ook Emilie zelve had ongevraagd reeds ernstig over de zaak nagedacht. Zy had dui- deiyk bespeurd, dat de Berger smooriyk ver liefd op haar was en zeer goed begrepen, waarom hy er zoo op aangedrongen had, dat haar vader met den zynen zou spreken. Maar dit juist was reeds eene reden om hem minder genogon te zyneen man, die zyn eigen woord niet kan of niet durft doen? En wol beschouwd, was hy toch een onbeduidend wezen. Hoe geheel andersmaar die vrienden in Den Haag waren dood voor haar. Van hen zou zy wel nooit meer iets hooren. Als die de Berger maar niet krankzinnig was geweest 1 Krank zinnigheid, zegt men, geneest nooit geheel, 't Is waar, tien jaren was het al geleden, dat by in een gesticht was verpleegd, en in al dien tyd had hy niemand kwaad gedaan. Hy was een onschuldige gek, zeide men op het dorp, maar hy was dan toch een gek en met hem te trouwenneen, al zyn geld zou haar daartoe niet kunnen bewegen. Als haar vader er over beginnen mocht, zou zy maar dadelyk weigeren. Toen Verset thuiskwam, wilde hy, onder den indruk van zyne eigen overwegingen, by Emilie er liever nog niet dadelyk mede aankomen. Bovendien, de portwyn van den ouden de Berger was zwaar en de ritmeester had sedert maanden niets van dien aard ge bruikt. Hy deed du8 beter dit onderwerp voor later te bewaren. Aan tafel sprak hy dan ook slechts over andere dingen, vertelde veel van de degelyke pracht, die by op het kasteel had opgemerkt, en van den treurigen toestand van den ouden heer, maar telkens brak hy zyn verhaal af of verwarde hy er zich in en Emilie bemerkte zeer goed, dat er nog iets anders besproken was dan haar vader vertelde. Eindelyk kon hy zich met langer bedwin gen. Toen by weder den beklagenswaardigen toostand van den ouden baron had geschetst, vroeg Emilie, meer om iets te vragen dan uit belangstelling naar het antwoord: En zou hy nimmer kunnen herstellen? Hy gelooft, dat dit mogelyk is; als zyn zoon trouwt. Hier zweeg de ritmeester plotseling: hy had zich voorbygepraat. Emilie gaf geen antwoord, maar zy had het bewys, dat over het huwelyk, haarhuweiyk, was gesproken. Ook Verset zweeg eenige oogenblikken. Toen vroeg by zonder juist te weten wathy zeide Wat dunkt je er van? Hoe kan ik nu weten of de heer de Berger door dat middel kan genezen worden? Ik meen hoe je over het huwelyk van dien zoon denkt. Ik hoop er het beste van, maar ik heb er een zwaar hoofd in. Hoe bedoel je dat? Wel, iemand, die krankzinnig is geweest, zal niet spoedig een vrouw krygen. Maar Théodore de Berger is nooit krank zinnig geweest. Niet? En hy heeft ln een gesticht gezeten I Dat was geen krankzinnigengesticht, zeide Verset op veelbeteekenenden toon, waarvan de bedoeling echter niet door Emilie begrepen werd. Althans zy zag vTagend en verwonderd haar vader aan. De gevangen!» I sprak Veraet plechtig. De gevangenis I herhaalde Emilie en ver. getende, dat haar vader nog volstrekt niets gezegd had van een huwelyk met haar, liet zy er op volgen- En verbeeldt hy zich dat ik iemand nemen zou, die in de gevangenis heeft gezeten? Dank je wel; S d'autresl 't Was ten gevolge van een duel, zeide de ritmeester vergoelykend. De reden is my vry onverschillig, maar hy behoeft niet te denken dat ik ooit zyn vrouw zal worden. Maar Emilie Neen, vader, laten we er maar niet verder over epreken, ik verlang evenmin een tucht huisboef als een krankzinnige tot myn man. Met die woorden stond zy op, om het ver trek te verlaten. u Dus zal ik morgen aan den ouden heer zeggen, dat hy dat idee maar uit zyn hoofd moet zetten? Zeer zeker en laten wy er niet verder over spreken. Ik biyf by u. „Ik biyf by u," die woorden overstemden alle plannen en illueiSn van den ritmeester omtrent een ryk huwelyk van zyne dochter. Zeker, hy had het denkbeeld wel aanlokkend gevonden, dat Emilie barones zou worden en in het bezit zou komen van een groot fortuin maar als de voorwaarde daarvan was, dat zy haar leven sleet aan de zyde van zulk een verwilderd man als Téhodore de Berger, dan was hy toch meer geneigd dit huwelyk tegen te gaan dan in de hand te werken. Maar die woorden „ik biyf by u" herinnerden hem dat die schoone toekomst van zyne dochter noodzakeiyk eene scheiding voor haar vader ten gevolge zou hebben en dat hy dan een eenzaam leven te gemoet ging. Van zyne zonen waren er twee een paar wekon op Groenendaal geweest, maar zy hadden het er te weinig naar bun zin gevonden om terug te komen; bovendien gedoogde dit hun dienst niet. De twee andere waren in IndiS. Het vooruitzicht stond hem dus te wachten, dat hy na het huwelyk van Emilie voortdurend alleen zou zyn. Nu zy verklaard had de Berger niet tot echtgenoot te willen, dreigde die toekomst niet meer; Emilie zou by hem blyven en zoo hy, waar 't het huwelyk zyner dochter betrof, allerminst zyn eigen belang liet gelden, hy kon toch niet ontveinzen, dat de gedachte haar by zich te houden hem gelukkig maakte. Den anderen middag was het verschroeiend heet en de ritmeester stelde zyn bezoek aan het kasteel uit tot den avond. Emilie spoorde er hem niet toe aanzy sprak over het; aanzoek niet meer; het was immers eene afgedane zaakl Na het middagmaal zette de ritmeester zich in zyn leunstoel, om eenige oogenblikken uit te rusten, en daarna zich te gaan kleeden voor zyn bezoek. Emilie zocht eene koele plek in den tuin, in de hoop daar kalmte te vinden, want den ganschen dag was zü erg geagiteerd. Zy had dien nacht byna niet geslapen. Hoe zy ook haar best deed om het te vergeten, telkens en telkens keorden hare gedachten terug tot hot aanzoek van de Berger en hare weigering. Ook den ganschen dag bleef iy daarmede vervuld. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1895 | | pagina 5