N°. 10851. öonclerclas; 11 Juli. A\ 1895. <§eze fCourant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Tweede Blad. PERSOVERZICHT. F eullleton. EENE EERESCHULD. ISIBSCH DAGBLAD PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden. 1.10. Franco per postl-*0. Afzonderlijke Nommers v„ 0.05. PRIJS DER AD VERTEN TIKN Van 1-6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten do stad wordt f 0.05 berekend. Het Dagblad voor Nederland bevat een hoofdartikel over de bevordering by het leger. De schrijver meent dat wel niemand zal tegenspreken, dat by die be vordering niet mag worden te rade gegaan met min of meer vriendschappelijke gezind heid, maar uitsluitend met eischen van be kwaamheid voor de opengevallen plaats. Zoo min als de rechter by het beslechten eoner zaak ook maar een oogenblik mag afgaan op de meer of minder vriendschappelyke ge voelens, die hy voor een der partyen mocht koesteren, m even zeker als by uitsluitend het recht moet dienen, zoo min mag ook by het bevorderen in het leger worden af gegaan op gevoelens van genegenheid of anti pathie, en moet daarby eenig en alleen het legerbelang worden in het oog gehouden. Voor deze bevordering zyn de volgende regels gesteld: lo. Volledige geschiktheid; 2o. Anciënniteit, en 3o. Voor niet meer dan een zesde deel der openvallende plaatsen, promotie by keuze, voor hen, die toonen buitengewone bekwaamheden te bezitten. De schr. zou het een ideaal achten by elke bevordering een keuze te doen uit allen, die den onmiddeliyk voorafgaanden rang bezitten. „Sommige menschen krygen het meeste doorzicht op ryperen leeftyd, anderen weer ontwikkelen zich tot op zekeren leeftyd, en versuffen daarna, verliezen hun levenslust, hun energie, pbysieke kracht, enz. Het moet dus verwondering baren, dat men ooit de a n c i e n n i t e i t als maatstaf van bevordering is gaan nemen, en die maat regel mag dan ook alleen worden beschouwd als oen p i s a i 1 e r. Hoeveel kapiteins zouden zee of acht jaar geleden geen uitstekende bataljons commandanten zyn geweest, dio nu zelfs de geschiktheid om hun compagnie te commandeeren gedeelteiyk reeds hebben ver loren. Dat men er ooit toe gekomen is om anciënniteit als maatstaf van bevordering te nemen, kan dan ook alleen worden verklaard uit de groote moeilykheid om telkens, voor elke vacature, met juistheid den meest geschikte aan te wyzen. Vandaar dat men die anciënniteit in vredesnaam maar als regel heeft aangenomen, en slechts voor een zesde deel der openvallende plaatsen, per sonen by keuze aanwyst, die kenneiyk boven anderen uitmunten." De oisch van volledige geschiktheid moet echter steeds worden gehandhaafd. „Volledige geschiktheid geeft in zekeren zin r e c h t op bevordering, terwyi by onge schiktheid de bevordering eenvoudig niet mag plaats hebben, en het landsbelang zelf een onderzoek eischt of de betrokken persoon voor den thans door hem bekleeden graad of rang nog wel volledig geschikt is. Door een ongeschikte op zyn post te laten, begaat men een onrechtvaardigheid tegenover hem, die dien po9t terstond w e 1 goed zou vervullen, en oen onverantwoordelyke wreed heid tegenover de inferieuren, die door den ongeschikte nog langer worden gecomman deerd. Misschien was hy een paar jaren ge leden nog uitmuntend. Dat belet niet dat hy nu moet worden verwyderd. Pbilanthropiscbe redenen mogen zoomin by bevordering, al3 by niet bevordering of by pensionneering of niet-reëngagement, in aanmerking komen." De schr. wyst er op, dat de laatste dagen echter de zonderlingste dingen op het gebied van promoties gebeuren, zooals de bevordering tot hoogere rangen van officieren, die reeds als luitenant in de Kamer kwamen. De schr. eindigt met de opmerking: „Het wordt inderdaad hoog tyd, dat er eens een andere Kamer komt. 't Is toch te dwaas, na de niet-bevordering van twee officieren van het Militaire Huis der Koningin, omdat zy niet voor den volgenden rang go- schikt werden geacht, nu het Kamerlid baron Scbimmelpenninck v. d. Oye tot generaal majoor te zien bevorderen, hoewel volslagen ongeschikt zelfs voor twee rangen lager, en straks wellicht het Kamerlid Seret tot majoor to zien benoemen, hoewel de man nooit kapitein in actieven dienst is geweest." De tegenwoordige toestandop Atjeh! Een „Oud-Hoofdofficier" wyst er in de Amsterdamsche Courant op hoe naar veler meening de politieke toestand op Atjeh gaandeweg achteruit ging en gewantrouwd word. Sedert zyn er nadere berichten tot ons ge komen, die een en ander bevestigen, en meenen vele te Atjeh dienende officieren zelfs, dat een nieuwe veldtocht onzer troepen bezwaariyk is tegen te houden. De onverwachte verschijning by onzen vyand toch van mobiele artillerie, die op één dag 16 granaten naar een onzer posten zond, van welke projectielen er 13 sprongen, is voor onze troepen een feit van dusdanige beteeke- nis, dat do gevolgen er van voorshands niet kunnen worden overzien. Deed by het voortschryden der wapentech niek ook al het gebruik van achterlaad- en repeteergeweer door onzen vyand beduidend veel kwaad aan de intensieve weerkracht van onze infanterie-bataljons, van nog veel grooter beteekenis is het, dat onze troepen zich thans tegen worpsgeschut zullen hebben te verwe ren, en zulks in een terrein, dat alle uitzicht naar voren in den weg staat en dus de ge legenheid tot demonteeren van de kanonnen des vyands moeilyk maakt. En aangezien het nu eenmaal in een Indi sche benting, die dagelyks door granaatvuur bedreigd wordt, voor de passieve bezetting niet is uit te houden (gekazematteerde schuil plaatsen als in Europa kent men in Indië niet), zal men wel van lieverlede genoodzaakt wor den er op los te gaan. By het te loor-gaan van ons overwicht van geschut, dat den vyand op eerbiedigen afstand hield, zal dus de stryd van verre, die ons tot nog toe zoo weinig gewonden deed bekomen, gaandeweg moeten worden omgezet in een stryd van naby, met andere woorden in een handgemeen worden, om zich meester te maken van het emplacement der vyindelyke artillerie. Het uitrukken onzer bezettingen zal dus aan de orde van den dag geraken en onzes inziens met zulk een kracht en hardnekkigheid dienen te worden gevolgd, dat ten leste de kracht onzer vyanden verlamd zy. Toekoe Djohan, de hypnotiseur van den generaal Deykerhoff, welke Toekoe in de laat ste twee jaar karrevracbten ryksdaalders uit onze schatkist trok, om aan alle veizet een eind te maken, zal dan meteen kunnen too nen, of het hem al dan niet ernst is, de company by te staan. Aan generaal Vetter de eer, om thans ook aan den Atjeh oorlog een eind te maken! Deze generaal nam gedurende 3 tydvakken van zyn officiersleven, in 1874 als chef van den staf eener brigade, in 1878 en 1879 als commandant van den gevaarlyken post te Sogli en nu laatstelyk in 1887 en 1888 als luitenant-kolonel een zeer werkzaam aandeel aan de krygsverrichtingen tegen deAtjehers; hy kent dus zyn vyand. Krachtig gesteund door den energieken gou verneur generaal jhr. Van der Wyck, moet Vetter thans den Atjeh oorlog van onze agenda doen verdwynenl Uitlegging der Drankwet. De Arnhemsche Courant schryft: Art. 2 der Drankwet zegt dat in byzondere gevallen door burgemeester en wethouders vergunning voor den verkoop van sterken drank in het klein boven het vastgestelde maximum kan worden verleend. Merkwaardig is het te zien, hoe in ons ge zegend landje de verschillende colleges van Ged. Staten over die „byzondere gevallen" denken en hoe de samenstelling dier colleges zelfs in één en dezelfde provincie van invloed is op de uitlegging dier woorden. Tentoonstellingen scheppen „byzondere go- vallen", zeggen Ged. Staten van Noord-Holland met verschillende anderen. Ook God. Staten van Gelderland dachten er terecht zoo over in 1888, toen voor de land bouw-tentoon8telling op 't Sportterrein te Arn hem, buitengewone vergunning werd vorleend. Nu echter is door Ged. Staten geweigerd, burgemeester en wethouders op hun verzoek machtiging te verleenen om vergunning te geven voor den verkoop van sterken drank in 't klein op het landgoed „Sonsbeek" tydens do aanstaande landbouwtentoonstelling aldaar. Zonderling toch, zoo'n verschillende uitleg ging eener wet en nog zonderlinger, dat er geen hoogere macht is, die een einde kan maken aan zulke handelingen, ten gevolge waarvan in de eene provincie recht is, wat in eene andere provincie, op grond van één en dezelfde wet, voor krom wordt verklaard, ja, dat dit zelfs mogoiyk is in één en dezelfde provincie, als er andere personen aan 't roer zitten. Uit de omvangryke kieswetlectuur voor ditmaal het volgende: In De Werkmansbode wordt een flink, uit voerig overzicht van 't kiesrechtontwerp gegeven. Na de hoofdbepalingen te hebben aangeduid, volgt de vraagVoldoet het ont werp? Die vraag wordt aldus beantwoord: „Wat het beginsel aangaat, kan dat het geval niet zyn, voor ons en de onzen, dh e meest finale uitbreiding van het kiesrecht wenschen, aanvankelyk zoover als binnen do grenzen der grondwstteiyke bepalingen mo- gelyk is, in denzelfden geest, maar liefst rui mer, als door de vorige regeering was voor gesteld, ons moet dit ontwerp onbevredigd laten. Maar liet wenschelyke is op dit oogenblik niet te bereiken. Vooral niet na den uitslag der algemeone verkiezingen in het vorig jaar. Wy moeten nu nemen wat wy krygen kunnen. Daar zit niets anders op Van deze Regeoring waren en zyn geen voorstellen in den geest van Tak's ontwerp te verwachten en van een andere Regeering en Kamer, door de tegenwoordige kiezers gekozen, evenmin. Wy zullen het minder goede en wenschelyke, door deze Regeering aangeboden, derhalve dienen te bezigen om te spoediger het gewenschte en betero te bereiken. Ons op dit, door de omstandigheden aan gegeven standpunt plaatsend, hebben wy het ontwerp te beoordeelen zooals het daar ligt, hebben wy te vragen wat anders van den maker kon worden verwacht? Hierby denken wy niet aan mr. Van Houten, dio ons reeds omstreeks 25 jaar geleden in de richting van het algemeen stemrecht wees, hem zal nimmer vergeven kunnen worden de houding tegenover Tak's ontwerp aangenomen en het census- en welstandsgeknutsel, waarvan dit ontwerp zooveel bewyzen levert. Niet aan mr. Van Houten denken we, maar aan de Regeering en de meerderheid der Staten-Gene- raai, waarmede deze en elke andere regeering rekening moet houden. Uit dit oogpunt beschouwd, valt hot ontwerp niet zoo heel erg tegen. Het zyn de amende menten Van Houten, Van der Kaay, Röell op het ontwerp-Tak, en zelfs nog wat meer, thans in een wetsontwerp belichaamd. Dat er met dit ontwerp ongeveer even zooveel kiezers zullen komen als met het kiesrechtontwerp- Tak het geval zou zyn geweest, is stellig niet aan te nemen. De Minister waagt zich dan ook niet aan een berekening; hy geeft alleen enkele cyfers, waaruit zoo goed als niets valt af te leiden. Maar die niet lezen en schryven kunnen, worden niet uitgesloten. Zelfs kunnen straatzangers, bedelaars, land- loopers, enz (gesteld dat de laatsten toch ook ergens een domicilie hebben) kiezer worden. Al zulke lui, van welke men vreesde dat zy met het wetsontwerp Tak binnen den kiezers- kring zouden worden getrokken, zullen onder dit wetsontwerp kiesrecht erlangen als zy maar eenmaal een examen hebben gedaan (en zoo zyn er onder) of een spaarbankboekje hebben, waarop f 50, 't geen by bedelaars niet zulk een zeldzaamheid is of behoeft te zyn." Terwyi De Werkmansbode erkent dat in het ontwerp, wat de uitsluiting wegens onderstand betreft, een vryzinnige geest wordt gehuldigd, acht het uitbreiding van eenige bepalingen zeer gewenscht. Vooreerst zullen de minimum-huur- pryzen van verschillende gemeenten, alsmede het cyfer voor hot minimum inkomen gesteld, behooren te worden verminderd. Voorts gaat het niet aan alleen de Rykspostspaarbank aan te wyzen als noodig voor den inleg van een zeker bedrag, maar zullen ook andere solide particuliere voorschot- en spaarbanken moeten worden genoemd. „Het zal ons ernstig streven moeten zyn aldus besluit De Werkmayisbode haar be schouwingen op deze en andere verbete ringen en aanvullingon aan te driDgen. Wy zullen dat vooral moeten doen met feiten en cyfers. Hoe de Regeering aan de wetenschap is gekomen omtrent zoowel het huur- als het loonbedrag, dat voor verschillende ge meenten als maatstaf voor de toekenning var kiesrecht behoort te gelden, is niet juist be kend; wel kan men vermoeden dat ryks- en gemeente-ambtenaren haar hebben ingelicht. Of deze menschen, vooral in groote gemeenten, voldoende op de hoogte zyn, mag zeker bo- twyfeld worden. Daarby zal hun oordeel en inzicht onderling nogal wat verschillen. „Wy moeten, willen we trachten te over tuigen, tegenover de cyfers, door de Regee ring aangegeven, andere stellen. Hoe die te bekomen? Hier moet een beroep gedaan worden op de verschillende vak- en werk liedenverenigingen, van wat kleur of richting ook. Indien elk dier vereenigingen een lyst maakte, bevattende zoo mogeiyk van elk dar leden den leeftyd, het beroep, het loon, dat per uur of per dag wordt verdiend of waarop per jaar kan worden gerekend, den aard der dienstbetrekking, het werkeiyk huurbedrag, enz., dan zouden een reeks gegevens worden verkregen, die een eenigszins juist beeld zouden geven en waarmede onjuistheden konden worden aangetoond en bewezen. Wat in werklieden-vereenigingen kan worden ge daan, zou evengoed gedaan kunnen worden op fabrieken. „Dit schynt ons voorshands de richting toe, waarin moet worden gewerkt." LICHTITRKKTE. Resultaten der waarnemingen aan de Gasfabriek WEEK van 1 tot 7 Juli. Datum. SUndlc. 9.30 9.45 9.45 9.30 9.45 9.45 9.46 16.4 16.8 16.8 16.6 16.6 16.4 16.8 Dit beteekent: Wanneer mon 5 cubio feet 141.t liters per uur van zulk gan verbrandt in een Sugg's London-Argand-Btaodard burner No. 1, met 24 gaatjes, wordt een licht verkregen, dat in sterkte gelyk staat met 16.4, 16.8 enz. 8tandaardkaareen, waarvan elke kaars 20 grains 7.8 grammen Spermaceti per uur verbrandt. CORRESPONDENTIE. Ingezonden stuk ken of mededeelingen, waarvan de inzenders hun naam niet aan de Redactie bekend maken, worden ongeplaatst ter zijde gelegd. 14) En by was eenvoudig ook. Ik ben er nooit in geslaagd om hem met zyn vrouw by ons te krygen. Dat geeft maar verplichting, zeide hy, en ik ben niet in de gelegenheid die te beantwoorden. Daaraan herken ik hem geheel. Een klaplooper was hy volstrekt niet. Het spyt me bepaald, dat we hem verliezen. Hy kwam bij niemand, behalve by dien Trommelman, en die is by slot van rekening nog weggeloopen mot het beetje geld, dat zyn vrouw bezat. Zyn vrouw? Het geld van zyn vrouw kon wel in een spanen doosje. Die had geen cent, toen ze trouwde. Dan zal zy het geërfd hebben, want van zichzelven had Verset niets en ik weet toch zoo goed als zeker, dat zy by Trommelman geld belegd had, en toen Verset het by hem kwam halen, om zyn paard te koopen Ho, ho! zóó ver was het niet gekomen met dat paard. Jawel, jawel, De Bellancourt heeft me op een morgen verteld dat Verset waarschyn- ïyk die bruine merrie wilde koopen, waar ik eerst over gedacht had, en die men my voor zevenhonderd gulden wilde laten. Ik had al afspraak met De Bellancourt gemaakt, om er samen heen te gaan. En? En hy is niet gekomen. Verset heeft er my nooit iets van gezegd. Hy sprak nooit over zyn eigen zaken. Ik heb ook nooit gehoord, dat hy geld by Trommelman had. O, dat is zeker, al is het misschien zoo veel niet geweest. Maar dat kleine beetje was voor hem van nog meer belang dan de kapitalen voor anderen. Ja, menigeen heeft er een gevoeligen knauw door gehad! Er moeten er zyn, die alles verloren hebben. Een zekere mynheer Meeg moet totaal geruïneerd zyn. Ken je dien Meeg? Ik niet, maar ik heb wel over hem hooren spreken. Men zegt, dat hy er een half millioen by ingeschoten heeft. En op den koop toe de dochter van den notaris. Hy zou er mee trouwen, naar men zeide. Dat was een vriendinnetje van Emilie Verset, is 't niet? Daar komen ze! Verset in een oude winterjas, gerecht vaardigd voor iemand, die op reis gaat, kwam uit de wachtkamer en naast hem liep Emilie, eveneens in een mantel gehuld. Beiden droe gen zelf hun valiesde ritmeester zelfs twee, terwyl Emilie eenige parapluiën en een paar wandelstokken in een riem torste. Dadeiyk schoten een viertal luitenants toe, die hen van die bagage ontlastten, en het gewone gesprek begon over het regenachtige weer, waarvan men echter, zoo luidde de algemeene verzekering, geen last zou hebben op de reis. Toen de kolonel naderby kwam, weken ze op zyde, maar hoorden toch, evenals do kapi teins, diens korte, hartelyke gelegenheids-toe spraak, voor zooveel deze verstaanbaar was by het ratelen en dreunen van den trein, welke juist aankwam. De rede werd besloten door een handdruk, waarop de andere hand drukken volgden, en Emilie kreeg die ook, voor zoover de heeren haar kenden, terwyl de anderen eerbiedig salueerden. Toen bewoog zich de kleine stoet langzaam naar een coupó tweede klasse, disn de conducteur reeds voor Verset geopend had, en waarvan hy, met al de deferentie van oen oud sergeant voor al die officieren, het portier vasthield. Emilie was er op het laatste oogenblik in geslaagd zich eenigszins uit den stoet te ver- wyderen en terwyl zy haar valiesje vast greep, dat De Bellancourt droeg men had hem als den best bekende by de Versets die onderscheiding gelaten sprak zy half fluisterend: Ik moet je een oogenblik spreken. Dat geld heb ik Het zal voor u ook een geheole ver andering zyn, freule, sprak de oudste kapitein, die tot hiertoe vruchteloos gepoogd had een woord te richten tot de mooie dochter van Verset. Zeker, kapitein mynheer De Bellan court Maar het zyn charmante environs en Fauquemont heeft een reputatie, ja, bepaald een reputatie! Juffrouw Verset, mag ik het genoegen hebben't is maar een voorbygaand sou venir, maar ik mag er ook geen aanspraak op maken, dat u lang aan my denken zoudt. De jonge luitenant, die den kapitein ver ving, bood haar eene groote doos bonbons aan. Als je blieft, dame! riep de conducteur, toen Emilie, na de doos met eene dankbetui ging aangenomen te hebben, zich tot De Bellancourt wendde. Er was geen tyd meer; zy steeg in; het portier werd gesloten en de verdere heeren, die zich er voor plaatsten, beletten elk onderhoud tusschen haar en den jongen luitenant. Geen minuut later klonk de belde stoom fluit gilde en Verset werd met zyne dochter naar zyne „laatste rustplaats" gebracht, zooals een van de kapiteins het uitdrukte. De heeren wuifden en salueerden nog en toen was alles voorby: het leven van den ritmeester Verset behoorde tot het verleden. In diep gepeins verzonken, drukte hy zich zwygend in den hoek van den coupé, terwyl Emilie, vóór het portier gezeten, aan hare tranen den vryen loop liet. Maar by al de treurige gedachten, die haar vervulden, deed zich toch telkens eene van schynbaar onder geschikten aard gevoelen: dat zy niet in de gelegenheid was aan De Bellancourt de ver klaring te geven, waarop hy recht had. De ziekte en de onverwachte dood van hare moeder hadden haar belet hem op te zoeken, en ook al had zy daartoe gelegenheid gehad, zou zy het misschien niet gedaan hebben. De herin nering aan dien morgen op zyne kamer had haar niet verlaten en zy wist niet of zy zich eene tweede maal wel zoo goed zou kunnen houden en niet altyd zou de pendule zoo to rechter ure waarschuwen. Zy had hom willen schryven, maar ale oudste dochter was zy al vroeg in het huis houden gekomen en wat zy op school geleerd mocht hebben, had zy spoedig vergeten. De ritmeester had zich niet met de op voeding zyner dochter bemoeid; dat was dg zaak zyner vrouw en movrouw had gemeend dat voor een meisje de wetenschap een over tollig ding was. Zyzelve had ook niets geleerd. Emilie kon lot Fransch spreken, evenals hare moeder, en voor eene officiersdochter was dit voldoende. Zy zag dus geen kans een brief zonder fouten te schryven en een brief vol fouton durfde zy niet onder de oogen van De Bellan court brengen, vooral niet, nadat hy reeds eenmaal daarop aanmerking had gemaakt. Zy had daarom gehoopt op eene persoonlyke ontmoeting, maar by het afscheid aan he'. station was haar de gelegenheid benomen. Wat moest nu De Bellancourt wel van baar denken? En juist aan zyn oordeel hechtte zij het meest, want of zy het verbloemde en zichzelve opstreed, dat het niet zoo was zy had hem lief. Hy was haar dierbaarder dan iemand anders op de wereld. Vervolg ommezijde.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1895 | | pagina 5