N°. 10336.
feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van <Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Feuilleton.
IDA DE MAIRE.
Maaiidao; 24 Juni. Ar.l895,
LSIDSCH
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden1.10.
Franco per posts 14°-
Afzonderlyke Nommers 0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel moer f 0.17£. Grootere
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Tweede Blad.
Gemengd Nieuws.
Het jongetje, dat te Noord-
Wykerhout tusschen het wiel van een rytuig
gewond werd, betert alweer. Dat een onge
luk zelden alleen komt, bleek ook hier. Een
vierjarig knaapje hakte voor een paar dagen
zijn broertje van een jaar jonger een paar
vingertjes af. De vrouw van H. bezeerde zich
door een val het been zóó erg, dat de dokter
er aan te pas moe6t komen, en tot overmaat
van ramp kwam een achttal Noordwyker-
houters en daanjndsr erg „secure", met den
trein van de maskerade komende, in plaats
van te Pietgyzen heel gezellig in Haarlem
terecht in dtn nacht. Wel een ongeluks-
week dus!
Een jong paard van den land-
bouwer M. Van Staveren, te Nieuw-Vennep,
voor een karretje gespannen, werd naby
Hoofddorp schichtig, sloeg de kar stuk en
geraakte te water.
De voerman, die zich bijtijds wist te redden,
was evenwel genoodzaakt te voet huiswaarts
te keeren.
W o e n s d a g-m orgen overleod te
Nieuw-Vennep het 6-jarig dochtertje van S.
Boogerd. Deze treurigheid werd vermeerderd
door het op denzelfden dag verdrinken van
zyn 7 jarig zoontje.
Men schrift aan het „Utr. Dbl."
uit Rotterdam
Zoo ver is het dan nu gekomen, dat de
roei- en zeilvereeniging „De Maas" by de roei-
wedstryden zelfs niet meer uitkomt! Er is
een tyd geweest, dat de Rotteraamsche roeiers
bij eiken wedstrijd de meest geduchte mede
dingers waren. Talrijk zijn de zegeteekenen,
die in het sociëteitslokaal van „De Maas"
bewaard worden als een herinnering aan dien
goeden tijd, en onder de oudere loden der
vereeniging zyn er, die eene verbazende col
lectie medailles bezitten (zoo o. a. de heer
Alexander Van Buren, oud-stuurman van
„De Maas"). Maar thans laten do Rotterdam-
eche jongelieden het aan anderen over, den
roem op te houden van de roeisport.
Eene der voornaamste redenen daarvoor is,
dat do tegenwoordige race-gieken zóó licht
gebouwd zijn, dat zij op de rivier de Maas
niet te gebruiken zijn, zoodat men zich daar
niet oefenen kan. Men oefent zich dus nog
wel, in de zwaardere booten, voor onderlinge
wedstrijden, maar in die booten kan men
zich niet meten met andere vereenigingen.
Nu zou men, als men dat wilde, wel een
geschikt terrein voor de oefeningen kunnen
vinden in de Rotte, waar het water zooveel
kalmer is en geen druk verkeer van stoom-
booten de rooiers zou hinderen. Maar het
terrein van „De Maas" is gelegen te Katen-
drecbt en van daar naar de Rotte is de af
stand groot, en by verplaatsing van de ge
heeld inrichting zouden do leden, die alleen
voor hun pleizier roeien en aan wedstrijden
niet meedoen, de schoone en aantrekkelijke
rivier missen, die meer dan ooit de trots van
Rotterdam is.
Eq zoo laat men het aan de Duitsche roei-
vereeniging over, de eer van Rotterdam op
het gebied van de watersport nog eenigszins
te handhaven. Deze Duitschers oefenen zich
nog trouw in het race-roeien en durven ook
nu en dan by wedstrijden buiten Rotterdam
uitkomen.
In het laatst van de vorige
maand werd de Amsterdamsche politie ge
mengd in een twist, ontstaan tusschen enkele
leden van een koekventersfamilie uit de nieuwe
buurt aldaar. Er werden over en weer ver
wijten gedaan, maar bijzonder gestaafd met
bewijzen waren de beweringen niet, en voor
een deel boezemden zij ook weinig vertrouwen
in. Het liep over een geval van vergiftiging,
dat in de familie zou hebben plaats gehad,
en wel ten opzichte van een vrouw, het vorig
jaar overleden en begraven op het kerkhof
„De Liefde".
De zaak is in handen van de justitie ge
steld en deze gelastto opgraving van het lyk
en benoemde de heeren dr. P. Ankersmit en
Van Ledden Hulsebosch tot deskundigen, ten
einde een scheikundig onderzoek in te stellen.
Men schrijft uit Vreeswijk, dd.
20 Juni: Sedert Donderdag 13 dezer is deze
gemeente in rep en roer door het bijna
ongelooflijk feit, dat onder den vloer van het
gebouw der christelijke bewaarschool geluiden
worden waargenomen, zóó klagend en lang
gerekt, dat den kleinen de schrik om 't hart
sloeg en de juffrouw genoodzaakt was de
kinderen naar huis te zenden. De commissie
der school werd geroepen en ook deze was
getuige van 't schandaal, aldaar veroorzaakt.
Dadelijk werden pogingen tot ontdekking van
den dader in 't werk gesteld. Planken werden
uit den vloer losgemaakt, daaronder gekeken,
doch niets was te zien; wel vernam men
't zelfde geluid, doch nu op verschillende
plaatsen. Een jongeling, in het bezit van eene
torpedofluit, werd nu verdacht de dader te
zijn. Doch ziet, zelfs na inbeslagneming van
genoemd instrument, was 't geluid niet ver
dwenen, dat zich, vreemd genoeg, alleen deed
hooren wanneer het lokaal met kinderen bezet
was. Ja, erger nog, nu werden de klanken ver
staanbaar. Een schrikaanjagend: „o,moeder 1!"
was hoorbaar, wat een der aanwezigen op 't
denkbeeld bracht „den geest", volgens som
migen, aan 't spreken te brengen, en zie, dat
gelukte. Op de vragen: „Wie ben je? Hoe is
je naam?" luidde na eenigen tijd het ant
woord: „Kees of geest" of zoo iets. Op de
tweede vraag: „Wie ben ik?" kwam ten ant
woord: „Mynheer Van H." Dat kwam uit.
Een ander riep: „Roep eens wat anders dan
o, moeder! bijv. o, vader 11" en ook dat werd
vernomen. Nu was ten minste duidelijk, dat
men met een wezen van vleesch en been te
doen had. Doch daarmee was de spraakmakende
menigte niet tevreden. Het is te bespottelijk
om hier te vermelden wat er in den jare 1895
door christenmenschen gezegd en geloofd
wordt. Het relletje werd Maandag en Dinsdag
herhaaldWoensdag was alles stil. De bewaar
school juffrouw blijft rustig op haar post en
verlaat het gebouw niet. Velen uit den omtrek
komen, door nieuwsgierigheid gedreven, naar
hier en staren eenige oogenblikken met ang
stige gezichten naar „'t spookhuis." De straat
jeugd kiest nu bjj voorkeur deze plaats tot
verzameling en roept: „Kee9, waar zit je?"
't Is voor alles en allen te hopen, dat de
meer dan laffe dader van dat spelletje spoedig
wordt ontdekt en gestraft voor de schade,
aan genoemde inrichting teweeggebracht.
Het dienstmeisje van een gezin
aan de Voorstraat te Dordrecht ontving,
wanneer haar meester en meesteres uit
waren en de kinderen aan hare zorgen waren
toevertrouwd, haar vrijer, die soms nog een
kennis met zijn meisje medebracht.
Al spoedig was dat echter ontdekt en
toen Dinsdag avond de heer des huizes weer
met z\jn vrouw uitging, sloot hy de buiten
deur af, zoodat alleen door de woning der
benedenburen toegang tot het bovenhuis was
te verkrijgen.
Omstreeks negen uren wouden de vrjjer
en het andere paar weer een visite komen
maken, maar zy zagen zich ditmaal teleur
gesteld. Na eenig beraad besloot men dat
het meisje dan maar in stilte naar buiten
zou komen, om mede uit te gaan en de
kinderen aan hun lot over te laten.
Een z\jraam werd geopend; een spring
touw van de kinderen aan een dakgootje
vastgemaakt; de twee vrijers klommen op
eikaars schouders om het moisje te helpen
uitklimmen, maar op het oogenblik, dat zy
zich uit het raam zou laten zakken, brak de
dakgoot af en viel z\j van een hoogte van
circa 5 meters op straat, de beide vrijers
tevens omverwerpende.
Met eene bloedende wond aan den hals,
een geducht blauw oog en kermende van pyn
in alle lodematen, werd zy door de buren,
die de klimpartij hadden gadegeslagen, opge
nomen en door hare onhanaige htlpers naar
de woning harer moeder gebracht.
Por telephooQ werden hare meesters naar
huis geroepen, zoodat die hevig ontsteld
hun kermispret staakten en naar hunne
kinderen snelden. DG.)
De kapitein-districtscomman
dant der Koninklijke marechaussée te Breda
verzoekt namens den vader, orgel Jraaier,
wonende te Bergen-op Zoom, opsporing van
zijne kinderen: drie meisjes, óén van 17, één
van 13 en één van 3 jaren. Deze minder
jarigen hebben hunne ouders, mot wie zy te
Willemstad de kermis bezochten, verlaten.
Vermoedelijk zullen zij in hun onderhoud
voorzien door langs de huizen liedjes te zingen.
Waarschijnlijk afkomstig van de
bemanning van de „Bretania", die voor Ter
schelling verging, zijn op het noordelijk strand
van het eiland Ameland drie lijken aangespoeld.
Aan de kleeding was te zien, dat zij tot het
zeevolk behoord hadden. Op een hunner
werd een witte zakdook gevonden, gemerkt M.
R.; hot overhemd van een ander droeg de
letters R. H. De lijken zijn op bet eiland ter
aarde besteld.
Woensdag-middag, tijdens een
hevig onweer, stortte de opperman I. Klos
van den toren der Doopsgezinde kerk te
Barsingerhorn. De ongelukkige bleef op do
plaats dood. Hy laat een weduwe met kin
deren achter.
Een toonbeeld van een onbaat-
zuchtig mensch is de burgemeester van
Witzhelden, een gemeente in kreits Solingen
Deze model burgemeester heeft een trakto
mentsverhooging, waarmede de gemeenteraad
hem wilde verblijden, afgewezen. Verder heeft
hy voor een nieuw raadhuis, dat de gemeeüte
wil bouwen, het bouwterrein gratis afgestaan
en bovendien uit zijn eigen zak een bydrage
in de bouwkosten van 2000 mark geschonken.
De naam van dien burgervader is Vosswinkel.
Een van de eigenaardigheden
der bekende „groote magazijnen" te Parys
i3 dat er telkens gestolen wordt. Men zegt
dat er op de, trouwens over millioenen loo-
pende, begrootingen, geregeld een post voor
komt voor „ontvreemde goederen." Die dief
stallen worden altoos bedreven door vrouwen.
Vrouwen brengen de welvaart aan in de
groote magazijnen: wat de speeltafel is voor
de heeren, zijn de groote magazijnen voor
de dames; en in even noodzakelijk verband
als tot de altoos ietwat geheimzinnige, zwoele
weelde van Monaco de vaak terugkeerende
heftige stoornis van een opzienwekkenden
zelfmoord staat die de directie o zoo graag
met een zak vol louis zou verhinderen
staan lot de fleurige drukte in de groote
magazijnen de schandaaltjes van om „klep-
tomanie" aangehouden bezoeksters.
Eergisteren zoo meldt de „Débats" wilde
een inspecteur van een der grootste maga-
zynen eene dame arresteeren, die hy op hee-
terdaad had betrapt toen zij van een uitstalling
wat wegnam, en met haar een jong meisje,
dat een kleinkind in de armen hield. De
twee vrouwen verzetten zich zóó luidruchtig,
dat vóór de deur de menschen staan bleven,
en het publiek weldra party voor haar trok
Dit maakte den inspecteur ongeduldig, en
met een heftige bewegiDg ontdeed by de
oudste dame van een langen mantel, welke
haar van de schouders tot de voeten viel.
En wat zag men toen: de dame van onder
tot boven behangen met kant, met toilet
artikelen, met waaiers, ja zelfs met een twee
tal parasols. Dat had zy alles gestolen en
met zooveel behendigheid aan haken van
haar japon bevestigd, dat iedereen begreep
met een dievegge van beroep te doen te
hebben. Op hetzelfde oogenblik barstte het
jonge meisje, dat met haar was, in weenen
uit, en liet het lieve kind, dat ze in de armen
droeg, op de straatsteenen vallen. Een kreet
van ontzetting steeg op uit de menigte. Snel
bukten een aantal meewarigen zich over de
gevallen kleine maar deze bleek een voor-
treffeiyk nagemaakte pop met wassen hoofdje
te zyn, welker lange kleeren ook alweer
dienden tot bergplaats van gestolen voor
werpen
Van het afgelegen eilandje
St.-Kilda, dat tot Schotland behoort en 80 in
woners telt, die in een dorpje by de zuid-
oostelyke kust samenwonen, zyn berichten
ontvangen, die de zee gratis heeft overgebracht.
Aan de kust van een der Shetland-eilanden ii
nameiyk een blikken bus opgevischt, die negen
brieven bevatte, vier voor Glasgow, drie voor
Harris, een plaatsje op Lewis, een der eilan
van de groep der Hebriden, en twee vcu r
Londen. Op een bygevoegd blaadje papier werd
den vinder van de bus verzocht de brieven
verder te zenden, waarvoor het geld voor de
postzegels in de bus aanwezig was; verdor
bevatte het de modedeeling, dat alles op het
eiland wel was, dat het weer in den afge-
loopen winter zeer stormachtig was geweest
en dat sedert het laatste jaar geen huweiyken,
geboorten en sterfgevallen waren voorgekomen.
De bus was drie maanden en negen dagen
onderweg geweest, een bewys, dat de zee
wel een goedkoope, maar toch ook een lang
zame postbode is.
Een vreeselyke naphtha-ontplof-
fing is voorgekomen in de fabriek van Henry
Langley Harness te Fall River (Massachusetts).
Het reservoir bevond zich in den kelder.
Ten gevolge van de ontploffing stortte het
gebouw van vier verdiepingen in en geraakte
in brand. Er waren 37 personen, meest
vrouwen, in de labriek aan 't werk en aan-
vaokeiyk meende meD, dat geen enkele er
het leven van afgebracht had. Maar wonder
boven wonder zyn alle 37, met uitzondering
van twee mannen en twee meisjes, levend
te voorschyn gehaald, de meeste intusschen
zwaar gewond.
De reuzenpetitie, waartoe de
vrouwen-matigheidsvereenigingen in deganscho
wereld hare medewerking hebben verleend, is
met de stoomboot „Berlin te Southampton
aangekomen. Zy telt niet minder dan twee
millioen handteekeningen Zy zal achtereen
volgens aan de verschillende Euopeesche
regeeringen aangeboden worden, om deze te
bewegen den handel in geestryke dranken te
onderdrukken. 130 Amerikaansche dames, die
aan het hoofd staan van de matigheidsbe
weging in de Vereenigde Staten, hebben do
reuzen-petitie naar Southampton gebracht,
waar zy door lady Henry Somerset en andere
geestverwanten ontvangen werden.
Een gruweiyk rooversstuk wordt
uit den Kaukasus bericht. De inwoners van
het corp Khodshaam hadden onlangs een
roover, een lid der bende van den beruchten
hoofdman Nabi, gevangengenomen en opge
hangen. Om den dood van den roover te
wreken, heeft nu Nabi met zyn bende het
dorp overvallen, de huizen met petroleum be
spoten en in brand gestoken en al de manne-
ïyke inwoners vermoord. De vrouwelyke zyn
vermoedeiyk medegevoerd over de Perzische
grens, waar Nabi doorgaans een wykplaats
zoekt.
Eon blanke neger. De „Oude
oom Tom", een neger in Ponnsylvaniö, verliest
langzamerhand zyn zwarte kleur, zoodat hy
nu byna geheel blank is geworden. Dit men-
scheiyk raadsel is 65 jaar en was tot zyn
49ste zoo zwart als een neger maar kan zyn.
Behalve twee zwarte vlekken onder zyn
rechteroog, is oom Tom nu heelemaal wit.
De geneesheeren, die hem sedert langen
tyd nagaan, weten voor die verandering geen
verklaring te vinden.
43)
Bertha bloosdezy had gaarne hare woorden
teruggeroepen, doch dit was natuuriyk on-
mogeiyk. Zy stond op, reikte Ida do hand
en zeide:
„Ik hoop, Ida, dat onze vriendschap niet
onder het tusschen ons voorgevallene lyden
zal. Misschien komt alles later nog wel te
recht."
„Terechtkomen?" zeide Ida driftig. „Denkt
ge dat ik zoo karakterloos ben, om zoo iets
te hopen of te wenschen? Denkt ge dat ik
hen als een hond, welke de hand van den
meester, die hem geslagen heeft, lekken zal?
Neen, Bertha, dan kent ge my niet."
Zy opende de deur, liep zwygend de gang
door en liet zonder iets te zeggen Bertha de
voordeur uit. Zy verhaalde aan hare moeder
niets van het voorgevallene. Er was juist dien
dag een brief van Henri gekomen, waarin hy
in opgewonden bewoordingen over 2yne prach
tige vooruitzichten schreef. Hy hoopte over
een jaar in staat te zyn, Mary als zyn vrouwtje
over te laten komen, en deze gedachte maakte
hem innig gelukkig.
„Ik heb een goeden vriend van Ida ont
moet," schreef hy, nameiyk Willem De Brie.
Hy heeft my by zich aan boord gevraagd
en wy hebben een aardig feestje gehad. De
goede jongen is zoo gelukkig, dat de tyd van
zyn terugkeer naar Holland zoo naby komt.
Hy scbynt er erg naar te verlangen; waar-
schynlyk komt hy reeds in April thuis. Ik
hoop hartelyk dat hy in het moederland een
recht aangenamen tyd zal doorbrengen; het
zal er van afhangen of het door hem begeerde
hartje nog vry zal wezen. Maar, kom, ik mag
niet uit de school klappenMary krijgt met
deze mail een brief van my. Het vooruitzicht,
dat ik haar over een jaar zal zien, is my
geen oogenblik uit de gedachte.
En de brief was verder zóó vol van hoop
en vertrouwen, dat Ida het niet over zich
kon verkrygen, haar leed in den huiselyken
kring te openbaren.
„Mama," zeide Ida een paar weken later
tot hare moeder, „u weet wel dat ik altyd
veel lust in studie gehad heb. Nu onze huis
houding zoo klein is, heb ik veel vryen tyd
en ik zou zoo gaarne wat meer studeeren.
Als u en pa er niet op tegen hebben, wilde
ik een akte middelbaar voor de Fransche taal
zien te halen."
„Maar, kind, weet je wel dat daarvoor
enorm veel kennis vereischt wordt? Je bent
twee jaar van school en je hebt ja, wat
Fransch gelezen, maar verder niets.
„O, moes, met vlyt en volharding kan men
veel. U weet:
Ik kan niet ge«ft den moed eleede op
Ik wil beetjjgt der bergen top."
„Nu, ik vind het altyd flink als meisjes
op de eene of andere wyze zich nuttig trachten
te makenmaar vóór ge tot die zware
studie overgaat, moet ge goed de bezwaren
overwegen."
Ida deed dit en het resultaat er van was,
dat zy een paar weken later privaat-les kreeg
van een leeraar, aan een der middelbare
scholen verbonden.
De studio gaf haar afleiding. Wel kostte
het haar inspanning, zich op de hoogte te
stellen van hetgeen er van haar gevorderd
zou worden, doch met vlyt en nauwgezetheid
trachtte zy de leemte aan te vullen, die door
haar gebrek aan studie in de laatste twee
jaren was ontstaan.
Hare ouders zorgden er voor, dat zy lederen
dag beweging in de open lucht nam; lang
zamerhand kwamen de opgewektheid en
levenslust weer terug en hare wangen werden
minder bleek.
Wat hare vriendinnen betrof, dezen ont
moette zy zeer weinig. Bertha en Constance
had zy na de laatste minder aangename ge
sprekken weinig gezien; Aline echter kwam
haar dikwyls bezoeken. De meisjes spraken
echter nooit over het onderworp, dat eene
van haar het naast aan het hart lag.
„Waarvoor zou het dienen," dacht Aline,
„als Ida er niet over spreekt, dan ligt het
niet op myn weg om de schynbaar gesloten
wond weer open te rukken."
Eduard was meestal op reis voor de zaak,
en als hy thuis was, dan kostte het hem
in een stad als Amsterdam niet veel inspan
ning een ongewenscht wederzien te vermyden.
De zomer was voorby; de herfst was met
zyn gure wind- en regenvlagen verschenen,
om spoedig daarna plaats te maken voor helder
vriezend weer en besneeuwde straten. De
dagen waren kort en de oudejaarsdag naby.
Natuuriyk dwaalden Ida's gedachten veel
in het verleden. Hoe schoon scheen alles haar
een jaar geleden toe; hoe rooskleurig had
haar de toekomst geschenen en wat was er
van overgebleven
Het was dan ook met een bezwaard hart,
dat zy den laatsten dag van het oude jaar
tegemoet zag, doch toen zij met hare ouders
in het kerkgebouw ter neder zat en de
woorden:
Moog' od8 de weg vermoeien,
Oneffen zijn de ba&n,
Waar scherpe diatcle groeien
En tolkene kruisen «taan;
Er ie geen andere wegl
Wij volgen altyd verder,
Ale schapen onzen Herder,
Door struiken heen en heg.
door het gewelf weerklonken, toen gevoelde
zy zich krachtig om den Herder, Wiens weg
over doornen en distels geloopen had, ge
willig te volgen.
„Ida," zeide mevrouw De Maire op een
morgen in de laatste helft van Januari, „ik
kreeg zooeven een brief van Mary, en daarin
schreef zy my dat zy een dagje in Amster
dam komt doorbrengen, maar 't is waar ook,
Mary heeft er een brief aan je ingesloten;
hier is hy."
Ida las het volgende:
„Een paar woordjes, myn lieveling, om je
te melden dat ik vandaag over acht dagen
met mevrouw Van Schoonhuyzen en haar
zoon voor een paar dagen in Amsterdam kom
doorbrengen. Ge begrypt hoe verrukkeiyk ik
het vooruitzicht vind, om u allen eens weer
te zien. Wy zullen in het Amstelhotel logeeren,
en daar ik om den rouw des avonds niet medo
van publieke vermakelykheden profiteeren zal,
heeft mevrouw Van Schoonhuyzen my opge
dragen je uit haar naam te verzoeken, haar
to willen vergezellen. Ik twyfel er niet aan,
of ge zult met genoegen aan dit verzoek
willen voldoen. O, Ida, je weet niet hoe anders
mevrouw na myn terugkomst in Arnhem
tegenover my is! Ik denk dat gy tydens uw
verbiyf zulk een goeden invloed op haar hebt
uitgeoefend, want zy is de vriendeiykheid
zelve. Ge weet niet hoeveel „petit soins"
zy voor my heeft, en Charles is altyd ook
zeer beleefd en voorkomend. Ik heb een aller-
liefsten brief van Henri ontvangen; hy schreo
my dat by hoopte dat ik spoedig naar Indiö
zou kunnen komen. O, Ida, als ik bedenk,
wat ik je verschuldigd ben, dan vrees ik jo
nimmer naar waarde te kunnen beloonen.
Wie was het, die my moed insprak, toen in
alles verloren waande? Wie leerde my op
God vertrouwen en zelve de handen uit de
mouw steken, in plaats van doslloos te treuren?
En last not least: wie heeft Henri aan
gemaand zyn eerste liefde getrouw te biyven
en elders de fortuin te gaan zoeken, die hem
in het moederland onthouden werd? Ida, dat
zyt gy; Henri heeft my geschreven over zyn
twyfel en wanhoop in die moeilyke dagen.
Ge kunt het dus niet tegenspreken l
i Wordt vervolgd.)
DAGBLAD.