N'. 10335.
A'. 1895.
(Deze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Feuilleton.
IDA DE MAIRE.
Zaterdag J23 «Juni.
LEIDSCÏÏ
DAG-BLAD.
PRUS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden
Franco per post
Afzonderlijke Nommers
f 1.10.
1.40.
0.05.
PRIJS DER ADVERTENTTEN:
Van 1—6 regels f 1.06. Iedere regel moer f 0.17J. Grootere
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren bulten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Dit nommer bestaat uit TWEE
Bladen.
Eerste Blad.
Leiden, 21 Juni.
Do collecto voor het fonds van den Gewa-
penden Dienst in de Nederlanden, gehouden
te L°iden 19 en 20 Juni, heeft opgebracht
de sona van f 109.96'/2.
De collecte voor den gewapenden dienst
heeft te Warmond opgebracht f 12.785.
Naar men verneemt, zyn benoemd tot
voorzitter en secretaris der jury van de ten
toonstelling voor geneeskrachtige en nuttige
planten en plantaardige producten, welke
8 Juli te 's-Gravenhage zal geopend worden,
de heeren prof. dr. W. F. R. Suringar, hoog
leeraar in de botanie en directeur van den
botanischen tuin te Leiden, en A- C. Van den
Byilaardt, voorzitter der Haagsche afdeeling
van de Nederlandsche Maatschappij voor
pharmacie.
De samenstelling der algemeene jury zal
binnen weinige dagen worden bekend ge
maakt.
Bij de door het bestuur der gemeente
Ter Aar gehouden aanbesteding van het
afbreken en bouwen eener woning by het
gemeentehuis te Ter-Aar is gebleken dat
de uitslag is als volgt: C. A. Blaazer, te
Rynzaterwoude, ingeschreven voor f 3198,
G. Van der Wal, te Oudshoorn, voor f 3467,
C. Schraverus, te Ter-Aar, voor f 3740,
W. Van der Hoogt, te Leiden, voor f 3750 en
C. Van der Tang, te Ter-Aar, voor f 3800.
De Raad der gemeente heeft besloten het
werk aan den laagsten inschrijver te gunnen.
Naar aanleiding van de dezer dagen
plaats gehad hebbende consecratie der kapel
van het pensionaat „Bydorp," te Voorschoten,
wordt aan de „Tyd" geschreven:
De kapel is gebouwd in streng gotbieken
styl, met ryke toepassing van zandsteen en
zeer gedetailleerde vormen.
Het grondplan heeft den kruisvorm met
eenigszins uitgebouwde transeptarmen, in
welker ruimte de zitbanken (keurig schrfin-
werk) voor de pensionairen zyn aangebracht,
terwyl de lange beuk de koorbanken bevat
voor het convent van het noviciaat.
Ter weerszydon van de veelhoekige absis,
welke een weinig smaller is dan de hoofd
beuk en by na tegen den vyver aansluit, zyn
tot aan de kruisarmen der kapel eveneens
polygone gebouwtjes aangebracht, dienende
voor sacrislie en paramentenkamer.
Aan de hoeken dezer gebouwen en tran
sept armen verheffen zich twee traptorens,
ter bereiking van de verschillende zolders en
goten, terwyl op het kruispunt der kappen
de ryke, slanke Angelustoren is aangebracht,
welks kruis zich ter hoogte van 33 meter
boven het terrein verheft.
De torenspits onder dit geheel vergulde
kruis is ryk versierd met balustraden en
ornamenten.
Dit ensemble van veelhoekige absis met
uitbouwen, met traptorens en Angelustoren
geeft vooral van de brug, die den hoofdtoe
gang tot de gebouwen verleent, een schilder
achtig gezicht, terwyl van daar ook terstond
het beeld van den H. Thomas van Aquinen
in het oog valt, dat geplaatst is midden in
den transeptgevel. Byzondere zorg is dan ook
besteed aan de onderdeden en versieringen,
welke alle verschillend van vorm zyn, van
groote studie getuigen en het geheel m3ken
tot een van de rykste kapellen, die in ons
land bestaan.
Het inwendige der kapel is voor latere
polychromeering geheel gepleisterd, met uit
zondering echter van de in steen gebeeld
houwde ornamentatie. Vooral de vier hoek-
pyiers van het kruis vormen een ryken bundel
opgaande colonetten, welke het stersgewys
ingedeel e hoofdgewelf dragen. Ook de overige
ruimte is geheel met steenen gewelven over
dekt. De steenen vensters, van rijke traceerin
gen in groefsteen voorzien, zyn gedicht door
zeer fijn bewerkt, zacht getint cathedraal-
glas, in lood gezet, voor zoover in deze vensters
later geen gebrand figuurglas zal worden aan
gebracht.
Reeds is de geheele vloer met een fijn
Engelsch parket belegd en zyn twee prachtig
bewerkte biechtstoelen geplaatst, die doen
zien wat het geheel kan worden, als het op
dezelfde kostbare wyze en in overeenstem
ming met de vormen van den bouw ge
meubeld wordt.
De kapel wordt 's winters verwarmd door
een toestel van de nieuwste constructie.
Laat ons eindigen met den dichter:
Een schepping, die den bouwheer prylst.
De heeren architecten Margry en Snickers
vinden hierin de blyde aansporing, om onze
nationale monumenten met dergelyke werken
te vermeerderen.
Ook een woord van waardeering voor den
opzichter, den heer De Bont, alsmede voor
den heer Rodenrys, aannemer, en diens op
zichter, den heer Etman.
Naar men verneemt, beeft dr. Vinkhuyzen
te 's Gravenhage zich met de moeste bereid
willigheid belast met de vervulling der door
het afsterven van dr. Emanuel Stein open
gevallen plaats van geneesheer van „la Sociétó
de Bienfaisance fran$aise", te 's-Gravenhage,
staande onder voorzitterschap van den heer
E. Bourlier.
Sedert de oprichting van genoemde maat-
schappy heeft wyien de heer Stein daaraan
steeds met de grootste toewyding geheel be
langloos zyne zorgen besteed en zal diens
naam dan ook by die vereeniging steeds in
groote eere blyven.
De invitatie-tentoonstelling van den
„Haagschen Kunstkring", in de zalen der
Academie, zal 25 Juli worden geopend, des
namiddags te 2 uren. Een aantal schilders en
beeldhouwers van naam, ook uit het buiten
land, zullen zyn vertegenwoordigd.
Luidens art. 16 van het algemeen regle
ment voor het vervoer op de spoorwegen,
vastgesteld by koninklyk besluit van 9 Januari
1876, zijn alle reizigers, die van buitenslands
komen, verplicht om aan de grensstations de
rytuigen te verlaten en zich naar het lokaal
voor de visitatie te begeven, wanneer hun
dit door be: m ïten van den spoorweg of door
Ryksambtenaren wordt aangezegd. Volgens
de bestaande voorschriften wordt het uitstap
pen niet gevergd van reizigers, die recht
streek i naar het buitenland doorreizen, van
oude of gebrekkige personen, van vrouwen,
die met kinderen reizen, en, by ongunstig
weder, ook niet van andere personen op
stations, waar het perron niet overdekt is.
Tot meerder gerief van het reizend publiek
zullen bovendien voorloopig en bywijze van
proef de volgende faciliteiten worden verleend.
Reizigers, die geeD ingeschreven bagage
hebben, welke aan het grensstation moet
worden gevisiteerd, en evenmin aan belastiog
onderworpen goederen by zich in het rijtuig
hebben, behoeven aan dat station niet voor
de visitatie uit te stappen, zoolang zy daartoe
niet in het byzonder worden uitgenoodigd.
Handbagage, waaronder zich geen aan be
lasting onderworpen goed bevindt, wordt, voor
zooveel dit zonder overlast van medereizigers
naar behooren kan geschieden, in de rytuigen
gevisiteerd.
Ingeschreven bagage van reizigers, die
rechtstreeks naar het buitenland doorreizen,
zal zonder visitatie onder versluiting worden
doorgevoerd.
Bovenstaande regeling is vastgesteld by
resolutie van den min. van financiën van 13
Juni jl.
De 1ste luit. A. A. Van Schilfgaarde, van
het regiment grenadiers en jagers, is belast
met de opleiding van het reservekader te
's Gravenhage en te Rotterdam.
De luit. ter zee 2de kl. C. H. Van Asperen
is uit Oost Indiö teruggekeerd en wordt op
non activiteit gesteld.
Het is der Algemeene Rekenkamer by
herhaling gebleken dat personen, die in 's Ryks
dienst reizen, vroeger uit hunne woonplaats
vertrekken en later terugkeeren dan voor het
doel der reis strikt noodzakelyk is. Meerdere
kosten waren hiervan somtyds h6t gevolg.
Als reden werd dan aangegeven hooge
leeftyd, gezondheidstoestand, enz., en in ver
band daarmede ongeneigdheid om 's morgens
vroeg of '8 avonds laat te reizen.
De Algemeene Rekenkamer meent echter
dat de kosten, het gevolg van dergelyke rede
nen van particulieren aard, niet ten laste van
het Ryk mogen komen.
Zy heeft daarom medegedeeld aan al de
departementen van algemeen bestuur, dat zy
voortaan niet zal kunnen overgaan tot de
verevening van vergoeding van reis en ver-
biyfkosten, in rekening gebracht wegens lan
gere afwezigheid uit de woonplaats dan voor
het doel der reis strikt wordt gevorderd.
De minister van marine heeft de luits.
ter zee 2de kl. J. Groenewcld eD J. Metz,
de adelborsten lsto kl. W. K. J. Uhlenbroek
en J. A. Beckering Yinckers en de buiten
gewone adelborsten S. J. De Jong, G. Boon
en L. C. Lagaay, allen behoorende tot de
Komnklyke Nederlandsche Marine-Reserve en
dienende aan boord van Hr. Ms. instructieschip
„Gier' met 2 Juli a. s. van hunne plaatsing
aan boord van gemeld instructieschip ont
heven. Met denzelfden datum worden aan
boord van gemeld instructieschip geplaatst
d3 luit. ter zee 2de kl J. Baron, de adel
borsten lste kl. G. P. Baurn, R. C. Van
Walraven, W. A. Beyer en de buitengewone
adelborst J. Roggeveen, allen behoorende tot
gemelde reserve.
- De quaestie van verandering der grens
tusschen de gemeente Amsterdam eenerzyds
en de gemeenten Sloten, Diemen en Nieuwer-
Amstel anderzyds is een nieuwe phase inge-
t «den.
By de Tweede Kamer is thans een wets
ontwerp dienaangaande ingediend.
Het aangeboden wetsontwerp, gegrond op
de bezwaren, uit de bestaande regeling der
grenzen van Amsterdam voortvloeiende en
welke zich in steeds toenemende mate doen
gevoelen, strekt, om het grondgebied van
Amsterdam zoodanig te bepalen, dat aan de
moeilykheden, welke uit de voortdurende
uitbreiding der hoofdstad buiten haar staats-
recbtelyk grondgebied voortspruiten, voor een
reeks van jaren naar schatting der com
missie uit de ingezetenen te Amsterdam voor
25 of 30 jaren een einde wordt gemaakt.
Volgens het thans ingediend voorstel zullen
aan Amsterdam worden toegevoegd 88 hecta
ren, behoorende tot Sloten, 106,5622 hectaren,
behoorende tot Diemen, en 1145,5260 hectaren
behoorende tot Nieuwer-Amstel. Van Sloten
zullen naar Amsterdam overgaan 352 inge
zetenen (waaronder 21 kiezers), van Diemen
170 ingezetenen (waaronder 23 kiezers) en
van Nieuwer-Amstel 25,136 ingezetenen (waar
onder 1890 kiezers).
De omschry ving van het by Amsterdam in
te ïyven gebied en de voorwaarden, waarop
de overgang zal plaats hebben, zyn geheel
overeenkomstig het advies van Gedeputeerde
Staten van Noord-Holland opgemaakt.
Omtrent de wenschelykheid der grensver-
andering bestaat tusschen Amsterdam eener
zyds, Sloten en Diemen anderzyds geen ver
schil. Het wordt niet ontkend, dat Amsterdam
van de verkryging van de in het ontwerp
aangewezen gedeelten van Sloten en van
Diemen voor de exploitatie van verschillende
binnen of naby de grens dier gemeenten lig
gende inrichtingen reeds thans of in de naaste
toekomst behoefte heeft.
Van de zyde van Nieuwer-Amstel is tegen
de voorgenomen splitsing dier gemeente,
gelyk te verwachten was, krachtig verzet
gerezen.
Dit mag nochtans, meent de minister van
binnenlandsche zaken, het tot stand komen
der door het algemeen belang en de biliyk-
heid geboden grensverandering niet tegen
houden.
Waar bovendien het gebied van Amsterdam
nagenoeg geheel is bebouwd en die gemeente
alzoo in de onmogelykheid verkeert om op
eigen terrein de noodzakelyke uitbreiding
van politieke werken en inrichtingen van
openbaar nut tot stand te brengen, klemt
het algemeen belang eener rationeele regeling
der grenzen te sterker. De hoofdstad heeft
zich allengs over hare gemeentelyke grenzen
heen uitgebreid en moet zich daar by voort
during vorder uitbreiden, zoodat alle reeds
nu ondervonden nadeelen en bezwaren in
toenemende mate in de toekomst dreigen.
De natuurlyke scheiding tusschen de stad
met hare stedely ke belangen en de aangrenzende
landelyke gemeente met hare belangen zal als
zoqdanig weder in het leven geroepen worden.
Door toevoeging van Nieuwer Amstel aan
Amsterdam zal beter worden gezorgd voor en
een krachtige stoot gegeven worden aan de
ontwikkeling van op de Amsterdamsche grens
liggende buurten, waar nog geen voldoende
stedelyke bevolking is gevestigd om hare be
langen krachtig te doen gelden.
Tegenover het nadeel voor Nieuwer Amstel,
dat ook eenige eigendommen aan Amsterdam
zullen overgaan, staat het voordeel, dat de
schuld, voortgesproten uit eene leening ten
behoeve van de aan Nieuwer-Amstel blyvende
begraafplaats Zorgvlied, welke niet onbelang-
ryke baten afwerpt, met alle andere leening-
schulden door Amsterdam wordt overgenomen.
Het zeldzaam geval doet zich voor, dat
de Provinciale Staten van Overfisel een be
noeming tot een eerepost intrekken.
Het toezicht op de Overyselsche Kanalisatie-
maat8chappy wordt volgens hare statuten ook
uitgeoefend door commissarissen, daartoe door
Prov. Staten der provincie benoemd. Een der
commissarissen, H. W. Dikkers, is door de
rechtbank te Almeloo tot gevangenisstraf ver
oordeeld en heeft door de vlucht zich aan de
uitvoering dier straf onttrokken. Op verzoek
van den raad van administratie hebben nu
Ged. Staten het voorstel gedaan, in de aan
staande zomervergadering de benoeming van
dien commissaris in te trekken en hem door
een andtr te vervangen.
By koninklyk besluit van 11 Mei jl. is:
lo. aan den heer P. H. Hartmann, op zyn
verzoek, eervol ontslag verleend als consul
te Cincinnati, en zulks onder dankbetuiging
voor de door hem aan den lande bewezen
diensten; 2o. den heer B. H. Dixon, op zyn
verzoek, eervol ontslag verleend als consul-
generaal te Toronto, onder toekenning van
den honorairen titel van consul-generaal.
De heer jhr. mr. J. E. De Sturler, by
koninklyk besluit van 19 Febr. jl. benoemd
tot consul to Djeddab, is in die hoedanigheid
door de Turksche Regeering erkend.
Door den minister van koloniën is de
heer D. J. Meyer gesteld ter beschikking van
den gouverneur-generaal van Nederlandsch-
Indiè, om te worden benoemd tot 3den stuur
man by de gouvernementsmarine daar te lande.
De gezant van Italië by ons hof, de
graaf Gerbaix de SoDnaz, is gisteren met ver
lof naar het buitenland vertrokken. Gedurende
zyne afwezigheid zal do markies De Gregorio,
secretaris van legatie, als zaakgelastigde
optreden.
De ontvangsten van het „Java comité"
te Amsterdam bedroegen, volgens het laatst
verschenen Geïllustreerd Zendingsblad dezer
vereeniging, van 25 Febr. tot 17 April de
som van f 5455.56. Voor de instandhouding
van het seminarie naby Batavia werd f 2692.08
ontvangen.
*2)
„Ik kwam juist toen Ida wegging, maar
z'y zag er niet vrooiyk uit. Het zou dwaas
zyn daaruit gevolgtrekkingen te maken, want
ik voor my geloof niet aan Eduards genegen
heid voor Ida. Op de jongeluisparty ten minste
heb ik niet gemerkt dat hy haar erg miste,
en Hugo Blunt zeide my hedenmiddag dat
zeer goed opgemerkt had, dat Ida alle
mogelyke moeite gedaan had, Eduard te spre
ken te krygen, maar dat hy niet de minste
notitie van haar genomen had."
„Och, Constance," zeide hy, „ik heb al
dadelyk opgemerkt dat het by hem niet diep
zat; ik geloof dat een ander hem het hoofd
op hol gebracht heeft."
„Zoo, zoo," mompelde mevrouw De Brie,
„heeft hy dat gezegd 1 En wie zou die andere
zyn vervolgde zy met een spotachtig lachje.
Constance bloosde en sloeg de oogen neder.
„Nu, Constance, ik houd er niet van in de
gehoimen van anderen door te dringen. Die
Udon schynt my een echte papillon te zyn.
Iedereen had immers verleden jaar opgemerkt,
dat hy op Ida De Maire gecharmeerd was,
en nu is, naar het schynt, weer een ander de
uitverkoreneLaat die nu maar zorg dragen,
dat zy het beeld van Udon niet te diep in
haar hartje nestelt."
„Ja, maar, mevrouw, het is niet te ver
wonderen, dat Udon niets van haar weten
wil. Een meisje, dat zich met andere heeren
gedraagt als zy gedaan heeft, behoeft niette
denken dat een jongmensch als Eduard haar ten
huweiyk zal vragen," zeide Constance scherp.
„Als jy het my niet verteld hadt, Constance,
zou ik het niet gelooven," zeide mevrouw De
Brie ernstig; „doch datzelfde heb ik je meer
dan eens gezegd. Ik wil niet verder onder
zoeken of de jonge Blunt iets persooniyks
tegen Ida heeft. Hy schynt de eerste te zyn,
die er over gesproken heeft, en gy hebt ge
holpen het te verbreiden."
„Maar, mevrouw 1" riep Constance.
„Ontken het niet, Constance I Ware ik een
jongmensch, die belang in den goeden naam
van een lief meisje als Ida stelde, dan zou ik
niet aarzelen by den persoon in quaestie, den
heer Maré zelf, naar het geval te informeeren
„Aux grands maux, de grandes remèdes;"'
maar, hoewel niemand op zoo iets plan schynt
te hebben, wil ik je aanraden geen steentjes,
al zyn die misschien schynbaar Dog zoo klein,
op je naaste te werpen."
Constance staarde verlegen voor zich; zy
wist klaarblykeiyk niets te antwoorden en
stond spoedig daarna op om heen te gaan.
„Nu, kind, denk aan myne woorden en
vergeet den sneeuwbal niet, die, terwyl hy
van den berg afrolt, al grooter en grooter
wordt, en eindeiyk dood en verderf aan den
voet van den berg teweegbrengt," zeide me
vrouw De Brie.
Constance haalde minachtend de schouders
op. Haar geweten sprak niet lulde meer, haar
liefde voor Eduard had de inwendige waarschu
wende stem reeds lang tot zwygen gebracht.
XXI.
Een, o menecb, 't geheim dee levens,
Dwars door duisternis en pijn
Ie 't gestadig worst'loo, streven,
N&*r een meer volkomen zqd.
't Is een rustloos zelfvolmaken,
Tot het over 't blinde lot,
Zegepralend eind'lgk één wordt,
Één wordt, smelt en rast in Ood.
Jan Van Beebs.
Ida had de eerste dagen, nadat zy Eduard
ontmoet had, een gevoel alsof alles haar
onverschillig was. Zy meende allen bezwaren
reeds te boven gekomen te zyn, doch nu zy
hem, dien zy nog steeds zoo vurig beminde,
wedergezien had, nu schrynde de wond, die
zy reeds geheeld waande, weder zoo pynlyk.
Zy wist het, dat haar levenslente voorby
was, maar ze had geestkracht genoeg om te
trachten niet met klagen en zuchten haar
tyd te verbeuzelen.
Zy vervulde nauwgezet hare huiselyke
plichten en beproefde het, althans voor het
uiterlyk, opgeruimd te schfineD. Voor de
armen en zieken was zy eene trouwe en
liefdevolle helpster, maar voor het overige
ging zy zeer weinig uit. De omgang met
andere meisjes trok haar niet aan, omdat de
gesprekken over modes en pret haar weinig
belang inboezemden.
Deze afzondering en het zich onthouden
van het gewone dry ven en zwoegen van de
kinderen der menschen maakten dat haar
geesteiyk leven meer en meer ontwikkeld
werd. Haar blik werd ruimer en hoe langer
hoe meer werd zy er van doordrongen, dat
haar leven tot nu toe in niets boven dat van
andere meisjes had uitgemunt. Wat betee-
kende een kleine zelfopofferende daad voor
iemand als zy, die overal, waar zy verscheen,
boven ieder voorgetrokken werd? Zy was er
nu innig van overtuigd, dat wy tot iets hoo-
gers geroepen zyn.
Op zekeren dag kwam Bertha Udon haar
bezoeken. Toen deze binnentrad, was er meer
bezoek, maar nadat de meisjes alleen gebleven
waren, zeide Bertha tot Ida:
„Luister eens, Ida! Nu wy alleen zyn, wilde
ik je graag iets vragen. Wat is toch de reden,
dat je Eduard zoo onverschillig behandelt?
Je hebt voor ons diner bedankt en op de
receptie hebt ge hem den rug toegekeerd.
Hoe zyt ge toch opeens zoo veranderd? Ik
heb er al met Hugo over gesproken, maar
deze haalde de schouders op; by scheen er
niets van te weten. Toen ik hem zeide, dat
ik er Eduard over wilde spreken, antwoordde
hy my, dat ik het niet doen moest, daar
dit niets zou geven."
„Ach, Bertha," antwoordde Ida, onaange
naam aangedaan over de woorden harer vrien
din, „ik geloof dat Eduard zelf dereden wel weet
en een ander heeft er niets mede te maken."
„Heel vriendeiyk geantwoord", zeide Bertha
stroef, doch nu je zóó openhartig bent, zal
ik je toch maar zeggen, wat Hugo my onder
bedekte termen te kennen heeft gegeven. Het
was myn plan je er onkundig van te laten,
doch waarom zou ik het verzwygen?"
Ida's hart klopte, zooals zy meende, hoor
baar, nu zy zou vernemen wat de reden van
Eduards koelheid was.
„Nu, wat dan?" zeide zy met bevende stem.
„Wel," antwoordde Bertha langzaam, „Hugo
heeft my gezegd, dat Eduard iets vernomen
heeft van het voorgevallene op die buitenparty
by Pato. Hy heeft getracht het hem uit het
hoofd te praten, maar, ach, je weet hoe ver
liefden zyn. Zy willen niet luisteren naar
rede en een vonkje wantrouwen wordt door
de geringste aanleiding tot een ontzettende
vlam aangeblazen. Waarom zyt ge ook naar
Arnhem gegaan, toen hy thuis kwam?
Mevrouw Van Schoonhuyzen had wel een
ander meisje als plaatsvervangster van Mary
kunnen vinden. Ge kunt niet verlangen dat
Eduard na die herhaalde bewyzen van terug
houding van uw kant zich nog illusies be
treffende je genegenheid zal scheppen!"
Ida staarde zwygend voor zich uit. Do
sluier was weggerukt en de naakte waarheid
vertoonde zich voor hare oogen.
„Als men zóó denkt over den vriendschaps
dienst, dien ik Mary bewees, dan zal ik ook
niet trachten de andere valsche beschuldi
gingen, tegen my ingebracht, te weerleggen,"
zeide zy eindeiyk met bevende stem. „Ik kan
je myn gevoelen op dit oogenblik met een
paar woorden van Kotzebuo duideiyk maken:
„Vertrauen auf Menschen ist eine Pflanze,
die von dor Menschenliebe so sparsam be-
gos8en ist, dasz sie endlich verdürren muss.
En verder heb ik over deze zaak niets te
zeggen."
(Wordt vervolgd.)