N°. 10826. Dinsdag XI Juni. A". 1895. §eze <€ourant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Dit nommer bestaat uit TWEE Bladen. Leiden, 10 Juni. Feuilleton. IDA DE ÏV2ASRE. LEIDSCH BAG-BLAB. PRIJS DEZER COURAJNT: Voor Leiden per 3 maanden. 1.10. Franco per postt Afzonderlijke Nommers 1.40. 0.05. PRIJS DER AD VERTEN TIEN Van 1—6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17|. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad wordt f 0.05 berekend. Eerste Blad. Oilïeiëele Kennistjevingen. Burgomeeetor en Wethoudera van Leiden brengen bb doze ter algemeene kennis, dat de gelegenheid tot het doen inechrgven van leerlingen voor do Hoogere Burgerschool voor Jongens zal worden opengesteld op Dinsdag 11, Woensdag 13 en Dinsdag 25 Juni a. s., des voormiddaga van 10 tot 12 ureu, en dat het ad missie-examen zal plaats hebben op Dinsdag, Donderdag, Yrjjdag on Zaterdag 9, 11, 12 en 13 Juli a. e beide in het schoolgebouw aan de Pieterskerkgraobt. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Leiden, F. WAS, Burgemeester, f Jnni 1895. E. KIST, Seoretaris. Eij openbar® kennisgeving brengen Burgemeester en Wethouders vau Woobruggo ter kennis van de belanghebbenden, dat do loting voor de Schutterij zal gohouden worden ten Eaadhuize aldaar op Dinsdag 25 Jnni a. e., 'e voormiddags te 10 nren. Een prachtige zomeravond was het gisteren op „Musis Sacrum." De tuin was flink bezet en de stafmuziek van het Vierde kweet zich dapper van zyn taak. Op het pro gramma kwamen eenige goede oude bekenden voor. Uitzondering maakte de eerste uitvoe ring van Mendelssohns „Hochzeit marsch aus den „Sommernachtstraum," Stradella's „Air d'Eglise" (1667), gearrangeerd door den heer W. Van Erp, en Joh. Oostelaar's „Feest groet, opgedragen aan het Collegium van het Leidsch Studentencorps naar aanleiding der a. s. maskerade. Ook deze laatste compositie ondervond zeer veel bijval en werd aan het eind herhaald, waarmede den aanwezigen blijkbaar een groot genoegen werd gedaan. Wij ontvingen het verslag van het wyk gebouw „Geloof, Hoop, Liefde", te Leiden, loopende van Juni 1894 Juni 1895. Als langzaam, regelmatig groeien een teekon is van gezond leven, dan mogen bostuiir- deren zich verheugen in den toestand van hun Wykgebouw. Klimmende cijfers in alle takken van werkzaamheid, in het getal der arbeiders zoowel als in dat van hen, voor wie bestuurderen iets trachton te zijn. Hun eerste verslag dan, dat over een vol jaar loopt, spreekt van wenscben, die vervuld zijnvan arbeid die zich uitbreiddevan moeilijk heden, die werden opgelost, ook van bezwaren die niet uit den weg werden geruimd; van teleurstellingen, die zich nog niet in verras singen hebben omgezet. De Zondagsschool (er ontwikkelde zich uit haar reeds een catechisatie-uur) telt op 't oogen- blik vyfiig leerlingen, tegen vier en dertig in het vorige jaar. Zy zijn nu in vier klassen verdeeld, Voor den zang heeft men vaste leiding ge kregen er is hierin dan ook merkelijke voor uitgang te zien. Alleen bij verdubbeling van het getal onder wijzeressen, zoodat men van 1 tot 2, en van 2 tot 3 uren Zondagsschool kan houden, wen- schen bestuurderen uitbreiding van het getal kinderen. Want er is zóóveel voor een kleinen kring te zeggen! „Nu kennen wy ze," zeggen bestuurderen, „kind voor kind en hunne ouders en broertjes en zusjes. Als de ver schillende klassen zich na het vertelunrtje op onze zonnige bovenzaal vereenigen om te zingen, ie er tijd en gelegenheid om kennis te nemen van huiselijke omstandigheden. Op voorstel der kinderen zeiven worden dan de bloemen, die haast nooit ontbreken, meege geven naar een zieke moeder of een onge- lukkig broertje, tenzij een paar der grootsten ze naar het Ziekenhuis voor de kinderzaal of naar een weeshuis of oen andere inrichting mogen brengen. Zelden wordt de gelegenheid verzuimd om wat van de bloemen zelvon te vertellen. „Met ouders en kinderen werd een echt feestelijk Kerstfeest gevierd in een met hulst en dennetakken versierde zaai. Het vertoonen der N.-T. sciopl.iconplaten werd afgewisseld door het zingen dor kinderen, van een twaalftal volwassen fabrieksmeisjes en van een klein dameskoor. Er werd niet getrakteerd. Weer met ouders en kinderen werd de Goede Vrijdag herdacht: het karakter van deze bijeenkomst kwam, behalve in de toespraak en de keuze der liederen, wat vanzelf spreekt, ook uit in de keuze der bloemen en planten en in de aangebrachte decoraties. „Voor enkele dagen vierden wij een heerlijk bloemenfeest In de met meidoorn, seringen en gouden regen vervroolykte zaal zongen onze kinderen en het koortje van fabrieks meisjes lenteliederen, werd door een onzer van bloemen verteld en van lente, en daarna zaten zeventig kinderen aan, aan een lange, gedekte tafel, die er, dank zij de bloamen en do gekleurde eieren, schilderachtig feestelijk uitzag. Do ouders, in een ry om de tafel heenloopende, waren getuigen van de pret hunner kinderen. Extra-bydragen van vrier.den stelden in staat tot het vieren van dit echte vreugdefeest. Veel dankt ook weer deze avond vol pol-zie aan den zang der fabrieksmeisjes Dit koortje van zeventien leden oefent zich iederen Zondag van 2 tot 3 uren on .er leiding van een gesalariëerd onderwyzor, die evenveel pleizier in zyn werk heeft als de meisjes zeiven. Met Kerstmis zongen zy de Kerstcantate van C. Van Hennes, met Goeden Vrydag toepasse- lyke liederen uit „Lenteleven" en voor eenige dagen oen vyftal lenteliederen uit denzeliden bundel. Zy, die verleden jaar ingingen op den in het eerste verslag uitgedrukten wensch betreffende den zang als verheffend bescha vingsmiddel, kunnen tevreden zyn. Zeer op- merkeiyk is de goede voordracht en de be schaafde uitspraak dezer meisjes. „Door onzen zedelyken en geldelyken steun vormde zich mede een gemengd „Vryzinnig Zangkoor", welks 40 leden allen tot den burgerstand bohooren. Zij repeteeren iederen Maandag in ons gebouw, bestudeeren alleen gewyde muziek en lieten zich een paar maal in het wykgebouw en in de byeenkomsten van de afdeeling van den Ned. Protestanten bond hooren. Het getal meisjesclubjes steeg van negen tot veertien. Op de acht breiclubjes zyn vyf en tachtig kinderen van zeven tot twaalf jaar; één breiclubje is er van meisjes boven de twaalf jaar, uitsluitend voor hen, die op een naaiclubje gaan en niet kunnen breien, of die vóórdat zy een kous kunnen breien het clubje moeten verlaten omdat zy naar do fabriek gaan fde breiclubjes zyn van 6 tot 7'/j uur) Drie dames hebben elk één clubje en drie twee clubjes. Er zijn candidaten voor twee nieuwe clubjes: twee nieuwe dames en - ze zyn gevormd l Vyf naaiclubjes be staan ieder uit tien meisjes boven de twaalf jaar. Een zesde clubje wordt juist in elkaar gezet. Voor een zevende is een dame, doch zyn geen meisjes beschikbaar. Geregeld wordt eerst met de meisjes een half uur gelezen. Zy vinden dit, op enkele uitzonderingen na, niet aangenaam, doch het is hoog noodig, want over 't algemeen lezen ze slecht. Een St.-Nicolaasfeest werd bereid aan de kinderen der breiclubjes. Aardige avon den waren het. Van St.-Nicolaas ontving ieder der breikinderen een kleedingstuk. Do pakjes, die de naaimeisjes kregen, bevatten voor ieder een kleine verrassing. Extra-bydragen van belangstellenden maakten een en ander moge- lyk. Het hoofd van dezen tak van dienst als resultaat, om van de onmiskenbare vor deringen in breien en naaien niet te spre ken: „By enkelen valt een ietwat minder ruwe wyze van spreken op te merken. Velen komen netter en zindelyker dan in 't begin; by na allen komen gaarne en be treuren dat het gebouw in den zomer zes weken is gesloten." Hedenmiddag ontvingen wy perEngelsche mail do Bataviasche bladen van 8 en 9 Mei, alsmede de „Deli Crt." van 4, 8 en 11 Mei. De „Ned. Zuid-Afrik.-Vereeniging" hield Zaterdag middag, onder voorzitterschap van prof. J. W. Gunning, een algemeene verga dering. Het jaarverslag, dat geen aanleiding tot bespreking gaf, en dat van het studiefonds werden met een woord van dank aan den secretaris, prof. C. B. Spruyt, goedgekeurd. De penningmeester, mr. J. E. Henny, wiens rekening werd goedgekeurd, wees op het be treurenswaardige feit, dat de contributiön zoo sterk verminderden. In verband met het slecht bezoek ter vergadering werd over wogen deze op een ander tijdstip in 't jaar te houden. Tot bestuursladen werden herkozen de heer W. Verwey Az., die als bestuurslid bedankt had, en de aftredende heeren mr. J. E. Henny, prof. dr. C. B. Spruyt, mr. W. H. De Beaufort en A. S. Van Reesema. De vergadering werd hierna gesloten. Na eene ongesteldheid van eenige weken is te Delft overleden de heer dr. A. C. Oudemans Jr., hoogleeraar directeur der Polytechnische School. Dr. Oudemans werd te Amsterdam geboren, vertrok op 3-jarigen leeftyd naar Batavia, waar hy zyn eerste opleiding ontving, waarop hy in 1840 naar het vaderland terugkeerde. In 1853 promoveerdo hy te Leiden tot doctor in de wis- en natuurkunde. Reeds het volgende jaar werd de heer Oudemans benoemd tot assistent aan het scheikundig laboratorium der hoogeschool te Utrecht, om daar later belast te worden met het doceeren der anor ganische scheikunde, en in 1864 benoemd te worden tot hoogleeraar in de scheikunde aan de Polytechnische School te Delft. Na het af treden van den toenmaligen hoogleeraar-direc teur werd de heer Oudemans den lsten Aug. 1885 tot diens opvolger benoemd. Sedert 1869 was de overledene lid van de natuur kundige afdeeling der Koninklyke Academie van Wetenschappen. Tal van geschriften over scheikunde zond hy in het licht. De heer Oudemans was ridder in de orde van den Nederlandschen Leeuw en officier in de Oranje Nassau orde. Humaan gij deelnemend als prof. Oudemans in den omgang was, droegen zoowel zyne mede-docenten als zyno studenten en zyne ondergeschikten hem groote genegenheid toe. Wegens het overiyden van den heer Oude mans neemt het Delftsch Studentencorps zes weken rouw aan. Do familie heeft hot door het corps aangeboden funus aangenomen. Naar men uit Innsbrück aan het „Vad." meldt, maken dé Koninginnen veel uitstapjes in het heeriyke Tyroler Alpengebied. Dezer dagen reisden de Koninginnen per extra-trein over den Brennerpas naar het bekende zomer- station Gossonsasz en döjeuneerden daar in het Hotel Grübner. Daarna deden z(i een wande ling, om te genieten van het prachtig uitzicht op de gletschers in het Pflerschdal. De Vor stinnen keerden per spoor tot Matrei en daarna per rytuig langs do Elbögener Hoog straat naar Igls terug. HH. MM. woonden op den lsten Pinksterdag de godsdienstoefening in de Evangelische Kerk te Innsbrück byjuist werd daar toen een nieuw orgel ingowyd. Dinsdag jl. deden HH. MM. een uitstapje naar de Achensee, het schoonste der Tyroler Alpenmwren. Zy deden van het station Jenbach per extra trein van de Tandradbaan den tocht naar 't meer, waar een feesteiyk versierde stoomboot haar wachtte. De spoorwegdireoteur Schroder en het lid van den Raad van bestuur, baron Dreifus, vergezelden HH. MM. op dezen tocht. Zoowel de bevolking als de vele gasten, die zich in Tyrol thans ophouden, toonen veel belangstelling in onze Vorstinnen, en vooral de jonge Koningin is 't voorwerp van aller bewondering. Zaterdag-ochtend heeft op de Roomsch- Katbolieke begraafplaats te 's Gravenhage de overbrenging in eigen grafkelder plaats gehad van het stoffelyk overschot van den in 1882 overleden Italiaanschen gezant, com mandeur Bertinatti, toon op het kerkhof begraven. Deze overbrenging, door gods dienstige plechtigheden voorafgegaan, werd bygewoond door den Italiaanschen gezant, graaf Gerbaix de Sonnaz, en den secretaris van het gezantschap, markies De Gregorio, benevens door den secretaris generaal by het departement van buitenlandsche zaken, den heer Zilcken, en den consul vaa Turkye, den heer De Vries. De heer en mevrouw Vetter kwamen gistermorgen halftwaalf te Hilversum, waar zy de gasten waren van den heer G. De 22) X. ia niet allea goud vrat blinkt. Spoedig kwam er uitkomst voor Mary. Zy had op aandringen van Ida op eene adver tentie geschreven, waarin eene adellyke dame oen beschaafd jong meisje tot gezelschap zocht. Het was te Arnhem; d9 meisjes gingen er heen; men werd zeer vriendelyk ontvangen en het resultaat van dit bezoek was, dat Mary by mevrouw Van Schoonhuyzen in be trekking zou komen. Daar mevrouw wenschte dat zy zoo spoedig mogeiyk zou afreizen, werd er allo spoed met hot uitzet gemaakt. Reeds veertien dagen daarna begaf Mary zich naar Arnhem, niet dan nadat zy heete tranen bij het afscheid-nemon geweend had. Mevrouw Poole zou ten huize van haren zoon gaan wonen. Ernst Poole had door zyne vele rolaties eene betrekking gekregen, die hem in staat stelde zyne moeder te kunnen onderhouden. De fout, door den vader begaan, werd ge lukkig den zoon niet toegerekend. Het was voor Ida een groot gemis, toen Maiy vertrokken was, doch daar zy met hare armenbezoeken zeer ten achteren was en hare kennissen haar nu wat meer by zich zagen, viel haar de tyd niet lang. Da eerste brieven van Mary waren tamelyk opgeruimd. Wel miste zy zeer haar dier baar tehuis, doch zy begreep zich te moeten schikken. Zy leefde nu in eene zeer weelderige om geving, doch zy had niets te doen dan met mevrouw Van Schoonhuyzen uitryden te gaan en thee te schenken. Hoewel zy vóór het ongelukkig uiteinde van haren vader nooit iets degelijks uitgevoerd had, zoo was dit den laatsten tyd, vooral door Ida's voorbeeld, geheel anders geworden. Zy was tot het besluit gekomen, dat arbeid veel tot het ware levensgeluk bybrengt. Hoe vreemd was het haar nu den geheelen dag letteriyk in ledigheid haar tyd door te brengen. Na het ontbyt las zy mevrouw Van Schoon huyzen de couranten voor; na de lunch ging men uit rydon of verwachtte visite. Des avonds kwam er meestal bezoek en dan werd er kaart gespeeld. Vervolgens ging men naar bed met het bewustzyn, den dag nuttig besteed te hebben. Dit leven verveelde Mary spoedig, doch mevrouw en haar zoon waren zeer vriendelyk voor haar. Zy erkende dus met dankbaarhoid het zeer goed te hebben getroffen. Hare latere brieven waren minder opge ruimd. Hoewel zy aan hare moeder steeds op een vroolyken toon trachtte te schryven, waren de brieven, aan Ida gericht, vol klachten. „Mevrouw Van Schoonhuyzen is zeer vrien delyk togen my als wy alleen zyn," schreef zy, „doch zoodra er bezoek komt, neemt zy een nederbuigend vriendelijken toon tegen my aan, die my meer kwetst dan wanneer zy my met stugheid behandelde. Als haar zoon, oen zeer beleefd jongmenscb, my in gezelschap toespreekt, dan werpt zy hem toornige blikken toe, en als aDdere heeren notitie van my nemen, dan roept zy my tot zich en beveelt my het een of ander op trot- schen toon. Ach, Ida, ik heb zooveel behoefte aan liefde en medelyden! Vertel myne klachten niet aan mama; laat zy zich my tevreden en gelukkig denken. Ik zal mijn best doen niet meer te klagen." Ida schreef haar een hartelyken brief terug. Zy wenschte haar moed en sterkte en beloofde haar in het nieuwe jaar eens te Arnhem te zullen komen. XI. De conversatie, 't is gewis Dat zy vaak leerzaam, nuttig ia. Ook leert zij soms en dit zegt iets, Zeer lang te praten over niets. Miniature* v. Antoinette. Mevrouw De Brie zou een feestje geven. Reeds om zeven uren waren de talryke lichten in het salon ontstoken, en de gasvlammen weerkaatsten zich vrooiyk in de kristallen breloques. In den open haard knetterde een lustig vuurtje; de stoelen waren van hun overkleed ontdaan, in één woord, alles toonde aan dat de vrouw des huizes gasten ver wachtte. Zy zelve was aan de tafel gezeten voor het zilveren theeservies, waarop een negental Japansche kopjes klaar gezet waren. Tegen, acht uren klonk de schel; de gast vrouw streek even haastig een weerbarstig lokje van het voorhoofd weg, wierp nog e6n blik op de theetafel en wachtte vervolgens zóó kalm de gasten af, alsof er den geheelen dag niets voor de ontvangst te doen ge weest was. „Wa^r blijven ze toch?" mompelde zy, toon er wel gestommel werd gehoord, doch niemand binnentrad. Eindeiyk ging de deur open en een viertal dames trad binnen. Twee daarvan waren Ida De Maire met hare mama en de andere waren Mientje en Fietje Hobein. Deze waren steeds byzonder goed op de hoogte van alle mogelyke nieuwtjes, die gebeurd waren, of volgens haar, met profetiechen blik vooruitgezien werden, als zullende gebeuren. Zy wisten altyd welke engagementen af en welke aan zouden raken; het was dus geen wonder, dat men de dames Hobein dikwyls op theevisites inviteerde. Even daarna traden mevrouw Van Lee met Constance, Bertha Udon en Aline Spil binnen. Mevrouw De Brie zag gaarne jonge meisjes by zich en dezen mochten haar allen ook graag. „Wel, dames," zeide de gastvrouw, toen allen gezeten waren, „wat komt ge deftig laat; neen, (lat was in mijn jongen tyd ge heel anders l Wij kwamen om zeven uren by elkaar, om nogen uren kwamen de heeren, dan speelden wy kaart of een gezelschaps spelletje, en om tien uren stapte iedereen op. Hoe geheel verschillend met toen, is nu de conversatie! Als men geen formeele sou pers geeft, laten de heeren zich wachten en de dames komen deftig tegen acht uren aan stappen; daardoor gaan die gezellige thee visites geheel uit de mode." Kruif van Dorssen op den Trompenberg. Een zeer talryke menigte had zich aan bet station verzameld om den generaal te zien. Naar het „Hbl." verneemt, zal in de a. 8. zomerzitting der Provinciale Staten van Noord- Holland .-een belangryk voorstel aan de orde komen in zake de zeewering te Kallantsoog, benoorden en bezuiden den Zeedyk der „Honds- bossche." De ritmeester J. G. baron Van Sytzama, die te Venloo aan de gevolgen van een ongeval is overleden, stamde af van een der oudste adellyke geslachten van Friesland. Zyn grootvader was gouverneur dier provincie, zyn vader was oud-lansier, oud burgemeester van Dantumadeel en gedurende vele jaren kamerheer in buiteDgewonen dienst van wylen Koning Willem III. De overledene, een flink cavalerie officier en een zeer geacht kameraad, bracht zyno kinderjaren door op het voorvaderiyk verblyf Rinsma-State, naby Driesum, genoot zyn op leiding tot officier aan de Kon. Mil. Academie te Breda, werd 11 Juni 1873 benoemd tot 2den luit. by het 4de reg. huzaren te Deventer, en 24 Mei 1878 by dat corps bevorderd tot lsten luit. H(j werd in 1886 overgeplaatst naar Amsterdam en 1 Februari 1888 benoemd tot ordonnans officier van Koning Willem III, in welke betrekking hy ook werkzaam bleef na den dood van dien vorst en na zijn be noeming tot ritmeester, den llden Oct. 1889. Een jaar geleden werd hy als ordonnans off. eervol ontslagen en belast met het bevel over het 1ste eskadron van het 2de reg. huzaren te Venloo. Hij was ridder der ordo van Oranje Nassau, van de Eikekroon, van de Kroon van Pruisen en de orde van Frede- rik van Wurtemberg, zoomede drager van het onderscheidingsteeken voor 20 jarigen officiers- dienst. Blykens by het Departement van Marine ontvangen bericht, is Hr. Ms. fregat „Van Speyk", onder bevel van den kapitein ter zee L. Backer Overboek, den 8sten dezer van Kaapstad vertrokken, met bestemming naar Cadix. De heer F. J. Domela Nieuwenhuis, be noemd tot consul-generaal te Pretoria, is in die hoedanigheid door de regeering der Zuid- Afrikaansche Republiek erkend. De kapt. luit. ter zee C. F. A. Gregory, dienende als 1ste officier aan boord van Hr. Ms. wachtschip te Willemsoord, wordt met der. 21sten dezer op non-activiteit gesteld en ver vangen door den luit. ter zee 1ste kl. I. Van den Bosch. In byvoegsels tot de „Sts.-Ct." No. 133 worden medegedeeld de lysten van hoogst aangeslagenen in do Ryks directe belastingen, bedoeld by artikel 76 der Kieswet. Het stoomschip „Bloemfontein", van Amsterdam naar Kaapstad, arriveerde 8 Juni te Gravesend; de „Deucalion", van Batavia naar Amsterdam, passeerde 9 Juni Gibraltar; de „Edam" arriveerde 9 Juni van Amsterdam te Nieuw-York; de „Prins Hendrik, van Am sterdam naar Batavia, passeerde 8 Juni Kaap St.-Vincent, de „Prinses Marie", van Amster dam naar Batavia, arriveerde 9 Juni te Padang „Ach, alles was in den goeden ouden tijd zooveel beter," zuchtte Fietje Hobein met ten hemel geslagen oogen, terwyl zij een koekje at. „Ja, nietwaar juffrouw Hobein?" zeide Constance, „vroeger ging het levenspad stoeds over rozen. Als men op rois wilde gaan, dan was men verplicht in een diligence door dik en dun to ryden; als men 's avonds op straat wau, brak men by het licht van de gloeiende spy- kers, die men met don naam van lantaarns bestempelde, armen en beenen. Ik kan mij be-) grypen dat u naar dien tyd terugverlangr." „Neen," zeide mevrouw De Brie, „hoewel ik eene vrouw van den ouden stempel ben, ben i"/. het op dit punt geheel met Constance eeus. Wy profiteeren van ontzagiyk veel dingen, waarvan onze voorouders het genot nU kenden." „Ach, maar al die voorrechten hebben, helaas, het menschdorn niet beter gemaakt, integendeel," zuchtte juffrouw Miontje Hobein, terwyl zy met het gezicht van eene martolares haar kopje thee leeg dronk. „Zoudt u dan de tyden terugwenschon, waarop men er een uitgang van maakte om de arme krankzinnigen, die als wilde dieren achter tralies opgesloten zaten, te gaai: be spotten?" zoido Ida verontwaardigd. „Maar, lieve," zeide Fietjo Hobein, „zoo meende Mientje het niet." „Ik meende meer den achteruitgang og godsdienstig terrein," zeide Miontje aar?elond. (WorcU verve l<jJ.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1895 | | pagina 1