A0.1895.
Bsze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven
N°. 10323.
Vrijdag 'T' Juni.
Voor Leiden per 8
Franco per post
Afzonderlijke Nommers
PRIJS DEZER COURANT:
maanden.
1.10.
1.40.
0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIÊN:
Van 1 6 regels 1.05. Iedere regel moer 0.17J. Grootore
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad
wordt 0.05 berekend.
Olticiëel© Kennisgevingen.
Burg. en Welba. van Lisae maken bekend dat het
inBcbrijvingeregietor voor de Schutterij, alsmede de
daaruit opgemaakte alpbabeusche naamlijst, gedurende
8 dagen, cn wel van den Feteu tot en mtt den
15den Juni a. e., ter gemeente-eecretarie ter lezing ligt.
Leiden, 6 Juni.
De commissie van financiën heeft geene
■bedenkingen tegen de door commissarissen
dor Stads Bank van Leening ingediende reke
ning van hot beheer dier instelling over liet
jaar 1894. Z\j stelt voor die rekening goed
te "liren, m ontvangst op 10,531.51s, in
uitgaaf op 10,973.71, sluitende mtt een
nadeellg saldo van 442.19s.
Dezelfde commissie deelt tevens mede dat
or by haar geen bezwaar bestaat tegen de
in hare handen gestelde voordracht van
B. en Ws. tot het in eigendom afstaan van
gemeentegrond langs den Zuidsingel en de
Binnenvestgracht aan de Korinkiyke Noder-
landsche Grofsmederij. Zy adviseert mitsdien
tot de overdracht van bedoelden grond te
besluiten onder de in de voordracht voorge
stelde voorwaarden en voor een koopprijs
van ƒ2000.
Met het denkbeeld, de marktgelden voor
vee, enz. oenigszins te verhoogen, kan de
finantiöele commissie zich zeer goed ver-
eenigen. Intusschen meent zy een voorbehoud
hieraan te moeten toevoegen. Over de tegen
woordige inrichting der veemarkt is herhaal-
delijk geklaagd (zie o. a. het verslag der
Kamer van Koophandel over 1893, bl. 10).
Nu komt het de commissie van financiën
voor, dat met verhooging van het marktgeld
behoort gepaard te gaan eene zoodanige ver-
betering der inrichting, als noodig is om aan
j rechtmatige klachten te voldoen. Uit dit oog
punt de voordracht van Burg. en Weths. nader
te onderzoeken, schijnt haar echter niet toe
te liggen op den weg van de commissie.
Tegen het voorgestelde tarief is by haar
geen bezwaar gerezen. Onder het bovenstaande
voorbehoud meent zij dus tot aanneming der
voordracht te mogen adviseeren.
By dezelfde commissie zyn geen bedenkingen
gerezen tegen het voorstel van Burg. en Weths.
tot het doen van eenige herstellingen en ver
nieuwingen aan het woonhuis Aalmarkt 5,
dat verhuurd is aan den algemeénen Markt
en Havenmeester.
F Evenmin bestaat er bij haar bezwaar togen
het voorstel tot het afstaan van een gedeelte
'l grond en water, gelegen achter het perceel
"Kort-Rapenburg No. 2, aan den heer E. J.
De Bruyn, ter verheling aan het daarnaast
gelegen perceel No. 4.
De commissie van financiën bericht tevens
I dat hot onderzoek dor rekening vaD de Ste
delijke Gasfabriek over 1894 haar tot e, eerie
bsdenking aanleiding heeft gegeven Zy stelt
voor die rekening goed te keuren
wat de exploitatierekening betreft, in
ontvangst op ƒ365,496.265, in uitgaaf op
ƒ362.022.995, sluitende met een batig saldo
van ƒ3473.27;
wat de rekening van het Uitbreidings- en
Vernieuwingsfonds betreft, in ontvangst op
40,530.56, in uitgaaf op 33,535.665, slui
tende mot een batig saldo van 6994.89s,
beide saldo's in de eerstvolgende rekening te
verantwoorden.
De in de gemeentekas te storten winst
over 1894 bedraagt 63,578.33.
Aan den gemeenteraad stellen B. en Ws.
voor eenige posten der Gemeentebegrooting
voor 1894, waarvan de raming gebleken is
niet voldoende te zyn voor de vereischte
uitgaven, te verhoogen met de door hen
vermelde bedragen.
Het totaal dezer verhoogingen bedraagt
9479 en kan worden gevonden uit de over
schotten op Volgn. 89 „Onderhoud van straten
en pleinen" en Volgn. 94 „Onderhoud van
havens, vaarten, kaaimuren, sluizen en andere
waterwerken."
Zy geven daarom in overweging tot de
voorgestelde verhoogingen der begrootings-
posten van 1894 te besluiten en te dien einde
vast te stellen den overgelegden staat van
af- en overschrijving.
's Ryks Ethnogiraphisch Museum heeft
van den heer AU Cohen te Singapore de
onderstaande poppen, eene Javaansehe bruiloft
voorstellende, ten geschenke ontvangen:
Geïnventariseerd als serie 996 nos. 1 13:
1 bruid, 1 bruidegom, 2 baboes, 1 bruids
meisje, 1 bruidsjonker, 1 pajongdragor, 1 lans
drager en 5 muzikanten.
Aan den schenker is da dank der Regeering
betuigd.
Rogenten van het Geneeskundig Gesticht
voor Krankzinnigen te 's-Gravenhage hebben
benoemd tot inwonend geneesheer dr. S.
Reeling Brouwer, arts te Leiden.
Bedankt is voor het beroep naar de
Ned.-Herv. gemeenten te Lemmer en Appelscha
door ds. Bennink Bolt, pred. te Zwammerdam.
In den voormiddag-godsdienstoefening
van den 2den dezer werden kerkvoogden en
diakenen der Ned.-Herv. gemeente te Bent
huizen ieder afzonderlijk met een extra-gift
van 5 verblijd.
Door den kerkeraad der Gereformeerde
gemeente te Hazerswoude is het navolgende
drietal der gemeente voorgesteld, om daaruit
op den eerstvolgonden Zondag eene beroeps
keuze te doenW. H. Gispen W.Hz., candidaat
te Amsterdam, ds. G. L. Goris, te Hoek van
Holland en G. Kramer, candidaat te On6twedde.
De Commissaris der Koningin in de
provincie Overtysel, de heer P. Lycklama a
Nyeholt, heeft gisteren 's-Gravenhage bezocht.
Zyn komst heeft betrekking op eenige bespre
kingen in verband mot het voorgenomen bezoek
van Hare Majesteiten aan dat gewest.
Te 's-Gravenhage zyn in 't geheel als
ondtrwyzer toegelaten 43, afgewezen 34; als
onderwijzeres: toegelaten 113, afgewezen 35.
Voor vrye en orde-oefeningen der gymnastiek:
als onderwijzer toegelaten 3, afgewezen 5;
als onderwijzeres toegelaten 8, afgewezen 4.
Nuttige handwerken: toegelaten 12, afge
wezen 2.
Sollicitanten naar de betrekking van
assistent by de inwendige geneeskunde aan
de Rjjks universiteit te Utrecht (ƒ1000) worden
uitgenoodigd zich te wenden tot den minister
van bionenlandscho zaken, met een adres op
zegel, dat vóór 20 Juni by den secretaris van
curatoren, den heer Baert, moet worden inge
leverd.
Men schryft uit Rotterdam:
Al is het bedrag van het subsidie, door de
tooneeldirectie Le Gras en Haspels van het
publiek gevraagd, nog niet geheel bijeen
gebracht, er is eenige kans, dat het er komen
zal. In elk geval ondervindt die directie vol
doende belangstelling om het er op te kunnen
wagen de onderneming voort te zetten, ook
al komt het gevraagde subsidie niet geheel
bijeen.
Er is daartoe te meer reden, omdat het
zich laat aanzien dat de groote schouwburg
in het volgend speelseizoen minder dan anders
zal te vreezen hebben -van de concurrentie
van den Tivoli schouwburg. Het gezelschap
toch, dat laatstgenoemden schouwburg be
spelen zal, belooft niet heel veelhet is byna
uitsluitend uit zeer bescheiden krachten samen
gesteld.
Die arme Tivoli-onderneming! In den Tivoli-
wintertuin (de naam blijft ook in den zomer
behouden) worden thans eene dikke dame
en een doorschijnende Russische graaf ver
toond; en op het tooneel, waar men Jan De
Vos, Rooyaards, Van Zuylen en Alexander
Faassen heeft zien samenwerken, zullen thans
tooneelspelers van den derden en vierden
rang hunne kunst vertoonen.
De Vos is nog altijd zonder betrekking. Er
zal voor hem wel niets anders overschieten
dan voordrachten te gaan houden, om aan
den kost te komen. In het tijdschrift „Het
Tooneel" wordt gezegd dat De Vos nooit de
sympathie van het Rotterdamsche publiek
heeft bezeten. Dat is wel wat sterk uitgedrukt.
Als tooneelspeler is hy altijd hoog gewaar
deerd geworden en ook als regisseur had hi)
vele vereerders. Maar in den laataten tyd had
hij veler sympathie verloren om geheel parti
culiere redenen, die wy niet nader hebben
aan te duiden.
Wel is bet waar, dat een deel van het
Rotterdamsche publiek minder belangstelling
heeft voor de kunst van een De Vos en een
Royaards dan byv. voor den bovenger.oemden
doorschynenden graaf, eene vieze vertooning,
die een beschaafd publiek niet moest dulden
maar Rotterdam telt toch ook nog vele ware
kunstvrienden. Van Korlaar en De Vos zouden
het wel hebben kunnen volhouden, wanneer
er geen dingen gebeurd waren, die aan het
publiek ergernis gaven; dingen, die met kunst
en kunstwaardeoring niets te maken hebben.
Gisteren had in het Centraal station te
Amsterdam de halfjaarlyksche bijeenkomst
plaats van do afgevaardigden der Europeesche
Spoorwegdirectiün tot regeling van den loop
der treinen gedurende den aanstaanden winter.
Ongeveer tweehonderd heeron waren tyjeen.
Heden zullen de Nederlandsehe Spoorwegen
aan de heeren te Scheveningen een banket
aanbieden onder voorzitterschap van den heer
Cluysenaar, directeur generaal der Exploitatie-
Maatschappy. Morgen gaan de heeron per
extra-trein naar Arnhem en omstreken.
Het hoofdpunt voor Nederland in deze
F cuilleton.
9DA DE IVSAIRE.
14)
Er w is niets meer aan te doende vlammen
verslonden alles wat in hun bereik was met
woedende kracht, en toen kort daarna de
brandweer aanrukte, was het hui8 voor een
groot gedeelte reeds een prooi der vlammen
geworden.
Inmiddels amuseerden zich de jonge dames,
die ten huize van Constance Van Lee byeen
waren, zeer goed. Constance wachtte echter
nog steeds op eone gelegenheid iets tor sprake
i te brengen, dat haar na aan het hart lag.
j Opeens zeide zy tegen Ida:
„Ik sprak eergisteren Hugo Blunt en die
deed my oen wonderiyk verhaal. Hjj vertelde
dat gy met uw cavalier op de buitenparty
f by Pato verdwaald zyt geraakt. Is dat zoo?"
„Och," antwoordde Ida, „daar was niet veel
wonderlyks in. Wy spraken over verscheidene
onderwerpen en dwaalden toen een eind van
bet overige gezelschap af."
cNu, ik behoef niet te vragen of het dis
cours interessant was?" zeide Constance spot
achtig. „Dus zyt ge daardoor verdwaald?"
vervolgde zy op ongeloovigen toon.
»Ja, hoe anders?"
»Hm, ik.
Daar werd de deur geopend. Henri De
Maire trad binnen, en deze verhaalde, na de
üionge dames begroet te hebben, dat er een
hevige brand woedde in de richting van den
Amstel, doch dat men hem niet had kunnen
mededeelen waar en by wien het was.
„De afstand was wat groot ora er heen te
loopen vóór ik hier naar toe ging," zeide hy,
„doch als gy u klaar maken wilt, dan kunnen
wy er te zamen heen gaan?
Mary Poole had ademloos toegeluisterd. Zy
woonde in die richting en het was alsof een
bang voorgevoel haar influisterde, dat zy per-
sooniyk iets met dien brand te maken had.
Henri, die veel van Mary hield, bemerkte
haar bleekheid en zeide:
„Maar, Mary, ge hebt geen reden zoo ont
steld te zyn; wie zegt je dat het juist in
uwe buurt is?"
Het meisje had echter geen rust. Zy nam
het aanbod van Henri De Maire, haar naar
huis te geleiden, aan en even daarna stapte
Ida met haar broeder en haar vriendin de straat
op. Het was niet twyfelachtig in welke rich
ting de brand woedde. De lucht was als in
een vuurgloed gehuld. Het dalen en ryzen der
vlammen weerkaatste zich tegen de dampige
wolken. Als op vleugelen gedragen, spoedde
Mary zich naar de plaats des onheils. Ida had
moeite haar by te houden; doch eindeiyk was
men den vuurgloed genaderd; duideiyk hoorde
men het geknetter der vlammen; het was
geen droom, maar vreeseiyke werkelykheid
het huis van Mary Poole stond in lichterlaaie.
Wanhopig staarde het doodeiyk ontstelde
meisje om zich heen; zy zocht hare betrek
kingen er was niets of niemand te zien. Ida
en Henri hadden moeite haar te ondersteunen;
zy scheen naar lichaam en ziel gebroken.
Daar werd haar eene hand toegestoken en
eene haar welbekende stem zeide„Mary,
kind, wat staat ge daar; kom met my mede;
je ouders zyn gered, ze zyn by my."
Het was een vriend kaars vaders, de heer
Wils, die deze woorden gesproken had.
„Het was echter alsof Mary die stem niet
herkende, want zy staarde als wezenloos voor
zich uit. Zij liet zich gewillig medevoeren,
en toen Ida en Henri haar naar het huis van
den heer Wils begeleid hadden, begaven zy
zich naar huis.
„Ach, Ida," zeide haar broeder, „welk een
slag voor Mary."
Ida wist dat Henri veel van hare vriendin
hield; daarenboven was by by den heer Poole
op kantoor.
„Niet alleen voor Mary," antwoordde zy,
„doch ook voor hare ouders. Maar begryp
jy hoe een brand in een particulier huis opeens
zoo hevig woeden kan?"
„Ida," zeide Henri op fluisterenden toon,
„ik zou er tegen geen ander over willen
spreken; maar ik geloof dat de zaken van
den heer Poole reeds lang zeer wrak staan.
Ik vrees dus het ergste voor de toekomst."
„Maar, Henri 1 je denkt toch niet?...."
riep Ida ontsteld.
„Denk er om, zusje, dat wy niet in onze
huiskamer zyn. Men mocht uit onze woorden
soms iets opmaken."
Verder werd er over deze zaak niet ge
sproken. Toen Ida, na het voorgevallene aan
hare ouders verteld te hebben, naar bed was
gegaan, kwam haar allea, wat er dien dag
besproken was, weer in de gedachte.
byeenkomst is gelegen in het feit, dat de
reis van Londen naar Beriyn over Vlissingen
aanstaanden winter twee uren korter wordt.
Zulks geschiedt op aandang der Duitsche
regeering ten behoeve der postverbinding.
Gisteren wtrd door dr. Ruys, inspecteur
van het geneeskundig staatstoezicht op de
krankzinnigengestichten, met dr. Van Andel
een bezoek gebracht aan de gemeente Grave,
om in vereeniging met den ryksbouwmeester
van Wadenoyen met zyn adjunct een pader
rapport to kunnen uitbrengen omtrent den
toestand en de geschiktheid van het voor
malig Ryks groot-arsenaal c. a., in verband
met het by de regeering in overweging zijnde
plan een idioten gesticht te vestigen te Grave.
De minister van marine heeft bepaald:
Met 2 Juli a. s. wordt de luit. ter zee 2de kl.
G. J. Kniphorst, dienende aan boord van
Hr. Ms. monitor „Luipaard", op non-activiteit
gesteld en vervangen door den luit. ter zee
2de kl. P. J. Lucardie. De luit. ter zee 2de
kl. J. A. Van Hooff wordt alsdan geplaatst aan
boord van Hr. Ms. wachtschip te Willemsoord.
Blykens by het dep. van marine ont
vangen berichten is Hr. Ms. instructiescbip
„Nautilus", onder bevel van den kapt. luit. tor
zeeP. F. H. Volcke, den 4don dezer van Funchal
(Madera) vertrokken, ter voortzetting van den
oefeningstocht.
In bet badhotel te Vlissingen bevindt
zich de heer Reitz, president van den Oranje-
Vrystaat, die, zooals bekend, om redenen van
gezondheid naar Europa is gekomen. Meteen
Castle-toot is hy van Afrika naar Londen
gereisd en Zondag ochtend per mailboot te
Vlissingen gearriveerd. MG.)
Het stoomschip „General," van Hamburg
en Amsterdam via de Kaap naar Zanzibar, arri
veerde 2 Juni to Durban; de „Prinses Wilhel-
mina," van Amsterdam naar Batavia, arri
veerde 5 Juni te Port-Said; de „Prins Hendrik,"
van Amsterdam naar Batavia, vertrok 5
Juni van Southampton; de „Prins van Oranje"
vertrok 5 Juni van Amsterdam naar Java;
de „Veendam" arriveerde 5 Juni van Niouw-
York te Rotterdam; de „Conrad", van Batavia
naar Amsterdam, passeerde 5 Juni Dungeness;
do „Merapi" vertrok 5 Juni na volbrachte
reparatie van Batavia naar Rotterdamde
„Oengaran" vertrok 5 Juni van Batavia naar
Rotterdamde „Spaarndam" vertrok 5 Juni
van Rotterdam naarftieuw York; de „Teucer",
van Amsterdam en Liverpool naar Batavia,
arriveerde 5 Juni te Port Said; de „Glaucus",
van Amsterdam naar Java, arriveerde 5 Juni
te Liverpool.
By koninklyk besluit is voor den työ
van drie jaren godetachoerd by de landmacht
in West-Indië de 1ste luit. A. S. De Jongb,
van het 7de regiment infanterie.
TWEEDE K491ER.
Aan de orde is de conclusie der commissie
tot het onderzoek van het adres van F. H.
Jozeph, ^aannemer te Utrecht, vorzoekende
voldoening zyner vorderingen in zake den
bouw van een stoomgemaal op den Ouden
Zederik. Door de commissie is voorgesteld,
onder dankzegging aan den Minister, de inlich
tingen aan te nemen voor kennisgeving.
De heer Van Berckel betoogde dat uit het
onderzoek voldoende gebleken was, dat de
aannemer het slachtoffer is geworden van de
handelingen van de directie van het werk;
spr. protesteerde daartegen en tegen do usan
ces, by Waterstaat bestaande. Hy hoopte dat
zal worden gezorgd dat in do bestekken niet
meer zulke gebreken voorkomen als in het
hierbedoelde.
De heer Bastert verdedigde het rapport der
commissie, die geen andere conclusie kon
voorstellen.
De Minister van Waterstaat constateerde
dat de adressant zich onderworpen heeft, op
eigen verlangen, aan de uitspraak van de
commissie van advies, zoodat er geen reden
tot beklag bestaat.
De conclusie werd zonder hoofdelyke stem
ming aangenomen.
Aan de orde kwamen daarna de inlichtin
gen op de adressen van de gep. hoofdofficie
ren van het Indisch leger E. Y. Jeltes, W
J. Havenga en A. E. Waszklewicz, houdende
bezwaar togen art. 4 van het K. B. van 1898,
tot vaststelling van een nieuw reglement voor
het fonds voor Weduwenpensioenen van Indi
sche officieren.
De commissie stelde voor, onder dankzeg
ging aan den Minister, te verklaren, dat do
bezwaren van adressanten haar niet voor
komen te zyn ongegrond en dat tegemoet
koming daaraan, ten aanzien van de by het
artikel bedoelde gepensionneerde officieren,
billyk geacht wordt.
De heer Rutgers van Rozenburg kwam op
tegen deze conclusie. De bedoelde officieren
hebben opzettelijk de aangifte van hun huwe*
lyk nagelaten, om niet voor weduwenpensioen
te behoeven te betalen, ofschoon zy in de
gelegenheid zyn gesteld om dit nog later te
doen. Zij wenschen te blyven profiteeren van
eene dwaze bepaling, die vroeger bestaan heeft.
Ook uit een rechtskundig oogpunt acht spr.
het verzoek ongegrond. De adressanten zyn
teleurgesteld, maar medelijden verdienen zy
daarom nog niet.
Wordt de conclusie aangenomen, dan loopt
men kans, dat de finantiöele toestand van het
fonds, die pas geregeld is, weer geheel in de
war zal worden gestuurd.
De minister van koloniën sloot zich aan by
het betoog van den heer Rutgers en verzekerde
dat nooit aan de vrygevige bepaling van het
oude reglement de bedoeling heeft voorgezeten,
die adressanten daaraan geven: dat zy nooit
behoefden by te dragen voor woduwenpensioen,
maar dat hun daarvan toch het genot verzekerd
zou zyn, als later do verschuldigde premiGn
werden betaald. Do maatregel van het K. B.
van 1893 is zeer goed. Er zyn echter omstan
digheden voor andere officieren, niet voor
adressanten, die eene wyziging noodig hebben
gemaakt in het K. B. van 1893, ten einde
hen in de gelegenheid te stellen de stortingen
gemakkeiykor te voldoen. Terugkomen op den
maatregel wil de Minister niet.
Waarom was Constance altyd zoo scherp?
Waarom maakte men altyd toespelingen
op die buitenparty? Wat had zü toch gedaan
was het dan zoo iets ondenkbaars, dat men
al pratend van het overige gezelschap af
raakte, doch zou iemand ook gezien heb
ben dat de heer Maró haar had trachten te
kussen? De maan verlichtte toen juist zoo
helder hun pad, en zy had gemeend geritsel
in de struiken te vernemen. Maar dan had
men ook gezien, dat zy zich verweerd had.
Met deze gedachte troostte zy zich en het
gelukte haar spoedig in te slapen.
VII.
Chacun a un caractóre,
mais peu ont de caractöre.
Den volgendon morgen was Ida vroegtydig
op. Zy verlangde zeer te vernemen hoe het
met den brand afgeloopen was. Na het ont-
byt begaf zy zich naar het huis van den
heer Wils. Mary kwam haar met betraande
oogen te gemoet. Toen deze zich even ver-
wyderd had, deelde de heer Wils haar mede
dat het eene allertreurigste zaak was. Het
goheele huis was afgebrand en het scheen
dat de vuurgloed het eerst in het kantoor
gezien was. De boeken waren alle verbrand
en blykbaar bestond er vrees, dat de zaken
niet goed in orde waren.
Toen Mary weer in de kamer kwam, barstte
zy in snikken los.
„Och lieve Ida," zeide zy, „je weet niet
hoe diep rampzalig wij allen zflnl Wie had
dat gedacht, toen wjj zoo gezellig by elkander
zaten. Pa en ma zijn zoo wanhopend, en pa
roept Boms: „Och, goede menschtn, ik heb
het niet gedaan, ik heb het waarlijk niet
gedaan I"
„Waarom zou pa dit telkens zeggen? Nie
mand beschuldigt hem immers?"
„Och, Mary, dat ia niet3 dan zenuwachtig
heid. Geloof mij, de goede man weet niet
wat hy zegt."
Er was niets met het bedroefde meisje aan
te vaügen. Mevrouw Poole, die later op den
morgen verscheen, was ook treurig en stil
zwijgend, en de beer Poole was onzichtbaar.
Daar de heer Wils oDgehuwd was, had deze
gaarne dat Ida don geheelen dag zoude blijven
om de dames gezelschap te houden, en Ida
ging tegen koffietijd even naar huis, om de
toestemming van bare mama te vragen.
Toen zij aan de koffietafel gezeten was en
aan hare ouders verhaalde wat de heer Poole
telkens zeide, zag mevrouw De Maire haar
man veelbeteekenend aan.
Ida deed alsof zij er niets van begreep,
doch toen Henri De Maire even daarna bin
nentrad met de woorden:
„Wel, dat is oen treurige toestand bij de
familie Poole. Men zegt dat de boedel op is,
dat er een masBa onbetaalde rekeningen zjjn
en dat de kantoorboeken mede verbrand zjjn,"
zeide zij
„Maar, Henri, gisteravond hebt ge al let»
dergelijks gevreesd, maar ge denkt toch niqt
dat de heer Peole den brand aangestoken
heeft
(Wprdt itmoigck)