N°. 10321, Woensdag 5 «Tmii. A°.1895, i§eze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Leiden, 4 Juni. F*eu.±ll©"to:n. IDA DE SV9AIRE. LEIDSCH DA&BIAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden. f 1.10. Franco por post ft Afzondorlüke Hommers 1.40. 0.05. PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17£. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad wordt f 0.05 berekend. Oilleiëele Kennisgeving;©!!. Oproeping van de Verlofganger» der Nationale Militie, tot het byn-onen der Inspectie. Burgemeester en Wethouders vaa LoideD, Genen do besluiten van den Deer Commissaris der Koningin in de proviucio Zuid-Holland, van den l'SOeten April en den 7den Mei 1895, A No. 1292 en 1379 (2de Afd.), Provinoiale bladen Noa. 25 en 29, houdende regelmg van liet onderzoek der verlof- Dger8 v*d f'o Militie te land; Boepen diente. gevolge op al de biünen deze meente gerestigcie verlofgangers der Militie te d. van de lichtingen 1889, 1890, 1891, 1892, 1893 en 1894, die vóór den ltten April 1.1. in het gerot van onbepaald verlof zijn gesteld, met uit zondering alléén van lien, die in de maand Juni h. in workelgken dienst moeten komen, om te j verechij en in het Invalidenhuis (ingang door de Boppenhinksteog aan de zijde van do Hooglandscho eikgracht) ten einde door den Heer Militie-Com- issaris te worden geïnspecteerd, en wel: verlofgangers, behoorendo tot de lichtingen 1889 en 1890, op Maandag den 17dcn Juni 1895, de9 morgens to negen uren, en die, behoorendo tot de lichtingen 1891, 1892, 1893 en 1894, op deDzoifdeo dag, des morgens to halfelf; in uniform gekleed en voorzien van do kleodiDg- en n trustingetukki D, hun bij het vertrek mot verlof medegegeven alsmede van hunne zakboekjes en van hnrine verlofpassen, i-.; jiuigemeecier ea Wethouders vermanen de be trokken verlofgangers, aan deze oproeping nauw keurig te beantwoorden, te zorgen dat hunne kleeding en uitrusting in goeden staat worden voorgesteld, alsook om zich, bij het gaan naar de plaats, voor hel onderzoek bestemd, gedurende het onderzoek en bij bet nair huis keeron, ordelijk te gedragen oa alzoo zich te vrijwaren voor de toepassing der straf bepalingen, vermeld hij de artt. 130, 141145 der Wet van 19 Aogustus 1861 (Staatsblad No. 72), daar ongeregeldheden als andorezins, zoolarg do man schappen in uniform zijn gekleed, worden goetrafi volgens het Crimioeel Wetboek en het Reglement van krijgstucht voor het krijgsvolk te lande. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Leiden, F. WAS, Burgemeester. 4 Juni 1895. E. KIST, Secretaris. Aan den gemeenteraad deelen B. en Ws. tnede dat de werkzaamheden der brugwachters in den laatsten tyd belangrijk zijn vermeer derd en hun dienst aanmerkelijk zwaarder is geworden, vooreerst ten gevolge van de vaart- verbetering, waardoor een geregelde nacht dienst is noodig geworden, en vervolgens door de invoering van het Havengeld, met de inning waarvan alle brugwachters voor zooveel noodig worden belast. Het aantal brugwachters bedraagt thans 30, van wie 7 tijdelijk zyn aangesteld en 1 nog assistent is. Een vast aantal van 30 is even wel dringend noodzakelijk met het oog op den drukken dienst vooral aan de Turfmarkts en Blauwpoortsbruggen. Verder zijn twee brugwachters door B. en Ws. aangesteld tot zoogenaamde Havenrecher cheurs. 8 Zy zijn belast met het houden van toezicht of de schippers, die zich bij het binnenkomen der gemeentewateren van doorvaartkaarten voorzien, met hun vaartuigen ook gebruik maken van ander vaarwater dan de Nieuwe Vaart of ergens binnen de gemeente aanleg gen, in welke gevallen voor die vaartuigen alsnog havengeld moet worden ingevorderd; z(j moeten verder meermalen de door brug wachters afgegeven quitanties wegens betaald Haven- of Bruggeld met het stuk in het des betreffend register vergelijken, om te zien of het bedrag daarmede overeenkomt. De jaarwedde van de brugwachters, tevens belast met de inning van de havengelden, bedraagt thans nog f 400 en vrije bovenkleeding. Het valt, zeggen B. en Ws., in het oog dat doze bezoldiging niet in verhouding is met de vele en somwijlen zware diensten, van hen gevorderd, terwijl zjj bovendien met eenige finantiöelo verantwoordelijkheid zijn belast. By de behandeling van de begrooting voor dit jaar werd dan ook een voorstel tot nadere regeling van de bezoldiging der brugwachters toegezegd, in verband met een door hen ingediend adres. Hot is dringend noodig dat in dezen toestand eenige verbetering worde aangebracht, op grond waarvan B. en Ws. in overweging geven de jaarwedde van de brugwachters, tevens belast met do inning van de Haven gelden, vast te stellen op f 450 per jaar met vryo bovenkleeding, en van do Haven-recher cheurs op f 500 per jaar met vrije bovenklee ding, een en ander in te gaan met 1 Juli 1895. Bij aanneming van dit voorstel zullen de uitgaven met f 170C 's jaars worden verhoogd en zal te zijner tijd een voorstel tot verhoo ging van het betrekkelijk artikel dor begroo ting voor dit jaar worden ingediend. Uit een ingesteld onderzo?k is gebleken dat er geene bedenking bestaat tegen de inwilliging van hot verzoek van C. H. Jurgens, om de gestrate stoep voor het perceel Rijnstraat 7 te doen vervangen door een gemetselde, weshalve B. en Ws. den gemeenteraad in overweging geven de gevraagde vergunning te verleenen, onder voorwaarde dat de klinkers van de gestrate stoep voor rekening van adressant vanwege de gemeente zullen worden weggeruimd. De commissie van financiën heeft geeno bedenkingen tegen den staat van af- en overschrijving en den suppletoiren staat van begrooting van de Stedelijke Werkinrichting, voor den dienst van 1894, zoodat zy tot goedkeuring van die Staten adviseert. In verband met het verzoek van den heer S. Thors, deelen B. en Ws. mede dat de zoon van adressant, A. Thors, leerling der 1ste klasse van de Hoogere Burgerschool voor Jongens, half April de school en de stad heeft verlaten, zoodat er termen bestaan voor eene gunstige beschikking op het verzoek om ontheffing van de betaling van schoolgeld. Ook leggen B. en Ws. aan den gemeente raad over een verzoek van L. W. Th. Schmidt, te Apeldoorn, 't Loo, om terugbetaling van schoolgeld voor de Kweekschool voor onder wijzers en vrijstelling van de betaling van schoolgeld voor de Hoogere Burgerschool voor Jongens. Het komt B. en Ws. voor, dat er wel termen bestaan om gunstig op het verzoek te beschikken, zoodat z(j in overweging geven, aan adressant terugbetaling te verleenen van schoolgeld voor zyne dochter, vroeger leerlinge der Kweekschool voor onderwijzers over het eerste kwartaal van den cursus 1894/95, en vrijstelling van de betaling van schoolgeld voor zfine twee zonen, vroeger leerlingen der Hoogere Burgerschool voor Jongens, over het laatste kwartail van den cursus 1894/95, wegens vertrek uit de gemeente. Door de Koninklijke Nederlandsche Grof smederij is de eigendom aangevraagd van een gedeelte gemeentegrond langs den Zuidsingel en de Binnenvestgracht. Blijkens nader overgelegde kadastrale tee- kening zyn de aangevraagde strooken grond, gedeelten van ongenummerde publieke wegen, dat aan de zijde van de Binnenvestgracht, groot 38 centiaren, en dat ten Noorden van den Zuidsingel, groot 2 aren, 18 centiaren, te zamen 2 aren, 56 centiaren. Verder zal bij inwilliging van het verzoek de bestaande be strating aan adressant in eigendom moeten worden overgedragen, alsmede de brug over de Binnenvestgracbt, waarvoor thans sedert 1859 door de Grofsmederij eene jaarlyksche recognitie van f 25 aan de gemeente wordt betaald ter tegemoetkoming in de onderhouds kosten. Na door de commissie van fabricage inge steld onderzoek is gebleken dat tegen den gevraagden eigendomsafstand geen bezwaar bestaat. Het komt B. en Ws. voor dat een koop prijs van f 2000 billijk kan worden geacht, ook met het oog op de overdracht van de bestrating en van de brug, terwijl de Grof smederij alsdan wordt ontheven van de jaar- lijksche recognitie ad f 25 voor het onderhoud van de brug. Naar aanleiding van een desbetreffend verzoek van den heer H. W. Hoogeboom, den lsten Mei verhuisd naar Leiderdorp, deelen B. en Ws. mede dat door adressant als houder van twee honden de belasting ad f 6 op 1 Februari jl. is voldaan en dat in de Verorde ning op de heffing van eene plaatselijke be lasting op de bonden geene bepaling voor komt, krachtens welke terugbetaling kan worden veileend, zoodat aan het verzoek van adressant tot terugbetaling van de helft der belasting niet kan worden voldaan. Zy geven mitsdien in overweging afwijzend op het verzoek te beschikken. Naar aanleiding van een verzoek van den heer C. Hemmes, lsten luit. der infanterie, geven B. en Ws. in overweging, aan adressant, wegens vestiging in de gemeente met 1 Mei jl., terugbetaling te verleenen van schoolgeld voor zijne dochter, leerlinge der Meisjesschool lste klasse, over de maand April, tot een bedrag van vijf gulden. Op bet verzoek van de wed. C. W. Zevoryn, om terugbetaling van schoolgeld wegens vesti ging in de gemeente met Mei, geven zjj in overweging aan adressante terugbetaling te verleenen van schoolgeld voor drie kin leren, leerlingen der Meisjesschool lste kl., over de maand April, tot een bedrag van f 11.25. Het bestuur der Zondagsschool „Jesaia" had verzocht gebruik te mogen maken van de bewaarschool in de Groenesteeg, op welk verzoek afwijzend is beschikt, op grond dat de bedoelde bewaarschool voor het aangegeven doel ongeschikt is. Er zijn namelijk vier speelkamers, waarin geene tafels, en vier lees kamers, waarin tafels en banken, uitsluitend voor kinderen van drie tot zeven jaren be stemd, overeenkomende met de afmeting vaa het lichaam van kinderen op dien le^ftjjd, terwijl de Zondagsschool „Jesaia" blijkens ingesteld onderzoek wordt bezocht door kin deren van zes tot twaalf jaren. Thans is door het bestilur aangevraagd om de school 4de kl. No. 1 in de Gortestraat te mogen gebruiken, tegen de inwilliging van welk verzoek b:j B. en Ws., na ingewonnen advies van het hoofd der school, geen be zwaar bestaat. Zy geven mitsdien in overweging aan het bestuur van de Zondagsschool „Jesaia" alhier tot wederopzeggens te vergunnen om gebruik te maken van esnige lokalen van het school gebouw in de Gortestraat, onder bepaling dat alle kosten van vuur en licht en voor her stelling van eventueel aan gebouw of meubilair toegebrachte schade door de gebruikers worden vergoed en dat alle door het college van B. en Ws. ter zake van het gebruik der lokalen te geven voorschriften worden nagekomen. De oud boogleeraar dr. P. L. Rijke, die 50 jaren curator van het gymnasium alhior was, heeft wegens hoogen leeftijd gemeend ontslag te moeten vragen. Curatoren stellen den Raad voor hem dat op de meest eervolle wijze te verleenen, terwijl zij voor de be noeming van een opvolger voordragen de heeren dr. A. W. Kroon en prof. J. C. ICluyver. 's Rjjks Ethnographisch Museum hesfc van den heer Ch. E. Bodemeyer, controleur lste klasse mot verlof te 's-Gravenhage, ten geschenke ontvangen: een voorwerp, by rouw in gebruik; het wordt te China boven bet huisaltaar geplaatst en na verloop van drie jaren als offer verbrand (geönv. als serie 994 nr. 1). Aan den schenker is de dank der Regeering betuigd. Voor het akte-examen L. O. zijn te 's-Graver bage toegelaten de dames A. A. H. Visser, J. H. Ten Holten, J. H. C. Meyer, allen van Leiden; G. W. Postma en J. A. Bos, beiden van Alfen a/d. Rijn. Het stafmuziekcorps der dienstdoendo schutterij alhier gaf Zondag in den tuin van „Musis Sacrum" het eerste avond concert van dezen zomer. Dank zy het fraaie wedor, was de opkomst der leden met hunne dames viy groot. De kapel van den heer Geyp voorde een programma uit, dat bijzonder in don smaak bleek te vallen en ook door de wijze, waarop de musici do verschillende nommers ten gehoore brachten, deden zy zich van zeer gunstige zyde kennen. Dat doet voor de vol gende concerten veel beloven. De intoekening op de serie concerten, dezen zomer door het stafmuziekcorps van het vierde op „Zomerzorg" te geven, is zoodanig, dat ze doorgang zullen hebben. Gedurende de lste helft der maand Mei zyn aan het postkantoor alhier bezorgd de volgende brieven, welke, door onbekendheid der geadresseerden, niet besteld konden worden: Benjamins, wed. Ruche, Amsterdam; wed. Munsterman, Dobbelsteen, 's Gravenhago; C. Bouwmeester, Leimuiden; C. Mertens, Roer mond; N. v. Heusden, Schiedam; W. Smit, C. v. Leeuwen, niet vermeld. Briefkaarten: A. Nicolay, J. De Vos, J. C. Duyvenstein, 's-Gravenhage. Brieven, verzonden geweest naar het bui tenland: C. Tazan, Londen; H. Juta, Bleu- heimroad. De architect de heer II. J. Jes e, alhier heeft aanbesteed: a. het verbouwen, b. het bouwen van een woonhuis voor den heer W. H. Van Oordt, te Valkenburg: a. b. W. v, d. Hoogt, Leiden, .f f22,100 A. J,v.Osnabrugge,Leiderdbrp, „2-l;500 R. Ouwehand, Katwyk a/Zee, 20,000 W. A. G. Jansen, Utrecht, 18,994 K. Haasnoot, Katwyk a/R., 14,034 18,500 A. Oosterlee, Valkenburg,. 12,51018,383 De verbouwing is gegund aan den heerA. Oosterlee. De heer Schürmann heeft met mevrouw Segond-Weber een contract gesloten om in het najaar hier te lande „Les Jacobites" van Coppée en den „Cid" te spelen. Te Leiden 14 October. Men meldt uit Wassenaar: Alhior heeft de plechtige uitvaart plaats gehad van den zeereerw. heer W. Van den Hurk, die ge durende een dertigtal jaren in deze gemeente zyn beste krachten gewijd heeft aan het heil der zielen. Nadat de Lauden gezongen waren, werd de plechtige Requiem gecelebreerd door den zeereerw. hoer P. Van don Hurk, broeder van den overledene, geassisteerd door de weleerw. heeren J. Kriek, als diaken, en C. Snfiders, als subdiaken, beiden kapelaans der pjrochio, terwijl de zeereerw. heer A. Van Rijn, pastoor te Kwadendamme, als ceremo- niaris fungeerde. Na do H. Offerande bracht de celebrant in een kort, maar hartelijk woord dank aan de velen, die tegenwoordig waren; terwyi hy de paiochieherinnerde aan do verplichting om hun afgestorven herder te blyven gedenken in het gebed. De absolutie werd verricht door denHoog- Eerw. heer Mgr. Heiligers, deken van 's-Gra venhage. De begrafenisstoet werd gevormd door de kinderen der scholen, de prefecten der H. Familie, die bet lyk voorgingen, terwyl do geestelykheid, waaronder wy den Hoog- Eerw. heer Mgr. Staas, president van het seminarie Warmond, en deken Dankelman, plebaan te Haarlem, de priesters, die in deze gemeente geboren werden en byna al de pastoors van het dekenaat opmerkten, de ïykbaar volgde. Hierachter volgde een grooto menigte. Het dagoiyksch bestuur der ge meente, de heeren R. baron Van Zuylen van Nyevelt, G. Van der Oudermeulen en J. v. d. Krolt, was zoowel in de H. Mis als by do teraardebestelling tegenwoordig. Do naam van pastoor Van den Hurk zal in Wassenaar blyven voortleven. Zyn onvermoeide yver heeft veel tot stand gebracht. De oprich ting der aartsbroederschap van de H. Familie, ae uitbreiding der zusterscholen en de stichting der jongensschool is zyn werk en de vele geest- telyke oefeningen, die hy zyn parochianen schonk, bewezsn, dat hy alleen leefde voor het heil eer zielen en de eer van God. De laatste 10) „Waarom hebt ge zoo opeens iets tegen die meisjes gekregen? Ge waart vroeger nogal intiem met elkander?' „Dat kan ik niet tegenspreken, maar Ida hoeft den laatsten tyd zooveel verbeelding on Aline is zoo saai! Als wy over andere §£1 meisjes of heeren spreken, dan wil zij nooit iets kwaads hooren. Ik kan het me niet van b' haar begrypen; als ik byna nooit danste, Bzooals zij, dan zou het mij onmogelyk wezen, altyd zoo zacht in myn oordeel te zyn." I „Maar dat is juist eene groote deugd, Coriitance," zeide mevrouw Van Lee; „ik beschouw Aline als een meisje met een edel karakter." „Nu, enfin," en Constance zette den naam van Aline op het lijstjö. „Ed, zeg my eens, waarom is Ida De Maire °P-ens 200 verwaand geworden injeoogen?" 8 CoDStance bloosde en zweeg. Mevrouw Van Lee stond op, ging naar bare dochter, legde hare hand op den schouder van het meisje en zeide: „Myn kind is toch niet jaloersch?" Constance sprong driftig op en barstte in snikkon los. „U denkt ook altyd kwaad van my; ik I jaloersch?hoe komt u daar aan?" „Nu, kind, dan is het goed! Ga nu Geertje I maar even roepen, dan kan die met de invitaties rondgaan. Ida staat er ook op, hè?" „Natuurlyk," bromde Constance, „en nu ga ik my klaar maken om eens naar mevrouw De Brie te gaan. Ik ben er in lang niet geweest." „Dat is goed, kind," was het antwoord, en eenige oogenblikkon later ging Constance de straat op. De frissche najaarslucht deed haar goed. Zy voelde zich weder opgewektzy wist dat het nieuwe kostuum haar goed kleedde en dat zy veler blikken tot zich trok. Niet ver van haar huis ontmoette zy Hugo Blunt en deze sprak haar aan. „Wel, juffrouw Van Lee," zeide hy, „hoe gaat het u? Wat heb ik u in lang niet gezien." Constances gezichtje was nu geheel opge klaard. „Ik geloof dat het al drie maanden geleden is, o ja, nu weet ik het, na de party by de familie Pato heb ik u niet ontmoet." „Hebt u zich daar goed geamuseerd?" „Ja, doch ik vond dat het feest wat al te veel gerekt werd." „Ik geloof dat niet iedereen er zoo over dacht," zeide Hugo. „Zoo, dat wist ik niet; voor zoover ik weet, waren allen by den afrit present." „Allen niet; één paar ontbrak." „Wie waren dat?" „Juffrouw De Maire en de heer Maró." „Waar waren die dan?" vroeg Constance met gespitste ooren. „Ja, dat weet ik housch niet," antwoordde Hugo spottend„ik weet alleen dat zy, na lang geroepen te zyn, haastig kwamen aangeloopen." „Maar zy kunnen verdwaald geweest zyn." „Och, men verdwaalt niet zonder het te willen, gelooft u ook niet? En juffrouw De Maire houdt nogal van avontuurtjes." „U spreekt geheimzinnig, mynheer Blunt," zeide Constance. „Ocb, juffrouw Van Lee, ik ben niet ge woon alles te zeggen wat ik weet; maar ik ben waar ik wezen moet, dus ik heb de eer u te groeten; myn respect aan uwe familie 1" En met eene beleefde buiging verliet hy Constance. Hugo Blunt was zeor in zyn schik. Hy had reeds sinds drie maanden uitgezien naar eene gelegenheid om zyn boos plan te vol voeren, en nu kwam het juist zoo mooi, dat het hem gelukte, zaad uit te strooien, waar hy wist, dat het welig zou ontkiemen. Mevrouw De Brie was thuis en Constance werd zeor hartelyk door haar ontvangen. „Wel, kind, daar doe je goed aan," zeide de goede vrouw; „van al myne vriendinnetjes komt gij my het trouwste bezoeken. En hoe gaat het thuis?" „O, gelukkig goed, mevrouw! Heeft u ook goede berichten van de uwen?" „O ja, ik kreeg gisteren nog een brief van Willem; die wilde altyd nog erg graag dat de tyd wat sneller voortging. Hy deed vele groeten aan zyn vriendinnen en vrienden. Maar kom, ik zal je eens wat uit den brief voorlezen," vervolgde zy, zonder te letten op den blos, die Constances wangen overtoog. Zy nam het papier ter hand en las: „Ik heb een bal bygewoond, maar omoes, ik kan u oprecht verzekeren, dat ik het cal aangenamer vind in myn stoel op het dek naar de maan en de sterren te turen, dan zulk een charge, als een bal is, mede te maken. Eerst heb ik met eenige onbeduidende bakvischjes rondgesprongen en toen was ik verplicht de vrouw des huizes ten dans te vragen. Maar, o lieve hemel, een molenpaard is een veertje, in vergelyking van gezegde dame. Ik begon mijn tournóe onder een gas kroon, maar hoe ik my ook wendde en keerde, het was hier geen middelpuntvliedende kracht, doch het tegenovergestelde; wanneer ik mtJne blikken naar boven sloeg, steeds dansten wy onder de kroon en wy waren nog niet verder gekomen, toen, tot myn groote verlichting, in den werkelyken zin des woords, myne dame amechtig nederviel. Ik poetste zoo spoedig mogeiyk de plaat en ik geloof niet dat iemand my zal overhalen in dit klimaat weder een bal te bezoeken. U houdt my heeriyk op de hoogte van al het nieuws. O, moesje, vooral des avonds gevoel ik my dikwyls zoo eenzaam. Ik dank u voor de beschryving, die u my van de partyen gegeven hebt. Ik heb tusschen de regels door kunnen lezen, dat Ida De Maire overal veel opgang maakt Mevrouw De Brie staakte haar lectuur. Zy vouwde den brief op met de woorden: „Nu, verder staat er niets bijzonders in." Constance beet zich op de lippen. Zy be greep dat er in den brief verder over Ida gehandeld werd. „Altyd Ida!" dacht zy by zichzelve. „En vertel my nu eens wat gy voor nieuws hebt?" zoido mevrouw De Brie. „Och, niets mevrouw, er zijn in den laatsten tyd geen engagementen of zoo iets r of ja," vervolgde Constance, „misschien zult u gauw iets hooren." „Van wie dan?" vroeg mevrouw. „Och, ik houd niets van praten, en ik weet er ook eigenlyk nog niets zekers van; maar kom, ik kan het ook aan u wel zeggen.... U moot dan weten, dat Ida De Maire zich op de buitenpartij van mijnheer Pato wel wat dwaas heeft aangesteld met den heer Maró, die rechter te Z. is. Alsof de dag nog niet lang genoeg was, waren zy verdwenen, toen wy allen re6ds aan den trein verzameld waren. Er werd geroepen en geschreeuwd, doch tevergeefs; en eindelijk, juist toen de conducteur liet sein tot vertrekken wilde geven, kwamen beiden ademloos aanhollen. Het heette dat zy verdwaald waren, doch de maan scheen helder, en waarom hadden zy zich van do anderen afgezonderd „Mogelyk waren zy in een interessant ge sprek verdiept," zeide mevrouw De Brie. „'t Kan zijn," doch ik vind het toch gek om met een wildvreemden man in do bos- schen te gaan dwalen. Hugo Blunt wist er, geloof ik, meer van; dus ik vermood dat u er ook spoedig wel iets verder van zult ver nemen. Ida's reputatie zou er anders wel eens onder kunnen lyden." (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1895 | | pagina 1