(Deze fëourant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. 91 Mei 1895. E. KIST, Secretarie. PINKSTERWIJDING. Leiden, 1 Juni. Feuilleton. IDA DE MAIRE. PRIJS DEZER COURART: Yoor Leiden per 3 maanden. f 1.10. Franco per postl-40- Afzonderlijke Nommers°-05- PRIJS DER ADVERTENTIËN Tan 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. letters naar plaatsruimte wordt f 0.05 berekend. Grootere Voor het incasseeren buiten de stad Eerste Blad. Officieel© HennisffeTingeu. Burgemeester en Wethouders van Leiden breDgen naar aanleiding van art. 27 der Verordening van den 8sten November 1891, op de vee- en vleesch- keuring in deze gemoente, ter algemeene konmedat: JOHANNES SEGAAR, wonende Klooster No. 34 te Leiden, op den laten April 1895 is bekoord en den 2(Men Moi d. a. v. ia veroordeold wegena het invoeren t« Leiden van aan ziekte of door eemg j tOGvai ges-o ven vee, zonder toestemming van den Inspecteur dor Vee- en Vleeachkeuriog. WILLEM SIRA, wonende Laugegraeht No. 68 te I Ltiden, op den 3den April 1895 ia bekeurd en don j 20aten Mei d. a. v. is veroordeeld ten late wegena hot invoeren te Leiden van aan z ekto of door eemg j toeval gestorven vee, zonder toestemming van den 1 Inspecteur der Vee- en Vleeaóhkeuring, en ten 2de wegena het ale vleeachvervoerder niet aan do be voegde ambtenaren op hun vordering aauwg'.en van al het vioeech, dat z ch in zijn bezit of beboer bevindt. JACOBUS DISSELYELD, wone de Vao der-Werf- atraat No. 42 te Leiden, op den 8den April 1895 ia bekeurd en den 2Uaten Mei d. a. v. ie veroordeeld, ten late wegens het als slager voorhanden hebben van vioeech, dat tot bi derf is overgegaan, on ten 2do wegena het ala slager niet aan de bevoegde ambtenaren op hun vordering aanwijzen van al het vleosch, dat zich in zgn bezit of beheer bevindt. DIRK TESKE, wonende Groorestoeg No. 47 te Leiden, op den 3den April 1895 is bekeurd en don 20Btea Mei d. a. v. is veroordeeld wegena het te Leiden .vervoeren van ongekeurd vloesch. FERDINAND GERUIT DOESBURG LANNOOIJ, wonende to Leiden, nadere woonplaats onbekend, op den lOden April 1895 is bekeurd en den 20eten Mei d. a. v. is veroordeeld, ten late wegens het invoeren van vleesch te Loiden op verboden tgd ten 2de wegens het invoeren van vleesch, zonder voorzien te zijn van eene duidelijke sonrifcelijko aanwijzing van den peraooD, door wion het vleeBch ia verzonden en van den persoon voor wien het bostomd is; ten 8de wegens het invoeren van vleesch, dat tot bedeif is overgegaan, en ten 4de wegena het j invoeren van aan ziekte of door eenig toeval ge storven vee, zooder toestemming van den Inspecteur der Vee- en Ylececbkouring. Burgemeester en Wothondora voornoemd, Leiden, F. WAS, Burgemeester. 31 Mei 1895. E. KIST, Socrctane. Hoogere Burgerschool voor Meisjes. Burgeui' ester en Wethouders dor gemeente Leiden brengen ter algemeeno kennis dit de gelegenheid tot inschrijving van leerliDgeo voor de Hoogero Burgerschool voor Meisjes wordt open gesteld gedurende de maand Juni op eiken Maan dag en V r ij d a g van 2 tot 4 uren in don namid dag, ia het schoolgebouw aan de Garonmarkt, be- halvo in de week van 17 tot 22 Juni. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Loiden, F. WAS, Borgemeestor. Burgemeester en Wethouders van Leidon; Gezien art. 23 der Verordening van den 14deD Ociober 1880 (Gemeenteblad No 10J; Brengen tor algemeeno kennis dat tot hot inschrijven van leerlingen voor do Kweekschool voor Onderwijzers en Onderwgzercssen alhier, gelegenheid zal worden gegeven van den 4den tot en met den 15den Juni e. k. dagolijks (den Zondag uitgezonderd) doe voor- middags van halfaegen tot negen uren en op Maan dag, Dinsdag, Dondordag en Vrijdag bovendien van halfcwoe tot twee ureu dej namiddags in hetechool- ■jjj gebouw van de Kweekschool aan de Oude Veat. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Leiden, F. WAS, Burgemeester. 31 Mei 1896. E. KIST, öeoretaria. Niet in vormen, niet in klanken hebben I wy haar te zoeken. Deze mogen haar waarde hebben voor het verstand en goede diensten bewezen als mid- i delen tot vereeniging in groepen, voor de hoogere en algemeene eenheid dergenen, die Gods kinderen willen genaamd zyn, nemen zö een ondergeschikte plaats in. In onze Pinksterviering is veel meer dan dat. Zeker, vorm en inhoud z\jn moeilik te scheiden, en het groote feit van de Uitstorting van den Heiligen Geest, kenbaar in hot be wust worden van der menschen innige be trekking tot het Opperwezen, we hebben allen getracht ons er een voorstelling van te maken, die b(j de feestviering onze gedachten vervult. Maar het ware Pinkstervuur, dat de geestdrift wekt en ons het gevoel geeft van vreugde, zonder hetwelk het feest alle ziel mist, het zit ons niet in het hoofd maar moet zitten in het hart. Het motto van Pink steren zou kunnen luiden: Verheugt u met my, want een groote schat is my ten deel gevallen. De Christeiyko Kerk heeft een gelukkige daad verricht, toen zy in het Pinksterfeest der Israëlieten een nieuwe gedachte neder- legde. De wetgeving op Sinaï, herdacht als de grondslag van het nationaal leven, als het ontwikkelings-beginsel van een volk, dat zich tot een byzondere taak geroepen achtte, maakte plaats voor een hoogere wet, niet van de letter, maar van den geest; geboden wer den vervangen door vrywillige uitingen van liefde, de opgelegde gehoorzaamheid werd ge heiligd door de vuiige begeerte, Gods wil te doen. Een schoone tegenstelling, een element van onbegrensden vooruitgang op zedelyk gebied. Een gelukkige daad ook, wegens het tyd- stip der feestviering. By het volk, aan het welk de wereld den oorsprong van haar godsdienstige begrippen is verschuldigd, was Pinksteren tevens het feest van den zomer, vervulling der beloften, schenking der natuur gaven in milden overvloed. De eerstelingen van den oogst werden tempelwaarts gedragen ten teeken van dankbaarheid. Volheid en overvloed kenmerken ook de Pinkstergedachten. Het was uit de volheid hunner overtuiging, dat de discipelen des grooten Meestors in gloedvolle, niet te voren zorgvuldig overdachte woorden spraken van hetgeen hun geheele ziel had in bezit geno men, en als een milde stroom stortte zich over hen en allen, die hen hoorden, de gee9t uit, bestemd om aan de menschheid nieuw leven, aan de maatschappy een nieuwe rich ting te geven. En gy. die, met ons door een tydruimte van eeuwen gescheiden van het oogenblik dier onvergetelijke eerste Christenprediking, er over klaagt dat de Heilige Geest in nog zoo geringe mate werkzaam zich betoont, laat het u tot bewondering en eerbied stemmen dat reeds dat weinige, wat de menschheid er van heeft opgenomen, tot zulke resultaten heeft geleid. "Want inderdaad, als we een onbevangen oor deel trachten te vellen over vroegere en hedendaagsche toestanden; vergelyken hoe ongebreideld voorheen de heerschappy was van het ruwste égoïsme en hoe in onze dagen een drang naar opoffering en toewyding van lieverlede sterker zich openbaart, dan moeten we toch zeggenIndien een geringe hoeveelheid Ohristeiyken geest reeds in staat is geweest, dezen vooruitgang te bewerken, wat zal het dan zyn, als de volheid der tyden is gekomen, als de groote meerderheid onzer natuurgenooten hun natuur gewyzigd hobbcn overeenkomstig do wetten van b9t Godsryk, als de menschheid in waarheid en zonder een gevoel van schaamte Pinksteren kan vieren! Men zal ons wellicht te ver gedreven opti misme ten laste leggen, wanneer wy spreken durven van vooruitgang en verbetering in den maatschappelyken toestand en van groote pogingen om de menschheid tot een hooger peil van geluk op te voeren door inzonderheid het lot van armon en misdeelden tot een voorwerp van zorgen te maken. Is het dan niet waar, dat daaraan gewerkt wordt, meor dan ooit te voren? Is de felle beweging der gemoederen in onze dagen, die soms onrust wekkende verhoudingen aanneemt, omdat men, zich met zekere onstuimige vaart op weg be gevende, niet altyd de grenzen opmerkt, binnen welke het voorzichtig is te biyven, is die bewegiDg, met al haar te forsche grepen en te druk vertoon, met haar taston naar onvol doende of soms schadeiyke middelen, niet een sterke openbaring van het feit, dat het be ginsel der broederschap krachtiger de menschen aanspoort, meer spreekt tot het geweten, met luider stem dan ooit te voren de dommelenden wakker schudt? Het is niet by het verkon digen van theorieën over broederliefde en solidariteit, niet by het prediken van de leer van het altruïsme, dat de omwenteling der geesten zich bepaalt; we zien allerwegen de practische en dienende liefde haar eenvoudige gestalte verheffen te midden van de genot hovende kinderen dezer eeuw, en bet is alsof haar stem ons toespreekt: Zoekt niet langer uw heil daar, waar het niet is te vinden, waar slechts verveling en leegte u wachten: gaat uit achter my, naar de plaatsen waar gy mensch kunt worden, en een geluk zal u daar ten deel vallen, dat gy, zoo gy het een maal goed hebt leeren kennen, voor niets weder zult willen missen! Is dat niet het dieper doordringen van den Heiligen Geest in de maatschappy En daar zyn er, die, deel nemende aan de beweging, ontkennen dat er iets in is, waarop de gemeenschap tot God van invloed is; zy verwerpen het woord gods dienst en gewagen van humanisme. Dat zy slechts voortgaan, ongeacht of zy onzen naam willen dragen, en dat wy maar zorgen, in yver en toewyding niet al te ver achter hen te biyven: zU zyn op den weg, waarop God met zekerheid gevonden zal worden, zonder dat men zyn toevlucht behoeft te nemen tot de mystieke droomeryen, waarin hier en daar getracht wordt bevrediging te vinden voor een behoefte, die zich op den duur niet laat ver loochenen. Immers, wie aanneemt de groote waarheid, dat het alleen en met uitsluiting van alle andere machten in staat is om de menschen en de maatschappy, welke zy vormen, tot hun bestemming to brengen, dat in het Christen dom gegeven is het onweerstaanbaar wapen, hetwelk het egoïsme moet ten onder brengen en aan zyn zedelyke verwoestingen een eind moet maken, die kan niet anders dan de ernstige begeerte koesteren, dat het zoowel doordringe tot in de diepste kern van het menschelyk gemoed als zich verspreide tot de uiterste uithoeken der wereld. De propaganda met het woord heeft haar groote waarde, en er aan deel te nemen is ieder onzer in zekere mate gegeven. Zy wordt gemakkeiyker naarmate men juister leert onderscheiden, en afziet van het verlangen om, voor het beginsel y verende, tevens prose lieten tracht te maken voor eigen geloofs begrippen. Kan men algemeene besluiten, deze laatste over te laten aan de individueele verstandswerking, en zich tot het ééne noodige te bepalen, dan zal het werkeiyk ook minder moeite kosten, om over de groote dingen, die ons allen in de eerste plaats belangstelling behooren in te boezemen, mot elkander te spreken. Ligt het niet in de richting van onzen werkkring, tot onbekeerden in de verte de roepstem van het Evangelie te brengen, in onze onmiddellijke omgeving is veel, zeer veel zendingsarbeid te verrichten. In de eerste plaats echter, laat ons propa ganda maken door de daad. Gy herinnert u deze uitdrukking in zeer ongunstige beteokenis vernomen te hebbentoch is 't een erg mooi woord. Ja, de heele wereld zou misschien reeds tot het Christendom zyn bekeerd, Ma- homedanen en Boeddhisten niet uitgesloten, als wy, en allen, die den naam voeren, wezen- ïyk en waarachtig Christenen waren en dit in al onze handelingen toonden. Tegen zulke overredingsmiddelen zou niemand zich kunnen verzetten. Indien de Heilige Geest onze daden bezielde, zou de verbreiding alle begrippen van snelheid overtreffen. Laat Pinksteren niet voorbijgaan, zonder dat wy deze dingen met ernst hebben over wogen. Pinksteren, gedenkdag der eerste Christelijke prediking, is by uitnemendheid geëigend om ons te stellen voor de vraag, op welke wyze wy hebben mede te werken aan de verbreiding van het Christendom, zoowel in de ruimte als in de diepte. Voor het akte examen L. O. zyn te 's Gra- vonhage toegelaten de dames L. J. Lassche, A. M. Ten Brink en M. M. J. Ephraïm, allen van Leiden. Te Utrecht heeft plaats gehad het examen door den schoolraad voor de scholen met den bybel, ter verkryging van het diploma en de aanteekening voor Christ, nat. schoolonderwijs. Geslaagd zyn daarvoor do heeren N. Oosterbaan te Naarden; H. "Wissels te Soest; J. Haantjes to Renkum; S. v. d. Brug te Woudsend (allen hoofden van christ. scholen), alsmede A. Streefkerk te Hoofddorp; G. Visscher, J. Koelman, G. De Maas en C. M. Knopper te Utrecht, en A. J. Angelino (allen onderwyzers met hoofdakte aan christ. scholen). In 't geheel waren 16 candidaten opge roepen; drie werden afgewezen en drie trokken zich terug. Dezer dagen vergaderde de „Utrechtsche Studentenbond" ter behandeling van de sta tuten, wetten en de bepalingen, van kracht voor de fusie van de studenten-sociëteit J. J, E^ S. A. in den bond, ontworpen door de voorloopigo commissie, gekozen by de oprich ting. Besloten werd op de statuten de konink lijke goedkeuring aan te vragen. Thans had wederom eene bondsvergadering plaats ter verkiezing van de leien der ver schillende bondsbesturen en commissies, als collegium, bestuur voor het bondsgebouw, verkiezingscommissie, novitaatcommissie, alma mater en almanakredactie, faculteitsbestu ren, enz. Het collegium (voluit: collegium supremum Societatis Studiosorum Universitatis Rheno- Trajectinae) bestaat nu uit de heeren J. W. Wicherink, praeses; J. N. Bongart v. d. Grient, ab-actis; M. v. Redert, quaestor C. J. F. Hopster, assessor IK. E. L. Wösten, assessor II. Aangenomen werd verder het voorstel, mede- deeling te doen aan den Academischen Senaat van hoogleeraren, aan het college van curatoren en aan de verschillende studentencorpsen in Nederland en met den Amsterdamsclien Stu dentenbond officiëele vriendschappelijke be trekkingen aan te knoopen. Kolonel F. M. Boogaard, commandant van het 3de reg. veld artillerie te Breda, heeft pensioen aangevraagd. De minister van binnenlandsche zaken brengt ter kennis van belanghebbenden, dat met 1 September a. s. te vervullen is de be- trokking van leeraar in de Nederlandsche taal en letterkunde aan de Ryks hoogere burger school met vijfjarigen cursus te Tilburg. Jaar wedde ƒ1800. Zy, die voor deze betrekking in aanmerking wenschen te komen, gelieven zich vóór 12 Juni a. s. aan te melden by den inspecteur van het middelbaar onderwijs dr. W. B. J. Van Eyk, te 's-Gravenhage. By koninklijk besluit is eervol ontslag verleend, op verzoek, aan den heer C. Hat- linga Raven als betaalmeester te 's-Graven hage, met dankbetuiging voor de langdurige en trouwe diensten, den lande bewezen, en benoemd tot betaalmeester te 's-Gravenhage O. G. Lotsy, betaalmeester te Amsterdam. Vergund: aan jhr. mr. A. J. Van Citters, gezantschapssecretaris 2de kl., verbonden aan het gezantschap van H. M. de Koningin te Rome, het aannemen der versierselen van ridder 2de kl. der Orde van Verdiensten, hem door den vorst van Waldeck en Pyrmont geschonken. Verleend: aan P. J. Baltus, gewezen be waarder 2de kl. by de gevangenissen te '8 Hertogenbosch, een pensioen van ƒ360 en aan G. Hutten een pensioen van ƒ391'sjaar6. De officier-machinist 2de kl. by 's Ryks stoomvaartdienst J. Jongkees bevorderd tot officier-machinist 1ste klasse. De Oost-Inoische ambtenaar met verlof H. Van Wyk, laatstelijk tweede stuurman by den dienst der gouvernementsmarine in Nederlandsch Indiö, op zyn verzoek, wegens j physieke ongeschiktheid eervol uit 's lands dienst ontslagen. 8) Ida voer eene rilling door de loden. Het was haar, als wandelde zy aan Eduards arm in den tuin, en, terwyi zy het prieel naderde o Hemel I daar zag zy opeens die twee valscbe oogen en die gebalde vuist Zou die verschyning haar den nacht, welke komen zou, voorspellen? Met eene huivering eloot Ida haar venster en ging naar bed. „Ida, kyk eens wat ik hier voor je heb." Mot deze woorden trad haar jongste broeder, eenige dagen nadat de verschyning haar dien avond zoo boanstigd had, met een brief in de hand de kamer in. „Zie eens, ik geloof dat het weer eene invitatie is, zusje!" Ida scheurde den brief open en las „De heer en mevrouw Pato hebben het genoegen Mejuffrouw De Maire uit te noodigen tot hot by wonen eener buitenparty, die zy zich voorstellen op 11 Aug. te geven ter gelegenheid van het huwelyk hunner dochter. Byeenkomst te 10 uren aan het Centraal station." V. G. A. Vroeger zou zulk eone invitatie haar boven de wolken van geluk gevoerd hebben, doch nu was dit anders. Eduard zou er immers niet zyn! Zy dacht er ernstig over te be danken, doch hare ouders keurden dit plan niet goed. „Lieve," zeide hare moeder, „ik zou niet weten, waarom gy van deze invitatie geen gebruik zoudt maken; er bestaat niet de minste reden voor." Zy nam het dus aan, en zy vond het by nader inzien toch niet onaardig. Men is maar ééns jong en haar hart klopte van vreugd by het vooruitzicht, eon dag in het heerlyke Baamsche bosch want daar zou do party zyn door te brengen. Mevrouw Do Maire vond het aardig als hare dochter op het feeBt iets zou voorstellen, en Ida begaf zich naar hare vriendin Mary Poole en andere meisjes, om er over te spreken, wat men op zou voeren. Het duurde eenigon tyd voor men besloten was. De oude en nieuwo tyd, ernst en scherts, de jaargetydenalles was al zoo afgezaagd. Eindelyk werd er besloten „Velleda en hare priesteressen" voor te stellen. Den volgenden morgen kwamen de meisjes by elkander, om de benoodigde toiletjes te naaien. Ida werd met algemeene stemmen, uitgenomen de hare, tot Velleda verkozen. Al spoedig kwam het gesprek op de bals, die er in het voorjaar en den zomer geweest waren. „Wien heb jy den knapsten danser gevon den?" vroeg Constance Van Lee aan Ida, die by deze vraag hevig bloosde. „Ik meen op do party by Mary en by Udon?" voegde zy er by. „Waarom vraag je dat juist aan my?" zoide Ida. „Wy zyn allen op beide partyen ge .oest." „Ja, maar ik hecht het meest aan jouw oordeel." Ida antwoordde niet. „Hebt ge ook met den heer Blunt gedanst?" vroeg Mary Poole aan Ida. „Ja zeker," antwoordde Constance, vóór Ida antwoorden kon. Zy kreeg een „vapeur," terwyi zy met hem danste; dat staat wel interessant, nietwaar, Ida?" „O, ik had alleen wat last van de warmte; doch hot ging dadeiyk over, toen ik in den tuin ging." „Ik dood dien dans met den jongen Udon, doch hy had zyne blikken steeds op de tuin deur gericht, zoodat hy my onder het dansen steeds die zyde optrok," merkte Constance aan. Weer kwam die verraderlyke blos op Ida's wangen. „Hoe vindt ge den heer Blunt?" vroeg Aline Spil aan Ida, om hot gesprek eeno andere richting ta geven. „Och, ik heb niets dan een toertje met hem gedaan. Myn balboekje was reeds vol, toen hy zich liet voorstellen," antwoordde deze. „Nu draai je om het antwoord hoen," zeide Constance; „ge kunt toch den indruk wel zeggen, dien ge van hem hebt?" „Die was niet gunstig. Ik ben bang voor zyne oogen." „Zyne oogen?" riep Constance: „die zyn lichtblauw en zonder veel uitdrukking. Meestal houdt hy ze nedergeslagen, en, slaat hy ze op, dan loost men daarin niots dan onver schilligheid." „Nu, ik heb er dan iets anders in gelezen," zeide Ida; „doch ik kan my vergissen." Hiermede liep het gesprek over dit onder werp af. Den dag, waarop de buitenparty zou plaats hebbon, was het prachtig weer. Ida was dan ook zeer opgewekt en zag er in haar wit toiletje allerliefst uit. Alle gasten waren op tyd aan het station aanwezig en al spoedig kwam men te Baarn aan. Hugo Blunt was ook van de party en zoo spoedig mogeiyk stapte hy naar Ida toe, zeggende „Juffrouw Do Maire, toen ik u laatst ont moette, dacht ik niet zoo spoedig dat ge noegen weer te zullen hebben. Ik hoop, dat u my myne schynbare lompheid op het bal by do familie Udon zult hebbon vergeven." „Ik geloof, mynheer Blunt," antwoordde Ida op onverschilligen toon, „dat deze zaak al tuBschen ons afgedaan is, want toen wy elkander laatst spraken, hebt ge uwe excuses reeds gemaakt." „Gelooft u dan, dat ik de waarheid sprak, toen ik eene ongesteldheid als reden voor myn verdwynen opgaf?" „Ik moet u eeriyk bekennen, dat ik er niet verder aan gedacht heb, of u waarhoid of onwaarheid spraakt," antwoordde Ida trotBch. Zy keerde zich om en lotto verder niet op Blunt, die haar met saamgetrokken lippen en gefronst voorhoofd stond na te staren. „'t Zal je berouwen, trotsch nest!" mom pelde hy tusschen de tanden. De heeren kregen allen een briefje, waarop do naam huDner dame geschreven was. Aan Ida was de heer Maré, rechter te Z., als cavalier toebedeeld. Zy kende hem niet, en de eerste indruk, dien hy op haar maakte, was niet ongunstig. Hy praatte onderhouden'! met haar en was zóó onuitputteiyk in het vertollen van anekdoten, dat zy zich best met hem amuseerde. In groote rytuigen was men naar het loge ment te Soestdyk gereden en vervolgens wandelde het gezelschap het fraaie bosch in. Hoe verrukkeiyk geurden de dennen 1 Toen men zich nederzette aan de lindekom en met volle teugen den reuk van den lindebloesem inademde, was er iets in de ziel van Ida, hetwelk een juichtoon aanhief over het vele schoone on lieflyke, dat hot loven te ge nieten geeft. Zy zag tot haar ergernis de oogen van Hugo Blunt steeds op zich gevestigd, en dit was voor haar de dissonant, die onvermydelyk aanwezig schynt te zyn by al ons aardsch genot. Toen men naar het hotel teruggegaan was, gebruikte men de lunch en daarna ging men een rytoer maken, om zich vervolgens aan het diner te begeven. Dit duurde echter niet lang, daar er na het dessert verlooningen zouden worden gehouden en men bytyds weder den trein moest halen. Den geheelen dag had zy den heer Maré tot cavalier, on haar hoop na de voorstelling van „Velleda's maagden" eens van paitner te veranderen, werd verydeid. (Wordt vuroolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1895 | | pagina 1