N°. 10318. Vrijdag 81 IWEei. AM895, feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Leiden, 30 Mei. F euilleton. IDA DE MAIRE. LEIDSCH BA&BLAD PRIJS DEZER CODRAUT: Voor Leiden per 3 maanden. 1.10. Franco per post1.40. Afzonderlijke Nommers0.05. PRIJS DER ADVERTENTIËN" "Van 1 6 regels 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad wordt 0.05 berekend. Officieel© Kennisffevintfen. Burgemeester en Wethoude s dtr gemeente Wou brugge maken bij openbare kennisgeving bekend, dat de oefening met de manschappen van de brand spuiten 1 en 2 in bot dorp zal gehouden worden op Dinsdag 4 Juni a. e., des avonds te 6 uren, en met do dienstplichtigen bg dc brandspuit No. 8 te Hoogmado op Dinsdag 11 Juni a. e., des avonds te 7 uren. De lijsten zijn 29 Mei herzien. Kiachtens de verordening moeten de onderscheidingeteekenen zioktbaar worden gedragen. Rijks Etbnographisch Museum albier heeft van de heeren D. Boer Zonen, te 's-Gravenhage, een steenen afgodsbeeld ont vangtn, geïnventariseerd als serie 683 No. 1. Den schenkers is de dank der Regeering betuigd. Voor onderwijzeres is te 's-Gravenhage na afgelegd examen toegelaten mej. J. H. Dozy, van Zoeterwoude. By de herstemming voor een lid van de Prov. Staten kwam te Voorschoten hetzelfde getal kiezers op als b\j de verkiezing, nl. 135 van do 275. Als leden van den gemeenteraad te Oudshoorn zijn dit jaar periodiek aftredend de heeren C. Van Wieringen en L. Piek. Op het tweetal ter beroeping van een predikant bij de Ned^-Hervormde gemeente van "Woubrugge komen voor ds. K. A. De Groot, predikant te Houten, en ds. J. W. H. Kalkman, predikant te Alfen (Z.-H.) Als geneeskundige voor de gemeente-en de R. Kath. armen te Roelof-Arendsveen is aangesteld de heer J. W. Jorissen, arts te Heerenveen. Bedankt is voor het beroep naar Hasselt door ds. Y. J. Bootsma, te Zoetermeer en Zegwaard. Gisteren had op het gemeentehuis te Alkemade de aanbesteding plaats van het amoveeren van vier verouderde bruggen in den weg te Roelof-Arendsveen en het in de plaats stellen van vier nieuwe, solide bruggen. Er werd door twaalf aannemers ingeschreven, te weten door de heeren: J. Sloos, te Leiden, voor ƒ2700, J. v. d. Hoorn, te Roelof-Arends veen, voor 2656.25, C. A. Blaazer, te Rijn saterwoude, voor 2399, P. Vrijburg, te Oud-Ade, voor ƒ2339, C. Van Leeuwen, te "Waddingsveen, voor 2297, M. Jansen, te Rüpwetering, voor 2222, A. v. Wensen, te 's-Gravenhage, voor ƒ2190, L. L. Kreling, te Oude-Wetering, voor 2135, C. Zoet, te idem, voor 2120, G. v. d. Wal en W. Strookman, le Oudshoorn en Woubrugge, voor ƒ2084 en D. Van Essen, te Woubrugge, voor 2045. Het werk is gegund aan den laagsten inschrijver, denzelfden aannemer, die verleden jaar tot elks tevredenheid de nieuwe sluis te Roelof-Arendsveen heeft gemaakt.^ De gemeenteraad van Delft nam gister middag onveranderd het voorstel van B. en Ws. aan tot uitbreiding van het Zuiverhuis c. a. der gemeentelijke gasfabriek, waarvan de kosten begroot zijn op 114,000. De voorzitter zeide daarbij toe overweging van het voorstel van den heer Post Van der Burg tot conversie der gemeentelijke schuld ad 1,169,000 in eene 3-pcts.-leening, wat een voordeel zou aanbrengen van ƒ5000 per jaar.N In hoofdzaak ongewijzigd werd het con cept-reglement van het St.-Joris-Gasthuis goedgekeurd. De gemeenteraad van Haarlem zei te gisteren de debatten voort over het voorstel van B. en Ws. omtrent het opnemen in ge meentebestekken van bepalingen omtrent minimum loon en maximum-arbeidsduur en verwierp dit voorstel met 19 tegen 9 stemmen. Ds. Hugenholtz, predikant bij de Unita- ristengemeente te Hillsyde (V. St. N.-A.), heeft het beroep, op hem uitgebracht door de afdee- ling Schiedam van den Nederlaodschen Pro testantenbond, aangenomen. De heeren C. H. H. Spronck, hoogleeraar aan 's Rijksuniversiteit te Utrecht, en A. W. H. Wirtz, directeur van 's Rjjksveeartsenijschool aldaar, hebben aan de burgemeesters van verschillende gemeenten een schrijven gericht, waarin het volgende voorkomt: De ondergeteekeDden hebben de eer u kennis te geven, dat zij aan het einde van het vorige jaar een aanvang hebben gemaakt met de kostelooze bereidiDg van antï-diphtberisch genees-serum, waartoe particuliere bijdragen uit verschillende oorden des lands hun de ge legenheid hadden geopend; dat zij voornemens zijn met die bereiding voort te gaan, zoolang hun daartoe finantiëele steun zal worden ge schonken, en dat zij thans in staat zijn dat serum kosteloos beschikbaar te stellen voor zoover de voorraad strekt. Zijn Excellentie de minister van binnen- landsche zaken heeft in dato 27 December 1894 bepaald, dat het serum voor die particuliere bijdragen, door de ondergeteek'enden kosteloos te bereiden en te verstrekken, enkel verstrekt mag worden aan on- en minvermogenden, als mede aan instellingen van weldadigheid. Inge volge die bepaling richten zij tot u het verzoek bun te willen mededeelen, of door u gelegenheid kan worden gegeven, dat in uwe gemeente kosteloos worde gevestigd een depót, waar dat serum op voorschrift van de geneeskundigen, door een apotheker zal worden verstrekt. By zulke regeling zou echter onmisbaar zijn de voorwaarde, dat op elk zoodanig voorschrift van een geneeskundige eene verklaring van uwentwege voorkomt, dat de persoon of de personen, ten behoeve van wie bet voorschrift is gedaan, on- of minvermogend zyn. Mocht door u goedgevonden worden, dat uit het eventueel in uwe gemeente te vestigen depót tevens verstrekking zal plaats hebben ten behoeve van lijders aan dipbtherie in na burige gemeenten, op voorwaarde dat de voor schriften daartoe zjjn voorzien van de voren bedoelde verklaring vanwege den betrokken burgemeester, dan zou daardoor het algemeen belang zeer gebaat kunnen worden en bet sani tair belang uwer gemeente, bij die bestrij ding van dipbtherie in haro nabijheid, bijzon der worden gediend. Door de afdeelingen der Tweede Kamer zijn gekozen tot rapporteurs o. a. over de hierna te noemen wetsontwerpen: geldleening Suriname voor het immigratie fonds: de heeren Pyttersenr Bool, Donner, Pijnacker Hordijk en Schimmelpenninck; toezicht op 't gebruik van stoomtoestellen de heeren Mutsaers, De Kanter, Yan Alphen, Meesters en Lely; onteigeningswetten o. a. voor den spoorweg Alkmaar Hoorn, de heeren Mutsaers, v. d. Berch van Heemstede, v. Alp hen, Meesters en Lely; aanvulling Haagsche rechtbank, wijziging wetboek koophandel en verdeeling memorie goederen Montfoort, de heeren De Beaufort (W\jk), Guyot, Hartogb, Schaafsma en Plate. In de gisteren voortgezette algemeene verga lering te Rotterdam der Remonstrant- scbe Broederschap bleek uit het vei slag van het college van professor en curatoren o. a., dat de bibliotheek van het Seminarie verrijkt was door een verzameling boeken en hand schriften, nagelaten door ds. J. J. v. Yollen- hoven. Vooral de handschriften zijn van groot belang. Nog grooter aanwinst had de biblio theek door den aankoop van verscheidene hoogst belangrijke manuscripten uit de 16de en 17de eeuw. Aangenomen is een concept reglement voor het fonds tot aanvulling van predikantstrak tementen bij de Remonstrantsche Broeder schap, door de commissie tot kapitaalvorming voorgesteld. Dit fonds heeft ten doel: ge meenten der Broederschap, die by gebrek aan fondsen geen eigen predikant hebben, tot het verkrijgen van een voldoend traktement te steunen. Wanneer de renten van dit fonds tot ƒ1500 per jaar zullen gestegen zijn, kan die steun ook verleend worden aan gemeenten, waar het predikantstraktement verhooging behoeft. In de plaats van mr. J. G. Gleichman werd tot voorzitter van de commissie tot de zaken der Broederschap benoemd ds. A. P. G. Joiissen. Door dr. J. J. Haver Droeze is tegen 1 Juni a. s. eervol ontslag gevraagd als tweede geneesheer van het krankzinnigengesticht te Dordrecht. Wanneer de Amst. corr. van de „N. Gr. Ct." goed is ingelicht, heeft zich bij het opzeggen der Bell-Telephoon-ooncessie door het Amst. gemeentebestuur een informaliteit voorgedaan, die ten gevolge zal hebben, dat de Maatschappij na 7 September rustig en gedurende twee jaren zal voortgaan haar communaal en intercommunaal net te exploi- teeren, doch zonder der gemeente Amsterdam een cent contributie uit te keeren. Het is niet heel duidelijk hoe de concessie van kracht kan blijven en de retributie ver vallen. Hier is nadere toelichting noodig. Naar wij vernemen, zullen de gouverne- monts passagiers en de aanvullingstroepen, die zich bevonden aan boord van het stoomschip „Salak", dat jl. Zondag by Wight is gestrand, met het stoomschip „Prins Hendrik", dat aanst. Zaterdag van Amsterdam naar Oost- Indië vertrekt, worden afgehaald en verder naar hun bestemming gebracht. (D.) De gewone audiëntie van den minister van koloniën zal op 31 dezer niet gehouden worden. Het stoomschip „Obdam" vertrok 29 Mei van Rotterdam naar Nieuw York; de „Reichs tag", van Oost-Afrika naar Ylissingen en Hamburg, arriveerde 28 Mei te Napels; de „Spaarndam" arriveerde 29 Mei van Nieuw- York te Rotterdam; de „Zaandam", van Nieuw- Yoik naar Amsterdam, passeerde 29 Mei Dover; de „Ardjoeno", van Batavia naar Rotterdam, vertrok 28 Mei van Port-Said; de „Burge meester Den Tex" vertrok 29 Mei van Bata\ia naar Amsterdamde „Kaiser", van Hamburg en Amsterdam naar Oost-Afrika, arriveerde 27 Mei te Tanga; de „Koningin-Regentes", van Batavia naar Amsterdam, vertrok 28 Mei van Carthagena; de „Soembing", van Rotter dam naar Batavia, vertrok 29 Mei van Port-Said. TWEEDE KAMER. Rijkspostspaarbank. De regeering beeft het afdeelingsverslag der Tweede Kamer beantwoord over het wets ontwerp tot wijziging en aanvulling der wet op de Rijkspostspaarbank. Da hoofdbeginselen dezer voordracht worden door de regeering gehandhaafd. Eenige verhooging van het rente- gevend maximum blijft zy noodig achten: Volgens eene onlangs gedane opneming waren er 3263 inleggers, wier tegoed boven 700 tot en met 800, en ruim 3200, wier tegoed moer dan 800 bedroeg, te zamen ongeveer 1.8 procent der inleggers met een tegoed boven 700. De Regeering blijft bezwaar maken tegen de toelating van een hooger rentegevend maximum voor vereenigingen, stichtingen en fondsen van maatschappelijk of godsdienstig belang of tot onderling hulpbetoon. De bepaling omtrent de bevoegdheid, die zal gegeven worden tot het doen beleggen van spaarpenningen in effecten of inschrijvin gen, zal by de uitvoering der wet voor de belanghebbenden worden duidelyk gemaakt. Het ligt in de bedoeling als commissieloon voor die belegging '/8 procent van het nomi naal bedrag van het aangekochte kapitaal in rekening te brengende verdere kosten, alleen voor aankoop van inschry vingen te betalen, bestaan in het z. g. „partygeld" ad 1/20 per mille tot een minimum van 5 cents, boven dien voor hen, ten wier name een nieuwe rekening op 't Grootboek wordt geopend, een vergoeding van ten minste 1 en ten hoogste 3. Overigens is in een gewyzigd ontwerp thans bepaald dat het bedrag der geïnde rente in zyn geheel op het spaarbankboekje zal worden bijgeschreven, terwyi de machtigingen op den directeur der Rijkspostspaarbank tot ontvangst van rente zullen worden vrygesteld van zegel en registratie. Zoowel de verlaging der rente als de ge vraagde bevoegdheid om by algemeenen be stuursmaatregel wijziging in den rentevoet te brengen, worden door de Reg. gehandhaafd, maar in 't gewyzigd ontwerp wordt thans bepaald dat renteverlaging niet zal kunnen plaats hebben tydens de werking van een besluit, als bedoild by art. 14 der bestaande wet. Het denkbeeld om een gedeelte der gelden van de Rykspostspaarbank beschikbaar te stellen ter bevordering van goedkoope arbei derswoningen of om den landbouw goedkoop krediet te verschaffen, acht de Regeering van zoo principiëelen aard, dat 't in dit ontwerp n'et kon worden opgenomen. Maar byaldien ve lenigingen tot den bouw van arbeiders woningen mochten worden in 't leven ge roepen, welker obligatiën door eene provincie of gemeente rechtstreeks en onvoorwaardelyk voor rente en aflossing werden gewaarborgd, zou de belegging van gelden der Rijkspost spaarbank in zulke obligatiën door de wet niet zyn uitgesloten. De vraag of de spaarbank alsnog het recht zou hebben ondershands met gemeenten of waterschappen direct leeningen af te sluiten, wordt bevestigend beantwoord, doch daartoe zal noodig zyn eene herziening van de lyst der fondsen, welke voor belegging in aan merking komen en waarin obligatiën van gemeenten of waterschappen niet mochten zyn opgenomen. Spoorweg SchoonhovenOouda. De Regeering heeft het afdeelingsverslag der Kamer beantwoord over het wetsontwerp tot bekrachtiging eener overeenkomst met de Exploitatie-MU. en met de Krimpenerwaard- Spoorwegmaatschappfj betreffende den locaal- spoorweg Schoonhoven Gouda. Haar voor nemen te kennen gevende op den hier inge slagen weg voort te gaan, verklaart zy daarby den regel te willen handhaven, dat de Staat niet meer bijdraagt dan de locale besturen, maar toch rekening te houden met het ver- schil van toestanden en van draagkracht der belanghebbenden in eene bepaalde streek. De Regeering kan zich geenszins vereenigen met het betoog van hen, die van oordeel waren, dat de betrokken landstreek beter door een stoomtram dan door een locaalspoorweg zal worden gebaat. De vraag, of de traraiyn over de geheele lefigte al dan niet dezelfde richting volgt als de locaalspoorweg, is ontkennend te beant woorden. Do tramlijn is ontworpen over de Haastrechtsche brug over den IJsel by Gouda, vervolgens in Zuidoosteiyke richting tot voorby Stolwyk. De locaalspoorweg echter zal over een afstand van ongeveer drie kilometer even- wyoig met den Staatsspoorweg loopen en van daar in byna aanhoudend zuidelijke rich ting door de gemeenten Haastrecht en Stol wyk. Eerst voorby laatstgenoemde plaats zou de richting met die van den ontworpen tram weg samenvallen. Eene bepaling omtrent verzekering tegen invaliditeit en ongelukken van het personeel zou, naar de Reg. meent, in deze overeen komst niet op hare plaats zyn. De algemeene regeling der Exploitatie Maatschappij zal ook hier gelden. Dat een voorbehoud wenscheiyk zou zyn, ten einde voor personentreinen Zondagsrust in te voeren, kan de Reg. niet inzien. Onder zuivere bruto-opbrengsten van den spoorweg worden ter onderscheiding van de werkelyke bruto-ontvangsten, die daarop geïnd worden, verstaan de ontvangsten, die wegens den over eenige lyn afgelegden afstand ten bate van het spoorweggedeelte komen. 4) „Myn friend Eduard Udon schijnt zeer in uw smaak te vallen, want toen ge met hem gedanst hebt, zag ik u in druk gesprek, doch voor mg hebt ge geen woord over." Ida herinnerde zich met schrik, dat zij nog niets gezegd had; doch zy wist niet wat zy zeggen moest. „Och, het komt er ook eigenlyk niets op aan," zeide Hugo, scbynbaar achteloos. „Ik weet nu eenmaal dat Udon een flux de boucho heeft, en dat hy altijd iets aangenaams te zeggen weet, en daardoor „l'ami des dames" is. Go kunt u niet begrepen hoeveel conquêtes hy reeds gemaakt heeft." „Ik bogryp niet waarom gij my dat alles zegt," zeide Ida op zachten toon, hoewel zy zich inwendig niet rustig gevoelde. „Ik wilde u slechts waarschuwen en u behoeden voor mogelyko teleurstellingen." „Maar, mynheer Blunt," zeide Ida veront waardigd, „ik begryp niet hoe u zód durft spreken I Ik heb uwe waarschuwing niet noodig, en ik verzoek u vriendelijk, my zoo spoodig mogeiyk naar de danszaal terug te brengen. Myn cavalier voor den volgenden dans zal zeker reeds naar mjj uitzien." Zy wendde zich daarop om en zeide verder geen woord tot hem. Het was zooals zy vermoed hadhaar danseur had haar reeds gezocht; hy kwam haar te gemoet en zp nam zyn arm zonder verder op Blunt te letten, die met eene dreigende uitdrukking op het gelaat het paar nastaarde. Ida was ontsteld. Haar argwaan was tegen Eduard opgewekt, doch toen zy zijn blik, in de halzaal gekomen, ontmoette, was zij spoedig weder gerustgesteld. Deze oogen kondon, dacht zy, niet liegen, en deze gedachte troostte haar. Zoodra de tyd voor het souper daar was, kwam Eduard Udon haar met een gelukkig lachje zyn arm aanbieden, en nu brak er een prettig uur voor ons paartje aan. Men sprak over verschillende onderwerpen en de toe nadering werd al grooter. Het gesprek liep onder anderen over galan terie. Eduard was het niet eens met de woorden van dengene, die gezegd had„La galanterie est la parodie de l'amour." „Als men," zeide hy, „een meisje liefheeft, wat is dan mesr natuurlijk, dan dat men haar dan voor alle mogelyko onaangename dingen zoekt te vry waren, en zelfs al ware het, dat men geheel onverschillig ten opzichte van een dame is, din nog schryft onze plicht ons voor galant te zyn." „Het is maar jammer," zeide Ida, „dat de galanterie zoo dikwyls na het huweiyk ophoudt. Voor hunne bruid doen en iaten de meesten alles, voor hunne vrouw niets. U kent zeker de anekdote van den man en de parapluie? Nu, een dergeiyk staaltje vaD weinig galanterie werd my onlangs verhaald. Ik sta echter niet voor de waarheid in. Een heer en dame zaten in den spoortrein. „Vrouwlief," zegt de heer, „zit ge goed?" „Zeker, beste man." „Tocht het daar met?" „Neen, lieve." „Laat my dan op jouw plaats gaan zitten, want Ik heb kiespyn." Eduard lachte harteiyk om dit verhaaltje. „Maar denkt ge dan, dat er zulke egoïstische wezens zyn?" vroeg hy. „Ik heb reeds gezegd dat ik niet voor de waarheid van het verhaal insta. Zoo iets zal wel niet gebeuren, wanneer er getuigen by zyn, doch het is zeker, dat er velen zyn, die hun haantje altijd koning willen laten kraaien." „Zoudt ge my ook voor zulk een haantje aanzien?" vroeg Eduard schertsend. „Daar laat ik my liever niet over uit," antwoordde Ida lachend. Het souper liep ten eind. De meeste cavaliera begaven zich met huDne dames naar den tuin, en Eduard en Ida volgden hun voorbeeld. Udon had zich voorgenomen, nog dien avond zich van Ida's liefde te verzekeren. Het was wel wat haastig zich na zulk een korte kennismaking te déclareeren, doch spoedig zou hy de stad moeten verlaten, en als hy over een jaar terugkwam, dan zou Ida bem misschien geheel vergeten zyn. „Juffrouw De Maire," zeide hy tot haar, „zult u my als ik ver weg zal zyn, niet vergeten 7" Ida antwoordde nieteen licht beven van den arm, dien Udon in den zynen had, deed hem vermoeden, dat zy zpne woorden begrepen had. „Wy kennen elkander nog zoo weinig," zeide zy eindeiyk met bevende stem. „Als ik terugkom, dan zal er gelegenheid zyn tot nadere kennismaking", zeide Eduard haastig, „doch laat my niet heengaan voordat ik de zekerheid heb, dat uw hart mp toebe hoort IAch, Ida, ik kan my myn toe komstig leven niet voorstellen zonder u." „Eduard," zeide Ida aangedaan, „ik belool je, ik zal je trouw blpven." Udon geleidde haar naar een priêel. Hy wilde haar, buiten zicbzelven van geluk, een kus op de wangen drukken, toen Ida opeens hevig van iets scheen te schrikken. Eduard, die niets van hare ontsteltenis begreep, deed haar de sortie dichter om den hals; rillend stond zy op en trok Eduard met zich mede naar den tuin. „Maar, Ida, wat hebt ge toch, hoe zyt ge zoo ontsteld?" vroeg Eduard, terwyi hy haar angstig aanzag. „O, Eduard, ik geloof waariyk dat de heer Blunt door het priöel gluurde. Ik schrikte er zoo van." „Zyt gy dan zoo spoedig bevreesd? 'tWa6 niets dan verbeelding, want zie, hp loopt aan den arm van zijne dame in den tuiD." „Och neen, ik weet het zeker, en het was my juist alsof hy zyn vuist balde. Laat ons er maar niet meer over spreken; vertel my liever eene wanneer ge naar Frankfort gaat?" „Den juisten dag weet ik nog niet; och, Ida, ik vind het een vreeseiyk vooruitzicht, je gedurende een jaar niet weer te zullen zien. Zoudt ge my niet eens willen schryven?" „Ik je schry ven?" riep Ida uit. „Hoe komt ge daar toeboewei ik my straks wel wat zwak tegenover u getoond heb, beschouw ik onze betrekking nog niet van dien aard, dat wy met elkander zouden correspondeeren. Eerst moet ge toonen, dat ge my een jaar lang trouw kunt blpven, en, door je zuster Bertha, zullen wy wel eens wat van elkander kunnen vernemen, al is het dan ook niet rechtstreeks." Eduard was teleurgesteld. „Ik twyfel er zeer aan of ge werkelyt veel van my houdt; ik zou alles trotseoien om je te kunnen schryven, en gy van uw kant wilt het niet." „Eduard, vertrouwt ge my zoo weinig?" zeide Ida ernstig. „Ik heb je waariyk Kaf, ik ben myzelve een raadsel, dat myu hart zoo spoedig door je gevangen is geworden. Ik zal je niet vergeten, al krpg ik geen brieven van je. Ik kan zonder dat wel aan je denkengelooft ge my en zp zag hem met hare lieve oogen zoo oprecht aan, dat Eduarda twyfel opeens verdween. De tonen der muziek kondigden den soupor- dans aan, en Ida en Eduard spoedden zich naar de balzaal terug. Hoewel zy toen voor eenigen tyd gescheiden werden, verloor Udon Ida niet uit het oog. De cotillon bracht hen weder te zamen, en als de blik van Blunt haar niet gestadig gevolgd had, zou zy zich innig gelukkig gevoeld hebben. Toen Hugo haar een bouquetje aanbood, zeide hy „Heb ik geen geiyk gehad, juffrouw De Maire, dat u, als u met Udon danst, nooit „manque de discours" hebt?" (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1895 | | pagina 1