N°. 10318.
Vrijdag 81 IWEei.
AM895,
feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Leiden, 30 Mei.
F euilleton.
IDA DE MAIRE.
LEIDSCH
BA&BLAD
PRIJS DEZER CODRAUT:
Voor Leiden per 3 maanden. 1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommers0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIËN"
"Van 1 6 regels 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. Grootere
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad
wordt 0.05 berekend.
Officieel© Kennisffevintfen.
Burgemeester en Wethoude s dtr gemeente Wou
brugge maken bij openbare kennisgeving bekend,
dat de oefening met de manschappen van de brand
spuiten 1 en 2 in bot dorp zal gehouden worden
op Dinsdag 4 Juni a. e., des avonds te 6 uren, en
met do dienstplichtigen bg dc brandspuit No. 8 te
Hoogmado op Dinsdag 11 Juni a. e., des avonds te
7 uren. De lijsten zijn 29 Mei herzien. Kiachtens
de verordening moeten de onderscheidingeteekenen
zioktbaar worden gedragen.
Rijks Etbnographisch Museum albier
heeft van de heeren D. Boer Zonen, te
's-Gravenhage, een steenen afgodsbeeld ont
vangtn, geïnventariseerd als serie 683 No. 1.
Den schenkers is de dank der Regeering betuigd.
Voor onderwijzeres is te 's-Gravenhage
na afgelegd examen toegelaten mej. J. H.
Dozy, van Zoeterwoude.
By de herstemming voor een lid van de
Prov. Staten kwam te Voorschoten hetzelfde
getal kiezers op als b\j de verkiezing, nl. 135
van do 275.
Als leden van den gemeenteraad te
Oudshoorn zijn dit jaar periodiek aftredend
de heeren C. Van Wieringen en L. Piek.
Op het tweetal ter beroeping van een
predikant bij de Ned^-Hervormde gemeente
van "Woubrugge komen voor ds. K. A. De
Groot, predikant te Houten, en ds. J. W. H.
Kalkman, predikant te Alfen (Z.-H.)
Als geneeskundige voor de gemeente-en
de R. Kath. armen te Roelof-Arendsveen is
aangesteld de heer J. W. Jorissen, arts te
Heerenveen.
Bedankt is voor het beroep naar Hasselt
door ds. Y. J. Bootsma, te Zoetermeer en
Zegwaard.
Gisteren had op het gemeentehuis te
Alkemade de aanbesteding plaats van het
amoveeren van vier verouderde bruggen in den
weg te Roelof-Arendsveen en het in de plaats
stellen van vier nieuwe, solide bruggen. Er
werd door twaalf aannemers ingeschreven, te
weten door de heeren: J. Sloos, te Leiden,
voor ƒ2700, J. v. d. Hoorn, te Roelof-Arends
veen, voor 2656.25, C. A. Blaazer, te Rijn
saterwoude, voor 2399, P. Vrijburg, te
Oud-Ade, voor ƒ2339, C. Van Leeuwen, te
"Waddingsveen, voor 2297, M. Jansen, te
Rüpwetering, voor 2222, A. v. Wensen, te
's-Gravenhage, voor ƒ2190, L. L. Kreling, te
Oude-Wetering, voor 2135, C. Zoet, te idem,
voor 2120, G. v. d. Wal en W. Strookman,
le Oudshoorn en Woubrugge, voor ƒ2084 en
D. Van Essen, te Woubrugge, voor 2045.
Het werk is gegund aan den laagsten
inschrijver, denzelfden aannemer, die verleden
jaar tot elks tevredenheid de nieuwe sluis te
Roelof-Arendsveen heeft gemaakt.^
De gemeenteraad van Delft nam gister
middag onveranderd het voorstel van B. en
Ws. aan tot uitbreiding van het Zuiverhuis
c. a. der gemeentelijke gasfabriek, waarvan
de kosten begroot zijn op 114,000.
De voorzitter zeide daarbij toe overweging
van het voorstel van den heer Post Van der
Burg tot conversie der gemeentelijke schuld
ad 1,169,000 in eene 3-pcts.-leening, wat een
voordeel zou aanbrengen van ƒ5000 per jaar.N
In hoofdzaak ongewijzigd werd het con
cept-reglement van het St.-Joris-Gasthuis
goedgekeurd.
De gemeenteraad van Haarlem zei te
gisteren de debatten voort over het voorstel
van B. en Ws. omtrent het opnemen in ge
meentebestekken van bepalingen omtrent
minimum loon en maximum-arbeidsduur en
verwierp dit voorstel met 19 tegen 9 stemmen.
Ds. Hugenholtz, predikant bij de Unita-
ristengemeente te Hillsyde (V. St. N.-A.), heeft
het beroep, op hem uitgebracht door de afdee-
ling Schiedam van den Nederlaodschen Pro
testantenbond, aangenomen.
De heeren C. H. H. Spronck, hoogleeraar
aan 's Rijksuniversiteit te Utrecht, en A. W. H.
Wirtz, directeur van 's Rjjksveeartsenijschool
aldaar, hebben aan de burgemeesters van
verschillende gemeenten een schrijven gericht,
waarin het volgende voorkomt:
De ondergeteekeDden hebben de eer u kennis
te geven, dat zij aan het einde van het vorige
jaar een aanvang hebben gemaakt met de
kostelooze bereidiDg van antï-diphtberisch
genees-serum, waartoe particuliere bijdragen
uit verschillende oorden des lands hun de ge
legenheid hadden geopend; dat zij voornemens
zijn met die bereiding voort te gaan, zoolang
hun daartoe finantiëele steun zal worden ge
schonken, en dat zij thans in staat zijn dat
serum kosteloos beschikbaar te stellen voor
zoover de voorraad strekt.
Zijn Excellentie de minister van binnen-
landsche zaken heeft in dato 27 December 1894
bepaald, dat het serum voor die particuliere
bijdragen, door de ondergeteek'enden kosteloos
te bereiden en te verstrekken, enkel verstrekt
mag worden aan on- en minvermogenden, als
mede aan instellingen van weldadigheid. Inge
volge die bepaling richten zij tot u het verzoek
bun te willen mededeelen, of door u gelegenheid
kan worden gegeven, dat in uwe gemeente
kosteloos worde gevestigd een depót, waar dat
serum op voorschrift van de geneeskundigen,
door een apotheker zal worden verstrekt.
By zulke regeling zou echter onmisbaar zijn
de voorwaarde, dat op elk zoodanig voorschrift
van een geneeskundige eene verklaring van
uwentwege voorkomt, dat de persoon of de
personen, ten behoeve van wie bet voorschrift
is gedaan, on- of minvermogend zyn.
Mocht door u goedgevonden worden, dat
uit het eventueel in uwe gemeente te vestigen
depót tevens verstrekking zal plaats hebben
ten behoeve van lijders aan dipbtherie in na
burige gemeenten, op voorwaarde dat de voor
schriften daartoe zjjn voorzien van de voren
bedoelde verklaring vanwege den betrokken
burgemeester, dan zou daardoor het algemeen
belang zeer gebaat kunnen worden en bet sani
tair belang uwer gemeente, bij die bestrij
ding van dipbtherie in haro nabijheid, bijzon
der worden gediend.
Door de afdeelingen der Tweede Kamer
zijn gekozen tot rapporteurs o. a. over de
hierna te noemen wetsontwerpen:
geldleening Suriname voor het immigratie
fonds: de heeren Pyttersenr Bool, Donner,
Pijnacker Hordijk en Schimmelpenninck;
toezicht op 't gebruik van stoomtoestellen
de heeren Mutsaers, De Kanter, Yan Alphen,
Meesters en Lely;
onteigeningswetten o. a. voor den spoorweg
Alkmaar Hoorn, de heeren Mutsaers, v. d.
Berch van Heemstede, v. Alp hen, Meesters
en Lely;
aanvulling Haagsche rechtbank, wijziging
wetboek koophandel en verdeeling memorie
goederen Montfoort, de heeren De Beaufort
(W\jk), Guyot, Hartogb, Schaafsma en Plate.
In de gisteren voortgezette algemeene
verga lering te Rotterdam der Remonstrant-
scbe Broederschap bleek uit het vei slag van
het college van professor en curatoren o. a.,
dat de bibliotheek van het Seminarie verrijkt
was door een verzameling boeken en hand
schriften, nagelaten door ds. J. J. v. Yollen-
hoven. Vooral de handschriften zijn van groot
belang. Nog grooter aanwinst had de biblio
theek door den aankoop van verscheidene
hoogst belangrijke manuscripten uit de 16de
en 17de eeuw.
Aangenomen is een concept reglement voor
het fonds tot aanvulling van predikantstrak
tementen bij de Remonstrantsche Broeder
schap, door de commissie tot kapitaalvorming
voorgesteld. Dit fonds heeft ten doel: ge
meenten der Broederschap, die by gebrek aan
fondsen geen eigen predikant hebben, tot het
verkrijgen van een voldoend traktement te
steunen. Wanneer de renten van dit fonds
tot ƒ1500 per jaar zullen gestegen zijn, kan
die steun ook verleend worden aan gemeenten,
waar het predikantstraktement verhooging
behoeft.
In de plaats van mr. J. G. Gleichman
werd tot voorzitter van de commissie tot de
zaken der Broederschap benoemd ds. A. P.
G. Joiissen.
Door dr. J. J. Haver Droeze is tegen 1
Juni a. s. eervol ontslag gevraagd als tweede
geneesheer van het krankzinnigengesticht te
Dordrecht.
Wanneer de Amst. corr. van de „N.
Gr. Ct." goed is ingelicht, heeft zich bij het
opzeggen der Bell-Telephoon-ooncessie door
het Amst. gemeentebestuur een informaliteit
voorgedaan, die ten gevolge zal hebben, dat
de Maatschappij na 7 September rustig en
gedurende twee jaren zal voortgaan haar
communaal en intercommunaal net te exploi-
teeren, doch zonder der gemeente Amsterdam
een cent contributie uit te keeren.
Het is niet heel duidelijk hoe de concessie
van kracht kan blijven en de retributie ver
vallen. Hier is nadere toelichting noodig.
Naar wij vernemen, zullen de gouverne-
monts passagiers en de aanvullingstroepen, die
zich bevonden aan boord van het stoomschip
„Salak", dat jl. Zondag by Wight is gestrand,
met het stoomschip „Prins Hendrik", dat
aanst. Zaterdag van Amsterdam naar Oost-
Indië vertrekt, worden afgehaald en verder
naar hun bestemming gebracht. (D.)
De gewone audiëntie van den minister
van koloniën zal op 31 dezer niet gehouden
worden.
Het stoomschip „Obdam" vertrok 29 Mei
van Rotterdam naar Nieuw York; de „Reichs
tag", van Oost-Afrika naar Ylissingen en
Hamburg, arriveerde 28 Mei te Napels; de
„Spaarndam" arriveerde 29 Mei van Nieuw-
York te Rotterdam; de „Zaandam", van Nieuw-
Yoik naar Amsterdam, passeerde 29 Mei Dover;
de „Ardjoeno", van Batavia naar Rotterdam,
vertrok 28 Mei van Port-Said; de „Burge
meester Den Tex" vertrok 29 Mei van Bata\ia
naar Amsterdamde „Kaiser", van Hamburg
en Amsterdam naar Oost-Afrika, arriveerde
27 Mei te Tanga; de „Koningin-Regentes",
van Batavia naar Amsterdam, vertrok 28 Mei
van Carthagena; de „Soembing", van Rotter
dam naar Batavia, vertrok 29 Mei van Port-Said.
TWEEDE KAMER.
Rijkspostspaarbank.
De regeering beeft het afdeelingsverslag der
Tweede Kamer beantwoord over het wets
ontwerp tot wijziging en aanvulling der wet
op de Rijkspostspaarbank. Da hoofdbeginselen
dezer voordracht worden door de regeering
gehandhaafd. Eenige verhooging van het rente-
gevend maximum blijft zy noodig achten:
Volgens eene onlangs gedane opneming waren
er 3263 inleggers, wier tegoed boven 700
tot en met 800, en ruim 3200, wier tegoed
moer dan 800 bedroeg, te zamen ongeveer
1.8 procent der inleggers met een tegoed
boven 700. De Regeering blijft bezwaar
maken tegen de toelating van een hooger
rentegevend maximum voor vereenigingen,
stichtingen en fondsen van maatschappelijk of
godsdienstig belang of tot onderling hulpbetoon.
De bepaling omtrent de bevoegdheid, die
zal gegeven worden tot het doen beleggen
van spaarpenningen in effecten of inschrijvin
gen, zal by de uitvoering der wet voor de
belanghebbenden worden duidelyk gemaakt.
Het ligt in de bedoeling als commissieloon
voor die belegging '/8 procent van het nomi
naal bedrag van het aangekochte kapitaal in
rekening te brengende verdere kosten, alleen
voor aankoop van inschry vingen te betalen,
bestaan in het z. g. „partygeld" ad 1/20 per
mille tot een minimum van 5 cents, boven
dien voor hen, ten wier name een nieuwe
rekening op 't Grootboek wordt geopend, een
vergoeding van ten minste 1 en ten hoogste
3. Overigens is in een gewyzigd ontwerp
thans bepaald dat het bedrag der geïnde rente
in zyn geheel op het spaarbankboekje zal
worden bijgeschreven, terwyi de machtigingen
op den directeur der Rijkspostspaarbank tot
ontvangst van rente zullen worden vrygesteld
van zegel en registratie.
Zoowel de verlaging der rente als de ge
vraagde bevoegdheid om by algemeenen be
stuursmaatregel wijziging in den rentevoet te
brengen, worden door de Reg. gehandhaafd,
maar in 't gewyzigd ontwerp wordt thans
bepaald dat renteverlaging niet zal kunnen
plaats hebben tydens de werking van een
besluit, als bedoild by art. 14 der bestaande wet.
Het denkbeeld om een gedeelte der gelden
van de Rykspostspaarbank beschikbaar te
stellen ter bevordering van goedkoope arbei
derswoningen of om den landbouw goedkoop
krediet te verschaffen, acht de Regeering van
zoo principiëelen aard, dat 't in dit ontwerp
n'et kon worden opgenomen. Maar byaldien
ve lenigingen tot den bouw van arbeiders
woningen mochten worden in 't leven ge
roepen, welker obligatiën door eene provincie
of gemeente rechtstreeks en onvoorwaardelyk
voor rente en aflossing werden gewaarborgd,
zou de belegging van gelden der Rijkspost
spaarbank in zulke obligatiën door de wet
niet zyn uitgesloten.
De vraag of de spaarbank alsnog het recht
zou hebben ondershands met gemeenten of
waterschappen direct leeningen af te sluiten,
wordt bevestigend beantwoord, doch daartoe
zal noodig zyn eene herziening van de lyst
der fondsen, welke voor belegging in aan
merking komen en waarin obligatiën van
gemeenten of waterschappen niet mochten
zyn opgenomen.
Spoorweg SchoonhovenOouda.
De Regeering heeft het afdeelingsverslag
der Kamer beantwoord over het wetsontwerp
tot bekrachtiging eener overeenkomst met de
Exploitatie-MU. en met de Krimpenerwaard-
Spoorwegmaatschappfj betreffende den locaal-
spoorweg Schoonhoven Gouda. Haar voor
nemen te kennen gevende op den hier inge
slagen weg voort te gaan, verklaart zy daarby
den regel te willen handhaven, dat de Staat
niet meer bijdraagt dan de locale besturen,
maar toch rekening te houden met het ver-
schil van toestanden en van draagkracht der
belanghebbenden in eene bepaalde streek.
De Regeering kan zich geenszins vereenigen
met het betoog van hen, die van oordeel
waren, dat de betrokken landstreek beter door
een stoomtram dan door een locaalspoorweg
zal worden gebaat.
De vraag, of de traraiyn over de geheele
lefigte al dan niet dezelfde richting volgt als
de locaalspoorweg, is ontkennend te beant
woorden. Do tramlijn is ontworpen over de
Haastrechtsche brug over den IJsel by Gouda,
vervolgens in Zuidoosteiyke richting tot voorby
Stolwyk. De locaalspoorweg echter zal over
een afstand van ongeveer drie kilometer even-
wyoig met den Staatsspoorweg loopen en
van daar in byna aanhoudend zuidelijke rich
ting door de gemeenten Haastrecht en Stol
wyk. Eerst voorby laatstgenoemde plaats zou
de richting met die van den ontworpen tram
weg samenvallen.
Eene bepaling omtrent verzekering tegen
invaliditeit en ongelukken van het personeel
zou, naar de Reg. meent, in deze overeen
komst niet op hare plaats zyn. De algemeene
regeling der Exploitatie Maatschappij zal ook
hier gelden.
Dat een voorbehoud wenscheiyk zou zyn,
ten einde voor personentreinen Zondagsrust
in te voeren, kan de Reg. niet inzien.
Onder zuivere bruto-opbrengsten van den
spoorweg worden ter onderscheiding van de
werkelyke bruto-ontvangsten, die daarop geïnd
worden, verstaan de ontvangsten, die wegens
den over eenige lyn afgelegden afstand ten
bate van het spoorweggedeelte komen.
4)
„Myn friend Eduard Udon schijnt zeer in
uw smaak te vallen, want toen ge met hem
gedanst hebt, zag ik u in druk gesprek, doch
voor mg hebt ge geen woord over."
Ida herinnerde zich met schrik, dat zij nog
niets gezegd had; doch zy wist niet wat zy
zeggen moest.
„Och, het komt er ook eigenlyk niets op
aan," zeide Hugo, scbynbaar achteloos. „Ik
weet nu eenmaal dat Udon een flux de
boucho heeft, en dat hy altijd iets aangenaams
te zeggen weet, en daardoor „l'ami des dames"
is. Go kunt u niet begrepen hoeveel conquêtes
hy reeds gemaakt heeft."
„Ik bogryp niet waarom gij my dat alles
zegt," zeide Ida op zachten toon, hoewel zy
zich inwendig niet rustig gevoelde.
„Ik wilde u slechts waarschuwen en u
behoeden voor mogelyko teleurstellingen."
„Maar, mynheer Blunt," zeide Ida veront
waardigd, „ik begryp niet hoe u zód durft
spreken I Ik heb uwe waarschuwing niet
noodig, en ik verzoek u vriendelijk, my zoo
spoodig mogeiyk naar de danszaal terug te
brengen. Myn cavalier voor den volgenden
dans zal zeker reeds naar mjj uitzien."
Zy wendde zich daarop om en zeide verder
geen woord tot hem.
Het was zooals zy vermoed hadhaar
danseur had haar reeds gezocht; hy kwam
haar te gemoet en zp nam zyn arm zonder
verder op Blunt te letten, die met eene
dreigende uitdrukking op het gelaat het paar
nastaarde.
Ida was ontsteld. Haar argwaan was tegen
Eduard opgewekt, doch toen zy zijn blik, in
de halzaal gekomen, ontmoette, was zij spoedig
weder gerustgesteld. Deze oogen kondon, dacht
zy, niet liegen, en deze gedachte troostte haar.
Zoodra de tyd voor het souper daar was,
kwam Eduard Udon haar met een gelukkig
lachje zyn arm aanbieden, en nu brak er een
prettig uur voor ons paartje aan. Men sprak
over verschillende onderwerpen en de toe
nadering werd al grooter.
Het gesprek liep onder anderen over galan
terie. Eduard was het niet eens met de
woorden van dengene, die gezegd had„La
galanterie est la parodie de l'amour." „Als
men," zeide hy, „een meisje liefheeft, wat
is dan mesr natuurlijk, dan dat men haar
dan voor alle mogelyko onaangename dingen
zoekt te vry waren, en zelfs al ware het, dat
men geheel onverschillig ten opzichte van
een dame is, din nog schryft onze plicht
ons voor galant te zyn."
„Het is maar jammer," zeide Ida, „dat
de galanterie zoo dikwyls na het huweiyk
ophoudt. Voor hunne bruid doen en iaten
de meesten alles, voor hunne vrouw niets.
U kent zeker de anekdote van den man en
de parapluie? Nu, een dergeiyk staaltje vaD
weinig galanterie werd my onlangs verhaald.
Ik sta echter niet voor de waarheid in.
Een heer en dame zaten in den spoortrein.
„Vrouwlief," zegt de heer, „zit ge goed?"
„Zeker, beste man."
„Tocht het daar met?"
„Neen, lieve."
„Laat my dan op jouw plaats gaan zitten,
want Ik heb kiespyn."
Eduard lachte harteiyk om dit verhaaltje.
„Maar denkt ge dan, dat er zulke egoïstische
wezens zyn?" vroeg hy.
„Ik heb reeds gezegd dat ik niet voor de
waarheid van het verhaal insta. Zoo iets zal
wel niet gebeuren, wanneer er getuigen by
zyn, doch het is zeker, dat er velen zyn, die
hun haantje altijd koning willen laten kraaien."
„Zoudt ge my ook voor zulk een haantje
aanzien?" vroeg Eduard schertsend.
„Daar laat ik my liever niet over uit,"
antwoordde Ida lachend.
Het souper liep ten eind.
De meeste cavaliera begaven zich met huDne
dames naar den tuin, en Eduard en Ida
volgden hun voorbeeld.
Udon had zich voorgenomen, nog dien avond
zich van Ida's liefde te verzekeren.
Het was wel wat haastig zich na zulk
een korte kennismaking te déclareeren, doch
spoedig zou hy de stad moeten verlaten, en
als hy over een jaar terugkwam, dan zou
Ida bem misschien geheel vergeten zyn.
„Juffrouw De Maire," zeide hy tot haar,
„zult u my als ik ver weg zal zyn, niet
vergeten 7"
Ida antwoordde nieteen licht beven van den
arm, dien Udon in den zynen had, deed hem
vermoeden, dat zy zpne woorden begrepen had.
„Wy kennen elkander nog zoo weinig,"
zeide zy eindeiyk met bevende stem.
„Als ik terugkom, dan zal er gelegenheid
zyn tot nadere kennismaking", zeide Eduard
haastig, „doch laat my niet heengaan voordat
ik de zekerheid heb, dat uw hart mp toebe
hoort IAch, Ida, ik kan my myn toe
komstig leven niet voorstellen zonder u."
„Eduard," zeide Ida aangedaan, „ik belool
je, ik zal je trouw blpven."
Udon geleidde haar naar een priêel. Hy
wilde haar, buiten zicbzelven van geluk, een
kus op de wangen drukken, toen Ida opeens
hevig van iets scheen te schrikken.
Eduard, die niets van hare ontsteltenis
begreep, deed haar de sortie dichter om den
hals; rillend stond zy op en trok Eduard
met zich mede naar den tuin.
„Maar, Ida, wat hebt ge toch, hoe zyt ge
zoo ontsteld?" vroeg Eduard, terwyi hy
haar angstig aanzag.
„O, Eduard, ik geloof waariyk dat de heer
Blunt door het priöel gluurde. Ik schrikte
er zoo van."
„Zyt gy dan zoo spoedig bevreesd? 'tWa6
niets dan verbeelding, want zie, hp loopt
aan den arm van zijne dame in den tuiD."
„Och neen, ik weet het zeker, en het was
my juist alsof hy zyn vuist balde. Laat ons
er maar niet meer over spreken; vertel my
liever eene wanneer ge naar Frankfort gaat?"
„Den juisten dag weet ik nog niet; och,
Ida, ik vind het een vreeseiyk vooruitzicht,
je gedurende een jaar niet weer te zullen
zien. Zoudt ge my niet eens willen schryven?"
„Ik je schry ven?" riep Ida uit. „Hoe komt
ge daar toeboewei ik my straks wel wat zwak
tegenover u getoond heb, beschouw ik onze
betrekking nog niet van dien aard, dat wy
met elkander zouden correspondeeren. Eerst
moet ge toonen, dat ge my een jaar lang
trouw kunt blpven, en, door je zuster Bertha,
zullen wy wel eens wat van elkander kunnen
vernemen, al is het dan ook niet rechtstreeks."
Eduard was teleurgesteld.
„Ik twyfel er zeer aan of ge werkelyt
veel van my houdt; ik zou alles trotseoien
om je te kunnen schryven, en gy van uw
kant wilt het niet."
„Eduard, vertrouwt ge my zoo weinig?"
zeide Ida ernstig. „Ik heb je waariyk Kaf,
ik ben myzelve een raadsel, dat myu hart
zoo spoedig door je gevangen is geworden.
Ik zal je niet vergeten, al krpg ik geen
brieven van je. Ik kan zonder dat wel aan je
denkengelooft ge my en zp zag hem met
hare lieve oogen zoo oprecht aan, dat Eduarda
twyfel opeens verdween.
De tonen der muziek kondigden den soupor-
dans aan, en Ida en Eduard spoedden zich
naar de balzaal terug. Hoewel zy toen voor
eenigen tyd gescheiden werden, verloor Udon
Ida niet uit het oog. De cotillon bracht hen
weder te zamen, en als de blik van Blunt
haar niet gestadig gevolgd had, zou zy zich
innig gelukkig gevoeld hebben.
Toen Hugo haar een bouquetje aanbood,
zeide hy
„Heb ik geen geiyk gehad, juffrouw De
Maire, dat u, als u met Udon danst, nooit
„manque de discours" hebt?"
(Wordt vervolgd.)