N. 10303. feze Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. PERSOVERZICHT. Feuilleton. Een millioenen-erfenis. i) Maandag 13 IMei. A®. 1895. IDSCH PEIJS DEZER COURANT: Yoor Leiden por 3 maanden.f 1.10. Franco per post1.40. Afzonderlijke Nommers0.05. PRIJS DER ADVERTENTIÊNï Van 1—6 regels 1.05. Iedere regel meer 0.17^. Grootero letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren bulten de stad wordt 0.05 berekend. Tweede Blad. Officieel© Kennisgevingen. Paspoorten. De Burgemeester vau Leiden breDgt tor kennis van bolanghebbeudon. dat dagelrjke, Zon- en Feestdagen uitgezonderd, des voormiddage van 1012 uren, do Paspoorten voor de Miliciens dezer gemeente, behoorende tot de lichting van den jare 1888, en voor de zojmihciens der lichting 1890, verkrijgbaar zyn ter Gemeente-Secretarie, mits men zich in persoon en voorzien van zijn zakboekje daartoe aanmelde. Leiden, De Burgemeester voornoemd, 9 Mei 1895. F- WA.8. Naar aanleiding van hetgeen mr. A. Kerdyk in de Vragen des Tijds schreef over a r b e i d s- woningen (zie ons vorig overzicht), heeft mr. J. A. Levy het volgende schrijven aan het Handelsblad gericht: „Mr. A. Kerdjjk hield een pleitrede voor het beschikbaar stellen van gelden der Rijks postspaarbank, op beperkten voet en met be hoorlijken waarborg, ten bate van do huis vesting der lagere volkskringen, met name der arbeiders, en deelde mede, in hoeverre in Duitschland, hetzij officiéél, hetzij particulier initiatief reeds ten voorschreven doeleinde werkzaam is. Ik wensch koren aan te dragen op dtn molen van mijn geachten vriend en kan dit te eer doen, daar hij, in bedoeld betoog, het niet vermalen kon. B(jna gelijktijdig met zijn beschouwing ziet namelijk het licht een wetsontwerp, voorge legd aan de wetgevende macht in Pruisen. Het beoogt de verbetering der huisvesting van arbeiders in Staatsdienst en van gering bezol digde Staatsbeambten. Een onderdeel van bet vraagstuk alzoo, maar een flinke stap tevens. Men oordeelel De voordracht luidt: i. Ter beschikking van de Staatsregeering wordt een bedrag van vijf millioen mark ge steld, ten einde daarmede verbetering aan te brengen in de huisvesting van arbeiders, die in dienst van den Staat werkzaam zfin, en van gering bezoldigde Staatsbeambten, alles naar den maatstaf der navolgende bepalingen: 2. Uit de beschikbaar gestelde middelen mogen voor rekening van den Staat woon huizen, die het eigendom van den Staat blijven, gebouwd worden. De woningen in deze huizen moeten alsdan aan arbeiders, in dienst van den Staat werkzaam, of aan gering bezoldigde beambten verhuurd worden. 3. De huurprijs moet in dier voege worden bepaald, dat hy na dekking der kosten van administratie en het bouwkundig onderhoud der gebouwen een passende rente van het geheele aanlegkapitaal en de amortisatie der bouwkosten oplevert. 4. De beschikbaar gestelde gelden mogen verder tot bewilliging van bouwpremiên en bouwleeningen worden besteed. 5 en 6 behelzen voorschriften nopens de wjjze, waarop de vjjf millioen gevonden en rekenschap afgelegd moet worden omtrent de uitvoering der wet Men ziet: 't ontwerp is een oorlogsverklaring van de Pruisische regeering aan de huisjes melkers. Het houdt dus verband met het zeer gewettigd streven van den Amsterdam schen afgevaardigde." Mej. Elise A. Haighton richt in de Vragen des Tijds een woord tot alle ontwikkelde mannen en vrouwen, onder het opschrift „Het heele land in het klein". Na te hebben betoogd dat niet slechts onze Gro: dwet de vrouw negeert, maar ook de meeste mannen haar buiten rekening laten, wfist de schrijfster er op, dat zelfs onder de mannen, die voor de rechten der vrouw opkomen, er zyn, die haar van den weg trachten te brengen, door haar op het hart te drukken dat alle betrekkingen voor haar opengesteld dienden te worden, maar dat het slechts in haar belang zal wezen, wanneer zij afblijft van zyn baantje. Openstelling voor de vrouw van alle werkkringen is de leus der schryfster. Om daartoe te komen, moet kiesrecht het parool zyn. Zoolang de vrouw dit niet bezit, zal, zegt do schr., de eene Kamer haar kunnen ontnemen wat een vorige haar gaf. Bezit zy het, dan zal alle willekeur onmogeiyk zyn; doch ook dan alleen. En tot verkry- ging van dat recht zullen duizenden vermogen wat honderden niet kunnen: getallen impo- neeren. Tot alle ontwikkelde mannen richt mej. Haighton aan het slot van haar betoog de volgende aansporing: Komaan, mannen, betoont u in dezen toch eens werkelijk verstandig, breekt met af geleefde theorieën en ontrukt u aan vergrysde bespiegelingen; ziet om u heen met onbevangen blik en bestudeert de geschiedenis van het heden. Kiesrecht voor vrouwen is niet iets nieuws; u kunt weten waartoe dat recht, door haar in vereeniging met mannen uit geoefend, leidt: in den staat Wyoming toch vierde het reeds zyn zilveren feest. Hoe het daar heeft gewerkt? Dat getuigt de procla matie, waarvan aan alle staten van Amerika en regeeringen daarbuiten afschrift gezonden is, waarin o. m. voorkomt: „Het vrouwen-kiesrecht heeft tot stand helpen brengenvreedzame en ordelijke verkiezingen, een goede regeling, een hoogen graad van beschaving en openbare orde. Wy wyzen met trots op bet feit, dat na deze 25 jaren geen enkel district van Wyoming meer een armen huis heeft, onze gevangenissen zoo goed als leeg staan en misdaad byna een onbekend ding werd. Uit deze onze ervaring dringen wy er ernstig op aan, dat alle beschaafde Staten in en buiten Amerika onverwyid overgaan tot de invoering van vrouwen- k i e s r e c h t." Nu in de pers de zeevaarders en kooplieden der zestiende en zeventiende eeuw weder in herinnering worden gebracht by de herdenking van het feit, dat vóór 300 jaren de eerste schepen koers zetten naar Indië, wyst De Tijd op een schuld, door het voorgeslacht nagelaten, welke rog niet is gedelgd. Wel is die niet weder goed te maken, doch het blad zdu het doel reeds bereikt achten, indien het bestaan van die schuld algemeen werd erkend in het moederland. Bedoeld wordt, dat ter wille van de be langen van den handel, ter wille van geldeiyke ▼oordeelen, de verspreiding van het Christen dom onder de volken van den Archipel stelsel matig werd tegengehouden. En hieraan hebben tot blydschap van De Tijd de Katholieken geen schuld. „Het waren de Protestants che bewindvoerders, gouverneurs en lagere bevelhebbers, aan welke gedurende de dagen der Calvinistische Repu bliek voornamelijk de demoralisatie van Indië en de mishandeling in geestelyken en lichame- ïyken zin der aan het Nederlandsche gezag onderworpen volken te wyten waren." Uit de Prov. Noord Br. haalt het katholieke orgaan een paar artikelen aan, om te be- wyzen dat de compagnie wel de houding aan nam alsof voorziening in de geestelyke be hoeften der Europeanen en bekeering der heidensche en Mohammedaansche landzaten haar hoogste doel was, doch dat het Christen dom haar slechts middel was, en waar het te veel geld kostte of niet in haar kraam te pas kwam, het werd nagelaten of tegen gewerkt. De Tijd zou wenschen dat de erkenning van de zonden van het voorgeslacht de over heid hier en in Indië bewoog den weg eener rechtvaardige en inderdaad Christeiyke staat kunde in te slaan, en ook den Nederlandschen Katholieken tot aansporing strekte om hun belangstelling en steun in steeds meerdere mate te wyden aan het groote werk der Christelijke missiën. Naar aanleiding van het wetsontwerp tot herziening der wet op de Rjjkspostspaar- bank releveert De (liberale) Nederlander drie punten. Het blad acht het niet noodzakeiyk, dat eventueele renteverlaging beneden het door de wet bepaalde percentage, wordt over gelaten aan het uitvoerend gezag zooals de Regeering thans voorstelt in stede van haar, als waarborg tegen noodeloos snel ingrypen, voor te behouden aan den wet gever zelf. Aan het bezwaar, dat een betreffend wets ontwerp een langen weg zal hebben te door- loopen, waardoor in dringende verlagingsnood- zakeiykheid de vertraging zeer kostbaar kan worden, hecht het blad weinig gewicht, want als het aankomt op de dubbeltjes ter verant- woordeiykheid van den Staat, kunnen Regee ring en Staten Generaal nog wel vlug werken. Daartegenover staat echter dat minder vlug in het Staatsblad zou komen een wet, waarby de rente weder op den ouden voet werd teruggebracht, ook al veroorloofden zulks de omstandigheden. Dan zou spoediger handelen te verwachten zyn van een Regeering alléén, die het belang van herstel van den vroegeren toestand besefte; oq dan zou het zich dus kunnen wreken, dat de bevoegdheid daartoe haar ontbrak. Maar De Ned. ziet een ander middel om renteverlaging langer te kunnen verdagen. De Regeering stelt voer om het rentegevend maximum van ƒ800 thans te breDgen op ƒ1200. Het blad zou verder willen gaan en het maximum stellen op byv. ƒ2400. Om nu het gevreesde gevaar te voorkomen, dat daar door de postspaarbank, vooral by lager proion- gatiekoers, zou ontaarden in een depositobank voor kapitalisten, geeft De Ned. drio midde len aan: Voor een tegoed boven zekere grens zou een geringere rente kunnen worden ingevoerd dan de gewone. Voorts zou een dubbel rente gevend maximum kunnen worden ingesteld; in dezer voege, dat niet enkel begrensd werd het totaal van het tegoed, maar ook het be drag van den inleg gedurende éénzelfde jaar. Eindeiyk zou voor terugbetalingen van zekere sommen een langere termyn, dan de thans voorge8chrevene van veertien dagen, kunnen worden bepaald en betracht. Ook betoogt het blad, dat de tegenwoordige Regeering ver achterstaat by de vorige, waar zy de door de eerste gewenschte staatsschuld boekjes verwerpt, Indien de Kamer hetzy het staatsschuldboekje in eere herstelde, hetzy op den weg van verhooging van het rentegevend maximum verder ging dan de Regeering haar heeft voorgedragen, of liever nog: indien de Kamer het eene deed, zonder het andere na te laten, zou De Nederlanden dit toejuichen. Wy lezen in het Handelsblad over b u r e a u- c r a t i e het volgende Op een goeden dag komt het den minister van oorlog voor, dat de weerbaarheid der dienst doende schutteryen iets te wenschen laat. Hy wenscht ze te bewapenen met revolvers, op gelijken voet als het voetvolk van het staande leger, maar omdat de schutteryen onder het beheer van zyn ambtgenoot van binnen- landsche zaken staan, moet deze eerst ge hoord worden. De minister van binnenlandsche zaken vraagt aan de Commissarissen der Koningin opgave van de gemeentebesturen, waar alvast voor oefening revolvers in bruikleen worden ge- wenscht. De gemeentebesturen hooren den scbuttery-commandant over het geval. De com mandant schrijft aan het gemeentebestuur, dit weder aan den Commissaris der Koningin, de laatste aan den minister van binnenlandsche zaken en deze weder aan zyn collega van oorlog. Denzelfden weg gaat de mededeeling van den minister van oorlog, hoeveel revolvers als maximum-aantal voor elk bataljon schutters kunnen worden aangevraagdbinnen die grens richt de commandant zyne aanvrage om verstrekking in; over al de genoemde katrollen bereikt deze aanvrage den minister van oorlog. Laatstgenoemde stelt goedgunstig het gevraagde aantal beschikbaar, bericht dit aan den minister van binnenlandsche zaken, deze aan de Commissarissen der Koningin, die alweer over de schyf van het gemeente bestuur den schuttery-commandant verwittigen. Nu krygt de magazynmeester van de stapel- magazynen order van zyne chefs, de revolvers met behooren af te zenden. Netjes verpakt heeft die verzending aan het adres van het gemeentebestuur plaats. Van die inzending doet de magazynmeester mededeeling aan het gemeentebestuur. De spoorweg-directie zendt aan hot ge meentebestuur eene aankondiging van de aankomst. Een en ander wordt aan den com mandant der schuttery geëndosseerd. Deze stelt zich zorgvuldig in het bezit van den kostbaron buit en zendt met de noodige inleveringsformulieren de emballage aan den magazynmeester terug. De laatste ontvangt tegeiyk van het gemeentebestuur een ont vangstbewijs voor het gezondene. De magazyn meester stuurt aan het gemeentebestuur een bewys van ontvangst van de emballage; het gemeentebestuur geeft dit belangrijke docu ment aan den commandant der schuttery in bewaring. OefI De schuttery te X. is drie revolvers in bruikleen ryk geworden. De Tijd is het niet eens met den talent vollen leider der Christen-democraten te Luik, dr. Pottier, die een algemeenen feest dag voor den arbeid op 1 Mei niet alleen billijkt, maar zelfs zulk een viering by wetteiyken maatregel zou willen bevor deren. Het blad acht de gevolgen, welke me" zich daarvan voor den socialen vrede en de rust voorspiegelt, eene illusie, en ziet er een wyding in van het socialisme. Het is vol doende, wanneer men den arbeider zyn Zondag beeft hergeven en als men hem een betere viering der kerkelyke feestdagen verzekert. Zelfs al zouden de katholieke werklieden op 1 Mei het feest medevieren en den dag op godsdienstige wyze aanvangen met het by- wonen der H. Mis, dan zou men toch moeten zeggen, dat zfl verkeerd deden. Ook gevoelt De Tijd weinig voor het besluit van het Centraal bestuur van den „Ned. R.-K. Volksbond," dat reeds tegen 19 Mei in al zyne afdeelingen buitengewone feeste lijke byeenkom8ten heeft georganiseerd, om op katholieke wyze het arbeidersfeest te vieren, het feest der verschyning vau de Encycliek „Rerum Novarum." Het blad schryft: Waarom zulk een feest van den arbeid? En waarom daarvoor een datum gezocht juist in deze maand? Van den eenen kant wil mer niet meedoen op den lsten Mei, wel be- grypende dat zoo iets er volstrekt niet doos kan. Waarom dan van den anderen kant een uitvlucht gezocht, om zich niet geheel te onthouden „Ziet, ze gaan ons nafipent" wordt er ge jouwd. Wy, Katholieken, met zulk een helligon godsdienst, wy behoeven niet te leeren feest vieren van het socialisme, dat aan godsdienst en maatschappy den oorlog heeft verklaard. De Tijd besluit met den raad tr geven,, om, willen de katholieke arbeiders feestvieren, dit dan te doen op den 19den Maart, den dag van den H. Joseph, ofwel op don Zondag ondor het octaaf, en anders den 3den Zondag ca Paschen, het beschermfeest van dien patroon heilige der werklieden. De geheele familie zat rustig en vreedzaam hy elkaar in de ruime huiskamer achter den winkel. De vader lae de krant; de eenige dochter wijdde al haar aandacht aan het feuilleton dier krant; de jongste zoon, een knaap van 14 jaren, maakte zjjn huiswerk 1 voor de schooi en de andere zoous waren niet thuis. Do lamp brandde helder boveu de groote vierkante tafel met opslagbladen, die nu echter neergeslagen waren, en bes;heen met haar vrooljjk flikkerend licht de tevreden gelaatstrekken van hen, die daar gezeten waren. De vader, een gezonde, krachtige vijftiger, in een gewonen leunstoel gezeten, bad de beenen recht voor zich uitgestrekt, liet de voeten rusten op don benedenrand der porse leinen kachel, die hjj van tijd tot tyd voedde met een lange Friesche turf, en hield een der bladen van het „Leidach Dagblad" breed voor zich uitgespreid. Een lange Goudsche pijp, waaruit hij dikke rookwolken zoog en onhoogblies, dreef met haar dampenden kop in een zwart blikken schuitje, met drie kwart afgesleten gouden randje, op tafel heen en weer. De dochter, met eon warme stoof (I) onder de voeten, waardoor de knieën omhoogkwamen, rustte daarop met over eikaar geslagen armen, en was bewegingloos over haar blad ge bogen, terwijl haar gelaat de spanning ver ried, die het verhaal in haar opwekte, De zoon was de eenige, die met zijn kras sende pen en met zijn grijpen, nu naar dit, dan naar dat boek, eenig geraas veroorzaakte. De roodkoperen koffiekan met geelkoperen kraan stond voor het theeblad midden op de tafel, zonder dat iemand haar eenige aandacht waardig keurde. Als ware zy bedroefd over zoo veel miskenning, viel er tueschenbeide een dikke bruine traan uit baar tuit in een schoteltje, dat daar koelbloedig met dat doel was neergezet. .Yolki" werd er geroepen in den winkel, en de dochter zei, zonder een oog uit haar blad te slaan, werktuigiyk: .Nou jy eena, Hendrik I" Maar Hendrik deed, als hoorde hy het niet, en eerst toen de vader vroegHoe is 't, moeten de klanten soms op jou wachten, of moet ik weer gaan?" stond hy op en ging achter de toonbank om de klanten te helpen. .Volk!" werd er een oogenblik later weer geroepen. Hendrik riep nu haastig: .Nou is't jouw beurt, hoor!" En de dochter stond op; langzaam en steeds lezende kwam zy over eind, en toen zy reede haar éénen voet in do richting van den winkel gezet had, las zy nog voort, tot een ongeduldige beweging van haar vader, alsof hy zelf wilde opspringen, haar weerzin overwon en ook zy haren winkel- plicht ging vervullen. Dat ging geruimen tyd zoo voort, totdat opeens twee groote donkere schaduwen zich voor het mat met witte bloemen beschilderde glazen tusschenschot vertoonden en uit deD winkel naar binnen tuurden. De drie in de kamer keken gelyktydig op en riepen ook als uit één mond: .Wie zyn dat?" En de echooljongen gaf onmiddellyk het antwoord er by: ,'t Is tante Mienl" Maar wie zou do andere zyn? Men behoefde niet lang in 't onzekere te verkeeren, want nadat tante Mien vroolyk door de ruiten had geknikt, kwam zy achter de toonbank door naar de deur van het vertrek, die de dochter zich haastte te openen, en trad met haren ge leider, een grooten, dikken man met een hoogen hoed op met breeden rand, de kamer binnen. .Dag, broer Jaapl Wel, Kaatje I wat zie je er goed uit 1 En jy, Hendrik I nog altyd zoo braaf aan 't leeren? En wat kom ik nu onverwachts, zul je zeggen, hé? Dat zal ik je vertellen 1 Dit is de school meester van het dorp, die dikwyis by me komt theedrinken, meneer Galnoot. En die vertelde me van middag, dat hy in de krant gelezen had, dat de erfgenamen worden opge roepen van een onlangs overleden zekeren heer Elsendoorn Yan Kloos, een schatryken man. En meneer Galnoot wist zeker, dat van moederskant de Reinetten daaraan ge parenteerd zyn!" ,Ja, dat weet ik zeker I" bevestigde de schoolmeeBter. ,0 Jaap, o Jaap, het zal dan nn toch uit komen," riep tante Mien, .wat grootmoeder oub ale kinderen altyd verteld heeft, dat we van adel, dat we graven en gravinnen zyn I Je hebt toch ons oude familiecachet nog?" .Och, loop toch rond met je gezanikt Begin je alweer met dat oude liedje? Je zoudt me een mooie gravin wezen, jyi" zoo sprak de heer des huizes. Maar de zoons kwamen thuis, en toen die van 't geval hoor- den en vernamen, dat er van millioenen quaestie was, Diet minder dan zeventien, noemde meester Galnoot, toen verwierpen die de zaak nog niet zoo gemakkelyk, als de vader dat gedaan had. Deze zwichtte dan ook voor den aandrang en haalde uit een laatje van de secretaire het stalen cachot met lichtbruinen knop te voorschyn. Er werden verscheiden afdrukken van genomen, en voor de honderdste maai constateerde tante Mien, dat dit wapen hetzelfde was, als zy in hare kindsheid in het dorp harer geboorte tegen den muur der kerk in de notabelenbank had gezien. Dat moest de heer des huizes toe geven; ook by herinnerde zich dat, evenals den ouden man met groote pruik, hun groot vader, die in die bank onder dat wapen 's Zon dags altyd plaats nam. Maar wat zou dat? „Wat dat zou?" gilde tante Mien. En de jon gens riepen ook, en de dochter ook.Wat dat zou?" Yroeger hadden ze van dien gepruikten overgrootvader wel meer gehoord, maar nooit onder den zilveren klank van zeventien mil lioen. Nu scheen by hun een soort van heilige. Om kort te gaan, in weerwil van de Bteeda zwakker wordende tegenstribbelingen des vaders, werd besloten, dat op de zaak zou worden ingegaan, voorloopig in alle stilte, om niet uitgelachen te worden, als 't eens misliep I Alleen met behulp van den heer Galnoot en van een neef, een candidaat-notaris, een erg knappen jongen, zei tante Mien, v^nt hy schreef net zoo mooi met zyn linkerhand, als zyn patroon de notaris met zyn rechter-, wat een groot geluk voor den neef was, omdat hy het ongeluk gehad had, zonder rechterhand geboren te worden. Den volgenden dag zouden de twee oudste zoods naar het dorp van den gepruiktes voorvader gaan en daar, met behulp van don niet ver van daar wonenden één-armigen neef een onderzoek instellen by den burgerlyken stand. „Goddank I" zei tante Mien, .als er maar een begin gemaakt wordtde rest komt van zelf!" En tegen meester Galnoot zei ze, ondor het naar huis ryden: „Als het lukt, zal het jou ook geen schade zyn, meestert Och, al> ik dat nog eens mocht beleven! Al was h< op myn sterfbed, dat ik het hoorde, ik zo' nog gelukkig zyn, als ik maar als gravin den jongsten snik mocht geven 1" 't Goeie menBch scheen te denken, dat hare uitzichten aan gene zyde des grafs door zoo'n adeliyken titel ook nog eenige verbetering zouden ondergaan! De zoons bleven een dag of drie weg en kwamen toen terug met tydingen, die zelfe den tot duaver nog ongeloovigen vader Reinet een weinig in zyn ongeloof deden wankolen. Langen tyd geleden was het gemeentehuis op het dorp wel afgebrand en een groot deel van het archief by die gelegenheid verloren gegaan, maar zy brachten een familieiyst of stamboom van Reinetten mede van het jaar 1723 tot op dezen tyd. In het genoemde jaar vond men ln de registers den eersten van dien naam: Jacob Yan Reinet. En ofschoon de registers van 50 jaren vroeger ook nog bestonden, daarin vond men den naam niet meer, zoodat aangenomen mocht worden, dat deze Jacob zich te dien tyde daar gevestigd had (Slot volgt.) DAGBLAD.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1895 | | pagina 5