MENGELWERK.
m.
In zyn Venloosch Weekblad schrift mr. HafF-
mans o. a.:
.Velen hadden zich gevteid, dat de plat-
telandsclub by de stemming over de motie-
Dobbelmann weer als de bliksem voor den
dag zou komen.. Zoo ooit (dacht men), dan
gold het hier een overwegend belang van het
platteland. Groot was dan ook de teleurstel
ling, toen de plattelandsclub zich by deze
gelegenheid onbetuigd liet. „Toen het er op
aan kwam, was zy zoek," werd er gezegd.
Hoe zal men dit verklaren? Volgens De Maas
bode gelooven sommigen, dat er iets moet
gebeurd zyn, waardoor de Noordsche liberalen,
die plan hadden voor de motie te stemmen,
van besluit veranderden. Dit is natuurlijk
slechts een vermoeden, waarop men kwam,
omdat men zich zonder dit de zaak niet kon
verklaren. Zoo gaat het gewoonlijk. Valt iets
anders uit dan verwacht werd, dan beet het
„Er is iets tusschenbeide gekomen."
„Maar wat dan? ik bid u."
Ja, dat weet ik niet.
Eén ding is zeker.
Noch de heer Dobbelmann noch zijn mede
standers koesterden de hoop, dat de Noordsche
liberalen voor de motie zoudon stemmen Mon
wist wel beter. Nooit hadden deze heeren in
de verste verte te kennen gegeven, dat zulks
hun plan was. De liefde voor don vrijhandel
zit er by de heeren uit hot Noorden zóó diep
in, is van zóó ouden datum, dat zij zich
compleet geweld moeten aandoen, om er van
te scheiden. Zelfs de heer Zijlma, die dit
van zich verkregen heeft, verklaart zyn be
keering tot het protectionisme in strijd met
zyn beginsel, en betuigt dat hij alleen daartoe
is overgegaan „met het mes op de keel en
door den nood gedwongen."
Om z(jn standpunt nader te bepalen, voegde
de hear Zyima er b(j: „Ik zeg het met den
hoer Mansholt, dat ik mij niet kan voorstellen,
hoe een ontwikkeld en onbaatzuchtig mensch
protectionist kan zijn. (Nota benei) Maar wy
hebben een beschermend stolsel aan te nemen,
om ons te vrijwaren tegen het protectionisme
van andere Staten."
A la bonne heuro! Dit laat zich hooren.
Eigenlijk staat ieder protectionist op dit
8tdnupunt. Niet uit liefde voor protectie wordt
dezo verlangd, maar omdat het gebleken is
dat onze landbouw en industrie met al te
ongelijke wapenen (gelijk de Minister van
Koloniën zegt) moet strijden en naar den
kelder gaat. Niet alleen de heer Z(jlma, w(j
allen hebben een mes op de keel.
Ongelukkig gevoelen dit de andere'Noordsche
liberalen nog niet zoo sterk als de heer Zijlma,
en dit is de eenige reden, waarom zi) hun
weerzin deze reis nog niet konden overwinnen
en tegen de motie Dobbelmann stemden. Maar
dit bewijst nog niet, dat do heeren het volgend
jaar hetzelfde zullen doen. By velen hunner
stond het tongetje der balans nu al weifelende.
Een greintje „mes-op-de keel" meer en de
balans slaat naar den anderen kant door."
Wel hebben, meent De Standaard, de ver
kiezingen voor de Provinciale Sta
ten ditmaal niet het belang van vroeger,
omdat uitbreiding van kiozers eerlang to
wachten staat, doch daar het nog niet zoo
ver is, geeft het blad den raad, om in die
provinciën, waar door stilzitten of lauw op
treden te veel verloren zou gaan, ijverig op
het appöl te komen; met name in Gelderland,
Utrecht en Zeeland, en voorts, om in do
overige provinciën de vroeger door De Stan
daard gesteunde candidaten nogmaals te
steunen; althans voor zooveel z(j zeivendoor
hun houdiog dit niet onmogelijk hebben
gemaakt.
„lu geen geval echter trekko men op onder
hot verkleurde vaandel van het anti-libera-
lismo.
Dit heeft geen zin meer, nu er liberalen
links en liberalen rechts staan."
Niet kwaad acht De Standaard het besluit
van het comité in Zuid Holland, om, zonder
gomeenschappoiyko gedragslijn, het in elk
district van omstandigheden te laten afhangen.
Oi er ditmaal, de drie gonoemdo provinciën
Uitgezonderd, gewonnen of verloren wordt,
d >et er weinig toe. De slag, die gewonnen
moet worden, ls niet die van '95, maar van
'98. Dan sproken we elkander, als we tijd
van leven hebben, nader, zegt De Standaard.
Van een ervaren wielrijder vernam
do Haagsche Briefschrijver dor Arnhemsche
Courantdat het wiolrijders-signaal
piep, fluit of getoeter volstrekt niet be
stemd is om de voorbijgangers tot uit
wijken te nopen, zooals velen meeuen,
maar integendeel voor de voetgangers een
waarschuwing om niet van gaug of richting
to veranderen, opdat de wielrijder bij zijne
vlugge wendingen door personen en groepen
heon niet onverwacht in botsing komen zou.
R.vtioneel is dezo opvatting zeker, en ieder
een begrijpt, dat ze het gevaar van de wiol-
rijderi) in drukke straten tot een minimum
beperkt; maar algemeen bekend meen ik
toch niet dat ze is zegt de schrijver en
om die reden acht ik het nuttig, daaraan by
dezo bokoudheid te geven.
Het bekende rapport der Unie-commissie
over de schoolregeling der toekomst,
waai mede de algemeene vergadering der Unio
zici heeft vereenigd, vindt niettemin geonal-
gemeenon bijval b(j de eigen partygenooten der
anti-revolutionnaire bewerkers.
Dc Vaderlanderhet orgaan der richting van
dr. Bronsveld, die zich op staatkundig gebied
van de anti revolutionnairen heeft afgoschoi
den, is er volstrekt niet mee ingenomen en
schroef:
„Wy kunnen ons principiöel bezwaar aldus
uitdrukken: de voorstellen zfln atomistisch.
Wy bedoelen er mee, dat zy de strekking,
althans het gevolg zullen hebben, dat de een-
beid van ons volk geheel te loor-gaat, en de
Staat wordt verlaagd nagenoeg geheel tot de
waardigheid van kassier.
De volksschool gaat heen, en in haar plaats
treden richtingscholen. Men verlangt geen
Protestantsche of Roomsch Katholieke scholen,
o neen, dat is veel te algemeen. Elke scha
keering in ons volk op godsdienstig en kerke-
ïyk gebied, op ongodsdienstig en anti-kerkeiyk
terrein zal haar scholen moeten verkrygen, en
geiykelgk aanspraak hebben op geldeiyken
steun van den Staat.
Op die wyze meent men de gedachte te
moeten belichamen, dat het kind is van de
ouders. De ouders moeten scholen hebben,
waar de kinderen worden onderwezen naar
hun denkwyze. De Staat mag zich geen party
stellen. Alleen voor die ouders, die zich by
geen richting aansluiten en die de zorg voor
het onderwas van hun kroost daarom aan de
overheid overlaten, zal de Staat te zorgen heb
ben, dat er scholen verrazen; voor al de andere
kinderen doet de Staat niets dan subsidie uit-
keeren.
Ddn zal er geiyk recht zyn voor allen.
Dan zal de neutrale, de Staatsschool zyn ont
troond. Slechts de kleurloozen, de bloede-
loozen onder de ouders zullen er hun kinderen
heenzenden, terwyi de vaders en moeders van
beginselen, die een bepaalde „richting" volgen,
zich van dat bloeke voorwerp zullon afkeeren,
en vol geestdrift gebruik zullen maken van
„hun" school 1"
In Dc Vrije Schoolhet orgaan der leeraren
van de bekende chnsteiyke normaalschool „de
Klokkenberg", te Nymegen, is eveneens het
rapport bestreden. De schr. van dat artikel
betoogt, dat een voorstel tot schoolwetswyzi-
ging zich had moeten bepalen „óf tot den
radicalen eisch, dat Staat en gemeente het
onderwys totaal zouden loslaten, óf alleen voor
onze christeiyke kringen bedacht moeten zyn
op wegneming van de hinderpalen, die ons nu
nog in den weg staan.
Zullen we, terwyl we bidden en werken
tegen den invloed van dwaling en ongeloof,
van spotzucht en ongodlstery, do hand bieden
om ze officiéél te doen steunen? Zóó begrypen
wy de vryüeid niet, dat zy ook volle ruimte
geven moet aan de ontwikkeling en ver
spreiding van het ongoddeiyke on tegenmen-
scheiyke.
„Togen uitspatting dor vryheid", zegt de
commissie, „zou, evenals thans, moeten ge
waakt worden door do bepaling van art. 53
der Schoolwet, waarby het verspreiden van
leeringen, strydig met de goede zeden of aan
sporingen tot ongehoorzaamheid aan de welten
des lands, wordt verboden, alsmede door de
bepalingen van de wet tot regeling en uitoefe
ning van het recht van vereeniging en ver
gadering, welke van gelyke strekking zyn."
Dus zoolang ge fatsoenlyk en kalm blyft,
kunt ge onderwyzen in welken geest ge wilt.
Zulk een vrylating van onze zyde komt my
voor in de hoogste mate onbarmhartig te zyn.
Heeft de commissie zich gedacht dat zy, los
van haar antecedenten, als neutraal lichaam
zoekt naar den modus vivendi, die de meeste
kansen aanbood, zonder zich bewust te zyn
van haar zedelyke verantwoordelijkheid? We
kunnen dat niet aannemen. Moeten we dan
tot hot inzicht komen, dat wy de zaken ver
keerd opvatten en verstaan? Om in de ge
legenheid te komen van nader onderricht,
hebben we ons uitgesproken en 't zal van onze
leermeesters afhangen, of wy op de zaak
terugkomen.
Ten slotte. De geopperde bezwaren tegen
de zedelyke zyde der voorgestelde regeling
drukken principiöel ook reeds op het stelsel
der Ryksbydrage, waarvan het oen uit
breiding is. En vorder doorgedacht hebben
zy hun grond in eeu bepaalde beschouwing
van de christeiyke roeping in Staatszaken.
Komt de regeling als een vergelyk t.usschen
verschillende partyen eenmaal tot stand, wordt
zy uit kracht van de tegenwoordig geldende
begrippen omtrent roeping en macht van den
Staat opgelegd, zoo zullen we ons daarin
woton te schikken. Maar in een voorstel van
ouze zyde hadden we minder toegeef! ykbeid
verwacht aan een, naar ons inzien, te ver gaande
erkenning van het „recht voor allen 1" Recht
van dwaling en recht van ongeloof vinden wy
niet. Wellicht wordt dat een gebrek in onze
ontwikkeling geacht. Maar het belet ons in
het document iets anders te zien dan een
vaardig opgezet plan, dat, rekening houdende
mot de tijdsomstandigheden, eenige kans heeft
op aanneming."
Het Volksbladorgaan van de vereeniging
Volksonderwys, teekont hierby aan, dat men
hierby wel niet meer zal te voegen hebben
om te doon uitkomen, hoe hoog noodig het
is om door middel der openbare school by het
toekomstige geslacht verdraagzaamheid aan te
kweeken, opdat niet zy, die als deze schry ver
zóó innig overtuigd zyn dat wie niet als zy
donken niet slechts dwalen, maar hun ook de
gelegenheid tot dat dwalen onthoudon moet
worden, in ons vaderland, waarin de vryheid
van gedachte reeds sedert eeuwen inheomsch
heot, do macht in handen krygen. Want wie
voor zyn medeburgers ontkent, zooals de
schryver het van zyn eenzydig geloovig stand
punt noemt, „recht van dwaling en recht van
ongeloof", staat op hetzelfde standpunt als de
ketterjagors der 16de eeuw en moet, als hy
er do macht toe heeft, andersdenkenden beletten
het geestulyk brood te nuttigen, hetwelk hen
naar zyne overtuiging „ziek of zwak maken,
eventueel vergiftigen" zal.
De wieken van. den molen.
Uit het Fransch van Jean Rameau.
I.
De geschiedenis van Charles en Claire was
doodgewoon; zy beminden elkaar haitelyken
leefden heel zuinig in Parys. Kinderen hadden
zy niet. Hy was vyf en dertig en zy dertig
jaar en samen verdienden zy zoowat 400
franken in de maand, zoodat zy zich werkelyk
eenige luxe konden pormitteeren zooals nu
en dan een bezoek aan het Tbóatre des
Batignolles, de wedrennon te Saint-Ouen of
een-lekker maaltje te Auteuil.
Verder dan het departement Seine et Oise
waren zy nooit geweest, toen hen opeens
de lust bekroop eens een werkelijken berg
te beklimmen. Zy begonnen mot de Butte-
Montmartre, waar zy de Buttes-Chaumont
ontdekten. Hun verrukking over de schoone
natuurtafereelen, die zich hier aan hun oog
voordeden, was grenzenloos.
„Maar een heusche berg moet toch nog
wat anders zyn," meende de man. En zyn
vrouw antwoordde:
„We moesten eens naar de Pyreneeën gaan
je hebt immers nog een tante te Pau?"
Inderdaad hennnerdo Charles zich plotseling
de lang vergeten tante: Adèle Begries heette
zy. Nog dienzelfden dag zou hy haar schry ven
dat zy voornemens waren acht dagen te Pau
door te brengen.
Om hot in de Pyreneeëa eenigszins draag-
lyk te hebben, pnveerden ze zich in Parys
letterlyk van alles. De stukken van De Monté-
pm konden hen nu niet meer bekoren en om
zich eens te tracteeren op gebakken paling
was geen geld. Eindelyk was het dan Augus
tus en vertrokken zy des avonds uit Parys
om 24 uren later te Pau te arnveeren.
Het kostte hun niet veel moeite de tante
uit te vinden; zy verkocht voor het hek van
het kasteel doosjes met bonbons en portretten
van Henri IV. Van haar kregen zy een goed
adres voor een hotel.
Het regende en van bergen zag men weinig
als op de Place de la Concorde en den ge
heelen volgenden dag bleef de lucht bewo.kt.
„Laten wy maar beginnen met wat te gaan
wandelen," meende Charles: „licht vinden wy
ten minste een enkel bergje."
II.
Ongelukkigerwyze keerden zy zich naar het
noorden in plaats van naar het zuiden, aen
kant der Pyreneeën.
Twee volle uren liepen zy door uitgestrekte
kale vlakten, vol vertrouwen dat zien eindelyk
wel een bergachtig landschap voor hun oog
zou opdoen. De mist trok op en nu zagen zy
aan hun linkerkant een ry heuvels.
„Daar zyn de Pyreneeën 1" nep Charles in
vervoering.
„Zoudt gy denken?" vroeg Claire, veel
graden kalmer gestemd.
„Natuurlyk!"
Zy begonnen nu onversaagd de heuvels te
beklimmen.
De wolken scheurden langzamerhand vaneen
en groote plekken blauwe lucht werden zicht
baar. De zon brak door en voor haar warme,
schitterende stralen verdwenen de vocutige,
witte dampen. De belde P ryzenaars stegen
nog steeds. Plotseling trok een moleu hun
oog, een oude grysgeverfdo molon, die lang
zaam, als vermoeid door ouderdom, zyn wieken
bewoog.
Dit gezicht deed Charles' vervoering eeDigs-
zins taneu. Er waren dus molens in dePyie-
Doeön; misschien danste men er ook wel,
evenals op Montmartre.
„Weet je wat ik vind?" vroeg Clairo: „dat
de Pyreneeën al heel weinig beteekenen."
Toch zetten zy hun tocht bergopwaarts
voort; zy waren thans aan den molen ge
komen. De hemel was effen blauw. Claire
keerde zich toevallig om en uitte een kreet
van verbazing.
„Charles, zie toch eonsl"
De aangesprokene keerde zich om en bleef
eveneens als verstomd staan.
Daar verhieven de werkelyke Pyreneeën
zich lynrecht omhoog, van hen gesoheiden
door een diep dal. Yan den heuvel af, waar zy
stonden, was het zulk een grootsch schouwspel,
hetwelk zich daar voor hun oogeD vertoonde,
dat Charles en Claire verbleekten van aan
doening.
„O, hoe schoon, hoe schoon 1" stamelden zy.
Verscheidene uren bleven zy er, om er
vervolgens iederen dag terug te komen. Had
den zy ze maar eens van naby kunnen be
schouwen, die trotsche bergen, maar daarvoor
ontbrak hun het noodige geld. Dat zouden
zy een volgend jaar eens doen. Nu behielpen
zy zich nog maar met een reisplan, dat zy ge
kocht hadden en waarop zy alle bekende
toppen opzochten.
Aan het einde van hun vacantia weenden
zy byna van spyt dat zy dit schoone land
moesten verlaten. Waarom waren zy daar
niet geboren, waarom hadden Charles' groot
ouders de bergen verlaten 1
De laatste dag, toen zy nog eens naar den
molen gingen, kwam juist de molenaar buiten.
Eiii lumineus idee vormde zich op hetzelfde
oogenbhk in het brein van Charles.
„Goedendag vriend 1" begon hy.
„Goedendag mynheer!"
„Aan wieu behoort die molen?"
„Aan my!"
„En hebt ge er ook land by in eigendom?"
„Ja, acht hectaren."
„Zoudt gy hom niet willen verkoopen?"
„Dat hangt er van af," en de molenaar
nam de vreemdelingen van het hoofd tot de
voeten op.
„Hoeveel vraagt ge er voor?"
„15,000 franken."
„Kom, voor tien mille doet ge het wel."
„Neen, mynheer, geen sou minder dan 15
mill
„Nu 12,000 franken dan."
De man keerde weer terug in zyn molen,
zeker om goed te laten zien dat hy niet van
plan was op de zaak terug te komen. Maar
toen hy zag dat de vreemdelingen omkeerden,
liep hy hen na.
„Nu, geef mij uw adres ten minste; men
kan soms wel eens geld noodig hebbeu en
dan zoudt ge den molen kunnen krygen voor 10
mill9, dus zoo goed als te geef."
Charles gaf zyn adres op en zoodra hy uit
het gehoor van den man was, zeide Claire:
„Maar man, je bent gek."
„Zoo, en waarom?"
„Omdat je dien molen wilt koopenjy 1
„Ja, ikl"
„En het geld, waar komt dat vandaan?"
„Dat zal je eens zieD. Wy zullen er dag
en nacht voor werken. En alles moeten we
uitzuinigen. Misschien kunnen we dan in
vier of wellicht in drie jaar den molen koopen.
Eerst huren wy dien en naderhand behoort
hy ons geheel toe. Nu, wat zegt ge er van?
Omhels my maar eens, mejuffrouw de mole-
naarater."
IV.
In Parys teruggekomen, werkten zy met
enthusiasme. Om hunnen schoonen droom te
verwezenlijken, bezuinigden zy zich in alles.
Zij begonnen werk in hun vrye uren te doen,
Charles hield de boeken by van een kleinen
leverancier en Claire kopieerde voor een
finantiëdl blad. Zoo legden zy iedere maand
200 franken weg.
„Hier hebt ge nu de eerste wiek van onzen
molen," zei Charles na een jaar op een porte
feuille met bankoiljetten kloppend.
En beiden begonnen uit volle borst te zingen
„Montagnes pyrenéesl"
Het tweede jaar verliep eveneens met het
zelfde resultaat. Met koortsachtigen yver
werkten beiden tot laat in den nacht. Soin-
tyds n imen zij 'a avonds, als de pen van ver
moeidheid hun hand ontviel, de photographieën
uit Pau op, om die nogmaals te bezien. Op
leder papiertje teekenden zy bergtoppen, die
zy dan aan hun kennissen lieten zien, hun
vertellend van bot vooruitzicni, dat hen streelde.
„Hier hebt ga de tweede wiek, mejuffrouw
do inulenaarater," zeido Charles weer aan het
eind van het tweede jaar, haar de bankbil
jetten toonend.
Zy waren beiden wat vermagerd, zyn rug
was meer gebogen en Claire kuchte nu en
dan op 6en eigenaardige manier, maar toch
lieten ze niet af van te werken, altyd het
groote doel voor oogen. Hoe dichter zy het
naderden, hoe hartstochtelyker hun ^erlangen
er naar werd. Wat zy hadden kunnen voelen
voor een kind, gevoelden zy nu voor het be
loofde land van hunnen ouderdom.
V.
Toen de derde wiek was behaald, werd
Claire ziek; de doktor, die haar onderzocht,
verbood haar langer de betrekking aan de
Bank waar te nemen.
Aan Charles zeide by dat zyn vrouw de
tering had.
„Dat is mijn straf; ik heb haar zonder
ophouden laten doorwerken 1" riep de onge
lukkige man.
Zy zou dan moeten sterven nog eer zy
eigenares was van den lang begeerden molen,
o neen, dat zou al te wreed zyn.
„Wees maar niet bang, je molen zal je niet
hebben, helaas, maar je zult ten minste ge
zond worden," troostte hy haar.
Hy "vilde dat zy een geheelen winter in
Pau zou doorbrengen, maar Clairo had eerst
naar dat plan geen ooren. Toch dwong by
haar te gaan; hy bracht haar zelf weg en
zocht een geschikt pension voor haar op;
acht dagen bleef by by haar, na eerst nog
een beroemd geneesheer geraadpleegd te
hebben.
Tweemaal 's weeks kreeg hy brieven en
altyd luidden de berichten gunstig. Yoor haar
uitgaven zond hy haar iedere maand 300
franken, en zoo verdwenen de wieken van
den molon de een na de ander. Was zyn vrouw
maar niet ziek geworden, dan had het zoo
heel anders kunnen zyn! Maar ach, waarom
daar nog aan te denken l Er kon immers
toch niets aan verholpen worden?
VI.
In het begin van Mei ontving hy het vol
gende telegram van Claire: „Kom spoedig en
breng al het geld mede."
Hy verbleekte van schrik by het lezen der
woorden. Wat konden zy beteekenen?
Denzelfden dag nog vertrok hy.
Aan het station te Pau vond hy zyn vrouw.
Wat was zy vormagerd en hoe onzeker was
haar gangHy weende, toen hy haar vervallen
gezichtje zag.
„O, Claire, je hebt dus gejokt in je brieven,
je bent niet beter."
„Welzeker, ik ben veel beter, ik verzeker
het je. Ik ben nog wel niet sterk en ook erg
mager, maar dat zal wel komen. En weetje,
de molen hoort ons!"
„Wat zeg je?'*
„Ziedaar al de bankbiljetten, al het geld,
dat je my gezonden hebttwee duizend zeven
honderd franken. Dat was o^h vorrassiug,
die ik je bereidde, Charles. Ik ben niet in
dat dure pension gebleven, ik voelde my hier
toch even ziek als in Parys. En ik heb nog
les gegeven ook by een Engelsche familie,
dus zyn de drie wieken van den molen niet
alleen gespaard gobleven, maar heb ik er
nog een goed deel van de vierde by ver
diend. Nu kan je den molen koopen....
Claire viel in zwijm.
„Ongelukkige, je hebt niet anders gedaan
dan je eigen dood veroorzaakt," kermde Charles.
In een rijtuig bracht hy haar naar een
dokter, waar zy spoedig de oogen weder op
sloeg, doch zy was te zwak, om op haar
beenon te staan.
Zooals zooveel teringzieken had zy nooit
geloof geslagen aan haar kwaal. Nu eindelyk
begreep zy het en wetend dat er niets aan
te doen was, gaf zy zich kalm over aan
het vooruitzicht spoedig te zullen sterven.
„Dan was ik toch heel ziek," fluisterde zy.
Charles huurde een goede kamer in een
hotel; op een zacht bed legde hy zyn zieke
behoedzaam neer.
Maar Claire verminderde snel, van dag tot
dag. Den laatsten avond nam zy de hand
van haar man in haar beide koude handen.
„Vaarwel, Cnarles, ik ga je vorlaten,"
sprak zy zacht, „men geneest geen tering
zieken. Zie do bergen eens, wat zyn ze schoon
hedenavoüd. Schuif myn stoel nog wat dichter
naar het venster. Zult ge my hier begraven,
Charles, op oen plokje, waar men de Pyreneeën
ziet, en dan kunt gy den molen koopen en
er gaan wonen, nietwaar Chares?"
Claire stierf terwyl de stralen der onder
gaande zon de toppen der Pyreneeën ver
lichtten, de witte sneeuw roodkleurend door
hun gloed.
Gremengd Nieuws.
Gisternaraiddag viel te Leerdam
het tweejarig kind van den voerman H. in
een pot met kokend water en bekwam zulke
hevige brandwonden, dat. het na eenige uren
van vreeselyk lyden overleed.
Te Oud Vosmeer viel een kind van ongeveer
2 jaren in ©ene waterleiding en verdronk.
Te Bern mei is de klompenmaker
B. by het duivenvangen in bet achterhuis
door de hanebalken gestort en korten tyd
daarna overleden, een weduwe met kinderen
achterlatende.
Te Oosterhuizen is de arbeider
F. B. levenloos uit het kanaal opgehaald. Daar
hy aan toevallen leed, vermoedt men dat hy
terwyl hy daar eenige werkzaamheden
verrichtte door een toeval is overvallen en
zoo den dood heeft gevonden.
Do Petroleum p r jj z e n. De
„Standard Oil Company" heeft, volgens een
particulier telegram aan het „B©rl. Tageblatt",
een overeenkomst met de Russische petroleum-
handelaren ontwurpen. De correspondent weet
echter uit do beste bron, dat het Russische
ministerie van financiën nimmer zal toestaan
dat deze overeenkomst gesloten wordt.
De vélocipöde verdringt overal
het paard, althans by lien, die voor genoegen
op vryo dagen tochten maken willen. Dat ver
schijnsel was ook do oorzaak van het opheffen
der vroegere manége in den Hout te Haarlem,
en zoo kreeg men den eisrenaardigen toestand,
dat in de hoof istad van Konneuierland, wan
neer men enkele paarden by een stalhouder
uitzondert, geen gelegenheid was om te paard
van de schoone omstreken te genieten.
Naar de „Tel." verneemt, zal althans voor
dezen zomer in deze leemte voorzien worden
en komt de heer Jurriaanse, pikeur te Leiden,
met een vieital ry paan en te Haarlem, welke
gestald zullen worden by den heer A. A. Van
den Berg, in de Houtstraat.
Zoo zal dus aan de liefhebbers we6r ge
legenheid gegeven worden om rond de Spaarne-
stad „en horseback" lange veld en wegen te
draven.
De tentoonstelling van alle ge-
schenken, die Vorst Von Bismarck op zyn
80sten verjaardag heeft ontvangen, wordt
door een comité voorbereid. De tentoonstelling
zal plaats hebben waarschynlyk in de maand
Mei; het middelpunt zal het huldeblyk van
de Duitsche studenten vormen, waarvan prof.
Otto Lessing de maker is.
Een doofstomme, die vyf talen
spreekt. Te Parys werd onlangs een be
roepsbedelaar in hechtenis genomen, die als
doofstomme zyne rol speelde. By onderzoek
bleek de „doofstomme" niet alleen zeer goed
de spraak machtig te zyn, maar hy kon zich
zelfs in vyf talen uitdrukken. Hy gaf op,
Gustaaf Remshagen te heeten en te Solingen,
in de Pruisische Rynprovincie, geboron te zyn.
Hy heeft geheel Europa doorkruist en bezat
tal van getuigschriften van geneesheeren,
politie ambtenaren, enz., die hem als een be
hoeftige doofstomme in de barmhartigheid van
zyne medemenschen aanbevalen. Te Parys
bedroeg zyn dagelyksch inkomen gemiddeld
50 fr.by zyne inhechtenisneming had hy
425 fr. by zich.
LICHTSTERKTE.
Resultaten der waarnemingen aan dc Gasfabriek,
WEEK van 15 tot 21 April.
Datum.
Uur
AantaL
Gem. Eng.
8tandk.
15
April
C.45
8.45
7
16.8
16
6.45
8.45
8
16.6
17
6.45
8.45
7
16.6
18
C 45
8.30
8
16.8
19
6.45
8.45
7
16.6
20
6.45
8.45
8
16.4
21
-
6.15
8.45
8
16.4
Ditbetoekent Wanneer men 5 cubic feet 141.®
liters per uur van zulk gas verbrandt ia een Sagg'i
London-Argand-Standard burnor No. 1, met 24 gaatjes,
wordt een licht verkregen, dat iu sterkte gelijk staat
met 16.8, 16.6 odz. StandaardUarsen, waarvan elke
kaars 20 grains 7.8 grammen Spermaceti por uur
verbrandt.