MENGELWERK. m. In zyn Venloosch Weekblad schrift mr. HafF- mans o. a.: .Velen hadden zich gevteid, dat de plat- telandsclub by de stemming over de motie- Dobbelmann weer als de bliksem voor den dag zou komen.. Zoo ooit (dacht men), dan gold het hier een overwegend belang van het platteland. Groot was dan ook de teleurstel ling, toen de plattelandsclub zich by deze gelegenheid onbetuigd liet. „Toen het er op aan kwam, was zy zoek," werd er gezegd. Hoe zal men dit verklaren? Volgens De Maas bode gelooven sommigen, dat er iets moet gebeurd zyn, waardoor de Noordsche liberalen, die plan hadden voor de motie te stemmen, van besluit veranderden. Dit is natuurlijk slechts een vermoeden, waarop men kwam, omdat men zich zonder dit de zaak niet kon verklaren. Zoo gaat het gewoonlijk. Valt iets anders uit dan verwacht werd, dan beet het „Er is iets tusschenbeide gekomen." „Maar wat dan? ik bid u." Ja, dat weet ik niet. Eén ding is zeker. Noch de heer Dobbelmann noch zijn mede standers koesterden de hoop, dat de Noordsche liberalen voor de motie zoudon stemmen Mon wist wel beter. Nooit hadden deze heeren in de verste verte te kennen gegeven, dat zulks hun plan was. De liefde voor don vrijhandel zit er by de heeren uit hot Noorden zóó diep in, is van zóó ouden datum, dat zij zich compleet geweld moeten aandoen, om er van te scheiden. Zelfs de heer Zijlma, die dit van zich verkregen heeft, verklaart zyn be keering tot het protectionisme in strijd met zyn beginsel, en betuigt dat hij alleen daartoe is overgegaan „met het mes op de keel en door den nood gedwongen." Om z(jn standpunt nader te bepalen, voegde de hear Zyima er b(j: „Ik zeg het met den hoer Mansholt, dat ik mij niet kan voorstellen, hoe een ontwikkeld en onbaatzuchtig mensch protectionist kan zijn. (Nota benei) Maar wy hebben een beschermend stolsel aan te nemen, om ons te vrijwaren tegen het protectionisme van andere Staten." A la bonne heuro! Dit laat zich hooren. Eigenlijk staat ieder protectionist op dit 8tdnupunt. Niet uit liefde voor protectie wordt dezo verlangd, maar omdat het gebleken is dat onze landbouw en industrie met al te ongelijke wapenen (gelijk de Minister van Koloniën zegt) moet strijden en naar den kelder gaat. Niet alleen de heer Z(jlma, w(j allen hebben een mes op de keel. Ongelukkig gevoelen dit de andere'Noordsche liberalen nog niet zoo sterk als de heer Zijlma, en dit is de eenige reden, waarom zi) hun weerzin deze reis nog niet konden overwinnen en tegen de motie Dobbelmann stemden. Maar dit bewijst nog niet, dat do heeren het volgend jaar hetzelfde zullen doen. By velen hunner stond het tongetje der balans nu al weifelende. Een greintje „mes-op-de keel" meer en de balans slaat naar den anderen kant door." Wel hebben, meent De Standaard, de ver kiezingen voor de Provinciale Sta ten ditmaal niet het belang van vroeger, omdat uitbreiding van kiozers eerlang to wachten staat, doch daar het nog niet zoo ver is, geeft het blad den raad, om in die provinciën, waar door stilzitten of lauw op treden te veel verloren zou gaan, ijverig op het appöl te komen; met name in Gelderland, Utrecht en Zeeland, en voorts, om in do overige provinciën de vroeger door De Stan daard gesteunde candidaten nogmaals te steunen; althans voor zooveel z(j zeivendoor hun houdiog dit niet onmogelijk hebben gemaakt. „lu geen geval echter trekko men op onder hot verkleurde vaandel van het anti-libera- lismo. Dit heeft geen zin meer, nu er liberalen links en liberalen rechts staan." Niet kwaad acht De Standaard het besluit van het comité in Zuid Holland, om, zonder gomeenschappoiyko gedragslijn, het in elk district van omstandigheden te laten afhangen. Oi er ditmaal, de drie gonoemdo provinciën Uitgezonderd, gewonnen of verloren wordt, d >et er weinig toe. De slag, die gewonnen moet worden, ls niet die van '95, maar van '98. Dan sproken we elkander, als we tijd van leven hebben, nader, zegt De Standaard. Van een ervaren wielrijder vernam do Haagsche Briefschrijver dor Arnhemsche Courantdat het wiolrijders-signaal piep, fluit of getoeter volstrekt niet be stemd is om de voorbijgangers tot uit wijken te nopen, zooals velen meeuen, maar integendeel voor de voetgangers een waarschuwing om niet van gaug of richting to veranderen, opdat de wielrijder bij zijne vlugge wendingen door personen en groepen heon niet onverwacht in botsing komen zou. R.vtioneel is dezo opvatting zeker, en ieder een begrijpt, dat ze het gevaar van de wiol- rijderi) in drukke straten tot een minimum beperkt; maar algemeen bekend meen ik toch niet dat ze is zegt de schrijver en om die reden acht ik het nuttig, daaraan by dezo bokoudheid te geven. Het bekende rapport der Unie-commissie over de schoolregeling der toekomst, waai mede de algemeene vergadering der Unio zici heeft vereenigd, vindt niettemin geonal- gemeenon bijval b(j de eigen partygenooten der anti-revolutionnaire bewerkers. Dc Vaderlanderhet orgaan der richting van dr. Bronsveld, die zich op staatkundig gebied van de anti revolutionnairen heeft afgoschoi den, is er volstrekt niet mee ingenomen en schroef: „Wy kunnen ons principiöel bezwaar aldus uitdrukken: de voorstellen zfln atomistisch. Wy bedoelen er mee, dat zy de strekking, althans het gevolg zullen hebben, dat de een- beid van ons volk geheel te loor-gaat, en de Staat wordt verlaagd nagenoeg geheel tot de waardigheid van kassier. De volksschool gaat heen, en in haar plaats treden richtingscholen. Men verlangt geen Protestantsche of Roomsch Katholieke scholen, o neen, dat is veel te algemeen. Elke scha keering in ons volk op godsdienstig en kerke- ïyk gebied, op ongodsdienstig en anti-kerkeiyk terrein zal haar scholen moeten verkrygen, en geiykelgk aanspraak hebben op geldeiyken steun van den Staat. Op die wyze meent men de gedachte te moeten belichamen, dat het kind is van de ouders. De ouders moeten scholen hebben, waar de kinderen worden onderwezen naar hun denkwyze. De Staat mag zich geen party stellen. Alleen voor die ouders, die zich by geen richting aansluiten en die de zorg voor het onderwas van hun kroost daarom aan de overheid overlaten, zal de Staat te zorgen heb ben, dat er scholen verrazen; voor al de andere kinderen doet de Staat niets dan subsidie uit- keeren. Ddn zal er geiyk recht zyn voor allen. Dan zal de neutrale, de Staatsschool zyn ont troond. Slechts de kleurloozen, de bloede- loozen onder de ouders zullen er hun kinderen heenzenden, terwyi de vaders en moeders van beginselen, die een bepaalde „richting" volgen, zich van dat bloeke voorwerp zullon afkeeren, en vol geestdrift gebruik zullen maken van „hun" school 1" In Dc Vrije Schoolhet orgaan der leeraren van de bekende chnsteiyke normaalschool „de Klokkenberg", te Nymegen, is eveneens het rapport bestreden. De schr. van dat artikel betoogt, dat een voorstel tot schoolwetswyzi- ging zich had moeten bepalen „óf tot den radicalen eisch, dat Staat en gemeente het onderwys totaal zouden loslaten, óf alleen voor onze christeiyke kringen bedacht moeten zyn op wegneming van de hinderpalen, die ons nu nog in den weg staan. Zullen we, terwyl we bidden en werken tegen den invloed van dwaling en ongeloof, van spotzucht en ongodlstery, do hand bieden om ze officiéél te doen steunen? Zóó begrypen wy de vryüeid niet, dat zy ook volle ruimte geven moet aan de ontwikkeling en ver spreiding van het ongoddeiyke on tegenmen- scheiyke. „Togen uitspatting dor vryheid", zegt de commissie, „zou, evenals thans, moeten ge waakt worden door do bepaling van art. 53 der Schoolwet, waarby het verspreiden van leeringen, strydig met de goede zeden of aan sporingen tot ongehoorzaamheid aan de welten des lands, wordt verboden, alsmede door de bepalingen van de wet tot regeling en uitoefe ning van het recht van vereeniging en ver gadering, welke van gelyke strekking zyn." Dus zoolang ge fatsoenlyk en kalm blyft, kunt ge onderwyzen in welken geest ge wilt. Zulk een vrylating van onze zyde komt my voor in de hoogste mate onbarmhartig te zyn. Heeft de commissie zich gedacht dat zy, los van haar antecedenten, als neutraal lichaam zoekt naar den modus vivendi, die de meeste kansen aanbood, zonder zich bewust te zyn van haar zedelyke verantwoordelijkheid? We kunnen dat niet aannemen. Moeten we dan tot hot inzicht komen, dat wy de zaken ver keerd opvatten en verstaan? Om in de ge legenheid te komen van nader onderricht, hebben we ons uitgesproken en 't zal van onze leermeesters afhangen, of wy op de zaak terugkomen. Ten slotte. De geopperde bezwaren tegen de zedelyke zyde der voorgestelde regeling drukken principiöel ook reeds op het stelsel der Ryksbydrage, waarvan het oen uit breiding is. En vorder doorgedacht hebben zy hun grond in eeu bepaalde beschouwing van de christeiyke roeping in Staatszaken. Komt de regeling als een vergelyk t.usschen verschillende partyen eenmaal tot stand, wordt zy uit kracht van de tegenwoordig geldende begrippen omtrent roeping en macht van den Staat opgelegd, zoo zullen we ons daarin woton te schikken. Maar in een voorstel van ouze zyde hadden we minder toegeef! ykbeid verwacht aan een, naar ons inzien, te ver gaande erkenning van het „recht voor allen 1" Recht van dwaling en recht van ongeloof vinden wy niet. Wellicht wordt dat een gebrek in onze ontwikkeling geacht. Maar het belet ons in het document iets anders te zien dan een vaardig opgezet plan, dat, rekening houdende mot de tijdsomstandigheden, eenige kans heeft op aanneming." Het Volksbladorgaan van de vereeniging Volksonderwys, teekont hierby aan, dat men hierby wel niet meer zal te voegen hebben om te doon uitkomen, hoe hoog noodig het is om door middel der openbare school by het toekomstige geslacht verdraagzaamheid aan te kweeken, opdat niet zy, die als deze schry ver zóó innig overtuigd zyn dat wie niet als zy donken niet slechts dwalen, maar hun ook de gelegenheid tot dat dwalen onthoudon moet worden, in ons vaderland, waarin de vryheid van gedachte reeds sedert eeuwen inheomsch heot, do macht in handen krygen. Want wie voor zyn medeburgers ontkent, zooals de schryver het van zyn eenzydig geloovig stand punt noemt, „recht van dwaling en recht van ongeloof", staat op hetzelfde standpunt als de ketterjagors der 16de eeuw en moet, als hy er do macht toe heeft, andersdenkenden beletten het geestulyk brood te nuttigen, hetwelk hen naar zyne overtuiging „ziek of zwak maken, eventueel vergiftigen" zal. De wieken van. den molen. Uit het Fransch van Jean Rameau. I. De geschiedenis van Charles en Claire was doodgewoon; zy beminden elkaar haitelyken leefden heel zuinig in Parys. Kinderen hadden zy niet. Hy was vyf en dertig en zy dertig jaar en samen verdienden zy zoowat 400 franken in de maand, zoodat zy zich werkelyk eenige luxe konden pormitteeren zooals nu en dan een bezoek aan het Tbóatre des Batignolles, de wedrennon te Saint-Ouen of een-lekker maaltje te Auteuil. Verder dan het departement Seine et Oise waren zy nooit geweest, toen hen opeens de lust bekroop eens een werkelijken berg te beklimmen. Zy begonnen mot de Butte- Montmartre, waar zy de Buttes-Chaumont ontdekten. Hun verrukking over de schoone natuurtafereelen, die zich hier aan hun oog voordeden, was grenzenloos. „Maar een heusche berg moet toch nog wat anders zyn," meende de man. En zyn vrouw antwoordde: „We moesten eens naar de Pyreneeën gaan je hebt immers nog een tante te Pau?" Inderdaad hennnerdo Charles zich plotseling de lang vergeten tante: Adèle Begries heette zy. Nog dienzelfden dag zou hy haar schry ven dat zy voornemens waren acht dagen te Pau door te brengen. Om hot in de Pyreneeëa eenigszins draag- lyk te hebben, pnveerden ze zich in Parys letterlyk van alles. De stukken van De Monté- pm konden hen nu niet meer bekoren en om zich eens te tracteeren op gebakken paling was geen geld. Eindelyk was het dan Augus tus en vertrokken zy des avonds uit Parys om 24 uren later te Pau te arnveeren. Het kostte hun niet veel moeite de tante uit te vinden; zy verkocht voor het hek van het kasteel doosjes met bonbons en portretten van Henri IV. Van haar kregen zy een goed adres voor een hotel. Het regende en van bergen zag men weinig als op de Place de la Concorde en den ge heelen volgenden dag bleef de lucht bewo.kt. „Laten wy maar beginnen met wat te gaan wandelen," meende Charles: „licht vinden wy ten minste een enkel bergje." II. Ongelukkigerwyze keerden zy zich naar het noorden in plaats van naar het zuiden, aen kant der Pyreneeën. Twee volle uren liepen zy door uitgestrekte kale vlakten, vol vertrouwen dat zien eindelyk wel een bergachtig landschap voor hun oog zou opdoen. De mist trok op en nu zagen zy aan hun linkerkant een ry heuvels. „Daar zyn de Pyreneeën 1" nep Charles in vervoering. „Zoudt gy denken?" vroeg Claire, veel graden kalmer gestemd. „Natuurlyk!" Zy begonnen nu onversaagd de heuvels te beklimmen. De wolken scheurden langzamerhand vaneen en groote plekken blauwe lucht werden zicht baar. De zon brak door en voor haar warme, schitterende stralen verdwenen de vocutige, witte dampen. De belde P ryzenaars stegen nog steeds. Plotseling trok een moleu hun oog, een oude grysgeverfdo molon, die lang zaam, als vermoeid door ouderdom, zyn wieken bewoog. Dit gezicht deed Charles' vervoering eeDigs- zins taneu. Er waren dus molens in dePyie- Doeön; misschien danste men er ook wel, evenals op Montmartre. „Weet je wat ik vind?" vroeg Clairo: „dat de Pyreneeën al heel weinig beteekenen." Toch zetten zy hun tocht bergopwaarts voort; zy waren thans aan den molen ge komen. De hemel was effen blauw. Claire keerde zich toevallig om en uitte een kreet van verbazing. „Charles, zie toch eonsl" De aangesprokene keerde zich om en bleef eveneens als verstomd staan. Daar verhieven de werkelyke Pyreneeën zich lynrecht omhoog, van hen gesoheiden door een diep dal. Yan den heuvel af, waar zy stonden, was het zulk een grootsch schouwspel, hetwelk zich daar voor hun oogeD vertoonde, dat Charles en Claire verbleekten van aan doening. „O, hoe schoon, hoe schoon 1" stamelden zy. Verscheidene uren bleven zy er, om er vervolgens iederen dag terug te komen. Had den zy ze maar eens van naby kunnen be schouwen, die trotsche bergen, maar daarvoor ontbrak hun het noodige geld. Dat zouden zy een volgend jaar eens doen. Nu behielpen zy zich nog maar met een reisplan, dat zy ge kocht hadden en waarop zy alle bekende toppen opzochten. Aan het einde van hun vacantia weenden zy byna van spyt dat zy dit schoone land moesten verlaten. Waarom waren zy daar niet geboren, waarom hadden Charles' groot ouders de bergen verlaten 1 De laatste dag, toen zy nog eens naar den molen gingen, kwam juist de molenaar buiten. Eiii lumineus idee vormde zich op hetzelfde oogenbhk in het brein van Charles. „Goedendag vriend 1" begon hy. „Goedendag mynheer!" „Aan wieu behoort die molen?" „Aan my!" „En hebt ge er ook land by in eigendom?" „Ja, acht hectaren." „Zoudt gy hom niet willen verkoopen?" „Dat hangt er van af," en de molenaar nam de vreemdelingen van het hoofd tot de voeten op. „Hoeveel vraagt ge er voor?" „15,000 franken." „Kom, voor tien mille doet ge het wel." „Neen, mynheer, geen sou minder dan 15 mill „Nu 12,000 franken dan." De man keerde weer terug in zyn molen, zeker om goed te laten zien dat hy niet van plan was op de zaak terug te komen. Maar toen hy zag dat de vreemdelingen omkeerden, liep hy hen na. „Nu, geef mij uw adres ten minste; men kan soms wel eens geld noodig hebbeu en dan zoudt ge den molen kunnen krygen voor 10 mill9, dus zoo goed als te geef." Charles gaf zyn adres op en zoodra hy uit het gehoor van den man was, zeide Claire: „Maar man, je bent gek." „Zoo, en waarom?" „Omdat je dien molen wilt koopenjy 1 „Ja, ikl" „En het geld, waar komt dat vandaan?" „Dat zal je eens zieD. Wy zullen er dag en nacht voor werken. En alles moeten we uitzuinigen. Misschien kunnen we dan in vier of wellicht in drie jaar den molen koopen. Eerst huren wy dien en naderhand behoort hy ons geheel toe. Nu, wat zegt ge er van? Omhels my maar eens, mejuffrouw de mole- naarater." IV. In Parys teruggekomen, werkten zy met enthusiasme. Om hunnen schoonen droom te verwezenlijken, bezuinigden zy zich in alles. Zij begonnen werk in hun vrye uren te doen, Charles hield de boeken by van een kleinen leverancier en Claire kopieerde voor een finantiëdl blad. Zoo legden zy iedere maand 200 franken weg. „Hier hebt ge nu de eerste wiek van onzen molen," zei Charles na een jaar op een porte feuille met bankoiljetten kloppend. En beiden begonnen uit volle borst te zingen „Montagnes pyrenéesl" Het tweede jaar verliep eveneens met het zelfde resultaat. Met koortsachtigen yver werkten beiden tot laat in den nacht. Soin- tyds n imen zij 'a avonds, als de pen van ver moeidheid hun hand ontviel, de photographieën uit Pau op, om die nogmaals te bezien. Op leder papiertje teekenden zy bergtoppen, die zy dan aan hun kennissen lieten zien, hun vertellend van bot vooruitzicni, dat hen streelde. „Hier hebt ga de tweede wiek, mejuffrouw do inulenaarater," zeido Charles weer aan het eind van het tweede jaar, haar de bankbil jetten toonend. Zy waren beiden wat vermagerd, zyn rug was meer gebogen en Claire kuchte nu en dan op 6en eigenaardige manier, maar toch lieten ze niet af van te werken, altyd het groote doel voor oogen. Hoe dichter zy het naderden, hoe hartstochtelyker hun ^erlangen er naar werd. Wat zy hadden kunnen voelen voor een kind, gevoelden zy nu voor het be loofde land van hunnen ouderdom. V. Toen de derde wiek was behaald, werd Claire ziek; de doktor, die haar onderzocht, verbood haar langer de betrekking aan de Bank waar te nemen. Aan Charles zeide by dat zyn vrouw de tering had. „Dat is mijn straf; ik heb haar zonder ophouden laten doorwerken 1" riep de onge lukkige man. Zy zou dan moeten sterven nog eer zy eigenares was van den lang begeerden molen, o neen, dat zou al te wreed zyn. „Wees maar niet bang, je molen zal je niet hebben, helaas, maar je zult ten minste ge zond worden," troostte hy haar. Hy "vilde dat zy een geheelen winter in Pau zou doorbrengen, maar Clairo had eerst naar dat plan geen ooren. Toch dwong by haar te gaan; hy bracht haar zelf weg en zocht een geschikt pension voor haar op; acht dagen bleef by by haar, na eerst nog een beroemd geneesheer geraadpleegd te hebben. Tweemaal 's weeks kreeg hy brieven en altyd luidden de berichten gunstig. Yoor haar uitgaven zond hy haar iedere maand 300 franken, en zoo verdwenen de wieken van den molon de een na de ander. Was zyn vrouw maar niet ziek geworden, dan had het zoo heel anders kunnen zyn! Maar ach, waarom daar nog aan te denken l Er kon immers toch niets aan verholpen worden? VI. In het begin van Mei ontving hy het vol gende telegram van Claire: „Kom spoedig en breng al het geld mede." Hy verbleekte van schrik by het lezen der woorden. Wat konden zy beteekenen? Denzelfden dag nog vertrok hy. Aan het station te Pau vond hy zyn vrouw. Wat was zy vormagerd en hoe onzeker was haar gangHy weende, toen hy haar vervallen gezichtje zag. „O, Claire, je hebt dus gejokt in je brieven, je bent niet beter." „Welzeker, ik ben veel beter, ik verzeker het je. Ik ben nog wel niet sterk en ook erg mager, maar dat zal wel komen. En weetje, de molen hoort ons!" „Wat zeg je?'* „Ziedaar al de bankbiljetten, al het geld, dat je my gezonden hebttwee duizend zeven honderd franken. Dat was o^h vorrassiug, die ik je bereidde, Charles. Ik ben niet in dat dure pension gebleven, ik voelde my hier toch even ziek als in Parys. En ik heb nog les gegeven ook by een Engelsche familie, dus zyn de drie wieken van den molen niet alleen gespaard gobleven, maar heb ik er nog een goed deel van de vierde by ver diend. Nu kan je den molen koopen.... Claire viel in zwijm. „Ongelukkige, je hebt niet anders gedaan dan je eigen dood veroorzaakt," kermde Charles. In een rijtuig bracht hy haar naar een dokter, waar zy spoedig de oogen weder op sloeg, doch zy was te zwak, om op haar beenon te staan. Zooals zooveel teringzieken had zy nooit geloof geslagen aan haar kwaal. Nu eindelyk begreep zy het en wetend dat er niets aan te doen was, gaf zy zich kalm over aan het vooruitzicht spoedig te zullen sterven. „Dan was ik toch heel ziek," fluisterde zy. Charles huurde een goede kamer in een hotel; op een zacht bed legde hy zyn zieke behoedzaam neer. Maar Claire verminderde snel, van dag tot dag. Den laatsten avond nam zy de hand van haar man in haar beide koude handen. „Vaarwel, Cnarles, ik ga je vorlaten," sprak zy zacht, „men geneest geen tering zieken. Zie do bergen eens, wat zyn ze schoon hedenavoüd. Schuif myn stoel nog wat dichter naar het venster. Zult ge my hier begraven, Charles, op oen plokje, waar men de Pyreneeën ziet, en dan kunt gy den molen koopen en er gaan wonen, nietwaar Chares?" Claire stierf terwyl de stralen der onder gaande zon de toppen der Pyreneeën ver lichtten, de witte sneeuw roodkleurend door hun gloed. Gremengd Nieuws. Gisternaraiddag viel te Leerdam het tweejarig kind van den voerman H. in een pot met kokend water en bekwam zulke hevige brandwonden, dat. het na eenige uren van vreeselyk lyden overleed. Te Oud Vosmeer viel een kind van ongeveer 2 jaren in ©ene waterleiding en verdronk. Te Bern mei is de klompenmaker B. by het duivenvangen in bet achterhuis door de hanebalken gestort en korten tyd daarna overleden, een weduwe met kinderen achterlatende. Te Oosterhuizen is de arbeider F. B. levenloos uit het kanaal opgehaald. Daar hy aan toevallen leed, vermoedt men dat hy terwyl hy daar eenige werkzaamheden verrichtte door een toeval is overvallen en zoo den dood heeft gevonden. Do Petroleum p r jj z e n. De „Standard Oil Company" heeft, volgens een particulier telegram aan het „B©rl. Tageblatt", een overeenkomst met de Russische petroleum- handelaren ontwurpen. De correspondent weet echter uit do beste bron, dat het Russische ministerie van financiën nimmer zal toestaan dat deze overeenkomst gesloten wordt. De vélocipöde verdringt overal het paard, althans by lien, die voor genoegen op vryo dagen tochten maken willen. Dat ver schijnsel was ook do oorzaak van het opheffen der vroegere manége in den Hout te Haarlem, en zoo kreeg men den eisrenaardigen toestand, dat in de hoof istad van Konneuierland, wan neer men enkele paarden by een stalhouder uitzondert, geen gelegenheid was om te paard van de schoone omstreken te genieten. Naar de „Tel." verneemt, zal althans voor dezen zomer in deze leemte voorzien worden en komt de heer Jurriaanse, pikeur te Leiden, met een vieital ry paan en te Haarlem, welke gestald zullen worden by den heer A. A. Van den Berg, in de Houtstraat. Zoo zal dus aan de liefhebbers we6r ge legenheid gegeven worden om rond de Spaarne- stad „en horseback" lange veld en wegen te draven. De tentoonstelling van alle ge- schenken, die Vorst Von Bismarck op zyn 80sten verjaardag heeft ontvangen, wordt door een comité voorbereid. De tentoonstelling zal plaats hebben waarschynlyk in de maand Mei; het middelpunt zal het huldeblyk van de Duitsche studenten vormen, waarvan prof. Otto Lessing de maker is. Een doofstomme, die vyf talen spreekt. Te Parys werd onlangs een be roepsbedelaar in hechtenis genomen, die als doofstomme zyne rol speelde. By onderzoek bleek de „doofstomme" niet alleen zeer goed de spraak machtig te zyn, maar hy kon zich zelfs in vyf talen uitdrukken. Hy gaf op, Gustaaf Remshagen te heeten en te Solingen, in de Pruisische Rynprovincie, geboron te zyn. Hy heeft geheel Europa doorkruist en bezat tal van getuigschriften van geneesheeren, politie ambtenaren, enz., die hem als een be hoeftige doofstomme in de barmhartigheid van zyne medemenschen aanbevalen. Te Parys bedroeg zyn dagelyksch inkomen gemiddeld 50 fr.by zyne inhechtenisneming had hy 425 fr. by zich. LICHTSTERKTE. Resultaten der waarnemingen aan dc Gasfabriek, WEEK van 15 tot 21 April. Datum. Uur AantaL Gem. Eng. 8tandk. 15 April C.45 8.45 7 16.8 16 6.45 8.45 8 16.6 17 6.45 8.45 7 16.6 18 C 45 8.30 8 16.8 19 6.45 8.45 7 16.6 20 6.45 8.45 8 16.4 21 - 6.15 8.45 8 16.4 Ditbetoekent Wanneer men 5 cubic feet 141.® liters per uur van zulk gas verbrandt ia een Sagg'i London-Argand-Standard burnor No. 1, met 24 gaatjes, wordt een licht verkregen, dat iu sterkte gelijk staat met 16.8, 16.6 odz. StandaardUarsen, waarvan elke kaars 20 grains 7.8 grammen Spermaceti por uur verbrandt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1895 | | pagina 6