Een Keizerlijke moord. Ik was achttien jaren en sedert twee jaren was ik geplaatst als vaandrig by het regiment van Paulovsky, dat zyn kazerne had in hot groote, zwarte gebouw, dat nog altijd ryst tegenover den zomertuin van het keizerlijke paleis. Czaar Paul I regeerde reeds drie jaren en van het Roode Paleis zond by zyn wreede bevelen naar alle streken van zijn reuzenrijk. Op een zekeren nacht, nadat ik het verzoek van eenige kameraden, om met hen een party te maken, had afgeslagen, zat ik alleen op de chambróe, slaperig, met een zwaar, moe hoofd, soezend in de warmto van de gloeiende kachel, 't Was stil, buiten loeide met lange, kermende kreten de nachtwind. Plotseling schrikte ik op; een stem, waar van de vreemde klank my een rilling door de leden joog, had my toegeroepen: Dmitri Alexandrovitcb, sta op en volg myi Ik sloeg de oogen op, een zwartgebaarde, bleeke man stond voor my. U volgen? herhaalde ik. En waarheen? Ik kan het u niet zeggen. Weet echter, dat het des keizers bevel isi Myn gelaat werd bleek, ik voelde het.-Op bevel van den keizer? Wat kon Zyne Majes teit met my voorhebben, mot my, eon arme vaandrig, die wel van goede familie was, maar die toch niet de minste aanspraken kon maken op 's keizers welwillendheid. Ik herin nerde my een Russisch spreekwoord, geboren in den tyd van Iwan den Vreesolyken: Na by den Czaar, naby den dood! Huiverend stond ik op en torwyi ik my kleedde trachtte ik to lezen op het golaat van don boodschapper wat men met mij voor kon hebben. Dat gelaat stond strak, de oogen koken doelloos do leegte in. Ik her kende dien man. Hy was een oude Turkscho slaaf, vrooger barbier, thans de gunsteling van den keizer. Dit onderzoek duurde natuurlyk niet lang; het was misschien gevaarlyk tyd te verspillen. Ik ben gereed, zei ik ten laatste. Hy stak een lantaren op en wenkte my zwygend hera te volgen. Ik ging achter hem de lange gangen van het onmeteiyke gebouw door, die zwart voor my oprezen en slechts over een zeer kleine oppervlakte uit zyne lantaren verlicht werden. Na verscheidene minuten loopen, nu eens naar rechts en dan weer naar links, hield hy stil voor een deur, dio my geheel onbekend was. Gedurende die geheele wandeling hadden wy niomand ontmoet, men zou zeggen dat hot gebouw uitgestorven was. Soms geloofde ik gestalten ln de duisternis langs my te zien voortgiyden, maar niet eenmaal kon ik de waarheid van myn geloof onderzoeken. Do deur was gesloten; myn geleider sloeg er met do vlakko hand op, drie malen, drio holle slagen, die echoden door de gangen, toen word do deur geopend. Wy traden binnen en gingen vorder, achter ons hoorde ik de deur sluiten en toen don stap van den wachter, die ons volgde, rammelend mot zyn sleutels. Onder myn voeten hoorde ik het hard bo- vroren kiezel kraken, wy waren op een binnenplaats. Vyf minuten lator stonden wy wedor voor oen deur, myn geleider haalde een sleutel uit zyn zak, opondo de deur en toen wy die achter ons haddon, sloot hy haar zorgvuldig. Wy vervolgden onzen weg, nu weer door oen gang. Ik herinnerde my een overlovering, die verhaalde dat er een geheime ondoraardscho gang bestond tusschon hot Roode Palois en de kazerne van Paulovsky, en ik begreop dat wy door die gang uit de kazerne in het paleis gekomen waron. Weder stonden wy voor een deur, myn geleider gaf drie slagen met de vlakko hand, de deur oponde zich als die eerste deur en wy waren in een grooto zaal, die met zorg verwarmd was. Een pover licht werd uit een bovenvenster in de ruimte geworpen en ik zag dat daar tapyten hingen en dat daar reusachtigo eikenhouten kasten stonden. Wy waren in het paleis. Een oogonblik bleef ik staan en plotseling, ik weet niot hoe, herinnerde ik my liet ver haal van eon jongen vaandrig, die ook voor den keizor gebracht werd en in minder dan een kwartier luitenant, kapitein, majoor, kolonel en generaal goworden was. Ik lachto, doch tegelyk wischte ik my hot angstzweet van het voorhoofd. Weder gaf myn geleider my oen wenk hom te volgen on door twee flauw-verliclito zalen bracht hy me voor oen deur eu daar sprak hy: - Houd u goed. Gy zult voor den koizor gebracht worden. De deur viel open en in e n hel verlichte zaal zag ik op een divan, tegen dtn achtergrond, een jonge man zitten in de uniform van generaal. Ik herkende den keizer en toon ik zyn oog op my gevestigd zag, herinnerde ik my, dat hy by de laatste revue my oplettend had aangezien on toen iets gozegd liad, het gelaat naar zyn adjudant goricht. Sire, zei myn geleider, hier is de jonge vaandrig, dien gy verlangt te spreken. De keizer scheen my te herkennon, hy knikte even mot het hoofd en toen, met een beweging van do hand, zei hy tot myn geleideiGa Deze boog en vertrok. Ik was alleen met den Czaar on ik gevoelde my zoo angstig of ik daar eon leeuw voor my had, alleen met hom in zyn yzeren kooi. De keizer was weder teruggezonken in zyn zetel on hy scheen na to denken. Plotseling sprong hy op en wandelde met groote passen het vertrek op en neer. Hy bleef voor het venster staan en zag over de binnenplaats naar een verlichte zaal, zyn slaapkamer, waarin hy een paar jaar later geworgd zou worden door zyn hovelingen. Ik keek voor my, nu wat kalmer. De keizer zette zich voor zyn bureau; daar lag oen geopend papier. Z. H. scheen zich myn tegenwoordigheid te berinneren, hy zag my aan. Nimmer zal ik dien blik vergeten, de keizer scheen woedend, zyn oogen waren met bloed boloopen. Hy keek my strak aan en zei toen: Stof, verstaat gy, stof, gy zyt niets dan stof! Is het niet zoo? Gy zyt stof en ik, ik ben alles, alles, alles! Ik weetjnog niet hoe ik den moed had te zeggen Gy zyt de gezant Gods, Sire, de recht vaardige oordeeler aller menschen. Hum. De keizer sprong weer op en wandelde heen en weer, toen bleef hy vlak voor my staan en fluisterde: Weot gy ook dat, als ik beveel, ik wil gehoorzaamd worden zonder terughouding, zonder vragen, zonder opmerkingen? Zooals God gehoorzaamd wordt, ja, Sire, ik weet het. Hy zag me nog eens aan en in zyn oogen was zoo'n vreemde uitdrukking, dat ik rilde. Ik sloeg de oogen neer. Toen scheen hy voldaan. Hy zette zich voor zyn bureau, nam het papier, stak dit in een onveloppe en verzegelde deze zorgvuldig met een ring, dien hy aan den vinger droeg. Daarna wendde hy zich weder tot my: Herinner u altyd na dezen, dat ik u gekozen heb uit duizenden, om myn orders te doen uitvoeren, omdat ik meende dat ik u vertrouwen kon. Ik zal mij altyd herinneren de gehoor zaamheid, die ik myn keizer verschuldigd ben, antwoordde ik. Goed, goed! Herinner je verder dat je niets bent dan stof en dat ik alles ben, alles Ik wacht de bevelen van Uwe Majestoit. Neem dezen brief, breng hem den gou verneur van het fort, ga met hem mede waarheen hy je ook brengen mocht, help hem waar hy je dat vraagt en kom mo dan zeg gen: Ik heb gezien. Ik nam den brief en boóg. Ik heb gezien, verstaat gy my, ik heb gezien! Ja, Sire! Ga. Ik ging en achter my hoorde ik den keizer herhalen: Stof, stof, stof! Achter de deur vond ik myn geleider. Volg my, fluisterde hy. Wy gingen weder op weg, maar nu in een andere richting, tot wy buiten waren, voor den my bekenden kleinen ingang. Daar stond een slede. Wy namen plaats, myn geleider en ik. Do brug viel noer en in draf gingen wy don weg op. Het was ontzettend koud, aan onzo haren hingen witte kegels. Toen wy voor do Newabrug kwamen, speelde in de verte het carillon van de Poter on-Paul hot volkslied, vóór het middernachtelyk uur. Do nacht was donker, de scherpe wind kwam loeiend van uit do wyde Newavlakte aanwaaien; scherp sneed by ons in het gelaat, ik voelde myn gezichtsvel barsten en dade- lyk ys geworden bloeddroppels zich daar vast zetten. Wy waren voor de poort van het fort. Myn geleider sprak het wachtwoord en de brug viel neer. Voor de deur van de woning des gouvorneurs bield de sleo stil. Het wacht woord werd voor de tweede maal gegeven en men liet ons in de wachtkamer. De gouver neur sliep al, doch men ging hem wekken, toen myn geleider gezegd had: Op last van den keizer 1 Een man als Czaar Paul I had men slechts te gehoorzamen. De gouverneur trad binnen, ik salueerde en zonder een woord te sproken, gaf ik hem Zr. Ms. brief. Hy bekeek dien zorgvuldig aan alle zyden en verbrak toen het zegel. Hy las do order, keek my aan en zei: Gy wilt zion, nietwaar? Ik wil zien, antwoordde ik. Weet gy, wat gy zien zult? Gy weet het, Excellentie! Maar gy, weet gy het? Neen. Hy dacht een oogenblik na; toen vroeg hy: Gy zyt met een slede gekomen, nietwaar? Ja. Voor hoeveel menschen is er plaats in uw slede? Voor drio personen. Gaat mynheer met ons mee? vroeg hy, wyzend op myn geleider. Neen, antwoordde deze, ik wacht. Waar? Hier. Waarop wacht gy? Op do volbrenging van Zr. Ms. last. 't Is goed, zoi de gouverneur, en toen, zich wendend tot 9on oppasser, gebood hy: Maak een tweede sleo gereed, zoek dan vier stevigo soldaten uit, wapen twee hunner met bylen, do beide anderon met haken. De oppasser vertrok. Ga mee, zei do gouverneur tot my, en gy zult zien. Hy ging voor, ik volgde hem, achter ons kwam een sleutelbewaarder. Voor de hoofddeur der gevangenis blies hy even in een klein fluitje, dat aan een koord om zyn hals hing, en de enorme deur werd geopend. Do portier, met con lantaren in de hand, geleidde ons, twintig treden af en toen een lange gang door. De deuren van de cellen waren alle genummerd; voor nummer 11 bleven wy staan. De gouverneur gaf zwygend een bevel; in dezen grafkelder, placht men daarbuiten te zeggen, in dezen grafkelder, waar de dooden wonen, verliest men het ver mogen om te spreken. Een bleeke bewaarder opende de kerkerdeur. Het was hier vreeselyk koud, naar myne schatting twintig graden onder nul; 't was my of ik de beenderen in myn lichaam voelde rillen. De kerkerdeur sloeg open; wy daalden zes glibberige steenen treden af en wy waren in een hok van acht voet in het vierkant. In het duister, slechts even verhelderd door het licht van de lantaren, zag ik een menschelyke gestalte zich licht bewegen. Ik hoorde een wonderiyk en schrikwekkend loeiend geluid. Van waar mocht dat komen? Ik draaide my om en zag in den muur een gat van een voet in het vierkant, de wind sloeg door deze opening met kracht naar binnen; dit was het vreemde gerucht: de loeiende wind, die aankwam over de hard be vroren Newa. Ik rilde. Sta op en kleed u, hoorde ik den gouver neur zeggen, en nieuwsgierig onderzocht ik wien hy dit bevel gaf. Licht by, gebood ik den bewaarder. De man trad met zyn lantaren naar den achter grond. En daar zag ik iets ontzettends. Een magere en bloeke oude man met witte haren en een langen witten baard lag op den harden grond, gedrukt in een hoek. De kleederen, die hy daar bijeenzocht, waren ongetwyfeld dezelfde, die by had aangehad toen by bier werd binnengebracht, de Hemel weethoevele jaren geleden, 't Waren vuile, gescheurde vodden, waarvan de lappen bont in flarden neerhingen. Hy stond op en door de scheuren in zyn omkleedsel zag ik zyn lichaam hoekig en met ver uitstekende beenderen. Zyngela t was groen als do bladeren dor hoornen, de oogbollen lagen op de wangen; dikke blauwe aderen liepen over het huidvel been. Misschien was die man eenmaal geweest een edelman, een, die aan het hof met eerbetoon ontvangen werd; nu was hy een levend skelet in vodden, die geen anderen naam had dari nummer tlf! Nog was zyn oogopslag fier, uitdagend byna, en in zyn gestalte, schoon gekromd door het gruwelyke gevangenisleven, lag nog de trots van den waren ridder. 't Is goed, zei de gouverneur, volgons! Hy ging het eerst. De gevangene wierp nog een laatston blik in zyn cachot, op zyu stroobed, op zyn wate' kruik Hy zuchtte en achter den gouverneur stapte hy, vóór my. Ik vergeet nimmer den blik,daar mede hy my aanzag, terwyl hy fluisterde: Zoo jong en uu reeds in dienst van de tirannie. Ik sloeg de oogen neer, zyn blik deed my pyn. Hy ging den drempel over voor do tweede maal. Wanneer was by daar voor de eerste maal overheen gestapt? Misschien wist hy het zelf niet meer. Hy had sedert lang vergeten welk verschil er was tusschen dag en nacht; hy, die lange, lange etmalen getuurd had in do leege duis ternis. Ik ging achter hem, de bewaarder kwam het laatst, nadat by eerst de voorwerpen, die in hot hok stonden, op de gang gesmeten en toen de deur met zorg gesloten had. Men had het noodig voor een nieuwe gevangenel Voor de deur vonden wy de twee sleden in gereedheid. De gevangene nam in de eerste sledo plaats, de gouverneur naast hem, ik over hem. In de andere sleden zaten de vier soldaten. Waarheen gingen wy? Ik wist het niet en ik vroeg het. De gouverneur gaf geen ant woord. Ik vroeg het nog eons; toen zag hy my ernstig aan on zei: Gy wilt zion? Gy zult zien. 't WaS waar, ik»had niets anders te doen. Ik moest kunnen zeggen als ik weder.voor den keizer staar, zou: Sire, ik heb gezienI Wy vertrokken. Ik zat knie tegen knie met den grysaard, ik voelde die rillen tegen de myne. De gou verneur zat in zyn dekon gehuld, ik was door myn militaire jas geheel bedekt, maar de grysaard was byna naakt; de gouverneur had bem niets gegeven, waarmee hy zich een weinig tegen de koude beschermen kon. Een oogenblik dacht ik or over hem een deel van myn jas te geven, om er zyn knieën mee te bedekken. De gouverneur begreep myn voornemen. 't Is de moeite yiet waard, zei hy. Ik behield myn jas alleen. Inmiddels waren wy don weg naar de Newa in de richting van Kroonstadt ingeslagen. Het was een oneindige duisternis om ons heeD, zonder één enkel lichtpuntje, en do kou, tut heden verschrikkeiyk, was nu niet meer te dragen. Wy klappertandden en rilden en steunden er van. De wind ging langzamerhand liggen, doch toen wy nog niet by de Newa brug gekomen waren, begon het te sneeuwen, erger en erger, ten slotte in dikke massa. Onze paarden hinnikten telkens met korte slagen, verbijsterd en versuft door de dikke vlokken, die hun als stukjes ys pyniyk tegen den kop sloegen. O, welk een vreeselyke nacht was datl En de naakte knieën van den grysaard rilden met sterker schokken tegen de myne Eindelyk waren wy by de brug. Heel in do verte zagen wy flauwe, kleine lichtpuntjes in het zwart. Daar lag Sint Petersburg. De soldaten sprongen uit de slede en wachtten do bevelen van Zyne Excellentie. Ook wy stapten uit. Er werden toortsen ont stoken en by het helle licht zag ik de bylen en de haken der soldaten glinsteren. Sla een gat in het ysl gelastte de gouverneur. Ik kon een kreet van schrik niet weer houden; ik begon te begrypen. Ah, murmelde de grysaard met een ver- schrikkeiyken lach op zy'n lyk-gelaat, de kei zerin herinnert zich myner dus nog! Ik vreesde dat ze my vergeten had. Van welke keizerin sprak hy? Drie keizer innen waren er geweest: Anna, Elizabeth en Catharina. Hy geloofde nog te leven onder de regeering van een van haar? De vier soldaten waren aan het werk ge gaan. Zy braken het ys met hun bylen en trokken de stukken weg met hun haken. Na lange minuten hard werken hadden zy een gat gemaakt, het water spoot er uit omhoog. Ga daar, op het ys, gebood de gouver neur den grysaard. Het bevel was niet noodig geweest, de gevangene was juist bezig af te dalen. Ik voelde myn oogen zwak worden, myn keel leek toegeschroefd. Hemel, daar zou iets ontzettends gebeuren. Ik ben gereed, hoorde ik den ouden man roepen en ik zag by het licht der toortsen dat de vier soldaten zich op hem wierpen. Ik sloot de oogen, maar, wat ik niet zag, hoorde ik. Ik vernam den doffen plomp van een lichaam, dat in het water valt, en ik sloeg de oogen op. De grysaard was verdwenen Wy zyn nog niet klaar I riep degouver neur my toe. Wat hebben wy dan nog te doen? stamelde ik. Een oogenblik wachten, antwoordde hy. Wy wachtten een kwartier. Het ys is weer gesloten, Excellentie, zei een der soldaten. Zyt gy er zeker van vroeg de gouverneur. De soldaat s)oeg met den achterkant van zyn byi op de plaats, waar zooeven nog het gat was. De stukken sprongen er uit. Op weg! beval de gouverneur. De paar jen zetten zich in galop, zy vlogen of zy door schrik en angst voortgejaagd werden. In minder dan tien minuten waren wy in het fort terug. Daar vond ik myn geleider. Naar bet Roode Paleis! beval hy den koetsier. Vyf minuten later opende zich de deur van het keizerlyk salon voor my. IkvonderZyne Majesteit nog geheel gekleed, zooals ik er hem de eerste maal gezien had. Hy plaatste zich voor my. Welnu? vroeg hy. Ik heb gezien, antwoordde ik. Ik heb gtzien, gezien, gezien? Zie my aan, Sire, en gy zult niet meer twyfelen. Ik stond voor een spiegel en daar had ik myzelven gezien. Ik was doodsbleek, myn oogen stonden verwilderd, myn haren stonden steil op myn hoofd. De keizer keek my aan; toen, zonder een woord te spreken, ging hy naar zyn bureau en gaf my een papier. Ik schenk je tusschen Froitza en Peres- lof een stuk land met vijfhonderd pachters. Vertrek dezen nacht en kom nimmer in Sint- Petersburg terug. Als je spreken zoudt, weet je hoe ik straf. Ga! sprak de keizer. Ik vertrok en nimmer zag ik Sint Petersburg terug. Het is thans de eerste maal, dat ik aan een levende ziel durf vertellen wat ik zag, want de keizer is nu dood. Nimmer zal ik dien vreeseiyken nacht vergeten. Alexander Dumas Père. Eiiirintiëele Kroniek. Het verloop der Beurs was deze week in een hoogste mate onbeduidend en stil. Reeds in het begin scheen rekening te worden ge houden met de vierdaagsche vacantie en daarom werden by voorbaat de zaken zoo beperkt mogelyk gehouden. Ditzelfde ver- scbynsel doet zich ook voor op de buiten- landsche Beurzen, zoodat ook van daar niet de minste drang werd ondervonden, om de zaken iets levendiger te doen zyn. Koersbewegiügen of gebeurtenissen van eenige beteekenis z'u'n dan ook niet te ver melden, alleen het verschynen van hetdefini tieve reorganisatieplan der Atchison- Topeka is van eenig belang, hoewel de voornaamste byzonderheden daarvan reeds vroeger by brokstukjes zyn vernomen. Toch is het nu in zyn geheel verschenen*plan, met de zeer uitvoerige toelichtingen, voor het overgroot aantal belanghebbenden zeker be langrijk genoeg, om nogmaals met aandacht te worden horlezen, daar de toekomstige positiên der verschillende schuldbrieven thans in uitgebreiden vorm zyn blootgelegd. In hoofdzaak komt de reorganisatie neer op de volgende punten: Door de aandeelhouders zal eene bystorting moeten geschieden van honderd dollars per aandeel van 1000 dollars, waarby als vergoeding voor het gestorte bedrag nieuwo preferente aandeelen zullen worden uitgegeven. Het bedrag, hierdoor te ontvangen, wordt gerekend op ruim 10 millioen dollars. Wat de tweede hypotheek-obli gatie n Serie A en B betreft, zoo zal door de obligatien Serie A 4 pet. in geld moeten worden gesuppleerd, en wordt dan voor hoofdsom, rente en het bedrag der by- storting, 113 pet. in nieuwe preferente aan deelen uitgekoerd, zoodat de A Bonds geheel worden ingetrokken. De obligatiën Serie B zullen insgelyks vier percent moeten bystorten, doch worden dan ingewisseld voor 118 pet. in nieuwe preferente aandeelen. Door deze bystortin^cn zal de Maatschappij ontvangen ongeveer 14 millioen dollars, welk bedrag noodig is grootendeels tot aflossing der vlottende schuld en verder de exploitatie te ontheffen van nog drukkende lasten. Fei- teiyk zouden alleen de aandeelhouders voor dit bedrag moeten opkomen; voor het (zeer waarschyniyke) geval dat zy niet tot deze opoffering bereid zouden worden gevonden, zouden de tweede-hypotheek-obligatiën ver plicht zyn om, voor het behoud hunner rechten, dit bedrag te voldoen. Het is daarom dat men billyk heeft geoordeeld, deze lasten tusschen de aandeel- en 2de-hyp.-obligatie- houdêrs te verdoelen. Voor'het geval dat de stortingen op de aandeelen niet voldoende mochten geschieden, zal door een syndicaat hierin worden voor zien, zoodat de volstorting van het geheele bedrag verzekerd is. Wat nu de houders van 4-pcts.-A 1 g e- meen e-H y p o t h e e k-obligatiën aangaat, deze zien hun bezit op de volgende manier teruggebracht. Voor iedere obligatie van 1000 dollars wordt uitgegeven 75 pet. nominaal in nieuwe 4 pcts. Algemeene-Hy potheek- obligation, benevens 40 pet. in nieuwe 4-pcts.- Adjustment-obligatiën, benevens 10 dollars in geld, zynde dit laatste het verschil van 3 maanden rente, voortspruitende uit den ge wyzigden betalingstermyn der nieuwe Algem. Hypotheek. Tot de reductie tot 75 pet. is men ge komen door de overweging dat, na het zeer uitvoerig onderzoek, is gebleken dat de ver liezen verbonden aan het bezit der aanhoorige lynen, of anders de raming van het bedrag, hetwelk door de Atchison zou kunnen worden verdiend, zonder de aanhoorige lijnen, het niet raadzaam doen zyn op eene boogere opbrengst te rekenen dan die, waar uit een vaste last van 4 pet. over het tot 75 pet. teruggebracht kapitaal, van bet thans uitstaand totaal der Algemeene-Hypotneek obligatiën, zoude kunnen worden opgebracht. Voor het prysgegeven gedeelte ad 25 pet., plus 8 pet. opgeloopen rente tot Juni '95, plus 7 pet. vergoeding, wordt du 40 pet. in Adjustment-obligatiën uitgegeven, welke laat, sten nog geen vast renteverband hebben. De positie der Algemeene Hypotheek obligatiën wordt weinig verminderd, alleen zou een priorl- teits-leening van ten hoogste 17 millioen dollars kunnen worden voorgeschoten, evenwel met geleideiyke aflossing binnen 30 jaar. Na dien tyd zou de Algemeene Hypotheek geheel den rang van eerste hypotheek bezitten. Omtrent de behandeling der Atlantic&Pa- cific, der San-F ran cis co en der Col<> do Midland, wordt in het reorganisatieplan nog weinig gezegd; alloen wordt het recht door de Atchison voorbehouden tot uitgifte v-m 20 millioen dollars Algem-Hyp. obligatiën en een geiyk bedrag Preferente Aan -vi le n, om zoo noodig de middelen te verkry gen voor overneming van de bezittingen der bovengenoemde lynen. Door de reorganisatie zonden de vaste lasten, welke tegenwoordig tot 9,500,000 dollars be- loopen, tot 4,500,000 dollars worden terug gebracht, een bedrag hetwelk voor de Maat- schappy, zelfs in de tegenwoordig zoo buiten gewoon ongunstige toestanden, geen bezwaar behoeft op te levoren. Dg Amerikaansche Spoorwegmarkt was ove rigens verdeeld. Da waarden der Western, N.-Y ork&Pensyl varna bly ven gezocht, voornamelyk onderden invloed van het gerucht dat deze lyn welke groot belang heeft by het steenkolenvervoer, ook in de groote combinatie der kolenspoorwegen zou worden opgenomeD, waarvan eene gunstige werking verwacht wordt. Voor D e n v er-waard en bestond eenige belangstelling in verband met de verbetering der zilverpryzen, hetgeen voor den spoorweg, als hoofdzakelijk door het zilverdistrict loopende, natuurlyk niet zonder belang is. Canadian's werden veel gevraagd voor Berlijnsche rokeniog, waardoor de koersen stygende bleven. Ond6r de Zuid Amerikaansche waarden is vooral eene belangryke verbetering by de P e r u vi a n-waarden op te merken, hoofd zakelijk ten gevolgo van de vraag voor Lon- densche rekeüing Alda r werden pogingen in het werk gesteld om deze waarden ook op de Parysche beurs in te voeren, hetgeen evenwel volgens de laatste berichten nog niet erg vlot schynt te gaan. Carenero- en Morid a-obligatiën bleven tameiyk gezocht. Da beloften door den president van Venezuela afgelegd, om tot eene bevre ig n lo oplossing te geraken wat betreft do do a regeering toegezegde garantiën, hebben teweeggebracht dat de speculatie moer het oog op dez< waarden heeft laten vallen, in de hoop en verwachting dat Venezuela werkelijk tot hot, zy hel ook gedeeltelyk, uitbetalen der gegarandeerde be dragen zal overgaan. De 6 pet. Mexicaansche .Subsidie-Bonds behaalden nog eenige koersverbetering, in verband met den vasten prys van het zilver. De Europeescho afdeeling bleef ditmaal al byzonöer kalm en onbelangryk. Zoowel voor Staatsfondsen als voor koloniale- en indus- triêele waarden was zeer weinig vraager valt dan ook geen noemenswaardig verloop te constateeren. Alleen aandeelen Petroleum- bronnen bleven hunne stygende beweging handhaven, waartoe in de zeer belangryke prysverhooging der petroleum zeker voldoende aanleiding kan worden gevondeD. Rijnlandsche Bank.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1895 | | pagina 6