Een Keizerlijke moord.
Ik was achttien jaren en sedert twee jaren
was ik geplaatst als vaandrig by het regiment
van Paulovsky, dat zyn kazerne had in hot
groote, zwarte gebouw, dat nog altijd ryst
tegenover den zomertuin van het keizerlijke
paleis.
Czaar Paul I regeerde reeds drie jaren en
van het Roode Paleis zond by zyn wreede
bevelen naar alle streken van zijn reuzenrijk.
Op een zekeren nacht, nadat ik het verzoek
van eenige kameraden, om met hen een party
te maken, had afgeslagen, zat ik alleen op
de chambróe, slaperig, met een zwaar, moe
hoofd, soezend in de warmto van de gloeiende
kachel, 't Was stil, buiten loeide met lange,
kermende kreten de nachtwind.
Plotseling schrikte ik op; een stem, waar
van de vreemde klank my een rilling door de
leden joog, had my toegeroepen:
Dmitri Alexandrovitcb, sta op en
volg myi
Ik sloeg de oogen op, een zwartgebaarde,
bleeke man stond voor my.
U volgen? herhaalde ik. En waarheen?
Ik kan het u niet zeggen. Weet echter,
dat het des keizers bevel isi
Myn gelaat werd bleek, ik voelde het.-Op
bevel van den keizer? Wat kon Zyne Majes
teit met my voorhebben, mot my, eon arme
vaandrig, die wel van goede familie was,
maar die toch niet de minste aanspraken kon
maken op 's keizers welwillendheid. Ik herin
nerde my een Russisch spreekwoord, geboren
in den tyd van Iwan den Vreesolyken: Na by
den Czaar, naby den dood!
Huiverend stond ik op en torwyi ik my
kleedde trachtte ik to lezen op het golaat
van don boodschapper wat men met mij
voor kon hebben. Dat gelaat stond strak, de
oogen koken doelloos do leegte in. Ik her
kende dien man. Hy was een oude Turkscho
slaaf, vrooger barbier, thans de gunsteling
van den keizer.
Dit onderzoek duurde natuurlyk niet lang;
het was misschien gevaarlyk tyd te verspillen.
Ik ben gereed, zei ik ten laatste.
Hy stak een lantaren op en wenkte my
zwygend hera te volgen. Ik ging achter hem
de lange gangen van het onmeteiyke gebouw
door, die zwart voor my oprezen en slechts
over een zeer kleine oppervlakte uit zyne
lantaren verlicht werden. Na verscheidene
minuten loopen, nu eens naar rechts en dan
weer naar links, hield hy stil voor een deur,
dio my geheel onbekend was.
Gedurende die geheele wandeling hadden
wy niomand ontmoet, men zou zeggen dat
hot gebouw uitgestorven was. Soms geloofde
ik gestalten ln de duisternis langs my te
zien voortgiyden, maar niet eenmaal kon ik
de waarheid van myn geloof onderzoeken.
Do deur was gesloten; myn geleider sloeg
er met do vlakko hand op, drie malen, drio
holle slagen, die echoden door de gangen,
toen word do deur geopend. Wy traden binnen
en gingen vorder, achter ons hoorde ik de
deur sluiten en toen don stap van den wachter,
die ons volgde, rammelend mot zyn sleutels.
Onder myn voeten hoorde ik het hard bo-
vroren kiezel kraken, wy waren op een
binnenplaats.
Vyf minuten lator stonden wy wedor voor
oen deur, myn geleider haalde een sleutel
uit zyn zak, opondo de deur en toen wy die
achter ons haddon, sloot hy haar zorgvuldig.
Wy vervolgden onzen weg, nu weer door
oen gang.
Ik herinnerde my een overlovering, die
verhaalde dat er een geheime ondoraardscho
gang bestond tusschon hot Roode Palois en
de kazerne van Paulovsky, en ik begreop dat
wy door die gang uit de kazerne in het
paleis gekomen waron.
Weder stonden wy voor een deur, myn
geleider gaf drie slagen met de vlakko hand,
de deur oponde zich als die eerste deur en
wy waren in een grooto zaal, die met zorg
verwarmd was. Een pover licht werd uit een
bovenvenster in de ruimte geworpen en ik
zag dat daar tapyten hingen en dat daar
reusachtigo eikenhouten kasten stonden. Wy
waren in het paleis.
Een oogonblik bleef ik staan en plotseling,
ik weet niot hoe, herinnerde ik my liet ver
haal van eon jongen vaandrig, die ook voor
den keizor gebracht werd en in minder dan
een kwartier luitenant, kapitein, majoor,
kolonel en generaal goworden was. Ik lachto,
doch tegelyk wischte ik my hot angstzweet
van het voorhoofd. Weder gaf myn geleider
my oen wenk hom te volgen on door twee
flauw-verliclito zalen bracht hy me voor oen
deur eu daar sprak hy:
- Houd u goed. Gy zult voor den koizor
gebracht worden. De deur viel open en in
e n hel verlichte zaal zag ik op een divan,
tegen dtn achtergrond, een jonge man zitten
in de uniform van generaal. Ik herkende den
keizer en toon ik zyn oog op my gevestigd
zag, herinnerde ik my, dat hy by de laatste
revue my oplettend had aangezien on toen
iets gozegd liad, het gelaat naar zyn adjudant
goricht.
Sire, zei myn geleider, hier is de jonge
vaandrig, dien gy verlangt te spreken.
De keizer scheen my te herkennon, hy
knikte even mot het hoofd en toen, met een
beweging van do hand, zei hy tot myn
geleideiGa
Deze boog en vertrok. Ik was alleen met
den Czaar on ik gevoelde my zoo angstig of
ik daar eon leeuw voor my had, alleen met
hom in zyn yzeren kooi.
De keizer was weder teruggezonken in zyn
zetel on hy scheen na to denken. Plotseling
sprong hy op en wandelde met groote passen
het vertrek op en neer. Hy bleef voor het venster
staan en zag over de binnenplaats naar een
verlichte zaal, zyn slaapkamer, waarin hy
een paar jaar later geworgd zou worden door
zyn hovelingen.
Ik keek voor my, nu wat kalmer. De
keizer zette zich voor zyn bureau; daar lag
oen geopend papier. Z. H. scheen zich myn
tegenwoordigheid te berinneren, hy zag my
aan. Nimmer zal ik dien blik vergeten, de keizer
scheen woedend, zyn oogen waren met bloed
boloopen.
Hy keek my strak aan en zei toen: Stof,
verstaat gy, stof, gy zyt niets dan stof! Is
het niet zoo? Gy zyt stof en ik, ik ben alles,
alles, alles!
Ik weetjnog niet hoe ik den moed had te
zeggen
Gy zyt de gezant Gods, Sire, de recht
vaardige oordeeler aller menschen.
Hum. De keizer sprong weer op en
wandelde heen en weer, toen bleef hy vlak
voor my staan en fluisterde:
Weot gy ook dat, als ik beveel, ik wil
gehoorzaamd worden zonder terughouding,
zonder vragen, zonder opmerkingen?
Zooals God gehoorzaamd wordt, ja, Sire,
ik weet het.
Hy zag me nog eens aan en in zyn oogen
was zoo'n vreemde uitdrukking, dat ik rilde.
Ik sloeg de oogen neer.
Toen scheen hy voldaan. Hy zette zich
voor zyn bureau, nam het papier, stak dit
in een onveloppe en verzegelde deze zorgvuldig
met een ring, dien hy aan den vinger droeg.
Daarna wendde hy zich weder tot my:
Herinner u altyd na dezen, dat ik u
gekozen heb uit duizenden, om myn orders
te doen uitvoeren, omdat ik meende dat ik
u vertrouwen kon.
Ik zal mij altyd herinneren de gehoor
zaamheid, die ik myn keizer verschuldigd ben,
antwoordde ik.
Goed, goed! Herinner je verder dat je
niets bent dan stof en dat ik alles ben, alles
Ik wacht de bevelen van Uwe Majestoit.
Neem dezen brief, breng hem den gou
verneur van het fort, ga met hem mede
waarheen hy je ook brengen mocht, help hem
waar hy je dat vraagt en kom mo dan zeg
gen: Ik heb gezien.
Ik nam den brief en boóg.
Ik heb gezien, verstaat gy my, ik heb
gezien!
Ja, Sire!
Ga.
Ik ging en achter my hoorde ik den keizer
herhalen: Stof, stof, stof!
Achter de deur vond ik myn geleider.
Volg my, fluisterde hy.
Wy gingen weder op weg, maar nu in een
andere richting, tot wy buiten waren, voor
den my bekenden kleinen ingang. Daar stond
een slede. Wy namen plaats, myn geleider
en ik. Do brug viel noer en in draf gingen
wy don weg op. Het was ontzettend koud,
aan onzo haren hingen witte kegels. Toen
wy voor do Newabrug kwamen, speelde in de
verte het carillon van de Poter on-Paul hot
volkslied, vóór het middernachtelyk uur.
Do nacht was donker, de scherpe wind
kwam loeiend van uit do wyde Newavlakte
aanwaaien; scherp sneed by ons in het gelaat,
ik voelde myn gezichtsvel barsten en dade-
lyk ys geworden bloeddroppels zich daar vast
zetten.
Wy waren voor de poort van het fort. Myn
geleider sprak het wachtwoord en de brug
viel neer. Voor de deur van de woning des
gouvorneurs bield de sleo stil. Het wacht
woord werd voor de tweede maal gegeven en
men liet ons in de wachtkamer. De gouver
neur sliep al, doch men ging hem wekken,
toen myn geleider gezegd had: Op last van
den keizer 1
Een man als Czaar Paul I had men slechts
te gehoorzamen.
De gouverneur trad binnen, ik salueerde en
zonder een woord te sproken, gaf ik hem
Zr. Ms. brief. Hy bekeek dien zorgvuldig aan
alle zyden en verbrak toen het zegel. Hy las
do order, keek my aan en zei:
Gy wilt zion, nietwaar?
Ik wil zien, antwoordde ik.
Weet gy, wat gy zien zult?
Gy weet het, Excellentie!
Maar gy, weet gy het?
Neen.
Hy dacht een oogenblik na; toen vroeg hy:
Gy zyt met een slede gekomen, nietwaar?
Ja.
Voor hoeveel menschen is er plaats in
uw slede?
Voor drio personen.
Gaat mynheer met ons mee? vroeg hy,
wyzend op myn geleider.
Neen, antwoordde deze, ik wacht.
Waar?
Hier.
Waarop wacht gy?
Op do volbrenging van Zr. Ms. last.
't Is goed, zoi de gouverneur, en toen,
zich wendend tot 9on oppasser, gebood hy:
Maak een tweede sleo gereed, zoek dan vier
stevigo soldaten uit, wapen twee hunner met
bylen, do beide anderon met haken.
De oppasser vertrok.
Ga mee, zei do gouverneur tot my, en
gy zult zien.
Hy ging voor, ik volgde hem, achter ons
kwam een sleutelbewaarder. Voor de hoofddeur
der gevangenis blies hy even in een klein
fluitje, dat aan een koord om zyn hals hing,
en de enorme deur werd geopend.
Do portier, met con lantaren in de hand,
geleidde ons, twintig treden af en toen een
lange gang door. De deuren van de cellen
waren alle genummerd; voor nummer 11
bleven wy staan. De gouverneur gaf zwygend
een bevel; in dezen grafkelder, placht men
daarbuiten te zeggen, in dezen grafkelder,
waar de dooden wonen, verliest men het ver
mogen om te spreken. Een bleeke bewaarder
opende de kerkerdeur.
Het was hier vreeselyk koud, naar myne
schatting twintig graden onder nul; 't was
my of ik de beenderen in myn lichaam voelde
rillen.
De kerkerdeur sloeg open; wy daalden zes
glibberige steenen treden af en wy waren in
een hok van acht voet in het vierkant. In
het duister, slechts even verhelderd door het
licht van de lantaren, zag ik een menschelyke
gestalte zich licht bewegen.
Ik hoorde een wonderiyk en schrikwekkend
loeiend geluid. Van waar mocht dat komen?
Ik draaide my om en zag in den muur een
gat van een voet in het vierkant, de wind
sloeg door deze opening met kracht naar
binnen; dit was het vreemde gerucht: de
loeiende wind, die aankwam over de hard be
vroren Newa. Ik rilde.
Sta op en kleed u, hoorde ik den gouver
neur zeggen, en nieuwsgierig onderzocht ik
wien hy dit bevel gaf.
Licht by, gebood ik den bewaarder. De
man trad met zyn lantaren naar den achter
grond. En daar zag ik iets ontzettends. Een
magere en bloeke oude man met witte haren
en een langen witten baard lag op den harden
grond, gedrukt in een hoek. De kleederen,
die hy daar bijeenzocht, waren ongetwyfeld
dezelfde, die by had aangehad toen by bier
werd binnengebracht, de Hemel weethoevele
jaren geleden, 't Waren vuile, gescheurde
vodden, waarvan de lappen bont in flarden
neerhingen. Hy stond op en door de scheuren
in zyn omkleedsel zag ik zyn lichaam hoekig
en met ver uitstekende beenderen. Zyngela t
was groen als do bladeren dor hoornen, de
oogbollen lagen op de wangen; dikke blauwe
aderen liepen over het huidvel been.
Misschien was die man eenmaal geweest
een edelman, een, die aan het hof met eerbetoon
ontvangen werd; nu was hy een levend skelet
in vodden, die geen anderen naam had dari
nummer tlf! Nog was zyn oogopslag fier,
uitdagend byna, en in zyn gestalte, schoon
gekromd door het gruwelyke gevangenisleven,
lag nog de trots van den waren ridder.
't Is goed, zei de gouverneur, volgons!
Hy ging het eerst.
De gevangene wierp nog een laatston blik
in zyn cachot, op zyu stroobed, op zyn
wate' kruik
Hy zuchtte en achter den gouverneur stapte
hy, vóór my. Ik vergeet nimmer den blik,daar
mede hy my aanzag, terwyl hy fluisterde:
Zoo jong en uu reeds in dienst van de
tirannie.
Ik sloeg de oogen neer, zyn blik deed
my pyn.
Hy ging den drempel over voor do tweede
maal. Wanneer was by daar voor de eerste
maal overheen gestapt? Misschien wist hy
het zelf niet meer.
Hy had sedert lang vergeten welk verschil
er was tusschen dag en nacht; hy, die lange,
lange etmalen getuurd had in do leege duis
ternis.
Ik ging achter hem, de bewaarder kwam
het laatst, nadat by eerst de voorwerpen, die
in hot hok stonden, op de gang gesmeten
en toen de deur met zorg gesloten had. Men
had het noodig voor een nieuwe gevangenel
Voor de deur vonden wy de twee sleden
in gereedheid.
De gevangene nam in de eerste sledo plaats,
de gouverneur naast hem, ik over hem. In
de andere sleden zaten de vier soldaten.
Waarheen gingen wy? Ik wist het niet en
ik vroeg het. De gouverneur gaf geen ant
woord. Ik vroeg het nog eons; toen zag hy
my ernstig aan on zei: Gy wilt zion? Gy
zult zien.
't WaS waar, ik»had niets anders te doen.
Ik moest kunnen zeggen als ik weder.voor
den keizer staar, zou: Sire, ik heb gezienI
Wy vertrokken.
Ik zat knie tegen knie met den grysaard,
ik voelde die rillen tegen de myne. De gou
verneur zat in zyn dekon gehuld, ik was door
myn militaire jas geheel bedekt, maar de
grysaard was byna naakt; de gouverneur had
bem niets gegeven, waarmee hy zich een
weinig tegen de koude beschermen kon.
Een oogenblik dacht ik or over hem een
deel van myn jas te geven, om er zyn knieën
mee te bedekken. De gouverneur begreep myn
voornemen.
't Is de moeite yiet waard, zei hy.
Ik behield myn jas alleen.
Inmiddels waren wy don weg naar de Newa
in de richting van Kroonstadt ingeslagen. Het
was een oneindige duisternis om ons heeD,
zonder één enkel lichtpuntje, en do kou, tut
heden verschrikkeiyk, was nu niet meer te
dragen. Wy klappertandden en rilden en
steunden er van. De wind ging langzamerhand
liggen, doch toen wy nog niet by de Newa
brug gekomen waren, begon het te sneeuwen,
erger en erger, ten slotte in dikke massa.
Onze paarden hinnikten telkens met korte
slagen, verbijsterd en versuft door de dikke
vlokken, die hun als stukjes ys pyniyk tegen
den kop sloegen.
O, welk een vreeselyke nacht was datl
En de naakte knieën van den grysaard rilden
met sterker schokken tegen de myne
Eindelyk waren wy by de brug. Heel in
do verte zagen wy flauwe, kleine lichtpuntjes
in het zwart. Daar lag Sint Petersburg.
De soldaten sprongen uit de slede en
wachtten do bevelen van Zyne Excellentie.
Ook wy stapten uit. Er werden toortsen ont
stoken en by het helle licht zag ik de bylen
en de haken der soldaten glinsteren.
Sla een gat in het ysl gelastte de
gouverneur.
Ik kon een kreet van schrik niet weer
houden; ik begon te begrypen.
Ah, murmelde de grysaard met een ver-
schrikkeiyken lach op zy'n lyk-gelaat, de kei
zerin herinnert zich myner dus nog! Ik vreesde
dat ze my vergeten had.
Van welke keizerin sprak hy? Drie keizer
innen waren er geweest: Anna, Elizabeth en
Catharina.
Hy geloofde nog te leven onder de regeering
van een van haar?
De vier soldaten waren aan het werk ge
gaan. Zy braken het ys met hun bylen en
trokken de stukken weg met hun haken. Na
lange minuten hard werken hadden zy een gat
gemaakt, het water spoot er uit omhoog.
Ga daar, op het ys, gebood de gouver
neur den grysaard. Het bevel was niet noodig
geweest, de gevangene was juist bezig af te
dalen.
Ik voelde myn oogen zwak worden, myn
keel leek toegeschroefd. Hemel, daar zou iets
ontzettends gebeuren.
Ik ben gereed, hoorde ik den ouden man
roepen en ik zag by het licht der toortsen dat
de vier soldaten zich op hem wierpen.
Ik sloot de oogen, maar, wat ik niet zag,
hoorde ik. Ik vernam den doffen plomp van een
lichaam, dat in het water valt, en ik sloeg de
oogen op.
De grysaard was verdwenen
Wy zyn nog niet klaar I riep degouver
neur my toe.
Wat hebben wy dan nog te doen?
stamelde ik.
Een oogenblik wachten, antwoordde hy.
Wy wachtten een kwartier.
Het ys is weer gesloten, Excellentie, zei
een der soldaten.
Zyt gy er zeker van vroeg de gouverneur.
De soldaat s)oeg met den achterkant van zyn
byi op de plaats, waar zooeven nog het gat
was. De stukken sprongen er uit.
Op weg! beval de gouverneur.
De paar jen zetten zich in galop, zy vlogen
of zy door schrik en angst voortgejaagd
werden.
In minder dan tien minuten waren wy in
het fort terug. Daar vond ik myn geleider.
Naar bet Roode Paleis! beval hy den
koetsier.
Vyf minuten later opende zich de deur van
het keizerlyk salon voor my. IkvonderZyne
Majesteit nog geheel gekleed, zooals ik er
hem de eerste maal gezien had. Hy plaatste
zich voor my.
Welnu? vroeg hy.
Ik heb gezien, antwoordde ik.
Ik heb gtzien, gezien, gezien?
Zie my aan, Sire, en gy zult niet meer
twyfelen.
Ik stond voor een spiegel en daar had ik
myzelven gezien. Ik was doodsbleek, myn
oogen stonden verwilderd, myn haren stonden
steil op myn hoofd.
De keizer keek my aan; toen, zonder een
woord te spreken, ging hy naar zyn bureau
en gaf my een papier.
Ik schenk je tusschen Froitza en Peres-
lof een stuk land met vijfhonderd pachters.
Vertrek dezen nacht en kom nimmer in Sint-
Petersburg terug. Als je spreken zoudt, weet
je hoe ik straf. Ga! sprak de keizer.
Ik vertrok en nimmer zag ik Sint Petersburg
terug. Het is thans de eerste maal, dat ik
aan een levende ziel durf vertellen wat ik
zag, want de keizer is nu dood. Nimmer zal
ik dien vreeseiyken nacht vergeten.
Alexander Dumas Père.
Eiiirintiëele Kroniek.
Het verloop der Beurs was deze week in
een hoogste mate onbeduidend en stil. Reeds
in het begin scheen rekening te worden ge
houden met de vierdaagsche vacantie en
daarom werden by voorbaat de zaken zoo
beperkt mogelyk gehouden. Ditzelfde ver-
scbynsel doet zich ook voor op de buiten-
landsche Beurzen, zoodat ook van daar niet
de minste drang werd ondervonden, om de
zaken iets levendiger te doen zyn.
Koersbewegiügen of gebeurtenissen van
eenige beteekenis z'u'n dan ook niet te ver
melden, alleen het verschynen van hetdefini
tieve reorganisatieplan der Atchison-
Topeka is van eenig belang, hoewel de
voornaamste byzonderheden daarvan reeds
vroeger by brokstukjes zyn vernomen. Toch
is het nu in zyn geheel verschenen*plan, met
de zeer uitvoerige toelichtingen, voor het
overgroot aantal belanghebbenden zeker be
langrijk genoeg, om nogmaals met aandacht
te worden horlezen, daar de toekomstige
positiên der verschillende schuldbrieven thans
in uitgebreiden vorm zyn blootgelegd.
In hoofdzaak komt de reorganisatie neer
op de volgende punten:
Door de aandeelhouders zal eene
bystorting moeten geschieden van honderd
dollars per aandeel van 1000 dollars, waarby
als vergoeding voor het gestorte bedrag
nieuwo preferente aandeelen zullen worden
uitgegeven. Het bedrag, hierdoor te ontvangen,
wordt gerekend op ruim 10 millioen dollars.
Wat de tweede hypotheek-obli
gatie n Serie A en B betreft, zoo zal
door de obligatien Serie A 4 pet. in geld
moeten worden gesuppleerd, en wordt dan
voor hoofdsom, rente en het bedrag der by-
storting, 113 pet. in nieuwe preferente aan
deelen uitgekoerd, zoodat de A Bonds
geheel worden ingetrokken.
De obligatiën Serie B zullen insgelyks
vier percent moeten bystorten, doch
worden dan ingewisseld voor 118 pet. in nieuwe
preferente aandeelen.
Door deze bystortin^cn zal de Maatschappij
ontvangen ongeveer 14 millioen dollars, welk
bedrag noodig is grootendeels tot aflossing
der vlottende schuld en verder de exploitatie
te ontheffen van nog drukkende lasten. Fei-
teiyk zouden alleen de aandeelhouders voor
dit bedrag moeten opkomen; voor het (zeer
waarschyniyke) geval dat zy niet tot deze
opoffering bereid zouden worden gevonden,
zouden de tweede-hypotheek-obligatiën ver
plicht zyn om, voor het behoud hunner rechten,
dit bedrag te voldoen. Het is daarom dat
men billyk heeft geoordeeld, deze lasten
tusschen de aandeel- en 2de-hyp.-obligatie-
houdêrs te verdoelen.
Voor'het geval dat de stortingen op de
aandeelen niet voldoende mochten geschieden,
zal door een syndicaat hierin worden voor
zien, zoodat de volstorting van het geheele
bedrag verzekerd is.
Wat nu de houders van 4-pcts.-A 1 g e-
meen e-H y p o t h e e k-obligatiën aangaat,
deze zien hun bezit op de volgende manier
teruggebracht. Voor iedere obligatie van 1000
dollars wordt uitgegeven 75 pet. nominaal
in nieuwe 4 pcts. Algemeene-Hy potheek-
obligation, benevens 40 pet. in nieuwe 4-pcts.-
Adjustment-obligatiën, benevens 10 dollars
in geld, zynde dit laatste het verschil van 3
maanden rente, voortspruitende uit den ge
wyzigden betalingstermyn der nieuwe Algem.
Hypotheek.
Tot de reductie tot 75 pet. is men ge
komen door de overweging dat, na het zeer
uitvoerig onderzoek, is gebleken dat de ver
liezen verbonden aan het bezit der aanhoorige
lynen, of anders de raming van het bedrag,
hetwelk door de Atchison zou kunnen
worden verdiend, zonder de aanhoorige
lijnen, het niet raadzaam doen zyn op eene
boogere opbrengst te rekenen dan die, waar
uit een vaste last van 4 pet. over het tot
75 pet. teruggebracht kapitaal, van bet thans
uitstaand totaal der Algemeene-Hypotneek
obligatiën, zoude kunnen worden opgebracht.
Voor het prysgegeven gedeelte ad 25 pet.,
plus 8 pet. opgeloopen rente tot Juni '95,
plus 7 pet. vergoeding, wordt du 40 pet. in
Adjustment-obligatiën uitgegeven, welke laat,
sten nog geen vast renteverband hebben. De
positie der Algemeene Hypotheek obligatiën
wordt weinig verminderd, alleen zou een priorl-
teits-leening van ten hoogste 17 millioen dollars
kunnen worden voorgeschoten, evenwel met
geleideiyke aflossing binnen 30 jaar. Na dien
tyd zou de Algemeene Hypotheek geheel
den rang van eerste hypotheek bezitten.
Omtrent de behandeling der Atlantic&Pa-
cific, der San-F ran cis co en der Col<> do
Midland, wordt in het reorganisatieplan nog
weinig gezegd; alloen wordt het recht door
de Atchison voorbehouden tot uitgifte v-m
20 millioen dollars Algem-Hyp. obligatiën
en een geiyk bedrag Preferente Aan -vi
le n, om zoo noodig de middelen te verkry
gen voor overneming van de bezittingen der
bovengenoemde lynen.
Door de reorganisatie zonden de vaste lasten,
welke tegenwoordig tot 9,500,000 dollars be-
loopen, tot 4,500,000 dollars worden terug
gebracht, een bedrag hetwelk voor de Maat-
schappy, zelfs in de tegenwoordig zoo buiten
gewoon ongunstige toestanden, geen bezwaar
behoeft op te levoren.
Dg Amerikaansche Spoorwegmarkt was ove
rigens verdeeld. Da waarden der Western,
N.-Y ork&Pensyl varna bly ven gezocht,
voornamelyk onderden invloed van het gerucht
dat deze lyn welke groot belang heeft by het
steenkolenvervoer, ook in de groote combinatie
der kolenspoorwegen zou worden opgenomeD,
waarvan eene gunstige werking verwacht
wordt.
Voor D e n v er-waard en bestond eenige
belangstelling in verband met de verbetering
der zilverpryzen, hetgeen voor den spoorweg,
als hoofdzakelijk door het zilverdistrict loopende,
natuurlyk niet zonder belang is.
Canadian's werden veel gevraagd voor
Berlijnsche rokeniog, waardoor de koersen
stygende bleven.
Ond6r de Zuid Amerikaansche waarden is
vooral eene belangryke verbetering by de
P e r u vi a n-waarden op te merken, hoofd
zakelijk ten gevolgo van de vraag voor Lon-
densche rekeüing Alda r werden pogingen in
het werk gesteld om deze waarden ook op de
Parysche beurs in te voeren, hetgeen evenwel
volgens de laatste berichten nog niet erg vlot
schynt te gaan.
Carenero- en Morid a-obligatiën bleven
tameiyk gezocht.
Da beloften door den president van Venezuela
afgelegd, om tot eene bevre ig n lo oplossing
te geraken wat betreft do do a regeering
toegezegde garantiën, hebben teweeggebracht
dat de speculatie moer het oog op dez< waarden
heeft laten vallen, in de hoop en verwachting
dat Venezuela werkelijk tot hot, zy hel ook
gedeeltelyk, uitbetalen der gegarandeerde be
dragen zal overgaan.
De 6 pet. Mexicaansche .Subsidie-Bonds
behaalden nog eenige koersverbetering, in
verband met den vasten prys van het zilver.
De Europeescho afdeeling bleef ditmaal
al byzonöer kalm en onbelangryk. Zoowel
voor Staatsfondsen als voor koloniale- en indus-
triêele waarden was zeer weinig vraager
valt dan ook geen noemenswaardig verloop
te constateeren. Alleen aandeelen Petroleum-
bronnen bleven hunne stygende beweging
handhaven, waartoe in de zeer belangryke
prysverhooging der petroleum zeker voldoende
aanleiding kan worden gevondeD.
Rijnlandsche Bank.