N°. 107C9
Maandag 1 April.
A" 1895.
t§eze Contant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Feuilleton.
DE TOOVERRINC.
DAGBLAD
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden. f 110-
1.40.
o.os.
Franco per post-.
Afzonderlijke Nommers
Dit nonnuer bestaat uit TIER
Bladen.
Eerste Blad.
Praatjes over Kunst.
Vlokken.
LIV.
Kunst is geen regeeriugazaak"
THOKBECKB.
Het moot den vreemdeling, die, op zijne
reizen door Nederland, ook wel eens afdwaalt
naar Leiden, toch wel frappeeren dat, terwijl
in onderscheiden andere gemeenten van ons
Vaderland vereenigingen worden gevonden, die
ten doel hebben bet bestaande fraaie te bo
houden, en den aanleg van nieuwe stadswij
ken zooveel mogelijk in verband met de eischen
der aesthetiek te brengen, er van zulk eene
corporatie in de Sleutelveste geen zweem is
te bespeuren. En als by, by een aandachtig
bezoek aan onze voor 't. meerendeel slecht
verlichte en treurig opgeborgen rijke verzame
lingen (het Geologisch Museum maakt thans
eene gunstige uitzondering), er het karakte
ristieke bewonderd heeft, zal de reiziger ook
"wel eens een kijkje nemen van de stad zelve
en hare omgeving. Maar, wat zal deze be
zoeker in het reisseizoen (vooral wanneer 't
iemand van smaak is) vreemd opkijken als
hij bijkans niets meer terugvindt van die
lommerrijke grachten en typige gevels, waar
van hy Baedeker heeft hooren gewagen.
De telephoonpalen [wedijveren in kaalheid
met de ol stellig wetenschappelijk pyramidaal
gekapte boomtronken „tristse-débris" van hoo
rnen, die onze schaduwrijke grachten en sin
gels van weleer, versierden, en als om strijd
den Löid©naar, na volbrachte week-taak o. a.
tot het „pakken" van zoo'n singeltje noodden.
Daarvan kan tegenwoordig geen sprake meer
zijn, alles wordt .jvanhopend leelijk volgepropt
met styllooze en stijve producten van moderne
ziellooze architectuur en veel wordt glad ge
schoren; zelfs op de rustplaatsen onzer dooden
valt de schennende hand waar te nemen. Dj
poëzie der kerkhoven gaat verloren, en een
hoogst „unheimisch" gevoel maakt zich van de
nabestaanden meester. Op 't Plantsoen is sedert
lang de heuvel met het koepeltje vordwenen,
maar nu scheen ook nog het welige sierlijke
pijpkruid met zjjn prachtige blanke scherm-
bloemen te hinderen, en 't zal moeten plaats
maken voor de laatste „haute-nouveauté"
van parkaanleg, de kunstmatige moderne con
fituurtaarten van hel-kleurige planten. Van
„snoeien" is geen sprake meer, alle boomen,
welk karakter hun ook eigen is, worden mee
doogenloos volgens één systeem (dat van
Neurenberg) gekapt, en onder 't motto „hak
kon moet je maar" valt de geheele kruin,
dreunend en kreunend naar beneden.
Droefgeestig gestemd verlaat de wandelaar
de prozaïsche, kale veste, en zoekt de ruimte
h(j gaat den Yinkweg op, dochook dadr
geen spoor van schaduw meer.
Als triestige overblijfsels van die koele
groene allee, enkel en alleen eenige onbehou
wen gehouwen stompen stam, en, o, als dan
PRIJS DER ADVERTENTIÊN:
Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer 0.17Grootere
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad
wordt f 0.05 berekend.
in de naaste toekomst ook Endegeest niet
meer te omwandelen zijn zal, dan zal men nog
alleen van 't „einde" van dien „geest" kunnen
spreken (in figuurlijken zin), dien geest van
smakeloosheid, die door 't nageslacht, (naar
wij hopen, met meer schoonheidsgevoel be
deeld,) op den juisteh prijs zal worden geschat.
Zooeven lees ik dat men de fraaie boomen aan
den Janssingel te Arnhem ook al erbarmelijk
gesnoeid heeft. Op een in de vragenbus van
de Maatschappij voor Bouwkunst gevonden
vraag werd geantwoord, „dat dit noodwendig
moest geschieden om de boomen uit den zie-
koljjken toestand, waarin zij verkeerden, te
redden en in het leven te houden f-dat eenige
jaren geleden oen dergelijke snoeiing met het
grootste succes heeft plaats gehad aan de
boomen van dezelfde houtsoort op een der
stadsgrachten te Leiden en dus de beste ver
wachtingen gekoesterd, dat binnen een paar
jaren ook de boomen hier, hun vroegeren?
bladerdos weder zullen hebben herkregen."
Laten wij ons aan dien stroohalm blijven vast
klampen, of nog beter laat ons precies doen
alsof van uit de wetenschappelijke stad Leiden,
ook de theorie van het boomsnoeien zich
glorierijk over de wereld zal verbreiden. Men
spreekt dan later nog misschien van 't „haring
kaken", dat te Biervliet, de „boekdrukkunst",
die te Haarlem, en d9 „boomsnoeierij", die te
Leiden werd uitgevonden.
Een bijzonder interessante voordracht heeft
de heer Henry Evers voor de leden der Aca
demie van Beeldende Kunsten en Technische
Wetenschappen te Rotterdam gehouden. Het
verslag {Over Bouwkunst) komt voor in de
„N. Rott. Crt." van Vrijdag 29 Maart (2de
blad A).
Ziehier den slotzin er van:
„En men vergete het toch niet: een huis
mèg niet alleen gebouwd worden ten gerieve
van de bewoners het maakt ook deel uit
van het groote stadsbeeld en nioet als zóó
danig eveneens aan eischen voldoen."
Van bevriende zijde wordt mij een exem
plaar van Het Zondagsblad (bijvoegsel van
Het Gentrum) toegezonden, waarin o. a. een
aardig verslag (geteekend W.) voorkomt van
de Tentoonstelling in „Arti".
Frisch als een buitenstudie zelf is hieruit
o. m. 't volgende:
„Een der eersten, die ons land den stoot
hebben gegeven tot de herleving onzer land
schapschilderkunst, is Roelofs. Hoe herinner
ik mij van hem jaren geleden eene tentoon
stelling, waar vooral zjjn studies epoque
maakten. Als ik hem nu terugzie in de om
geving van zoovele anderen, die na hem
gekomen zijn, en op zijn weg voortloopen,
overvalt rnjj een verdrietige gewaarwording,
alsof mijne waardeering van vroeger voor hem
te hoog was aangelegd, maar als ik overweeg,
dat van hem de kracht uitging, om het
stilliggend vaartuig koers te geven tegen den
stroom en dat, eenmaal in beweging, zijne
vaart kon aannemen en glijden over de dei
ningen onder de impulsie dor eerste riem
slagen, blijft hij toch in onze waardeering
hoog staan. Hy was toch maar een der eer
sten, die zijn schilderezel buiten neerplantte
en met g oote oprechtheid zich de natuur
alleen als model koos.
Ik stel mij Roelofs van toenmaals voor als
iemand, die uit louter plezier, als een ander
met zjjn hengeigereedscnap, hij, met zijn
schilderkist, het blijde waterland intrekt; hy
is voorzien van allerlei kneuïgheden voor
lichamelijke verpoozing: tabak, een pijp, (mbt
het oog op die excursies in den winkel ge-
I# - t), sigaren, allicht een boterham en een
veldflesch, en die dan, ruim ademend, door
de weilanden loopt, door het wjjde polderland,
zich telkens en telkens opwindt voor een
breed effen watervlak met frissche water
planten, die rustig aan de oppervlakte drijven;
aan de kanten vreedzaam suizelend ri t, een
kalmen horizon met het torentje van Korten-
boef en dan luchten! Vooral die luchten met
drijvende regenbuien, die hy niet opvat als
dreigende wolkgevaarten van massalen bouw,
maar de luchten met lachende lichtplekken
en vroolyke vakjes blauw achter donkere
wolkenflarden die zich straks plotseling zullen
uitsproeien tot een heftig regentje van korten
duur. Maar dan is er nog zooveel moois daar
buiten: de blanke lichtspelingen der plassende
eenojes, de fluweelige boomschors en het
zilveren gebladerte der knotwilgen (o, vooral
tegen een donkere lucht doet dat zoo goeO
het lekkende groen der weilanden, al die
koeien daarop zwart (neen, geen zwart, blauw,
ultramaryn of wat ook) en wit, rood en geel:
een lekkerny van kleuren, en Is zyn gemoed
eenmaal volgedropen van al die gezellige
sensaties, zyn gezicht één en al oog voor
dien blyden kleurentooi, dan, zich verkneu
kelend in de ruime blymoedighoid van zoo'n
dag, zet hy zyn stoeltje uit, en met de kist
op zyn knieën, begint hy te schilderen, wryft
eerst haastig die voorby yiende donkere wolk
uit met vollen kwast, zet daarnaast met het
paletmes het glanzige licht der lichte wolkjes,
doet ineens den horizon met de lucht aaneen
sluiten, zet met globale lyneu, aan de ver
schillende verhoudingen van het landschap-
zelf, en vult de vakken in met immer-rake
kleur en nooit verslapten toets; als hy dan
thuiskomt, weet hy niet te verklaren, hoe
hy het aanlegde, om dat studietje zoo frisch
en raak te schilderen, en staat hy zelf ver
baasd, dat al dat onbestuurde gesmeer en
geveeg zulk een innigen samenhang en zui
vere eenheid heeft: hy heeft een echt stukje
impre8sionnistische kunst voortgebracht. Later
zyn anderen gekomen, die verder gegaan zyn
op zyn weg, dien weg zelfs hebben verbreed,
maar die minder de charme hebben van
naiëve uiting.
Bastert en Poggenbeck zyn ondor de ver
tegenwoordigers van dat ras op deze tentoon
stelling de stellige hoofdpersonen Waarnaar
de eersten mot Roelofs aan het hoofd trachtten,
dat heeft zich in hen gereflecteerd en heb
ben zy tot fijnere beschaving gebracht en
verruimd, ook door gelukkige invloeden van
enkele buitenlanders."
De expositie-Ibels in de kunstzaal van de
Lakenhal alhier wordt onherroepelyk Zondag
namiddag te 4 uren gesloten. Vermoedeiyk
heeft den daaropvolgenden Woensuag de
opening plaats van de tentoonstelling van
itekeningen naar Dordrechtsche gebouwen,
die door Mr. S. Yan Gyn aldaar welwillend
voor omstreeks 14 dagen, worden afgestaan.
Sedert eenigen tyd is de kunstschilder G
A. O. Van Eek alhier bezig met een doek,
voorstellende het inwendige eener R.-K. kerk,
waarvan de reeds vergevorderde aanleg veel
goeds voorspelt. Het werk is serieus van
opvatting, en, zonder eenige „trucs", getuigt
het van eenvoud en innig gevoel. C. Y.
De Vereenlgde Artlsten der Weder-
landsche Opera- Vereeniglog.
Buiten eenige quaestie moet ons de beken
tenis van het hart, dat deze combinatie, die
onder zoo treurige omstandigheden alle kracn-
ten moet inspannen om althans gedurende
dezen winter zich op de been te houdea, het
beste gaf wat zy geven kon door op te treden
met „Pagliacci" en „Cavalleria", die lievelin
gen van het hedendaagsche Opera publiek l
Het deed ons daarom veel genoegen, dat het
gebouw zoo goed bezet was en dat derhalve
het finantiëele resultaat de uitvoerenden zeker
niet zal teleurstellen.
Een andere vraag is het echter of we gister
avond genoten hebben van ware kunst; hierop
durven wy geen bevestigend antwoord geven.
Zonderen wy aanstonds den heer L. Leysen
(Canio in „Pagliacci", Turriddu in „Cavalleria")
uit! Wel zingt deze nu en dan niet geheel
zuiver, wel eens is zyn spel overdreven
b. v. in het slot van de eerste acte van
„Paljas", maar niettemin geeft hy over het
algemeen voortreffeiyken zang en acteert hy
weikelyk artistiek. Zyn tenorgeluid is helder
en forsch en in de handeling dringt hy zoo
volkomen door, dat hy alle emoties in hare
volle intensiteit weergeeft.
Hoe meer wy dezen artist appreciëeren, des
te meer betreuren wy het, dat hy door mej.
Yermeeren, oie in beide stukken de eerste
vrouwenrol had, niet beter werd ter zyde
gestaan. Haar actie scheen ons behoudens
enkele momenten zinledig en haar zingen
verre van onberispelyk; het beste gaf zy in
hooge noten, die met kracht konden worden
aangezet; in midden-registers en lager hoorden
wy byna nooit een vasten toon, altyd
vibreerend bleef de stem onder of boven het
te bereiken hoogtepunt.
In ééne scène echter overtrof mej. Ver-
raeeren zichzelven waarschynlyk mede-
gesleept door het hartstochtelyke acteeren
van Turriddu, gaf zy in het voorlaatste too-
neel van het intermezzo in de „Cavalleria"
zoowel in actie als in zang veel meer dan'
wy den geheolen avond hadden gehoord, en
byzonder vermelding verdienen de mooie hou
dingen, die zy by herhaling wist aan te nemen.
Uit dit oogpunt in eene opera ook van veel
waarde was er meer te genietende
typeering van Alfia was meesterlyk en Tonl0
heeft zyn succes zoowel in den proloog v?n
„Paljas" als in het stuk zelf zeker niet bet
minst te danken aan grime en houding.
Het orkest hield zich goed en het koor
kende zyn party uitstekend; dat de stemmen
der koristen niet fraaier zyn en de klank
derhalve onaangenaam schor, is een verscnyn-
sel, dat byna alle operakoren in Nederland
verstaan, en dat waarschynlyk niet verdwynen
zal zoolang ons ras en ons klimaat niet ge
heel anders zyn geworden.
Nu wy hiermede de opvoering in hoofd
trekken bespraken, doet zich de vraag voor
of het plicht is over de werken nog iets te
zeggen. Moet hier nu openiyk met onze opinie
worden voor den dag gekomen? Moet nu hier
nog eens, als reeds in honderden couranten
is geschied, eene vergelyking gemaakt worden
tusschen deze beide praestatiën der jonge
Italiaansche kunst? Onzes inziens zou het
totaal niets baten. Al kent men de critiek
de macht toe om de publieke opinie voor te
lichten, is het toch onmogeiyk de sympathie
te breken, waar foor deze beide compositiën
zoo onvoorwaardeiyk het pubiiek aan zich
hebben gebonden.
Wy achten het ten eenenmale nutteloos
hier in den breede te motiveeren, waarom
„Paljas", hoe meer wij het hooren, des te
meer den indruk maakt van een wild en ruw
werk, zonder poëzie en missende de idealisee-
ring, die iedere creatie moet maken tot een
kunstwerk. Uitsluitend om te bevredigen ons
vtrlan^en om het uit te spreken, vermelden
wy dat „Cavalleria" ons steeds meer en meer
to«8chynt de reine, verheven uiting van de
ziel van een groot artist. Mr. E.
Leiden, 30 Maart.
Naar wy vernemen, zullen do vereenigde
leden van de Nederlandsche Opera, welke gis
teravond in den Schouwburg alhier voor een
byna stampvolle zaal optraden, a. s. Vrydag 19
April terugkomen met „De arme student" (Der
Bettelstudent).
By de Leidsche Spaarbank werd in de
maand Maart ingelegd f 59,990.15 en terug
betaald f 55882,96'/2, terwyl zyn afgegeven
95 nieuwe en geheel afgelost 81 boekjes.
Hetgezamenlyk tegoed der 10297 deelhebbers
bedroeg einde Maart f 1,956,940.69.
Aan het jaarverslag van den directeur
der Maatschappy tot exploitatie van Tram
wegen te 's-Gravenhage is het volgende
ontleend
Op ultimo December 1894 waren in omloop
439 aandeelen. Yan de nog in portefeuille
zynde 337 obligatiën a f 500 werden in den
loop van het jaar 261 stuks geplaatst. Met
de opbrengst daarvan werd de vlottende schuld
afgelost en werden verschillende verbeteringen
aan weg en materióel aangebracht.
Ook dit jaar voerde de Maatschappy tegen
betaling eener ronde som het beheer over de
paardentram van Gouda naar Bodegrave. Op
den 23sten December had des morgens te
6 uren 30 min. een zeer ernstig ongeluk op
den IJseldyk te Gouda plaats. De machino
van de eerste tram derailleerde en stortte van
39)
Dan zal ik, wat my aangaat, er zooveel
mogelyk tegen opkomen, zei de hertog ruw.
Het is dwaasheid; denkt ge, dat er hier van
kinderspel sprake is? Het schavot kan er
het einde van zyn, of een kogel van den vyand.
En je b=>nt immers zelf in die samen
zwering? zei Wilfred.
Ik heb niets te verliezen, maar gij.
Denk aan je vrouw I
Beste Gerald, zei Hilda, hare handen
op zyne schouders plaatsend, ik zal je even
vertellen in hoeverre ik er in betrokken ben.
Zooals ge weet, hebben wy een villa aan de
Zwarte Zee, dicht by de hoofdstad van Busk,
en gaan we daar dezen zomer wonen. Wilfred,
die evenals gy het zoutelooze leven te Londen
moede is, stolt voor, er het hoofdkwartier
van de party der prinses te vestigen. Ik zal
hoogstens toeschouwster zynik begryp dus
niet, waarom je kwaad op my zou wezen.
Ik wil niet doorgaan voor een Charlotte
Corday of Louise Michel. Gy, mannen, kunt
de zaak behandelen, en ik zal eenvoudig toezien.
De villa I mompelde de hertog, zonder
acht te slaan op hare laatste woorden. - Een
goed idé3l Hebt ge er reeds met Paradiso
over gesproken, Wilfred?
Nog niet. Ten minste, ik heb er alleen
op gezinspeeld.
Doe het dan van avond. Ge zult een
uitnoodiging ontvangen, om tegen tien uren
te verschynen.
Ik dacht ten minste, dat ik dat met
Paradiso had afgesproken. Welnu, ik zal er
heengaaD, en gy
O, wees niet bang, dat ik weg zal biyven.
Wat weet ge van de prinses? vroeg
Hilda, haar neef aanziende.
O, zeide hy, op levendigen toon, zy
zal zelf de vergadering presideeren. Het is
een vrouw met een manlyke geestkracht
een Semiramis een Catharina van Rusland.
Zoolang zy aan 't hoofd staat, kan er van
geen mislukken sprake zyn. Lang leve de
koningin, en weg met de republiek 1
Het zou my niets verwonderen, zei Hilda
peinzend, als ik binnenkort een koning tot
neef had.
XV.
Een nachtelijke by eenkomst.
De Lusignans, die over Busk regeerden,
stamden af van Guy De Lusignan, don be
roemden „koning van Jeruzalem." In eeuwen-
langen stryd hadden zy de onafhankeiy^heid
van Busk verdedigd tegen de Turkeu en
andere vyanden.
Het land was echter ondankbaar, en ko.iing
Pierre II werd in zyn eigen hoofdstad ozer-
wonnen door zyn oproerige onderdanen. Pifcrre
stierf en de hervormingsparty, zooals zy zich-
zelve noemde, onder leiding van een Gritk,
Methodios, verdreef prinses Julia, de eenige
spruit van het huis Lusignan, en riep in
Busk de republiek uit. Methodios was ^e
eerste president, en hy had groote moeite,
zyn positie te handüaven. Intussch n wachtte
de rechtmatige erfgename een gunstig oogen-
blik af, om den troon harer voorouders te
heroveren.
Busk ondervond, welk een mieslag het had
begaan door het geslacht te onttronen, dat
het land tot dusver met zoo goed gevolg
had geregeerd; want Methodios was geheel
onbekwaam de zaken onder de tegenwoordige
moeilyke omstandigheden behooriyk te leiden.
Hy zou zyn land aan Rusland verkocht heb
ben, als niet degenen, die hem dienden, scherp
hadden gelet op de minste zyner bewegingen.
Zooals 't nu stond, wist hy niet, hoe lang
hy president kon blyven, en voor zyn eigen
veiligheid zou hy alles hebben opgeofferd.
Te Varzo begonnen de burgers openiyk te
sproken over de mogelyke herstolling van de
Lusignans, en door hare spionnen hiervan
onderricht, zag prinses Julia, dat het oogen-
blik van handelen gekomen was. Het platte
land was hare dynastie toegedaanontevreden
heid heersebte in de straten van Varzo; dus
alles beloofde iets goeds voor het herstel der
monarchie.
Julia was een vrouw met een manlfiken
geest. Jong en schoon, bezat zy alles, behalve
een hart, en zy gebruikte al de bekoringen,
waarover zy beschikte en het waren er
vele om haar eerzucht te bevredigen.
Deze vyf-en-twintigjarige vrouw was over
tuigd, dat er voor haar maar ééne bestem
ming beslond: koningin te zyn en als koningin
te heerschen. Nooit de slavin van hare harts
tochten, altyd sluw en op harö hoede, begaafd
met een onfeilbare scherpzinnigheid en vol
maakten tact, was zy een vrouw om te be
wonderen en te vreezen. Paraliso, die haar
beter dan iemand anders kende, zei, dat zy
in staat was, tiles op te offeren aan haar
eerzucht; en hy oordeelde juist. Zy was ge
boren om te regeeren, en de zwakheid harer
sekse bestond voor haar niet.
Men kan gemakkeiyk bogrypon, welk een
ongelukkige toekomst Richborough zichzelven
schiep door zulk een vrouw te beminnen.
Galant en vurig, waande hy in den ysberg
ook een warmte te kunnen wekken, die be
antwoordde aan zyn hartstocht; maar het
was dwaas, over zoo iets te droomen. Zy
zag in hem een bruikbaar speelgoed en ver
bond hem aan hare belangen, door hem in
den waan te brengen, dat ze niet doof bleef
voor zyn zuchten; maar haar hoofd bleef
meester over haar hart, en zy zou hem met
genoegen gedood hebben, als zy daardoor den
troon van Busk had kunnen winnen.
Paradiso zag hoe de jonge man werd mis
leid, en ondanks zyne toewyding voor de
prinses, kon hy niet nalaten Richborough
wenken te geven, dat hy zich vergiste door
het onmogelyke te hopen. Maar de hertog
sloeg daar geen acht op. Hy zag in Julia
De Lusignan de volmaaktste van haar sekse,
en hy hoopte, dat, als hy haar een troon gaf,
zy hem met een hart zou beloonon. Hy kende
de vrouw niet, met wie hy te doen bad.
't Behoeft niet gezegd te worden, dat prinses
Julia verrukt was een ryken volgeling als
Wilfred te krygen. Tot dusver was geld
gebrek het grootste struikelblok geweest by
al hare plannen, maar nu zy kans had, oen
millioen pond sterling te krygen, meende
zy en terecht dat het grootste leed go-
leden was. Geweld kon ongetwyfeld veel doen
by het heroveren van baar troon; maar macht
kon meer, en zy was het met Püilippus van
Macedonië eens over de macht van het goud.
Het handjevol avonturiers, die nu Busk
regeerden, was geenszins onomkoopbaar, en
met een verstandige uitdeeling van fooien
zou men een heel eind komen om hen van
republikeinen te bekeeron tot royalisten. Als
die verandering had plaats gehad, zou zy
uitgeroepen worden als koningin, en dan
nu, degenen, die do hartvochtige natuur van
prinses Julia kenden, konden wel gissen, dat
zy zich bitter zou wreken op do verraders,,
die hun diensten voor geld veil hadden.
Dit was dus de vrouw, die voorzat by de
vergadering in het huis op Portman-Square.
Zy zat in haar salon, omgeven door hare
vrienden, en luisterde naar de verschillende
meeningen over het voorgenomen plan. Zelfs
in de ballingschap hield zy haar koninklyken
staat op, en eer zy het sein gaf, durfde nie
mand in hare tegenwoordigheid gaan zitten.
Zy was de eenige vrouw in den kring en
gedroeg zich als een koningin; 't was of zy
een staatsraad presideerde, in plaats van als
onttroonde vorstin wanhopige plannen te be
spreken met een dozyn avonturiers. Meesten
tyds zweeg zy, maar nu en dan wierp zij een
woord in het gesprek, waaruit bleek dat zy
volkomen de verschillende meeningen van hare
devote aanhangers begreep. Ieder, die het
woord tot de vergadering wenschte te richten,
rees op. {Wordt verv*:gd.)