PERSOVERZICHT. lil het Noord-Br abantsch Dagblad schrift „H :rry" ovor minimu m-1 oon: Het ontbreekt niet aan vrienden des volks, die van niets andera den mond vol hebben dan van minimu m-1 oon en maximum- w erk t\i d. Geen wonder, dat zulken toejuiching ver werven. 't Is dan ook oen dorado in den volsten zin des woords: „weinig werken en veel verdienen". Het „haast je maar langzaam" en het „doe maar met meer dan ge doen moet" wordt er geïncarneerd. Als een echte volksvriend die leuze aanheft en er dan slag van heeft om een dikbuikigen, welgedanen, vetgemesten kapitalist in een bespottelijk daglicht te stellen of wel hem hatelijk af te malen, als een vampyr of bloed zuiger, die leeft ten koste van het zweet en bloed van den werkman, dan heeft zulk vuur werk effect, dan ontbreekt het niet aan toe juichingen. Dat er wel wat, zelfs veel, voor te zoggen valt, dat de overheid den werkman beschermt, is vroeger reeds door ons verdedigd; we toon den ons geen vijanden van de proefnemingen, door den Amsterdarascbon Gemeenteraad ge nomen, en juichten het van ganscher harte toe, dat onlangs in den Bosschen Raad zich een stem verhief tegen het aanbesteden van work- uron, omdat dit op niets andors uitloopt dan exploitatie van den arbeidor; maar.... alles goed en wel beschouwd, moet men nu niet beginnen te dwepen met dat minimum loon, want het kon wel eens een schadepost worden, juist voor den werkman. Laten wij nu eens kalm de zaak bezien Sedert 1870 is er in de meeste vakken oen stijging van loon waar te nemen; we staan wel niet meer op de hoogte van vóór een tien jaren geloden, maar toch verdienen timmer lieden, metselaars, schilders on anderen nog moer dan voor vijf en twintig jaar. Verbetering in dit opzicht is dus een feit en doet de vraag rijzon, of reeds overal een navolging gewenscht is van hetgeen de Amsterdamsche Raad pro beerde door een bepaling op te nemen, die voorschreef dat aannemers een dubbele opgave moeten doen: lo. met on 2o. zonder minimum- loin Aldaar toch bedroeg het prijsverschil bij 14 verschillende aanbestedingen slechts go middold 2 17 pet. Mag men hieruit nu niet eenigermate afladen, dat het vastgestelde minimum al hooi weinig afweek van het loon dat gewoon lijk werd uitbetaald? In het tegenoveigdsteld geval had het verschil toch aarimorkolyk grooter moeten zijn. Vooral, daar de bedoelde 14 ambesteding. n een som van 4 ton gouds bedroegen. Bestaat dit verschil voor do hoofdstad, waar een overvloed van werkkrachten steeds voor huiden is in de meeste plaatsen zal dit niot hot geval zijn, zeker niet wat de ambach ten betreft; en.... de losse werkkracht, als wij zoo de niet-ambachtslieden mogen noe men, moet men hur buiton rekening laten, daar naast over vlood van aanbod er by hen geheel gemis van kennis on bekwaamheid i?. Een alleszins bekwaam ambachtsman kan men toch niet gelijkstellen met een onont wikkeld arbeider, die niets anders heeft dan zijn lichaamskracht, om aan te bieden? Men kan zelfs niot alle vakgenooton op óóri lyn stellen, want een degelijk ontwikkeld man met voldoende vakkennis is toch veel meer waard voor een patroon dan een zoogenaamde beunhaas of meeloopdr. by hot eischen van oen minimum loon zal si cuds de werkgever acht slaan op krachtige, gezoado, bekwame, dus volkomen bruikbare werklieden, en geen andoren zal by genegen n aan te nemen, want by zyn berekening moet hy met dezulken rGkening houden, daar op onbekwamo goon peil te trekken valt. Vraag nu eens tegenwoordig aau een patroon hoe het staat mot do vakkennis en bekwaam heid van het werkvolk Het antwoord zal u tegenvallen, dat verzeker ik u. Er zyn meer martelaren dan apostelen, zegt het spreek woord. Als oon patroon tegenwoordig een werkman moet hebben, die kennis aan ervaring pi.irt, dan mag hy wel een tweede Diogenes worden in do straton van Athene. 'c Is treuri.r, dat mon zulke waarheden neer moet schryven, maar hot is niot anders. Veel meer dus dan door Staatsbemoeiing of welke kunstmiddelen ook, het loon op te dryvon, z\jn wy er voor, om den ounigen wog to bowandolen, die tot workelyke opbeu ring van het handwerk voeren zal: de deugdolyko opleiding van don werkman, zyn thooretisohe en practische ontwikkeling, die hem in staat zal stellen eeu hooger loon waard to zyn. Laat do werkman op de eorste plaats en alleD, dio het goed mot hom meenen, beginnen mot weder den ouden werkmansstand in het leven terug to roepan, zoover dit mogeiyk is in onze dagen. Onvoldoende, halvo kennis is een grooto factor, dio werkt in het nadeel van don arbeider. „De arbeider is zijn loon waard," staat er goschroven. Hiermede wordt bedoeld de man, dia goven kan, wat naar billy kheid van hem govordord mag worden. Het loon voor den a beid moet en mag geen aalmoes zyn, het moet niet gegeven worden uit medelyden voor vrouw oa kindoren, die om onderstand vragen. Hot loon is do prys voor den arbeid, het wordt verdiend en is een rechtmatige vergoeding voor hetgeen gobodon wordt. Mail*.„alle waar is naar zijn geld" is oen woord in den volksmond; welnu, laat vooral hot werkvolk, de arbeider zorgen dat zyn ,waar" inderdaad voel geld waard is, door goede waar te zyn; dan zal het loon wel zelden benedon het minimum dalen, dat noo- dig is voor het levensonderhoud van een matig, rechtschapen arbeider. De Standaard kwam zooals we in ons Overzicht van verleden week hebben vermeld op voor de belangen van het platte land en achtte do steden boven het platte land in hooge mate bevoordeeld. Tegenover do Kamers van Koophandel staan geen Kamers van Landbouw. De Landbouw- maatschappyen, waarin de heeren den doorslag geven, beheerschen het platteland. Aan wie de schuld? vraagt de Arnhemsche Courant. De bestuurders kiezen toch zich- zelveL niet. Daarna merkte De Standaard op: „Oorlog verteert alles in de steden. Marine evenzoo. Buitenlandsche Zaken, by ruil tegen de vreemde diplomatie en consulaten, geeft al zyn geld in de steden uit. Justitie doet, een enkel kantongerecht uit gezonderd, desgeiyks. Koloniën, voor zooveel het hier te lande verteert, doet niet3 andors. Rijksgebouwen van aanbelang worden byna alleen in de stedon gebouwd. In do steden worden alle hooge traktementen en schier alle pensioenen van aanbelang verteerd. Hoogor en middelbaar onderwys huist in de steden. Do departementen van algemeen bestuur, de groote provinciale bureaux, de groote administration, kortomheel het bestuur, waar groot geld mee weggaat, vindt ge in de steden." Hoe De Standaard in deze toestanden ver andering zou willen brengen, zien wy niet good in. Men kan toch den Hoogen Raad niet in Rucpben plaatsen of het Hoog Militair Gerechtshof in Ubach, over Worms? zegt de Arnhemsche Courant. Dat de hooge traktementen in de steden verteerd wordon, ligt toch in den aard der zaï-k: de hooge en andore staatsambtenaren moeten dagelijks op hunne bureaux zyn en kunnen niet in verwijderde dorpen wonen. Dat zy, dio pensioen genieten, vaak maar volstrekt niet altijd in de steden biyven, geschiedt onafbankelyk van de Regeling. Ook de universiteiten moeten in de centra van do bevo'kmg zyn, en kunnen niet in Zeouwsch-Vlaanderen of de Langstraat worden govMti .<1, on gymnasión of Hoogero Burgor- i-choUn zouden op de Vol uwe on in do Poel niet veel leerlingen vinden. Het li;t in den aard der dingen, dat in de 8töd«n de uitgaven van die strekking voor- komon en geenszins aan partijdigheid van 's lands Restoring. Maar De Standaard vergeet één ding: dat do voeding van het geheele volk byna uit sluitend geschiedt door 'net platteland, hetwelk er de voordoe en van trekt. Het graan en de aardvruchten wordon er verbouwd, het vee gefokt, de zuivel daar bereid; de visch gevangon. Do steenen voor do Rijksgebouwen worden gulovord door de fabiieken aan do oevers onzer rivieren; turf en hout zyn niet uit de 8t< alk": 1-,* en do bii.nenlaudsche scheep vaart rocrureert bare menschen grootendeels uit de plattelandsbevolking. Op do klacht van De Standaard valt dus wel wat af te dingen. In De Gemeentestem deelt iemand mede dat in zyn gemeente eenige personen sedert oen paar jaren aangeslagen In den hoofd omslag zyn, doch doz9 posten worden door den deurwaarder jaar op jaar als oninbaar verklaard, alléén omdat die personen op kamers wonen en beta ing weigeren met do opmerking: „Ge doet my toch niets." Zoodoende, zogt de inzender, komen per sonen, die bost kunnen betalen, vrjj, en gèat van het prestigo van den gemoente-o:it*anger veel verloren, en hy voegt daaraan toe: Gaarne vernam ik daarom, op welke manier genoemde personen tot betaling kunnen worden genood zaakt. Is u met my van gevoelen, dat, indien do deurwaarder gaat opschrijven en de huisheer bowoert dat sommige der opgeschreven voor werpen niet aan den commensaal, maar aan hom toebehooron, de ambtenaar kan volstaan met te zeggt-n: dat hy (do huisheer) dan eerst maar moet bewyzsn dat het zijn eigen dom is? Anders zal by overeenkomst tus- sclien commensaal on huisheer niets aan den eerste en alles aan den tweede behooren, weshalve men nooit iets zou hebben om in beslag te nemen. In antwoord daarop schrijft do redactie van De Gemeentestem: De belasting van kamerbewoners behoeft lang niet altyd oninbaar verklaard to worden. Vooreerst kan men hun op hun kamer een garoiealre zenden (ofschoon hieromfcfcent ver schil van gevoelens bestaat), maar bovendien staat de omstandigheid, dat de nalatige op kamers woont, aan do executie van een evon tueel dwangbevel niet in den weg. Do deurwaarder i3 bevoegd alle voorwerpen in do kamers van den belastingschuldige in beslag to nemen,- en de bewyslast van aan spraken, die do huisheer beweert to hebben op goederen, in hot beslag begrepon, rust alsdan, ingevolge art. 16 der wet van 22 Mei 1S45 (Stsbl. No. 32) op dezen laatste. Iti een Haagscben Brief aan de Prov. Gro ninger Crt. wordt o. a. het volgende gezegd: Wat zullen de mannon van letteren, die ook als redenaar vermaardheid verkregen hebbeD, op den uitkyk zitten naar eane uit- noodiging ten hove! Nu professor Chan- tepie de la Saussaye en onze populaire Wo ruméu8 Buning zich beiden ten paleize hebben doen hooren, zullen natuurlyk velen, die zich- zelven voor een dergeiyke onderscheiding aangewezen achten, in gespannen verwach ting zyn. Of deze eerste avond de inleiding zal wezen van eene reeks letterkundige soiré.kan eerst later blyken, maar wel is het aan ons ko ninklijk hof een eenig verschijnsel, dat men twee vaderlandsche schryvers uirgenoodigd heeft voor een dergelijk publiek hunne gaven ton toon te spreiden. Van Willem II is het bekend, dat hy een enkelen Nederlandschen schilder wel eens ten hove ontving. Willem III was op een zeer vertrouweiyken voet met de schilders N. Pieneman, Herman Ten Kate, Rochussen en Van Borselen, met musici als Liszt, Van der Does en Gounod; maar vader landsche schryvers werden niet uitgenoodigd, om, als vroeger op den Wartburg, met hunne heerlyke talenten het geheele hof in vervoering te brengen. Van één dichter uit dien tyd herinner ik my alleen, dat hy eens eenige dagen de gast van koning Willem Ifl op Het Loo was, en dat wel van Elliot Boswell, den fijnen sati ricus, dio reeds op 42 jarigen leeftyd heenging. De koning had de woorden eener cantate gehoord, door Boswell te zijner eero geschre ven, en was zoo ontroerd geworden door toon on inhoud, dat Z. M. na de uitvoering Boswell op Het Loo te logeeren noodigde. Nu was onze dichter, die in het maatschappelijk leven de betrekking van referendaris aan het departe ment van koloniën bekleedde, als 't ware ge knipt om in die voor hem nieuwe wereld een goed figuur te maken. Z. M. ontving hem aller aangenaamst, was do onderhoudendste gast heer, dien B. ooit ontmost had, en zat op zieren avond te schateren van 't lacher, toon Boswell den koning en diens kleine om geving oen zyner pikante, ondeugende cou pletjes voordroeg. Grappig was de my meegedeelde byzonder- heid, die Boswell toen echter in verlegenheid had gebracht. Eens na d n eten in een belendend tuiDvertrek do mokka gebruikende, presenteerde de koning Boswell, maar hem alleen, oen Havana-aigaar. Het gevolg kon toekijken! En zoo zaten koniDg en dichter heel gezellige wolk jus van de geurigste tabak om zich hewn te vernproiden, terwyl adjudanten en kamerheren lijtMyk toezagen en zich met den geur tevr«d-n konden stellen 1 Japob Van Lemwp hooft ook wel op Het Loo g-logie d. Er is zelfs nog eeneanekdoie in omloop, dot Co Van Lennep, de étiquette met voeten tredende, aan tafel het woora vroeg, oen schitterenden dronk aan het Huis van Oranje wijdde en eindigde mot in zyne op /owondenheid den koning do hand te bieden. Z. M. verloor geen oogenblik zyn pliciit als gastheer uit hot oog, ma;.r denzelfden avond nog geweid den schrijver van den kamerheer van dien&t de tyding, dat zyn logeertyd ge ëindigd was. Doch van vaderlandsche „beaux esprits" een letterbanket ten bate eener uitgelezen schare te vra.cn, dit is het eerst door koningin Emma ten uitvoer golegd. Als koning Willem III in zUn paleis in hot Noordemde „soirées artiatiqivs" gaf, waren hot de koninklijke pensionnairos, die proeven van hunne letter kundige voordrachten on muzikale talodten aanboden. De letterkundige was schering en inslag uit den vreemde: Racmo, Mo .c o, Maiivaux of Corneille, en de muzwk eveneens. Doch wy zün nu een heel eind verder 1 Wat dr. Beynen, uit Arolsen teruggekeerd, zegevierend voorspeld®: dat wy in de jonge koningin oene vrouw zouden leeren kennen en hoogelyk waardneren van groot verstand en zeldzamen tact, wordt dagclyks meer en meer bewaarheid. De Haagsche correspondent van de Arn hemsche Courant schrfift: „Aan het Ned»rlan®sche Hof heeft altoos oeno grooto zuinigheid op het punt van den tyd goheerscht, die ook na den dood van Willem I in het oog gehouden schijnt te zfin. Dit laat ste maak ik op uit het bericht van den dezer dagen ten Hove gehouden „kunstavond, zooals de hofiakei, die het bericht aan do dagbladen bracht, de receptie schijnt gedoopt te hebben, en waar een Amaterdamsch professor en een Nederlandsch novellist de gasten „een korten tyd" hebben bozig gehouden met do voordracht van stukkon. Als men echter in aanmerking neemt, dat de professor de hoog geplaatste hoorders over het Boedhisme ondor- hield, maakt deze bepaling van tyd een eenigs- zins vreemden indruk, en gaat men allicht vragen of oon ander onderwerp zich niet betor naar de korte spanne tljds zou gevoegd hobboD. Ik zal niemand met opzet laag taxeeren, en kan dat allerminst ten opzichte van de gasten, dio gemeenlijk de soiré93 ten Hove by wonen, maar, allon booordee'.onde naar myzolf, duif ik wel wodden, dat de hoorders de traditionele tion minuten liever gewyd hadden gezien aan een ander onderwerp, desnoods ook uit het onafzienbaar veld van de theologie. „Ik spreek van de traditioneele tien minuten, omdat dit de gewone termyn was, in het hofleven voor verschillende zaken vastgesteld. Vóór hot tweede huweiyk van Willem IN, toen do Koning dikwyla in de uiterste onge zelligbeid, in eenzaamhoid, een zoo te zeggen geïmproviseerd middagmaal gebruikte, werd daarvoor niot meer tyd beschikbaar gosteld, on binnen diezelfde grenzen werd de wel sprekendheid beperkt van den hofprediker, die in de Groote Kerk te Delft eene rede moest houden by de begrafenis van de loten van den ouden Oranjestam. Het moet aan dominee Van Koetsveld wel eens moeilyk gevallen zijn, dat aanpassen van alle overleden Prinsen aan dezelfde tydmaat, eene soort van zinne beeldige toespeling op de gelykmaking door den dood." De positie der machinisten by onze marine heeft herhaaldelijk aanleiding tot klachten gegeven. De vraag of de machinist tot het officierscorps moet behooren, is meer dan eens ter sprake gebracht, o. a. reeds in de Kamerzitting van 1869, doch tot nu toe zonder gevolg. Evonmin hadden de machinisten succes, toen zy officiéél by den Minister aan drongen op lotsverbetering. In 1894, by de instelling derKonir.klyke Marine-reserve, kwam de vraag ter sprake: de machinisten der particuliere stoomvloot zyn „officieren", hoe kunnen zy dan onderofficieren zyn, als zy tydelyk by de marine komen? Tal van stukken zagen, naar aanleiding hiervan, het licht en opnieuw klinkt het verzoek: het corps machi nisten op te nemon in het état-major. Het zyn dezelfde klachten van vroeger, over „mis kenning", „vernedering", „depreciatie" en dergelijke, en de toon is ver van aangenaam. In Het Nieuws van den Dag zet de heer Mac Lood dit alles uitvoerig uiteen, om tot de conclusie te komen, dat de machinisten zichzelven meer na- dan voordeel doen. Hy acht het jammer, dat een corps, zooveel kundige en achtenswaardige mannen tellende, en dat zooveel waardeering verdient en ook geniet, zich voortdurend zoo aanstelt alsof het verguisd en verdrukt wordt. Bestaan er dan geen redenen, geen oorzakeD voor den toestand, die hen zoo hindert? Is de zaak niet ook van eene andere zjjde te beschouwen? Geschiedt hun waariyk onrecht? Dit zal de schryver later nader bespreken. Een bericht, voorkomende in het Balaviaasch Nieuwsbladwaarin troepenversterking op A t j o h in vooruitzicht wordt gesteld, met de byroeging, dat ook de Regeering van de noodzakelijkheid overtuigd is, geeft het Haagsche Dagblad aanleiding nog eens aan te drmgen op beëindiging van den oorlog met Atjeh. Vermeerdering van troepen zou het een stap op dien weg achten, daar de weg van pacificatie niet de juiste blykt. In een door het blad uit Indië ontvangen schryven wordt te kennen gegeven, dat men bet diep zou betreuren, als generaal Deykerhoff uit Atj h werd teruggeroepen. Hy toch zou bij uitnemendheid de man moeten worden gerekend, in staat om een nieuw verzet te fnuiken. Al is hy niet, wat men noemt een „vechtmajoor", die uit louter liefhebbery naar 'c zwaard zal grypen, toch zou hy voor oen energiek militair optreden niet terugdeinzen. Het is geen voorliefde voor militaire operatie, die het Dagblad tot krachtig optreden dry It. Eenmaal den oorlog begonnen, betreurt het blad het, dat men indertyd, hoewel de teekenen zorgwekkend bleven, van een blyvend veer krachtig militair handelen een zachteren weg insloeg. Wellicht is het tydstip thans gunstig om ons Atjrdi-stelsel opnieuw aan een zeor ernstige overweging to onderwerpen. 't Omzetten van den oorlog in een vrede, zonder dat de vyand ten onder is gobracht, acht hot blad zelfbedrog en mis- 1 tiding. Naar aanleiding van de motie-Tydeman ten gunste van het maken van de telephoon tot oon tak van Staatsdienst dus naasting van de door particu lar en aangelegde telephoonnet- t o n heeft het Handelsblad dezer dagen aangemerkt, dat wy wel een wet noodig hebben tot regeling van tal van burgerrech t^lyke vraagstukken, alsook tot afbakening van de verhouding van de telephoon tegenover h-.t openbare belang. Zou het, vraagt het Rdbldbyv. niet ge- weuscht zyn op het stuk van „intercommunaal telephomverkeer" een algemeene rogeling te maken, die dit vorkeer meer dienstbaar maakt aan hot algemeen belang? „Zullon niet op d®n duur bepalingen Doodig blyken, die in breuken op don persoonlyken eigendom ten cieusto van den aanleg van telephoonlynen vergunnen, natuuilyk tegen vergoeding van werkalyk geleden schade? Zal zich niot do betiosfte doen gevoelen aan oen regeling der gevolgen van psr telephoon gemaakto over eenkomsten? Zal den telephoonbeambte niet evenzeer als den tolograafb9ambt9 do ver plichting tot geheimhouding uitdrukkelyk moeten worden opgelegd ten opzichte van hetgeen hy in zyn betrekking verneemt?" Maar in aanleg of exploitatie van een telephoonnet van Staatswege ziet het Hdbld. op dit oogenblik geen byzonder heil, al sluit hot do mogelijkh id niot uit, dat de telephoon, vooral op het stuk van intercommunaal en internationaal verkeer, zulk eene belangryke rol in de maatschappy gaat vervullen, dat de Staat zelf de exploitatie zou moeten ter hand nemon. Het Hdbld. gelooft dan ook niet, dat de motie Tydeman veel kans heeft van aange nomen te worden, al ware het alleen wegens de onbillijkheid, die er in gelegen zou zyn, zoo de Staat, nu na vyftien jaren do parti culiere ondernemers winst blyken te behalen, do netton zou naasten. De Staat, meent het Hdbld., noemt tcch een te hoog standpunt iu, om aldus zy i onderdanen de kastanjes uit bet vuur te lat n halen. Met den schryver van een onlangs ook door ons vermeld vlugschrifr, die zich achter don schuilnaam van mr. E. L. Ectron ver bergt, is het Hdbld. het wel niet eens, dat de telephoon als Staatsmonopolie enkel een schadepost voor onze schatkist zuu zyn. Maar zyn grondgedachte, nl. dat de telephoon niet in de eerste plaats oen Rykemaar een ge meentelijk belang is, heeft voor het Hdbld. veel aantrekkelyks. Zoolang de gemeente er haar voordeel in ziet concessie voor een telephoonnet te verleenen, of wil zy zelve de exploitatie ter hand nemen, dan is dit haar zaak. Het Hdbld. doet voorts nog uitkomen, dat ook volgens mr. Ectron de wetgever alge meene regelen moet stellen, waaraan elk ge- meentelyk net in aanleg en bediening voldoen moet, opdat de aansluiting aan intercommunale lynen mogeiyk en uitvoerbaar zy. Doch cfie aansluiting zou het Hdbld. verplicht gestold willen zien. De toekomstige telephoonwot zou byv. kunnen bepalen, dat elk communaal net en om misbruiken te voorkomen zou een K. B. uitdrukkelyk de gemeenten kunnen aanwyzen, waarvoor de regeling geldt aan gesloten dient te worden aan intercommunale verbindingen. De Regeering zou dan den plicht op zich moeten nemen die verbindingen aan te leggen, terwyl zy de exploitatie zou kunnen verpachten op de wyze ongeveer zooals thans geschiedt. Aan De Telegraaf wordt uit Oostwold ge^ schreven Winschote-ns afgevaardigde ter Tweede Kamer, de heer B. L. Tydens, krygt voortdurend bittere pillen van de kiezers, die hem afvaardigden, te slikken. Hy wandelt niet op rozan. Nu eens gewordt hem de vraag, of het niet hoog tyd wordt, zyn mandaat in handen zyner kiezers te stellen, dan weer werpt men hem de naïeve vraag voor de voeten, wanneer hy eens weer eene vergadering, ter zyner verantwoording, wil gaan belegge®, zooals hy noodig oordeelde, toon hy, den draak stekonde met alles wat parlementair ma£ heeten, den Minister ronduit een acteur noemde. De grieven tegen den radicaal-liberaal zyn vele. Yan de laatste dagteekening zyn deze Het heeft vele kiezers ten hoogste verwonderd, dat de „volksman" T., toen weer zoo'n ge weldige aanval op de beurzen der belasting plichtigen de millioontjes voor de nieuwe geworen gedaan werd, voor de behartiging van eigen belangen en die zyner medeland bouwers uit de buurt, nl. het aankeopen van een Hackneyhengst in Engeland, afwezig wae, maar wc-1 zorgde op zyn post te zyn, toen het de vraag betrof, der natie al of niet duur brood te bezorgon, en niet om voor den vry- handel in de bres te springen, maar wel, om het voor de heereboeren in het Oldambt op te nemon. Deswege is hem weer het volgende speldeprikja geworden: Een telegram, door burgerkiezers uit Winschoten afgezonden: „Hoora, geen graanrechten 1" INGEZONDEN. Mijnheer de Redacteur l 't Was te verwachten dat voor het bouwen van de feesttent het Van-der Werf-park weder gedurende goruimen tyd voor hot publiek zou worden afgesloten. En toch, telkens als dat schrikbeeld my voor den geest kwam, was er ook weer een stem in my, die herinnerd® aan het spreekwoordnieuwe- heerennieuwe wetten. „Wie weet, dacht ik, „of de tegenwoordige burgemeester hierin geen verandering zal brengen." By de lezing van Uw blad van gisteravond, waarin o. a. voorkomt, dat na de aanbesteding op 1 April direct met het zetten der schutti»g zal worden begonnen, bleek die heimelijke hoop ovenwei een hersenschim te zyn geweest. We zullen dus ons park weder voor minstens drie maanden moeten missen, en dat juist het mooiste gedeelte van het jaar. Is dat wel noodig? Als men bevreesd is dat balddadi/heid of wat ook den bouw kan hinderlijk zyn, waarom dan niet alleen dat gedeelte, w^ar de tent verrijzen zal, omheind, om later, als de tyd daartoe gekomen is, het geheelo park af te sluiten Dit zal zeer zeker eenige meerdere kosten mot zich brengen; doch zouden de tevredenheid en dankbaarheid van velen onzer stadgenooten daartegen niet ruimschoots opwegen? En dan, schoon dit nu mosterd na den maaltijd is, waarom de wintermaanden niet gebezigd voor het bouwen der tent? Niet alleen, dat er dan weinig van het park gebruik wordt gemaakt, h-.t zou bovendien aan de werkeloosheid eene kleine tegemoetkoming zyn geweest. Onder dankzegging voor de verleende plaatsruimte: Leiden*, 29 Maart 1895. V. N. In gemeenten, waar geen Agentschap van het Leidsch Dagblad is gevestigd, wordt het Dagblad gedurende 13 weken alléén des Zaterdag-avonds toegezonden, tegen toezending van 40 Cents.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1895 | | pagina 14