N°. 10766.
Donderdag SS Maart.
A". 1395,
feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Tweede Blad
PERSOVERZICHT.
Feuilleton.
DE TOOVERRIRSC.
LEIDSCH
DAGBLAD
PRIJS DEZER COURANT:
Yoor Leiden per 3 maanden- 1.10.
Franco per post1.40.
Afzonderlijke Nommers0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Yan 1 6 regels 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. Grootere
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad
wordt 0.05 berekend-
Officieel© Kennisgevingen.
De herijk der maten en gewichten zal in do
gemeente Woubrugge plaats hebben op Maandag 8
Aj-ril a. e., *8 voormiddagB van 10 12 uren en
'a namiddags van 1 3 uren, en op Dinsdag 9 April
d. a. v., 's voormiddags van 9l/g12 uren en 's namid
dags vau 1—Sl/9 uren, in de zaal van den heer
Guldc-mond in het dorp. Het goedkeuringsmerk, do
letter in den gewonen eohr\jfvorm, zal geldig zijn
tot den eersbvolgenden herijk in 1897.
De Middelburgsche Courant ziet in het be
handelen van allerlei quaesties inde Kamer
door middel van moties geen nut. Meer
bepaaldelijk doelt het blad thans op de m o t i e-
Heldt en is het met het Handelsblad eens,
dat men van de plannen der Regeering te
"weinig weet, om te kunnen zeggen, dat
z\) op den verkeerden weg is, wat men
toch met de motie bedoelt. Yan een
Staatscommissie tot onderzoek van het vraag
stuk der pensioenregeling, zooals de heer
Heldt wenacht, verwacht de Middelburgsche
Courant in de eerste jaren luttel heil. Iets wat
wij ten volle beamen: vooreerst omdat wij
nog schier nooit eenig practisch resultaat
hebben gezien van Staatscommissies, maar in
dit speciale geval, omdat voor een ter hand
nemen van de quaestie in binnen- en buiten
land materiaal te over voorhanden is en de
wenschen en begeerten dergenen, wien het
aangaat, genoeg bekend zijn, zegt Het Centrum.
Doch de Middelburgsche Courant heeft tegen
de motie-beweging nog een ander bezwaar.
Het blad schrijft nl.
Het streven, dat zich thans in onze ver
tegenwoordiging openbaart om op die wijze
de Regeering te dwingen op een weg, die,
naar men meent, tot eeD goed einde kan
leiden, schijnt ons de mtfl- op zöven. En de
eenige nuttige zijde van al die pogingen, thans
zoo onschadelijk, omdat er toch zoo weinig
ander werk valt te verrichten, is, dat daar
door meer en meer aan het licht komt het
niet te loochenen feit, dat wij met onzon par
lementairen wagen op een verkeerd spoor zijn
geraakt.
Het ia thans, in plaats van een krachtig
bestuur, een wankelende regeering, die telkens
en telkens weer gevaar loopt een onverwachten
stoot te krijgen, welke haar bestaan in gevaar
of de Kamer zelve in een moeilijk parket brengt.
Dit alles is de schuld van den ongezonden
toestand, waarin wy op dit oogenblik ver-
keoren.
De volksbelangen dringen zich meer en
meer op den voorgrond; het valt niet te
ontkennen, maar Regeering en Kamer leven
tegenover elkaar in eene afwachtende houding.
De laatste wil de eerste dwingen en dringen
met zachten drang, maar waar van boven af
gem kracht kan uitgaan, baat die drang al
zeer weinig.
Hoeveel verder zouden wjj geweest zijn,
als men een jaar geleden anders had gehan
deld! Toen had men een krachtig ministerie,
dat wist wat het wilde en van onder af
wilde beginnen, om den grondslag te leggen
voor een vertegenwoordiging, bij wie de volks
belangen een warm hart en een willig oor
hadden gevonden en waardoor vanzelf dan
een kabinet zou zjjn in 't leven gekomen, dat
zonder aansporing geleidelijk den goeden weg
zou hebben bewandeld.
Van onder op moeten de kracht en do
aandrang komen; eerst dan geraken wij van
zelf op den practischen en degolijken weg.
Nu zal het nog geruimen tijd duren vóór wij
daarop belanden.
"Wij gelooven dat zelfs de grootste tegen
stander van het kiesrechtplan van den oud-
minister Tak van Poortvliet nu wel
zal inzien, dat hij het bij het rechte eind had.
De ervaring van het eerste jaar na het mis
lukken van zijn arbeid heeft reeds bewezen,
hoezeer wij achteruit zijn gegaan en in menig
opzicht tot stilstand gedoemd.
De tijd zou dan meer dan waarschijnlijk
niet behoeven te zijn besteed aan nuttelooze
moties; de lucht ware dan gezuiverd en de
gelegenheid tot vruchtdragenden arbeid ge
opend.
Zooals men weet, hebben tal van werk
liedenverenigingen hare adhaesie betuigd
met de motie-H e 1 d t. Reeds nu echter kan
worden nagegaan, dat er zich daartegen
bezwaren zullen verheffen van zoo verschillend
slag, dat voor aanneming de kans niet zeer
groot is, zegt Het Centrum.
De bekende m o t i e-H e 1 d t, strekkende
om het benoemen eener Staatscommissie uit
te lokken, die zal onderzoeken op welke
grondslagen een pensionneering van
werklieden behoort te geschieden, geeft
De Gelderlander de volgende opmerkingen in
de pen:
Het liever een half ei dan een ledige dop,
schijnt de heer Heldt vergeten te hebben.
Er zijn in theorie, natuurlijk, verscheiden
stelsels van arbeiders-pensionneering; doch
wij staan hier, wat de practyk der tookomst
betreft, slechts voor drie stelsels:
Het systeem van het Ministerie, waarbij,
in den trant van de Rijkspostspaarbank,
overal voor den minderen man de gelegen
heid wordt geopend om op secure wijze zijne
spaargelden te deponeeren en daar te laten,
met het oogmerk, om later, op 65-jarigen
leeftijd bijv., van Rijkswege een pensioen te
genieten
het systeem van een aantal werklieden-
vereenigingen ten onzent: de pensionneering
van den ouden werkman door den Staat,
zonder dat hijzelf daartoe iets heeft bijge
dragen en zonder dat ook zijn patroon of
afwisselende bazen daarmede zijn gemoeid;
het Duitsche systoem eindelijk, waarbij de
werkman gelijk de ambtenaar een gedeelte
van zijn inkomen geregeld afzondert als bij
drage tot het pensioenfonds, de patroon ten
behoeve van zjjn dienstpersoneel hetzelfde
doet, en het Rijk bijwijze van subsidie het
ontbrekende aanvult.
Van de lyfrentenbank willen wij voorloopig,
totdat wij het ontwerp der Regeering ken
nen, niets anders zeggen dan dat wij ze be
schouwen als een flinken stap in de goede
richting van werkliedenpensionneering, niet
als definitieven maatregel. Immers, over het
algemeen verdient de werkman niet genoeg,
om zooveel ter zijde te leggeD, dat hij zich
daardoor later een pensioen verzekere, waar
mede hij op zijn ouden dag kan rondkomen.
De spaarduiten van den arbeider moeten
maar al te dikwerf in den winter worden
opgeteerd, en het weinige, dat dan overschiet,
zal niet voldoende wezen om hem een lijf
rente te bezorgen, waar hij iets aan heeft.
W\j spreken van een massa der werklieden;
daar zijn er, natuurlijk, velen, die, gebruik
makende van de lijfrentenbank, zich een voor
hun stand flink pensioen zouden kunnen ver
zekeren.
Wat het 8ysteem-Heldt aangaat, om het
zoo eens te noemen, daaraan kleven naar
ons oordeel tal van bezwaren. In algemeenen
zin op de eerste plaats dit: de Staat is ge
roepen het gezag, de orde, den geregelden
gang der openbare zaken te handhaven, te
waken voor rechtvaardige uitoefening der
justitie en indirect do algemeene welvaart
te bevorderen; maar hij mag bij wetgeving
geen verwachtingen opwekken, die hjj op
den duur niet bevredigen kan, gelet op de
draagkracht der ingezetenen, die geen werk
lieden zijn, in het opbrengen van belastingen.
Er mag wel eens herinnerd worden aan
de woorden van bet Duitsche Centrumslid
Yon Hertling, toen in den Rijksdag de ont
werpen ten behoeve der arbeiders aan de
orde waren„Ik ook wensch toe te passen
wat er waars en practisch is in de sociologie
ik erken dat tot nu toe de wetgeving niet
genoeg heeft gelet op de hiervoor in aan
merking komende behoeften van den ambachts
stand; ik juich het toe, dat de Regeering
niet langer deze zaken ïydelilk aanschouwt,
maar handelend wil optreden. Men neme zich
slechts in acht de juiste maat niet te o ver
scheden en met het doei een gevreesde
volksbeweging te voorkomen juist voor zulk
een beweging den weg te banen, geiyk het
koningschap in Frankrijk op het laatst der
vorige eeuw deed. Niet door eenzijdige ver
sterking van het centraal gezag wordt de
maatschappy beter en rustiger, doch door de
verstorking der verschillende standen en groe
pen, door een machtigen adem, die geheel de
natie doorstroomt, ze in staat stellende zich
zelf overal naar vermogen te redden, een
adem, die al de geleidingen van het volks
organisme staalt."
Ten aanzien van practische toepassing van
laatstgenoemd systeem wenschen wy slechts
op een paar byzonderheden te wyzen.
Zal iemand, die tot zyn 30ste jaar weinig
anders gedaan heeft dan visschen voor zyn
genoegen, nu en dan een pakje dragen of
een boodschap verrichten en eindelyk, tot
den trouwdag gekomen, zoo goed en zoo
kwaad als het ging zich by een ambacht
heeft aangesloten en daar beunhazendiensten
verricht heeft tot zyn 65ste jaar, in geiyke
mate worden gepensionneerd als de werkman,
die zyn beroep goed verstaat en van z'un 13de
jaar af aanhoudend heeft gearbeid?
Zal er ook, daar toch de arbeider zelf
nieis tot het pensioenfonds bydroeg en het
peüsioer. derhalve een volmaakte gunst is,
gelet worden op de omstandigheden, waarin
de oude werkman verkeeit; of by het pen
sioen hard noodig heeft, dan wel of by het
desnoods kan ontberen
Iets anders. Waar houdt de voor pensioen
in aanmerking komende categorie van oude
werkliedeu op? Hebben kleine winkeliers,
boekhoudertjes, klerken, winkelbedienden, kell-
ners, handelsreizigers met een gering inkomen
niet evengoed pensioen noodig als de am
bachtsman? Of zal er een minimum geregeld
wekolyksch inkomen vastgesteld worden, boven
hetwelk niemand in de termen van Staats-
pensionneenng valt? En hoe zal het gemid
delde van zulk een afwisselend inkomen over
een 40- a 50-tal jaren berekend worden?
Wy zouden nog twintig zoodanige vragen
kunnen doen, doch hiermede kunnen wy
volstaan.
Verbetering der positie van de
onderwijzers.
Men schryft aan De Nede'lander anti-revo-
lutionnair) het volgende:
Vele hoofd- en hulponderwyzers aan plat
telands openbare scholen hebben door hun
karig inkomen en gemis aan byverdiensten te
worstelen met den stryd om het bestaan. De
uren, die zy in den striktsten zin aan hun
schoolarbeid wyden, zyn betrekkeiyk weinige
en bedragen gemiddeld 25 a 30 per week. Yelen
zouden gaarne langer willen arbeiden, zoo hun
inkomen in evenredigheid toenam. By het
tegenwoordige gebrek aan personeel is daarom
reeds gewezen op eene andere indeeling der
schooltyden, om zoodoende met minder per
soneel en meerdere schooltyden dezelfde resul
taten te verkrUgen.
Vele onderwpzers zouden in hun eigen be
lang dien weg wel willen inslaan, hoewel do
autoriteiten zulk een regeling als een fin de-
siècle aardigheid schouderophalend begroeten.
Onverwacht is evenwel hulpe komen opda
gen. Do heer dr. P. Fackens, schoolopziener
in het district Groenloo, heeft het volgende
denkbeeld doen opwerpen: „Door inkrimping
van personeel en verdeeling van den te ver
richten arbeid onder do overbiy venden, maar
tevens door uitkeering van het vrykomend
traktement verbetere men de positie van den
onderwyzer."
In eene vergadering van openbare onder-
wyzers werd dat denkbeeld toegelicht, ont
wikkeld en warm toegejuicht. Natuurlyk,
er werd berekend, dat traktementen van ƒ600
zouden sty gen tot ƒ875; die van ƒ800 tot
1075. Om die optimistische wenschen ver
vuld te zien, zou wel eene kleine wetswijzi
ging noodig zqn, doch wat nood?
Er worden reeds schoolopzieners gevraagd
en gezocht, die hiertoe hun invloed willen
aanwenden. Straks een beroep op de kiezers,
op de Staten-Generaal en de openbare onder
wyzer is weer een schrede nader by zyn ideaal.
De Ulrechtsche Courant zegt:
Volgens 't Haagsche Dagblad heeft 1 et
Ministerie in principe bssloten tot de con
versie der in omloop zynde 350 millioen
3Va pCt. Ned. Staatsschuld en wel in een
S-pCts.-leening. Dit bericht schynt voorbarig;
immers, de conversie der leening 1886 kan
eerst plaats hebben in het midden van
1 8 9 6 ook is het de vraag of de rentevoet
dan niet 3, maar misschien wel 2 !/a pCt.
zal zyn.
Maar hoe ook, zelfs al is dit bericht juist,
dan vloeit hieruit voort een buitenkan.-je
voor den Staat van zoo ongeveer l'/i millioen
guldens 'sjaars, die dan maar weer komen
moeten uit de zakken onzer kapitalisten
ja, wat erger is, uit de baten van men'go
liefdadige stichting, die verplicht is haar
kapitaal te leenen alleen aan den Staat. En
verder bedenke men, hoe door zulk een maat
regel, zy moge nog zoo voordeelig zyn voor
do schatkist, het bestaan wordt bedreigd van
een breeden zoom uit onzen middenstand.
Onze renteniers en renteniertjes, menschen,
die stil leven en er nu „net" komen kunnen.
Men schatte hun aantal niet gering.
Hadden dezen vroeger byv. 1000 rente,
ze zien deze allengs teruggebracht tot 800;
een verschil, dat velen moeiiyk derven kunnen.
Voegt daarby, dat deze ook gedrukt worden
door de vermogensbelasting, en 't zal niemand
behoeven te bevreemden, dat onze inrichtingen
van weldadigheid vaak klagen. Iemands
budget is nu eenmaal niet van elastiek; er
zyn grenzen, die niet kunnen overschreden
worden.
Waariyk, waar zoo de draagkracht zakkend
is een reden te over voor elk bestuur,
ook een stadsbestuur, de uitgaven met to
biyven uitzetten, de belastingen niet steeds
te verhoogen.
Tering naar de neriog!
En die „nering" eens goed onderzocht,
om te weten hoeveel zy ïyden kanl
Schultevaér} dat in zyn nommer van 2 Maart
op de lichtzinnige manier wees, waarmede
van Duitsche zyde met dynamiet wordt
omgegaan, en door de jongste gebeurtenis een
nieuw argument voor zyn waarschuwing
vindt, vraagt thans: waarom de doorvoer
van dynamiet over Nederlandsch grondgebied
niet geheel wordt verboden? Want die door
voer komt geregeld voor. Waarom, vraagt hef
blad, moeten wy onze veiligheid, have en
goed ten believe van onze Zuideiyke en Ooste-
ïyke buren in bestendig gevaar zien gebracht,
waar die transporten met vermyding van ons
grondgebied zeer goed over zee plaats kunnen
hebben?
„Dynamiet is zelfs onder inachtneming der
meest mogelijke voorzorgsmaatregelen voor do
Rijnvaart geen toe te laten artikel. Toevallig
heden niet uitgesloten, mist, storm, hoog of
laag water, aanvaring, zinken, breken van den
sleeptros, zelfs de verplichte overlading, maken
het voor vervoer langs onze binnenwateren
ongeschikt. Kortom: het moest tot den door*
voer geheel niet worden toegelaten".
82)
Prinses Julia zal de Buskische kastanje
nimmer uit het Russische vuur balen, zei de
aDder met zekeren wrok. Hy had zich laten
voorstellen aan do prinses, en deze had hem
leeiyk den mantel uitgeveegd.
Toch zal zy 't probeeren. Een vrouw
met een karakter, als waarmee Catbarina de
Tweede bedeeld was, laat zich door geen
kleinigheidje terughouden. Zy wil den troon
van Busk terugwinnen.
Dat niet alleen; ze wil ook dien van
Cyprus bemachtigen.
Waarlijk? vroeg lord Kenny, terwijl ht)
met het hoofd knikte. Dat kunt ge haar niet
kwalijk nemen. Cyprus heeft drie eeuwen
lang aan haar familie behoord. Ge zult het
haar zeker niet geven?
Zij kon even goed om de maan vragen.
Daar, of ten minste om een equivalent
daarvoor, vragen de vrouwen steeds om.
Dus is het tegenwoordige gouvernement van
plan, zich onzijdig te houden?
Volkomen neutraal.
Totdat de prinses een oorlog op haar
eigen houtje begint; dan kunt ge u met de
zaak gaan bemoeien, als er het een of ander
te verdienen mocht zijn. Engeland is, evenals
Autolycus, een opraper van onbeheerde
geographische kleinigheden. Het heeft reed3
een stuk van het erfdeel der Lusignans op
gopikt: Cyprus namelijk; en als het kans
ziet, zal het, geloof ik, Busk ook wel spoedig
annexeeren.
De Balkan-statenbegon het Parle
mentslid, waarop lord Kenny hem hoogst
ongeduldig in de rede viel:
Ik weet al, wat ge zeggen wilt! Het
evenwicht tusschen Europa en het Aziatische
mysterie. Beide zjjn verouderd, mijn waarde.
Laten wij niet verder over politiek spreken;
dat is.... Ah! Wilfred, hoe maakt ge het?
Ik ben hier gekomen om de menagerie te zien.
Ik hoop, dat ge u geamuseerd hebt,
antwoordde Wilfred droogjes, want de term
beviel hem maar half.
Uitstekend 1 antwoordde de lord, terwijl
hi) zich met zijn schoonzoon van het Parle
mentslid verwijderde. Ik heb over de
politiek gesproken met iemand, die er niets
van weet.
Spreek er dan niet verder over tegen
mij, want ik weet er evenmin iets van.
Dan behoort gij zitting te nemen in
't Lagerhuis.
Om voor wat op te komen?
Voor de afschaffing van „at homes",
antwoordde lord Kenny, glimlachend. Ze zijn
al te vervelend.
Ik dacht, dat ge u geamuseerd hadt.
Zeker, maar niet met het „at home"
zelf met de gelnviteerden. Ik geloof, dat
Darwin voor zjjn theorie over de afstamming
van de apen het eerste steentje bij een der
gelijke vermakelijkheid gevonden moet hebben.
Niets dan gekakel en apenstreken. Tusschen
twee haakjes: daar is Richborough.
Jawel. Hij is vandaag op Hilda's spe
ciaal voizoek gekomen.
Wat? Is zij ook al een samenzwoerster?
Ik begrfip u niet.
Hebt ge er niets van gehoord? Waarde
Wilfred, de stad is er vol van: Richborough
gaat aan de politiek doen.
In 't Parlement?
Neen: met de Lusignans. Ik zie, dat
markies Paradiso tegenwoordig is. Ge weet,
dat h|j aan 't intrigoeren is, om prinses
Julia op don troon te breugen?
Jawel, dat weet ik. Maar wat heeft
Richborough daarmee te maken?
Hjj wil ze helpen! Ik wist wel, dat ge
zoudt staan te kyken, zei lord Kenny, die de
uitdrukking van verbazing op Dacres gelaat
opmerkte. Ik erken, dat 't my ook ver
baasde. Richborough is volstrekt niet opgeleid
om in de politiek te schitteren, vooral niet
als Rusland er b(j te pas komt. Niettemin is
't waar. Hij biodt zichzelf, benevens het restje
van zijn vermogen, aan deze verbannen koningin
aan hjj prefereert Busk boven Monte-Carlo,
en een koningskroon boven zijn hertogskroontje.
Dat is zoo dom niet.
Ha ha! zei lord Kenny met een veel-
beteekenend glimlachje, ben jij ook al aan
getast? Waarom voegt ge u niet bij hem?
Dat zal ik misschien wel doen.
Als ik jonger was, zou ik er ook toe
kunnen komen, Dacre? Ons leven is buiten
gewoon vervelend en oppervlakkig. Een revo
lutie doet het bloed sneller door de aderen
vloeien, en opwinding of geestdrift is het zout
des levensHilda wenkt je.
Wat gaat gij nu doen, lord Kenny?
Ik ga praten met mevrouw Graveston.
Z(j heeft een heerlijke lastertong en weet
iets te zeggen over iedereen. Ga nu naar
Hilda, bejte joDgenl
Wilfred ging naar z(jn vrouw, en lord Kenny
nam plaats naast de oude dame, die bij een
handje hielp aan het bezwadderen van de
reputatie van de gasten. Zjj verstonden beiden
dit werk in de perfectie, en er waren nog
geen tien minuten verloopen, of er was geen
stukje fatsoenlijkheid meer in de kamer over.
Ik wou, dat je by my bleef, Wilfred,
zei Hilda, fluisterend. - Ik ben zoo vermoeid
van het ontvangen van de gasten, en zou
graag willen, dat je my een handje hielpt.
Ik zal myn best doen, antwoordde Wil
fred, maar ik bogryp waariyk niet, waarom
je al die verveling aanhaalt.
Het is nu eenmaal de gewoonte, zei
Hilda lachend. Maar 't seizoen is byna ge
daan, Wilfred, en dan kunnen wy ons ver
maken, zooals wyzelf willen.
Dat zal zeker niet op deze manier zyn.
Luister maar even naar de conversatie I
Aangezien niemand hare aandacht op dat
oogenblik in beslag nam, deed Hilda wat
haar echtgenoot zeide, en de fragmenten van
de gesprekken, die zy opving, maakten waar
iyk geen grooten indruk op haar.
Zy zei, dat ze haar nimmer zou ontvan
gen, ik weet bet zeker: hy is getrouwd
met een koriste vierduizend in Monte-
Carlo hy zal natuurlyk op echtscheiding
aandringen gisteren zyn we in de concert
zaal geweest o, die liederen nu de
hertog zal met haar trouwen, als ze hem
hebben wil Lusignan en Richborough
een onmogelyk stel
Wat beteekent dat? vroeg Hilda snel,
toen zy de laatste woorden opving.
Ge bedoelt Richborough? vroeg Wilfred,
langzaam. Wel, lord Kenny heeft my zoo
even verteld, dat hy zyn diensten aan prinse
Julia heeft aangeboden.
Is hy verliefd?
Dat weet ik niet. Misschien doet hy
't uit verveling. Vraag het hom zelf maar;
daar is hy.
Hilda, zei de hertog, naderby komend,
waar is markies Paradiso?
Waarom wilt ge hem spreken?
Waarom? vroeg Richborough, lachend,
dat is een geheim.
Ik vrees, dat ge u vergist, zei Wilfrod.
Het is overal bekend, dat ge u aansluit by
de party van de Lusignans.
Richborough haalde de schoudors op, maar
ontkende niet.
Een weinig opwekking kan geen kwaad,
zei hy, op gedempten toon. Ik verveel my
dood. Een kleine samenzwering geeft wat
afleiding.
Ge zult u in moeilykbeden wikkelen,
zei Hilda, met de beminnolyke openhartigheid
van een bloedverwante.
Natuurlyk; en om my daar weer uit
te rodden, zal ik drukte genoeg hebbon, zei
haar neef, lachend. Maar ik wilde je er even
over sproken, Wilfred.
Wordt vervolgd.)