OPENING VAN HEI ZOMER SEIZOEN 1895. Specialiteit in Mantels en Stoffen. J. H. ZURLOH, Botermarkt 16. DAMES-ZOMERMANTELS. DAMES-OVERHEMDEN, BLOUSES en ROKKEN. Nouveautés in Stoffen. Botermarkt 16. J. H. ZURLOH. Witte Goederen en Vitrages. Gekleurde Katoenen en Mousselines. Gigerl-Jacquets, Pellerines, Fichus, Kragen, Capes en Stofmantels. Chique Modellen in ICindermantels. FÜAPaSCÜE KORSETTEN. Hiermede heb ik de eer UEd. te berichten de ontvangst eener prachtige ruime keuze in de nieuwste en djnste laatst uitgekomen Modellen in alle prijzen. Nouveautés in Model-KLostumes in alle grootten. ITaiitaisie- en zwart gewerkte Stoffen in Zijde en Wol. Alles tegen zeer lage, doch vaste prijzen. Stalen worden op aanvrage toegezonden. Mij vleiende dat UEd. mijn magazijn met een bezoek zult willen vereeren, verblijf ik, Hoogachtend, UEd. Dw. Dienaar, Gemeenteraad Fan Alkcmadc. Alle leden z\]n. present. Voorzitter is de Burgemeester. De notulen der vorige vergadering worden gelezen en onveranderd goedgekeurd en vast- De Voorzitter deelt mede: lo. de verplaatsing van den rijks veld wachter P. Kes naar Amsterdam, terwtfl in diens plaats alhier is benoemd F. W. Schuld, van Apeldoorn; 2o. dat door Burgemeester en "Wethouders de kiezerslijsten z\jp herzien, en bij do vast stelling 18 nieuwe kiezers daarop zijn ge plaatst, terwijl er 25 moesten worden ge schrapt; het aantal kiezers op elk der 3 lijsten is 367; 3o. dat door eenige Armbesturen is kennis gegeven dat geeno bodeelden op de hun toe gezonden lyst voorkomen; 4o, dat blijkens kennisgeviog van den heer directeur generaal der posterijen en telegraphie, de gemeente, wegens mindere opbrengst van het telegraafkantoor dan het gewaarborgd bedrag ad f 600, over 1894 gehouden is tot bijbetaling van f 188.70; 5o. dat Gedeputeerde Staton bobben goed gekeurd het in de vorige vergadering ge nomen besluit tot het doen van onvoorziene uitgaven op de begrooting dienst 1895, ten bedrage van 340 6o. dat de veldwachtersweduwe L. Van Leeuwen, aan wie in de vorige vergadering f 40 als onderstandsgratificatie was verleond, den 13den Februari 11. Is overleden, waar omtrent de heer E. J. Los voorstelt dit be drag thans niet aan de erven uit te keeren, welk voorstel mot algemoene stommen wordt aargonomen 7o. dat, blijkens afschrift eener ministeriëele beschikking, deze gemeente als Rijksbijdrage in de kosten van het lager onderwijs over 1893 te veel heeft genoten f 33.333, welk bedrag over 1895 zal worden verrekend. 8o. dat door Heeron Gedeputeerde Staton is medegedeeld dat het aan deze gemeente fait te keeren voorschot volgens art. 45 der "Wet op het Lager Onderwijs voor 1895 op 2450 is bepaald; 9o. dat de gelden, welke door den burge meester uit de gomeentekas waren golicht tot het doen van voorschotten voor het R(jk wegens besmettelijke ziekten, Aziatische cho lera en mond- en klauwzoer, over 1894 reeds zijn terugontvangen ter somma van f 654.74, evenals de Rijks- en Provinciale subsidiön in de kosten van verpleging van behoeftige krankzinnigen; lOo. het verslag betreffende den toestand van hot lag)r onderwijs over 1894, opgemaakt door de Plaatselijke Schoolcommissie, in vol doening aan art. 74 der Onderwijswet; behalve verschillende statistische gegevens, blijkt uit dit verslag dat de commissie met veel belang stelling do zaken van hot onderwijs nagaat on behandelt. Alle deze mededeelingen worden voor ken nisgeving aangenomen. Door burgemeester en wethouders wordt ter vaststelling aangeboden een ontwerpbe sluit tot wijziging der begrootiDg, dienst 1894, waardoor de ontvangsten en uitgaven worden verhoogd met f 1326.74; welk bedrag met algemeene stemmen wordt vastgesteld en ter goedkeuring aan Gedeputeerde Staten dezer Provincie zal worden ingezonden. Een ontwerp besluit tot het doen van af- en overschrijving op de begrooting dienst 1894 wordt met alge meen goedvinden alsnog tot eene volgende vergadering aangehouden, aangezien alle decla ration nog niet zijn ingekomen. Daarna wordt voorgelezen het bestek, waar naar zal worden aanbesteed het maken van vier nieuwe bruggen te Roelof Arendsveen; in verband hiermede wordt ook gelezen een pas ingekomen verzoekschrift van eenige ingezetenen, om niet, zooals in het bestek vermeld staat, de te maken bruggen op eene breedte van 3.25 M., maar 4 a 5 M. breedte maken. Na langdurige discussiën wordt op voorstel van den heer Elstgeest besloten hier omtrent eerst nog eens een onderzoek in te stellen en de behandeling tot eene nadere veigaueiing te verdagen, waartoe eenparig wordt besloten. Burgemeester en "Wethouders stellen voor eene tijdelijke kasgeldleening aan te gaan van hoogstens f 5000, tegen hoogstens 5 pet., van April tot uiterlijk ultimo December 1895, terwijl de gemeonte zich de bevoegdheid behoudt bij opzegging van 30 dagen te voren de gelden ten allen tijde te kunnen aflossen. Na bespreking wordt hiertoe met algemeene stommen besloten. Eenparig wordt goedgevonden het Kohier van den Hoofdelijken Omslag voor 1896 in een besloten vorgadering te behandelen. De openbaro vorgadering wordt hierop door den Voorzitter geschorst. Spoedig wordt deze woder heropend en deelt de Voorzitter mede dat de heer Oosthoek heeft voorgesteld do behandeling van gemold kohier tot eene volgende ver gadering uit te stellen, hetwelk do goed keuring aller leden wegdraagt. De Voorzitter deelt nog mede een schrijven van dr. Freoricks, van Bodegravo, die in de vorige vergadering benoemd is tot gemeente geneesheer te Roelof Arendsvoen. Na be spreking wordt besloten het besluit zijner benoeming te wijzigen, zoodanig, dat zijn salaris van gemeente- en armbestuur samen 1000 wordt, zullende hi) dan zelf in eene woning mo-ten voorzien. Niets moer te behandelen zijnde en geen der lodon verder het woord verlangende, sluit de Voorzittor de vergadering. Gemeenteraad Fan Bodegrave. Vergadering van 21 Maart. Voorzitter de heer W. P. Brunt, wethouder. Alle leden zijn tegenwoordig. Nadat de vergadering geopend is, wordt de nieuwe burgemeester, de heer H. Le Coültre, binnengeleid door de beide jongste leden van den Raad, de heeren De Kruyf en Van der Giesen. De secretaris doet voorlezing van het konink lijk besluit, waarbij de heer H. Le Coültre, met ingang van 15 Maart, wordt benoemd tot burgemeester der gemeente. De Voorzitter wenscht den heer Le Coültre geluk met zijne benoeming en beet hem welkom in de gemeente. Hij wenscht dat 't hem gegeven mag worden de belangen van Bodegrave te bevorderen en daartoe de samen werking van den Raad te mogen ondervinden. Hij draagt vervolgens het voorzitterschap aan hem over. De burgemeester, alsnu aan het woord komende, zegt dat hi) met genoegen de hem opgedragen taak heeft aanvaard. H\j zal trachten naar bevordering van den bloei der gemeonte en roept daartoe den steun in van de heeren wethouders, de leden van den Raad, alsmede van den secretaris. Hij heeft eene gemeente vaarwel gezegd, waar hij met gonoegen een 10-tal jaren heeft doorgebracht; moge het hem ook hier gelukken do sympathie der inwoners te verwerven! Hij bedankt den hoor Brunt voor zijn welkomstgroet en eindigt met den wensch: moge de gemeente Bodegrave onder mijn bestuur in bloei toenemen I Tot ambtenaar van den burgerlijken stand wordt daarna met algemoene stemmen be noemd de hoer H. Le Coültre. Do heer Meurs vraagt hierna het woord en zegt ongeveer het volgende: „GeachteBurge meester I 't Is een gewichtig oogenblik, waarop Ge de taak van hoofd dezer gemeente aan vaardt. Mijn collega, de heer Brunt, reikte U zooeven het teek en Uwer waardigheid als zoo danig over. Dit teeken bevat niet alleen de wapens van het rijk en de gemeente, maar ook de zinspreuk „Je maintiendrai". Moge het ook uw ernstig streven zy'n het rechten de billijkheid te handhaven. Aan den noodigen steun van den Raad, aan do achting der burgerij zal het U in dat geval niet ontbrekon. De burgemeester bedankt in korte bewoor dingen den heer Meurs en sluit daarna de vergadering. INGEZONDEN. De lasten der maatschappij. Moest ik een maatstaf aangeven voor de liefde, die ik onze .goedo Sleutelstad toedraag, ik zou ze zonder aarzelen gelijkstellen aan de adoratie, die een beambte der Leidsche Universiteitsbibliotheek voor een Leidsch pro fessor koestert: ieder beseft dus terstond de oneindigheid mijner vereering. Indien dan ook een onkelsn keer een vreem deling onaangenaamheden in onze stad meent op te merken, tracht ik die altijd en overal mot alle kracht, die in mij is, te verdedigen. Maakt oen logó de opmerking, dat het lastig is uw brievenbus verstopt te zien met Week blaadjes, ik kan hem wijzen op andere plaatsen, waar hetzelfde euvel heerscht, en behoef er niet bij te voegen, dat de ombren- gera van die blaadjes, die niemand leest, nog bovendien met een brutaal gezicht op Kermis en Nieuwjaar een belooning komen vragen voor de moeite, die zi) gedurende het gansche jaar veroorzaken. Vindt een bezoeker het onaangenaam op een regendag of zelfs nog wel een paar dagen daarna te moeten slootjespringen alvorens mijn voordeur te bereiken, dan beklaag ik hem, dat hij nu juist het oogenblik treffen moest, waarop de kolk vóór mijn stoep is overgeloopen. Ik verzwijg dan maar, dat die kolk bi) elke regenbui overstroomt tot groot vormaak der straatjeugd, die er zich op oefent in het vèr-springen, waarvan ik door her haalde bonzen tegen mijn huisdeur zelfs in mijne achtervertrekken verwittigd word. Ook verhaal ik hem niet, hoe die kolk een onuit puttelijke bron van studie is voor stadsdes- kundigen, die na elke overstrooming, twee man sterk, komen kijken: na een poos diep- nadenkend in den plas te hebben gestaard, steekt een werkman er een ijzerdraad in op aanwijzing van zijn meer voornamen metgezel. Voldaan verwijdert zich daarna het tweetal. Door de vereenigde krachten der omwonende dienstboden wordt het wa*er dan gewoonlijk wel verwijderd, en bij een volgende regenbui wordt het tooneel herhaald. Onlangs zat eon vriend uit een andere stad des avonds gezellig bij mij aan den haard te praten, toen hij opeens opsprong: zijn haren waren te berge gerezen en zijn gelaat ver toonde alle sporen van onuitsprekelijken angst. Wat had den man zóó doen ontstellen, man nen van Leiden? Een afgrijselijk gebrul, dat hij aan een ontsnapten krankzinnige meende te moeten toeschrijven, doch waaruit elk recht geaard Leidenaar na zware en ingespannen studie de woorden „oprechte sprot, drie cent do dertien" niet zonder zelfvoldoening heeft kunnen opmaken. Wij nemen het den schreeuwleelijk niet kwaljjk, dat hij onze kinderen stuipen op het lijf jaagt, en rekenen hem met zekeren trots onder de Leidsche typen. Tot dank loeit de man dan ook, als hij in de buurt komt van het raadslid dat zoo slecht in de rekenkunde is: „zes cente de zes en twintig 1" Eén ramp echter kleeft onze goede veste aan, die mjj uren, dagen, maanden en jaren ergert zonder dat de gedachte, dat zij ze met alle steden van ons vaderland deelt, ze mij ook maar iets gelatener doet dragen. Het is het heidensch spektakel, dat ons om het kwartier uit den hoogen, in casu den stad huistoren, wordt toegezonden. Overdag, te midden van allerlei andere geluiden, trekt men er zich niet zooveel van aan. Maar zoodra men zich heeft te rusten gelegd, begint de misère. Haast hebt ge den slaap te pakken, of daar begint het ding: „klik, klak, klik, klak" als een oude stotteraar, dan plot seling een heele bezending kliks en klaks te gely'k, alsof het, misselijk geworden van zjjn eigen zoogenaamde muziek, het gansche rommeltje er maar inééns zal uitsmijten. En zoo leutert en rammelt het dan oen poos door. Dat heet dan, naar het „Leidsch Dag blad" ons den lsten Mei trouw mededeelt, ,Koor uit de Judas Maccabeus", „Jaegerchor uit de Froischütz" of zoo iets; veel varialie is er ook nog niet in, want het ding kent maar een vier- of vijftal stukjes, die we om de evenzoovele jaren terugkrijgen. Daarbij komen natuurlijk de ontelbare Wilhelmussen en Iovivatjes, die dezen zomer weer voor ons zijn weggelegd. De lste Mei is weer in aantocht, en de geheele week, die daaraan voorafgaat, zwijgt de stotteraar stil om zijn mopje van vóór vy'f jaren weer op te halen. Zou het velen spijten, als hem nu eens en voor al het zwijgen werd opgelegd? Hot zou dunkt mij voor allen een uitkomst zjjn, want het zullen toch niet alleen de vreemdelingen zijn, die dat lawaai hartgrondig vervloeken? Als ik het mis heb en er werkelijk menschen gevonden worden, die er uit oude gehechtheid of omdat ze 't mooi vinden (maar dit laatstö io niet aan te nemen) mee zijn ingenomen, dan zou ik dat gaarne eens vernemen. Aangezien 't in de geleerde wereld tegen woordig du dernier is in een bestrijding zijn tegenstander zelfs diens naam onwaardig te keuren en hem hoogstens „men" of „iemand" te gunnen, maak ik 't hem bij voorbaat ge makkelijk door mjj te noemen Nemo. Gemengd Nieuws. Te Roelof-Arendsveen is de arbeid op de teelakkers weder in vollen gang. Zoodra de slooten vrjj waren van ijs en ieder weder met vaartuigen bij zjjn land kon komen, rep ten zich alle handen om de jonge plantjes der peulgewassen in de goed bereide aarde vast te zetten. Scheepsladingen met rijshout en stokken, om de plantjes weldra te steunen, worden aangevoerd. Dagelijks ontwaart men aan een eigenaardig parfum, dat de Schie dammers weder met hunne waar zijn gearri veerd. Kortom, ovoral ziet men leven en be drijvigheid. De bekende jager P. Hoogenboom, te Roelof-Arendsveen, die iD den afgeloopen winter reeds tweemaal een otter velde, had jongstleden Vrijdag, op klaarlichten dag, in de nabijheid van het Brasemermeer, nogmaals het voordoeltje, een dergeljjken vischdief met eenige ladingen hagel het licht uit te blazen, terwjjl hij al zwemmende naar zijn hol trachtte te vluchten. Hij had een lengte van 1 meter 10 cM. Het aantal in de gemeente Wasse naar verrichte vaccinatiön in het afgeloopen jaar 1S94 bedraagt 90. Enfant terrible. „Ga aanstonds mama roepen, Rudolf; zeg dat er bezoek is." „Mama laat mij toch niet binnen; zij is juist bezig zich op te knappen." 2066 300

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1895 | | pagina 6