LDSCHB sein».
Die goede buitenlus!
Opobara Wip Mmw.
MENGELWERK.
Openbare Verkooping,
Dit wist de minister natuurlyk.
„Klaag dan niet hier", was zjjn snedig be
scheid, „klaag by de gemeentebesturen."
„Wat kunnen die er aan doen?"
„Zy kunnen klerken aanstellen."
„Maar do gemeenten hebben geen geld; ze
zyn noodiydond; zoo byv.
Aan noodlydende gemeenten nu heeft de
minister een broertje dood. Daarom viel hy
don sprokor in de rede met den luimigen zet
„Daar z'jn zooveel volontairs, die snakken
naar een baanlje; zy doen't werk voor niets."
Dat antwoord overblufte do heeren: zy
7Vi8ten er niets op te zeggen.
Maar toen zy er nogmaals gomoedeiyk op
aandrongen, dat do minister hun zaak nog
eeii3 mocht overwegen, was 's ministers goed
humour ten einde. Hy werd schier beleedigend
mot den uitval: „Ik wou dat ik een grooten
buil met geld naast me had, en daaruit maar
kon geven, geven En daar is nog een
hoop Ryksambtonaren, wier positie te ver
beteren is; mot hen heb ik in de eerste
plaats te doen."
Eu daarmee waren de heerenafge-
schoept.
Men ziet, de minister Van Houten heeft
zyn oigen opvatting van wat men noemt:
het gezag hoog houden.
Voor hom echynt daartoe noodig dat een
toon wordt aangeslagen, die om ook thans
geen ander woord te gebruiken van groote
vrymoedigheid getuigt, en juist niet van by-
zonder veel eerbied voor het recht van
petitionnement.
Toch dit houden wy vol waardig is
anders.
Waardig schynt het ons niet de gemeente
besturen voor den arbeid, dien het Ryk hun
opdraagt, te verwyzen naar volontairs, die
het werk wel voor niets zullen doen.
„Do beweging onder de gemeentesecre
tarissen ia groot," hadden de hoeren zich
vermeten op te merken.
Maar wat ging dat den Minister van Binnen-
landsche Zaken aanl
De Standaard zegt het volgende omtrent
(ie plat tel and sc lub:
Of voortaan de belangen in die mate
de beginselen zullen verdringen, dat heel
onze poütiek in een stryd over het interost
van stand en stand zal ontaarden, biy ve voors
hands nog onbeslist.
Toch ligt er waarheid in do opmerking,
dat de bewoners van het platteland allengs
in een toestand van agitatie en verbittering
geraken, die ongemerkt een min of meer
vyandig karakter aanneemt tegenover de pleit
bezorgers van bet stodenbelang en het belang
van den handel.
Dat nu kan zekor te ver gaan, en daar-
togen dient gewaakt.
De plak van de steden, waaronder we nu
het vierde eoner eeuw gezucht hebben, was
ondraagiyk, maar de plak van den boor zou
nóg ondraaglyker wozen.
Ons komt het daarom voor, wyze politiek
te zyn, dat de Regeering, nu het nog tydis,
aan het platteland een. ander, een meer be-
moodigend, een geruststellender aangezicht
fcoono.
Ook by de Kamors van Arbeid zal het
de vraag zyn, of men die ovonzoo voor het
platteland zal organiseeren. En niot minder,
of mon naast do Kamers van Koop
handel en Nyverheid nu eindeiyk ook
eens Kamers vanLandbouwzal plaatsen
öf dat deze geheole materie aan de Maat-
schappyen zal biyven overgolaton, waarin
do boer niets is on de heoren alios zyn.
Het platteland staat toch reeds op gouver
nementeel terrein zoo ten achter.
Noem byv. het R(jk als geldvertoordor.
Hot Ryk krygt zyn geld uit het goheele
land, maar waar wordt het in hoofdzaak
verteerd?
Oorlog verteert by na alles inde steden.
Marine evenzoo.
Bnitenland8che Zaken, by ruil tegen
de vreemdo diplomatie on consulaten, geeft
al zyn geld in de steden uit.
J u 8 111 i e doet, een onkel kantongerecht
uitgezonderd, desgeiyks.
Koloniën, voor zooveel het hior te lande
gold verteert, doet niet anders.
Ryksgebouwen van aanbelang worden
byna alleen in de steden gebouwd.
In steden worden alle hooge trakte
menten, en schier alle pensioenen
van aanbelang vertoerd.
Hooger en Middelbaar Onderwys
huist in de stedou.
De Departementen van algemeen
bestuur, de grooto Provinciale bureaux,
do groote Admi nistratiën, kortom, hoel
het bestuur waar grof geld meo weggaat,
vindt go in de stodon.
En nu kan dit wel voor een groot deel
niet anders.
Maar dan Bluite men toch het oog niet
voor het feit, dat hot Ryk reeds enkel langs
dezen weg, jaar aan jaar, eon enorme som, óók
uit het platteland, weghaalt, die alloon aan
do stoden ten goede komt.
Wat meer mildheid, waar het platteland op
zyn beurt om hulp vraagt, zou daarom het
Ryk nog niet kwaad staan.
Do verwerping dor motie-Dobbelmann.
Naar aanleiding der stemming over de motie-
Dobbelmann, welke mot 62 tegen 33 stommen
verworpen is, merkt de fN. R. C." op, dat
vóór eene algemeens verklaring ten gunste
van protectie, welke in de motie-Dobbelmann
opgesloten lag, met slechts twee uitzonde
ringen, niemand onzer liberale Kamerleden te
vinden is. De uitzonderingen zyn de heeren
Van Kerkwyk en Zyima. De heer Tydens
staat op zichzelf.
Rekent men acht afwezige liberalen, Ferf,
Do Lange, Yiruly, Tak, Sanders, Bool, Hen-
nequin en Van Borssele, onder de tegen
stemmers hetgeen zonder twyfel met hunne
zienswyze overeenstemt en houdt men
rekening met de afwezige anti-revolutionnairen,
wier gevoelen ten naastenby bekend is, dan
krygt men 65 of 66 stemmen tegen de motie.
Het cyfer der protectionisten bedraagt dan
34 of 35.
Het blad ziet in dien uitslag, nadat er een
week uitvoerig over de zaak beraadslaagd is,
een bewys, dat zy nog hopeloos staat. „Dit
krygt nog meer beteekenis, wanneer in aan
merking genomen wordt, dat de uitspraak
gevallen is vry van allo politieke invloeden.
De heer Dobbelmann was voorgegaan met de
verzekering, dat de motie met de zg. „politiek
der vrye hand" in geen verband hoegenaamd
stond en do minister van buitenlandsche zaken
had namens de Regeering den wensch uitge
sproken, dat er niet óóne stem zou worden uit
gebracht uit andere overwegingen dan in de
motie zelve opgesloten lagen. Er is dus zonder
voorbehoud beslist om met de motie zelve
te spreken dat „uitbreiding van het tarief
van invoerrechten" zoo min tot „verbetering
van den toestand van landbouw en industrie,"
als „in het belang der schatkist" aanbeveling
verdient. Noemt men dat veld winnen, dan
is men met weinig tevreden."
Het is tegenwoordig, volgens het „Hbl.",
niet zeer gomakkoiyk te zeggen wie tot de
liberalen behooren. Rekenen wy daartoe alle
fractión, alzoo cenerzyds de zoogenaamde
radicalen, en anderzyds elementen als de heer
Bastert, dan stemde dezo gebeele massa togen
de motie, alleen met uitzondering van de heo
ren Van Kerkwyk, Zyima en Tydens. Op dit
oogenblik bestaat derhalve ten aanzion van de
handelspolitiek nog eon tamoiyk groote een
stemmigheid onder deze leden, die overigens
juist in economische aangelegenheden nogal
belangryk van meening verschillen. Op dit
oogenblik. Want wat de toekomst zal geven
is, meer dan ergens, juist op dit punt duister.
Do hoer Lieftinck heeft byv., namens deFrie
sche afgevaardigden met uitzondering van
den beer Heemskerk eene verklaring afge
legd, die van groote aarzeling en onzekerheid
getuigt.
Op dit oogenblik is intusschen al wat libe
raal is of geweest is, op enkele uitzondering
na, in ons parlement tegen protectie. De
meerderheid tegen de motie zou dan ook nog
grooter zyn geweest in een geheel voltallige
Kamer, want van do 15 afwezigen behoorden
8 tot de liberalen.
Na het uitgebrachte votum is het to hopen
dat de Regeering en do Kamer nu niet weder
worden lastiggevallen mot geheel onpractische
discussiön over onze handelspolitiek. Het
Noderlandsche volk woet nu wat het aan
beiden hoeft. Komen wedor nieuwo verkie
zingen in het land, dan zal het vraagstuk,
dat do Kamer eonige dagen heeft bezig ge
houden daarby als ondördeel van den
grooten stryd over het aandeel, dat de Staat
moet nemen in de worsteling in zake de ver
deeling van hot maatschappelijk inkomen
een zeer gewichtige plaats innemen. De nieuwo
kiezers, voor wie reeds zooveel in het zuur is
gezet, zullen ook die quaestie onder de oogen
hebben te zien. De tegenwoordige Kamer is
evenwel voortgekomen uit een stryd, die juist
ten aanzien van het dezer dagen behandelde
vraagpunt een volkomen onzuivere beslissing
heeft gegeven. De voormannen van bet pro
tectionisme hebben gestemd op öe vurigste
apostelen van den vryen handel, en het om
gekeerde is ook voorgekomen. Uit het debat
in deze Kamer kon dan ook juist op dit punt
niets goeds voortkomen.
Do meerderheid tegen de motie bestond,
zogt hot „Vad.M, uit do liberalen van alle scha
keering, van de heeren Pyttersen en Heldt af
tot den heer Pynappel en zelfs den heer
Bastert toe, uit drie anti-revolutionnairen, de
heeren A. Mackay, Van Alphen en Van Lim
burg "Stirum, twoo radicalen, de heeren De
Boer en Gerritsen, en den heer Schaopman.
Het accoord der liberalen is alleon verbroken
door de heeren Zyima en Van Kerkwyk. Door
den heer Tydens in het vuur geroepon, logde
do heer Lieftinck namens do Friescho afge
vaardigden nog oene verklaring af, waarom
zy tegon de motie stemdeD. Van warme ge
hechtheid aan do beginselen van den vryen han
del getuigde de verklaring wel niet, maar
er sprak dan toch in elk geval de moening
uit, dat op dit oogenblik by protoctio goen
baat to vinden was. Aan de protectie ver
kleefd bleek do gebeele katholiek© party (be
halve de heer Schaopman), op het laatste
oogenblik versterkt door don heer Bahlmann,
dio, van het ziokbed herrezen, althans door
zyn stem van zyne moening getuigenis kwam
afleggen. Ook de anti-revolutionnairen van
beide schakeoring bleken voor het weerendoel
protectionistisch gezind. Intusschen ontbraken
er van hen velen: de heoren Kuyper, Seret,
Beelaerts, Lobman en Van Bylandt. Voorts
ontbraken de heeron Vermeulen, Schimmel-
penninck en 8 liberalen, van welke de heer
Van Borssele do laatste dagen wel aanwezig was.
De heer Dobbelmann heeft zich, zoo merkt
de „Tol." op, na de stomming kunnen troos
ten met Tollens' bekende dichtregelen: „En
rekent d'uitslag niet, maar telt het doel alleen".
Dat doel zal toch wel zyn geweest, niot, geiyk
ook de heer Dobbelmann uitdrukkeiyk ver
klaart, om deze regeering een vyandelyk
votum te bezorgen, maar om de beweging
voor graanrechten buiten de Kamer door een
vyfdaagsch serieus deba' over onze handels
politiek in do Kamer te steunen. En mis
schien zal de protectionistische wind, die door
onze dorpen en provincie-steden wa3it, nu
eerst een ware storm worden.
Tweemaal gestorven.
Uit liet Engelsch van J. Higginbotham.
Na vyf jaren als predikant werkzaam ge
weest te zyn op een dorpje ergons in Mon
mouthshire werd ik aangesteld in dezelfde
betrekking te Weymouth. Mijn voorganger
was op hoogen leeftyd gestorven en de goede
gemeentenaren waren onder zyn herderlyk
bestuur successievelijk ingeslapen. Do een na
don ander waren zy uit de kork gebleven,
zoodat ik by myn komst slechts op een zeer
bescheiden gehoor rnocht rekenen. Maar spoe
dig veranderde dit en al heel gauw kon ik
met voldoening liet notto kerkgebouw rondzien.
Myn besten steun vond ik in een jong paar,
de heer on mevrouw Koster, zeer gegoede
lieden naar het scheen en die öörst kort go
leden in Weymouth waren komen wonen.
Mevrouw Koster was een klein dik vrouwtj9,
wiör grootste genoegen bestond in armen te
bezoeken en Zondagsschool te houden; haar
man nam de zaak kalmor op en bracht den
meo3ten tyd door in de boekon.
Een week of zes nadat ik met hen kennis
had gemaakt, bogon do heer Koster te suk
kelen en vol angst kwam het jonge vrouwtje
mij om raad vragen.
„Rudolph wil maar niet inzien dat hy ziek
is," zeide zy schreiend, „en als ik er maar
van spreek een dokter to raadplegen, irriteert
dit hem al. Wilt u nu niet eens met hem
praten, mijnheer Adarnson?"
Den volgenden dag bracht ik den heer Koster
onder het oog dat hy verplicht was een ge
neesheer over zyn toestand te raadplegen.
„Och kom, waarvoor is dat noodig?" ant
woordde hy on trok een looiyk gezicht. „Het
is niets dan luiheid; twee maanden geloden
ben ik in een levensverzekering gegaan, wel
een bewys dat my niets mankeerde."
„In twee maanden kan heel wat gebeuren
ik vind het inderdaad onverantwoordeiyk als
gy er niet dadelyk work van maakt."
Na even nagedacht to hobben, zeido hy:
„Dank u voor den goeden raad, mynheer
Adam9on, ik zal dien zeker opvolgen. Wien
zal ik nemen?"
„Woodreg, dunkt my; die heeft den naam
van zeor knap te zyn!"
„Ik zal hem morgen laten komen."
Mevrouw Koster kon my niet genoeg be
danken, onder het uitlaton. „Dat is een pak
van m\)n hartl" riep zo mij nog na.
Den volgenden dag ontmoette ik toevallig
dokter Woodreg. „Gy zondt my een patiënt
vandaag, nietwaar?"
„Ja, wat scheelt hom?"
„Da hartslag is wat zwak, anders niets.
Een kalm leven zonder emoties is al wat by
behoeft."
Ik bezocht den heer Koster nog eens en
tot myn genoegon bomorkte ik dat hy nu
niot moer zoo voortdurend studeerde. Wy
sprakon heel opgewekt een poosje en ik her
innor my dat zyn vrouw hom dreigde de ge-
heele bibliotheek te verbranden, alleen omdat
hy zoo ongenaakbaar vervelend was en voor
niets oogen of ooren had dan voor zya boeken.
Een paar weken later werd ik plotseling
door myn knecht gewekt om vyf uren in den
morgen.
„Mynhoer, dokter Woodreg is boneden en
hy vraagt of hy u dadelyk kan spreken?"
Ik trok haastig een paar kleedingstukkon
aan en bogaf my naar beneden.
„Wat is er gebeurd?" vroeg ik verschrikt.
„Ik wilde dat gy dadelyk naar mevrouw
Koster gingt. Haar man is vannacht ge
storven."
„Onmogeiyk!" riep ik uit.
„Ik kom or juist vandaan; een uur geleden
lieten zy my roepen en ik ben dadelyk mede
gegaan."
„Wat een slag voor die arme vrouw 1 Waar
is hy aan gestorven?"
„Aan een hartkwaalik had het niet gedacht
toen ik hem onderzocht."
Ik haastte my naar mevrouw Koster en
vond haar als het beold der wanhoop. Toen
ik later op den dag nog eecs terugkwam,
was zy kalmer. Daar haar moeder en haar
andere familie in Duitschland woonde, wilde
zy haar pan in zyn eigen vaderland laten
begraven; daarom verzocht zy my alles te
willen regelen. Ik bracht alles in orde en zoo
myn ambtsbezigheden het my niet verhinderd
haddon, zou ik haar vergezeld hebben naar
Stuttgart; nu echter reisde ik met haai* tot
Southampton, alwaar ik afscheid nam. Een
paar dagen later schreef ze my uit Stuttgart
om my hartelyk te bedanken voor al myn
moeite en my te berichten, dat zy veilig met
haar doode was aangekomen. Ik hoorde later
nooit meer van haar en drie jaren daarna
verliet ik Weymouth, om in Manchester te
gaan wonen.
Eenige maanden na myn aankomst aldaar
liep ik door Oldham-street. Het was een
koude, mistige Novemberavond, zoodat ik
slechts in een nevel de voorbygangers kon
onderscheiden. Plotseling liep my een man
voorby, dien ik dadelyk herkende als den heer
Koster uit Weymouth. Zoodra ik eenigszins
van den schrik bekomen was, liep ik hem
na, maar het was my onmogeiyk hem nog
te vinden. De ontmoeting had my zoo ont
steld, dat ik myn gewone kalmte voor dien
avond niet meer kon hernemen. Om zooveel
mogelyk zekerheid te krygen, nam ik do
portretten van mynheer en mevrouw Koster
uit myn album en liet die aan myn collega's
zien of ze ook zulk een echtpaar in hun
wyk hadden. Vier lange dagen liep ik al
vragend rond en den vyfdon dag werd myn
moeite beloond. Ik bezoch toen den predikant
James Lasher van St.-Mary's Parish.
„Ik kom eons vragen of gy soms het
origineel van dit portret ook kent?" Zoo viel
ik met de deur in huis. „En dit is zyn
vrouw."
Zeker, dat is het echtpaar Mellory, zy
gelijken heol goed. Maar waarom vraagt
ge dat?
„Dat is voorloopig een geheim Wilt ge
my eens een en ander van hen vertellen?'
„Wat ik weet is niet veel. Verleden herfst
zyn do Mellorys hior in de stad komen wonen
Zy schynen zeer gefortuneerd en hy is zwak
van gezondheid. Ik bracht hun een bezoek
omdat zo zoo trouw in de kerk kwamen;
by doet niets dan studeeren, meon ik. Ik
geloof niet ooit beter hulp in myn wyk gehad
te hebben, dan van hen."
„En zy zyn samen heel gelukkig, nietwaar?"
„Tk geloof niot dat ik ooit beter huweiyk
gezion heb."
„En is mynheer Mollory in een levens
verzekering?"
„Ja, juist veertien dagen geleden liet hy
zich inscbryven. Maar waarom vraagt ge dat?"
„Daar moet ik vooreerst het antwoord op
schuldig blyven; maar wil ik u eens iots
voorspellen? Binnen enkele weken zal mevrouw
Mellory u komen vertellen dat haar man suk
kelend is en dat hij geen dokter wil raad
plegen. Daarom komt ze u vragen eens ernstig
met hem te willen spreken. Na eonig tegen
stribbelen stemt mynheer toe en vraagt hy
u welken medicus gy hem raadt te nemen.
Na oen paar maal door hem behandeld to
zyn, sterft de patiënt plotseling. Daar al zyn
familio in Duitschland woont, deelt de treu
rende weduwe u al snikkend mede dat zy
het lyk naar Stuttgart laat vervoeren. Mis
schien hebt ge zoo'n medegevoel met haar
smart, dat ge haar nog een eindje op den
moeiiyken tocht vergezelt."
Verbaasd keek myn collega my aan.
„Wat meent ge toch met dit alles?"
„Ik heb mynheer Mellory dood en in zyn
kist gezion, alleen heetto hy toen nog Koster.
Ik zie dat hy nu weder is opgestaan."
Twoe maanden later hoorde ik dat Mellory
ziek was. Do heer Lasher had hem dokter
Symons aangeraden.
Drie weken daarna stierf de patiënt. Opge
wonden kwam collega Lasher het my vertellen.
„Hy is werkolyk dood, ik heb hom zelf
gezien, van schyndood is geen sprake
„Ja, dit dacht ik ook," viel ik hem in de
rede. Wy gingen samen naar dokter Symonos
en vertelden hem de geheele zaak.
„Gy zult u toch vergissen, heereD," ant
woordde do goleerde heer met een minachtend
lachje; „ik zelf heb liodenmorgen den dood
geconstateerd."
„Mag ik u verzoeken, dokter, de weduwe
mede te deolen, dat er een onderzoek naar
den dood zal plaats hobben?"
„Ik vind hot wreed tegenover de armo
vrouw, maar ge zult uw zin hebben. Mynheer
Lasher, gaat gy mede? En wilt u ons hier
wachten, mynheer Adarnson?"
Zy gingen en binnen hot uur kwamen zy
terug met ernstige gezichten.
„Er is een hevige scène voorgevallen,"
zeide Lasher; „zy weigert pertinent een onder
zoek. Wat zullen we nu doen?"
„Gy kunt uw bewys van overlyden in
houden," zeide ik tot den dokter, „en dan
is een ïykschouwing onvermydelyk."
Eindolyk kwamen wy overeen nog eens
naar het sterfhuis te gaan in gezelschap van
een inspecteur van politie.
Wy lieten ons aandienen. Ja, het was
mevrouw Koster, ik herkende haar dadelyk.
Met een gezicht, waarop hopelooze droefheid
te lezen stond, kwam zy naar ons toe.
„Dag, movrouw Koster," zeide ik eensklaps.
Ik zag dat zy my insgelyks herkende, maar
mot ongolooflyke tegenwoordigheid van geest
vroeg zy: „Kont u my, mynheer? Ik weet
niet, dat ik u ooit heb ontmoet."
„Scherp uw geheugen maar eens, movrouw
Koster, alias Mellory; ik hiolp uw man afleg
gen te Weymouth. Maar nu is het uit met
uw bodriegeryen, de politie wacht beneden."
Het volgende oogenblik lag ze op haar
knieën, ons smeekend om vergeving. Ik bloef
echter onverbiddelijk en zoodra ze dit goed
begreep, bogon zy to razen eu te vloeken.
Lasher riop den inspecteur, die haar zonder
veel omslag in bewaring nam.
Koster werd naar het gasthuis gebracht,
waar hy nog vyf dagen in denzelfden toe
stand bleef liggen. Zyn wanhoop te boschry ven,
toen hy wakker wordend zich in een gast-
huiskrib met een politie-agent naast zich be
vond, gaat bovon myn beschryvmg.
Hun zaak kwam voor het gerecht en het
bleek nu, dat zy een levensverzekering in
Aberdeen hadden afgezet voor £1500, een
jaar vóór zy in Weymouth kwamen.
De man werd tot vyftien en de vrouw tot
tien jaren dwangarbeid veroordeeld.
Dat is nu veertien jaar geleden en ik ben
benieuwd wanneer ik die interessante leden
myner gemeente weer eens zal ontmoeten.
De loopers binnen de
gemeente en de Agen
ten van het Leidsch
Dagblad buiten Leiden bezorgen
op verzoek het Dagblad alléén
des Zaterdag-avonds ad
2'/, Cent per nummer.
Tooncclgezelsehap van den Roder»
damschen Tivo!i«8chouwbnrg.
Directie: JAN C. DE VOS en W. VAN KOR LA AR.
Maandag 25 Maart 895
Tooneelspel in vijf Bedrijven van VICTORIEN
SARDOU.
(Ltd van de Fran sche Académie).
Aanvang lialfacht.
PRIJZEN DER PLAATSEN:
Loge ƒ1.60, Baignoires JL40, Parterre
ƒ1. Galery ƒ0.50.
Plaatsen kunnenook schriftelijk, eiken
werkdag van 104 uren besproken icorden bij
de Bureauliste, Papengracht 23, en op den speel-
dag aan den Schouwburg van 10 2 uren,
a 10 cents extra per plaats. 1967 24
f-"Uin -n-v/y* ---r*-:
EuAit7iOTorè-
9 facriak
3 Lc Vulcan.
Levert alle f
soorten Vuur- g
werlc voor E
feesten cn parti- E
culiero partijen, g
jAlfen a/d Rijn-
Min hot Notarishuis aan den Burg
te Leiden, by opbod op Zaterdag
30 Maart, by afslag op Zaterdag
6 April 1895, telkens doe avonds ten half.
aclit uron, ten overstaan van J. F. MEIKERS,
Notaris to Leiden, van
No. 1. Een HEERENHUIS en ERF, aan do
oostzyde van de Hooigracht, No. 87, te Leiden,
Sectie I, No. 1909, groot 1.60 aren.
Dit perceel bevat boneden: Gang met dro
gen Kelder en Kast, Voor-, Tusschen- en
Achterkamer en Suite, Keuken en twee kleine
Binnenplaatsen.
Op de eerste verdieping: groote en kleine
Voorkamer, Portaal met vaste Kasten, groote
Achterkamer met Alkoof, Berg- en Meide-
kamerlje.
Op de tweede verdiepingVoorkamer, Slaap-
kamertje, Logeerkamer en Portaal met Kasten.
Verder grooten Zolder met Vliering en klei
nen Zolder.
De meeste Kamers zyn van een Stookplaats
voorzien.
Het percoel heeft Duinwater- en Gasleiding.'
No. 2. Een PAKHUIS met BOVENWONING,
aan de Westhavenstraat, Nos. 1 en ls, te
Leiden, Sectie C, No. 64, groot 33 centiaren,
bevattende benedenruim Pakhuis met toe
gang tot de Bovenwoning; bovon: Voorka
mer, met gelegenheid tot stoken, en twee
Kasten, Achterkamer mot Stookplaats, Bed
stede en Kast, Keukentje met Stookplaats,
Gootsteen en Duinwaterleiding, verder Zolder
met afgeschoten Kamertje, waarin Bedstede.
Verhuurd beneden voor f 1.25 en boven
voor f 2 per week.
Do Grondlasten bedragen van perceel 1,
f 36.92 en van perceel 2 f 6.23.
Aanvaarding by de betaling der kooppen--
ningen op 1 Mei a. s.
Te bezichtigen Dinsdags en Donderdags,
perceel 1 van 2-4 uren en perceel 2 van
10 -12 uron.
Nadere inlichtingen zyn te bekomen ten
kantore van voornoemden Notaris, Noordeinde
22, alwaar tusschen den dag van veiling en
dien van afslag, van 9 tot 3 uren, verhoogin-,
gen kunnen worden gedaan tegen genot van
één vjjfde der verhoogsom. 1692 51
TE
Warmond,
op Dinsdag 2 April by Inzet en op Dinsdag
9 April 1895 by afslag, telkens des namid
dags te 7 uren, in het Stations Koffiehuis te
Warmond, ten overstaan van den te Warmond
gevestigden Notaris J. F. S. FRIJLINCK,
van:
Een perceel TUINGROND, aan den Straat
weg te Warmond, naby het Station Warmond,
zeer gunstig gelegen voor bouwterrein, Kad.
Sectie D, No. 1060, groot 21 aren, 20 cen
tiaren; verhuurd tot Kerstmis 1895 voor
f 39.20 per jaar.
Te veilen in 4 perceelen, combinatie ea
massa.
Twee zeer riant gelegen VILLAATJES, ge
legen als voren, genaamd: „Sans Souci", met
Tuinen, Kad. Sectie D, Nos. 1061 en 1062,
samen groot 5 aren, 20 centiaren, ieder beJ
vattende:
Beneden: Voorkamer en Suite, Keuken en
Bykeuken met Pomp voor Rogen- en Put
water, drogen Kelder en Bergplaats; boven:
Voor-, Zy- en tweo Achterkamers, Zolder en
verdere gemakken. Do Kamers zyn behangen
en van Stookplaatsen en Kasten voorzien.
Een der Villa's is verhuurd voor f 200
'sjaars, tot Juni 1896.
Een perceel TUINGROND, gelegen als vo
ren, zeer geschikt voor bouwterrein, Kad.
Sectie D, Nos. 1063 en 1064, te zamen groot
6 aren, 87 centiarenverhuurd tot Kerstmis
1895 voor f 14 'sjaars.
Te veilen in 2 perceelen en in massa.
Het verhuurde Huis is te bezichtigen Dins-,
dag en Donderdag, van 12 3 uren, de overige
perceelen dagelyks, uitgezonderd Zondags.
Betaling en aanvaarding, onder gestand-
doening der huur, 1 Juni 1895.
Nader© informatiën te bekomen ten kan
tore van voornoemden Notaris, alwaar tus
schen de veiling en den toeslag zerhoogingen
kunnen worden gesteld, tegen genot van 1/5
der verhoogingen. 1864 4$