Tweede concert ran de Maatschappij lot bevordering der Toonkunst. Dat de Leidsche Afdeeling van dezo Maat schappij en haar directeur zich met veel toe wijding ten doel stellen werkelijk hoogo kunst aan het publiek te openbaren, heeft de uit voering van „Ein Deutches Requiem" van Johannes Brahms gistoravond weer duidelijk bewezen. De compositie zelve worjt tegen woordig door iederen muziekliefhebber reeds dermate op haro juiste waarde geschat, dat het eeno banaliteit zou zijn in een dagblad artikel uit te weidon over hare grootsche conceptie; de meesterlijk contrapuntischo be werking, de heerlijk voortreffelijke instru mentatie en de ernstig pieuze stemming, die in het geheele werk de overheorschende is en waarin onvermijdelijk ieder muzikaal toe hoorder wordt gebracht. Het Requiem van Brahms behoort tot die groote werken, die de muziek der 19de eeuw onsterfelijk zullen maken; Brahms had niets meer behoeven geschreven te hebben, om blijvend zyn plaats te veroveren onder de componisten van den eersten rang. Gelukkig was dan ook do uitvoering even redig voortreffelijk aan de beteekenis van de compositie. In de allereerste plaats zijn het de koren, die daartoe bijdragen. Wat zy hierin te ziDgen hadden, was moeilijk en vermoeiend; soli zijn in het Requiem uitzondering, en meestentijds worden ook deze nog door het koor ondersteund. Desondanks hield het zich tot het laatste oogonblik goedja zelfs word hot beter en klankvoller naarmate men verder in het werk kwam, en zoo was dan ook de inzet der sopranen in het slotkoor (Selig sind die Todten) een der gelukkigste momenten. Dezulke waren regel, en het ware dorhalve onbillijk en ondankbaar om te wijzen op de enkele minder goede oogenblikken (bijv. in hot eerste koor, waar sopranen en tenoren in de eerste maten wat te laag zongen), die bij zulk een massa te overwinnen moeilyk- hedon niet te vermijden waren. Van het orkest geldt ongeveer hetzelfde als van de koren; ook hier beschaafde klank, goed samenspel, bescheidenheid en kracht, op het goede oogenblik te pas gebrachtmeer eenheid en warmte, toen zy eenmaal flink in het werk waren, dan in het korte voorspel en eerste nummer, ziedaar wat ook van het orkest ons het meest trof. De solisten, Paul Haase 011 echtgonoote, vormden den schakel tusschen de beide com posities op dezon avond. Mevr. Haase althans speelde in beide eon rol; veel belangrijker was die in Mondelssohn's „42ste Psalm"; in beide echter bleef zij dezelfde deugdenmaar ook hetzelfde gebrek toonen. Of het lag aan minder goedo dispositie, onverschillig door welken invloed van buiten af, kunnen wij natuurlijk Diot beoordeulen, maar billijkheids halve moet geconstateerd worden, dat Mevr. Haase meermalen te hoog zong; vooral indien zü een noot had aan te houden, gebeurde het vaak dat die, goed ingezet, niet do uoodigo stabiliteit had en ondor het aanhouden hoo ger werd. Hier staat echter gunstig tegenover het feit, dat mevrouw Haase te beschikken hoeft over een zeer krachtige en heldere sopraan- stom, en vooral dat zij mot veel warmte en govoel voordraagt. Dit laatste geldt m. i. niet zoo sterk van Paul Haase; deze geeft o. i. vocaal moer te genieten dan muzikaal; hot baryton geluid is krachtig en vol, maar do dictie leek mi) wat stijf on nu on dan was een vibrato waar te nemen, dat minder aan genaam aandeed. Hot meest genoten wij van de soliste, mevr. Haase, in het quintett in den Psalm van Mendelssohn. Zy werd hier door vior loden van het koor uitstekend gesteund en dit nummer was dan ook voor de uitvoerenden een bepaald succes. Deze laatste qualificatio zouden wy op den geheelen avond wel durven toepassen. Hot publiok, dat blijkbaar serieus gestemd en in toom gehouden was door den deftigen indruk, dion hot zwartgekleede dames koor maakto, barstto na het Requiem van Brahms los in een oprecht gemeend applaus, on lange toejuichingen waren, in do eerste plaats voor den directeur, een welverdiende hulde. Dat wy niet breeder Mendelssohn's Psalm bespraken, heeft een tweeledige oorzaak: lo. word deze compositie niet zoo zorgvuldig genuanceerd uitgevoerd en met dio distinctie gezongen als dit o. i, behoorde, en 2o. maakt de oveibekende structuur van dergelijke com position, hoo aangenaam zy ons ook aandoen, hoo gezond eenvoudig do melociek ook is en hoo correct ook do bewerking, dit overbodig. Voor hoovolen zal niet deze Mendelssohnscho Psalm eene verademing zijn geweest na ds ingewikkelde compositie van Brahms 1 Mr. E. Do moord to Bussuui. Hot gistermorgen voor do arrond.-rechtbank te Amsterdam voortgezetto getuigenverhoor in de bovengenoemde zaak kenmerkte zich niet door nieuwe gezichtspunten. De eersto ge tuigen stonden slechte een oogenblik voor het hekje, legden respectievelijk de eeno of andere verklaring af, en daarmede was het verhoor gedaan. Alida Blauw, een meisje van 13 jaar, vriendinnetje van het ongelukkige Jansje; juffrouw Do Bruin, handelaarster in snoepgoed; het dienstmeisje van den heer Van der Scheor, Veronica John, in de wandeling genoemd Jo, en do kanonnier milicien II. J. VanRooy, van beroep sl iger, dio op den dag van den moord beschonken was geweost en op een zoke dool van den dag 6 borreltjes" in een half uur tyds gebruikt had, kwamen achtereen volgens voor. Verscheidene getuigen verklaarden öf Hen riötte Momber met artilleristen te hebben zien praten, öf eonige droDken militairen hier en daar des avonds gezien te hebben. 'Één getuige verklaarde Henriötte tot een artillerist de woorden: „afspraak" en „tot 9 uren" te hebben hooren uiten; Coelman was deze militair niet. Beklaagde Momber ontkende iets dergelijks te hebben gezegd en hield deze ontkentenis vol tegenover den officier van justitie, dio wees op het uit de verklaring van dezen ge tuige ontstane vermoeden, dat er een derde vertrouwde in het komplot was. De getuigen legden vaak met elkaar tegenstrijdige verkla ringen af, hetgeen de zadelmaker Blauw voor zich wat de uren betreft, hieruit trachtte te verklaren, dat hij eiken dag z(jne zaken had en niet altijd aan die geschiedenis kon denken. Eenige getuigen verklaarden dat zjj uit het gangetje naast de woning van den heer Mein- ders, omstreeks halfnegen, twee artilleristen hadden zien komen, terwijl Coelman verklaarde, alleen uit het steegje gekomen te zijn, en getuige Hiltrop vol hield niet bi) Coelman ge weest te zijn, toen deze bet gangetje uit kwam. De twaalfjarige Pieter Van der Scheer ver haalde, dat hy het gillen van Jansje had ge hoord, en dat het geluid van boven kwam; tevens deed hy eonige mededeelingen omtrent de proefnemingen met het gillen later. Do stationschef W. H. König en zijn zoontje en dochtertje legden verklaringen af omtrent het vertoeven van Henriötte Momber met Jansje op hot station te Bussum. De laatste was hen tegengekomen op den terugweg, en toen zy groette, had Jansje gewuifd en ge roepen: ,Nu, Anna, tot morgen dan." Anna verklaarde dat Jansje een aardig meisje was, zoo vrooiyk. „En 10 minuten later was het anders met het kind" liet de officier van justitie mr. Schimmelpenninck op deze woor den volgen, met een blik op de beklaagden Terwijl Coelman somber voor zich zag, kon men aan Henriötte volstrekt niot bespeuren, dat zü zichzelvo iets verweet; integendeel,zy glimlachte by het verhaal van het kind. Nadat nog eenige dienstmeisjes en een ko t. sier gehoord waren, werd de terechtzitting voor een half uur geschorst. Na heropening der terechtzitting werd do heer Moinders weder voorgeroepen, die thans verklaarde zich duidoiyk te herinneren, dat den Zondag in do benedenkamor geen karpet lag; wol bevond zich voor do deur eon matje, bruin van kleur met roode strepen. Daarna werden gehoord oen bollonkwoekers leerling en een hovenier, die beiden twee artilleristen gezien hadden in de Veerlaan te Bussum, in een druk, doch zacht gesprek en levendig gesticnleerende. Zy waren over een bekjo gegaan en het land ingeloopen. Dit erkende Coelman; hy was daar met Hiltrop en dacht, toen iemand hen zag: nu ben ik verraden. De strijkster J. Koelink deeldo mode, dat zy voor het huis van den heer Keyzer in den avond van Zondag 2 artilleristen had ont moet, van wio de een tot don ander zeido: „ik moet die moid", of: „ik zal die meld". Noch in Coelman, noch in Hiltrop, noch in Van Rooy horkende getuigo een dier militairen. In do instructie hoeft getuige verklaard ge hoord te hebben: „Ik moet do meid hebbon"; nu evenwol blyft ze volhouden, een van bovenvermelde uitdrukkingen te hobben ver nomen. Evenals dezo getuige had*.> B. J. Lobart, leerlooiersknecht, tegen 9 uren 's avonds in of by het gangetje een paar zien fluisteren; zy dachten dat het een vrypartytjo was, en zy hadden tot hunne metgezellen gezegd„die zyn aan het smoezen", en waren toen door- geloopen. Een dier twee had oen witten boe zelaar voor. Mina Diekmeyer, dienstbod© by dr. Clinge Doorenbos, verklaarde dat tusschen 9 en 9'/j uur Henriötte by den dokter was gekomen met do modedeeling, dat zy van het slation was gekomen, een kind had hooren huilen, en hot half geslikt op den grond had gevon den in het huis van den heer Meinders. Zy was in hoogst zenuwachtigen toestand. Eeno meer gewichtige verklaring legde do getuige P. Steyn af, winkelbediende te Bus sum. Henriötte kwam dagelyks in den winked voor kruideniorswaren; meermalen had zy gezegd, dat z\j hot land had aan Jansje, om haro bydehandhoid, en 14 dagon vóór den moord, had zy beweerd, dat, was de vader eens uit, dan zou zy het kind onder handen nemen. Boklaagdo Momber gaf toe, dat zy wellicht dion Zaterdag zich wat schorp had uitgedrukt, doch het land had zy niet aan het kind; integendeel, Jansjo was altyd met haar. De president wees boklaagdo er op, dat ook het dionstmeisje Grietje Van "Woudenberg, dat nu door ziekte niet kon geboord worden, voor den rechter van instructie had verklaard, dat meermalen Henriötte haar hekel aan Jansje te konnen had gegeven. Beklaagde bleef even- wel by haro woorden van daareven. De heer Meinders had, zoo hy verklaarde, nooit ge merkt, dat Jansje ontzag had voor Henriötte; integendeel, Jansjo liet baar gezag thuis va3K gelden. De adj.-onderofficier van de vesting-artillerie, H. Heesius, had de verschillende voorwerpen van Coelman, toen dezo uit zyn bed in do kazerne te Naaiden was gelicht, geïnspecteerd; tusschen de vangsnoeron had getuige eenige lange blonde haren gevonden. Voorts wist getuigo mede t.» doelen, dat do militair Coal man vele straffen opliep, vooral wegens het gedurige mankeeren. Op den Zondag van den moord mocht hy als straf geen sabel dragen, insgelyks voortvloeiende uit het mankeeren. Vervolgens werd op verzoek van mr. Paap prof. Korteweg nogmaals gehoord, terwyi tevens dr. Clinge Doorenbos voor het getuigen- hekje kwam. Mr. Paap had een zyner klerken ter terechtzitting medegenomen, en op zyn verzoek ging deze met den rug op den grond liggen. Mr. Paap greep zyn klerk in de keel, terwyl deze met beide handen zya patroon afweerde; nu vroeg mr. Paap aan prof. Korte weg, of het niet mogelyk was, dat de mis daad aldus geschied was, waardoor dan alle blessuren uitkwamen, welke bevonden zyn op Henriötte Momber. Eerst zou het kind in de gang tegen den muur geworpen zyn, waar door de wond aan het hoofd by Jansje te verklaren zou zyn. Mr. Paaps vernuftige vinding) kon de appro batie van dr. Doorenbos niet wegdragen-; volgens dezen deskundige zouden de duimen aan het strottenhoofd op andere wyze ge plaatst geweest zyn, en ofschoon prof. Korte weg van meening was, dat eene dergelyke geweldpleging en als gevolg daarvan de blessures by Henriötte waargenomen, wei mogelyk waren, achtte hy de uitspraak van dr. Doorenbos van meer gewicht, daar deze de indrukken aan de keel van Jansje heeft waargenomen. Op nadere vragen van den verdediger gaf dr. Doorenbos eenigszins toe, dat de duimen dan toch wel de plaatsing konden gehad heb bon, welke bevonden is, dat zy moeten ge- bad hebben. Hierna werden eenige militairen gehoord, wien het O. M. de verwardheid en onjuist heid hunner verklaringen verweet. Get. J. S. Wessel8, thans diamantslyper te Nieuwer-Amstel, op 19 Aug met bekl. Coelman in dienst te NaardeD, zeide dat hy bekl. don avond van 19 Aug. zag thuiskomen alleen en ongoveer te halftien. Get. heeft den dag daarna het bod van Coelman onderzocht en daarin een zakdoek gevonden. De president wyst er get. op, dat hy den rechter commissaris pertinent verklaarde daar geen zakdoek te hebben gevonden. Get. zegt dat hy zich vergist. Hy vond den zakdoek in beklaagdes kist. Er worden vervolgens geboord eenige milicien-kanonniers, die getuigen aflegden omtrent de thuiskomst van Coelman in de kazerne den avond van 19 Aug. Een der miliciens, Hondrik Piloo, is Zondag avond 8 Juli met Coelman en Momber van Amsterdam naar Bussum gereisd. Zy zyn daar in een paar herbergen geweest en hebben tot n afgesproken naar Amsterdam terug te gaan. Dit is gebeurd en zy zyn gegaan naar een danshuis in do Dirk Yan-Hasselt-stoeg. By die gelegenheid heeft get. gehoord dat bekl. Momber op den weg te Bussum zoide: „Hadden w(j maar 20 of 100 gulden, dan gingen wy naar Antwerpen." De get. A. B. Steenhagen verklaart dat bekl. Coelman vroeger tot zy'D tevredenheid by hem werkzaam was als diamantslyper, en dat hy hem herhaaldeiyk gewaarschuwd had voor Momber, die bij ook gekend had en van wie hy nooit veel goeds had gehoord. Get. H. "W. Meynte, compagnon van Steen hagen, vortelt ook enkele staaltjes, die niet erg voor Mombers gedrag pleiten. Do volgende get., B. De Wolff, alias Blom metje, volgens zichzelf „bierhuishouder," vol gens den president „pleizierhuis-houder" in do St.-Anna straat, vertelt dat beide beklaagdeD wel by hem aan huis kwamen, „maar dat was," zeide hy, „toen „mijnheer" al in dienst was". De Bussumsche gemeentobodo J. Nyland ge tuigd o dat hy na een gesprek met Momber, den nacht van haar arrestatie, op zyn eigen houtje naar Naarden is gegaan om Coelman te doen arrestoeren. Daartoe had hy geen order van den burgemeester gehad, ook niet een order op diens naamkaartje, zooals deze gisteren getuigd had. In dien nacht had be klaagde Mombor aan get. verteld dat zy niets van den moord af wist; zy had het kind ge vonden met een boezelaar om, had het op den grond gelegd en water over het gelaat gegooid, omdat het nog leefde. Get. J. A. Van Golderen, brigadier van do Ryksveldwacht, heeft bekl. Momber van Bus sum naar Amsterdam gebracht. Tusschen Weosp en Amsterdam heeft bekl. aan get. gezegd, dat zy en Coelman overlegd hadden over diefstal, want Coelman had het land aan den dienst en als zy nu eenig geld hadden, dan zouden zy er van door kunnen gaaD. Aan den moord hadden zy geen schuld. Bekl. was aan het station Bussum vreesachtig, omdat het volk riep: „Slaat zo dood 1" maar overigens was zy onderweg ze«-:r bedaard. Te kwartier voor zessen werd de behando- ling der zaak verdaagd tot Zaterdag-ochtend te 10 uron, er zyn nog te hooren 2 getuigen charge en één décharge, waarop het eind- verhoor der beklaagden zal volgen. Hieroa zal vermoedelyk eerst na de pauze het O. M., waargenomen door mr. Schimmelpen ninck, aan het woord komeD, tot het nemen van zyn requisitoir. De houding der beklaagden was gisteren dezelfde als den vorigen dag; Coelman zat ineengedoken noder en scheen te suffen, terwyl Momber immer op haar qui vive was, en alle strikvragen met handigheid ontdook. Een annsln^ ie Londen. Vrydag middag had aan het station in Ten- church street to London eene lievige ontplof fing plaats, blikbaar ten gevolge van een aanslag, door een anarchist geploegd. Zoodra de slag werd gehoord, vluchtten de talryko personen, die zich op het perron be vonden, naar alle kanten. Eén hunner bleef, doodelyk gewond, liggen. In zyne nabyheid lagen de overblijfselen van het projectiel, waardoor de ontploffing was veroorzaakt. De man overleed spoodig. De politie vermoedt, dat hy eene bom by zich had, biykbaar bestemd voor een mis dadig doel. De bom ontplofte en doodde den man, die ze by zich had. Op dezelfde wyze kwam, naar men zich zal herinneren, ook de anarchist Bourdin den 16den Febr. 1894 om het leven in het Greenwich-park. Bour din had een zwaar geladen projectiel by zich, dat ontplofte, terwyl hy' op weg was naar de plaats, waar hy het voorworp wilde ge bruiken. Van de personen, die zich op het perron bevonden, werden er eenigen door -de scher ven licht gekwetst, en ook het glazen dak van het station werd daardoor beschadigd. Natuurlyk heeft dit te Londen groot opzien verwekt, want men meende, dat de anarchis tische aanslagen daar nu voorgoed uit waren. UITLOTINGEN. 5 pOt. Rueeiecho aandeelon 1866 a Z. R. 100, trelilÓDg van 1/13 Maart 1895, betaalbaar 13 Jani 1895: Serie 2199 n. 28 Rb. 200,000; s. 93131 n. 37 Rb. 75.01 0e. 14044 n. 82 Rb. 40.' 00; 8. 1461 n. 30 Rb. 25,000; 8. 17737 d. 88, e. 15764 D. 12, e. 6274 n. 36 Rb. 10,000; 8. 12048 n. 82, e. 14973 n. 36, 8. 15700 n. 37, e. 421 n. 21. e. 17505 d. 24 Rb. 8000; i. 2042 d. 5, e. 15379 n. 37, o. 308 u. 15. e. 14844 d. 50, e. 9489 d. 31. 8. 9682 n. 44, 8. 16G05 n. 27, e. 18506 d. 11 elk Rb. 5000; 0. 2138 n. 32, a. 12525 n. 19, e. 13767 n. 31. 8. 13372 n. 40, e. 1312 n. 45, 8. 3756 n. 9. 0. 19823 n. 26. 8. 14t'6 n. 34. e. 12660 d. 15. 8. 6667 d. S3, 8.4365 d. 10. e. 18279 n. 6, 8. 1423 n. 44. 8. 18297 n. 18, 8. 49G7 n. 2G, 9. 1248 n. '25. e. 8796 d. 45. 8. 4744 n. 47, 8. 5566 n. 33, e. 11027 n. 88, Rb. 1000. BUITENLAND. Frankrijk. By de gematigde groepen der Kamer van Frankryk wekt het ergernis, dat het minis- terio-Ribot de radicalen naar de oogen ziet. Zy hadden door hunne onwillige houding den heer Bourgeois het vormen van een radicaal kabinet onmogeiyk gemaakt, maar zyn neder laag biykt voor hen eene overwinning te zyn geweest. Toen de president Ribot belastte met de samenstelling van een kabinet, constateerde hy hiermede, dat do radicalen niet in staat waren, de regeering te aanvaarden, en dat de regeering op de gematigden moest steunen. Toch deed Ribot den radicalen dadelyk eene groote concessie, door twee van hen in zyn ministerie op te nemen, en sedert heeft hy zich alle moeite gegeven om aan hunne wen- schen te voldoen. Tegenwoordig is de minister van binnenlandsche zaken Leygnes bezig aan een reorganisatie van het hoogere beambten- personeel en de radicalen hebben niet ge schroomd, den minister hunne eischen bekend to maken. Zy verlangen dat ongeveer 20 pre fecten en tweomaal meer onder-prefecten, enz. zullen worden ontslagen en vervangen door ambtenaren, die bereid zyn in alle gevallen aan de bevelen der radicale verkiezings- comitó's te gehoorzamen. Het schynt dat de minister zich insehikkelyk heeft getoond. Zoo dit waar is, zullen de gematigden waarschyniyk de eersto do beste gelegenheid aangrypen om het ministerie Ribot te doen vallen. Dan komt misschien de beurt aan Waldeck-Rousseau, die tegenwoordig het land doortrekt, redevoe ringen houdende. üadoiyk nadat tot de expeditie naar Mada gascar was besloten, herleefde de aloude nay ver tusschen de departementen van marine en oorlog, zoodat men, om eenheid in de leiding te bevorderen, deze aan het departement van buitenlandsche zaken opdroeg. Dezer dagen nu is de voorhoede der expeditio te Majunga geland, onder bevel van den gene raal der mariniers, Matringer. Om te ver hinderen dat by en door hem de marine de eerste lauweren plukte, voordat de opperbevel hobber, generaal Duchesne, is aangekomen, heeft men de voorhoede zonder de noodige geweren naar Madagascar laten vertrekken en zo verzonden met een langzaam varend trans portschip, dat eerst 20 dagen na de troepen te Majunga moet aankomen. Zoo verzekert ten minste de „Figaro". De andero Fransche troepen, die zullen deel nemen aan do expeditie naar Madagascar, zyn eveneens uit Parys vertrokken. VanhetPary sche garnizoen zal ook eene compagnie naar Madagascar gaan. Toen deze soldaten van de kazerne naar het station van Lyon marcheerden, werden zy in do straten, waar zy doortrokken, overal met groote geestdrift begroet. Eeno talrijke volksmenigte was in de straten byeen en juichte den soldaten toe, terwyl uit de huizen door de dames bloemen werden neer geworpen. Mod verwacht dat de eigonlyke expeditie naar Madagascar nu spoedig zal vertrekken. Het ongunstige seizoen is nu byna voorby, zoodat de krygsverrichtingen spoedig een aan vang kunnen nemen. De reactionnairen in Frankryk, die de ver kiezing van Félix F ure tot president der republiek hadden toegejuicht, omdat zy meen den onder een zwak hoofd van den staat hun invloed te vermeerderen, kunnen hun spyl over de toenemende populariteit van den nieuwen president niet onderdrukken. Dit hadden zy niet verwacht, toen zy by Faure's intocht in het Elysóe juichten, en zy vervolgen den „leerlooier" met dezelfde spelde- prikken, die Casimir Pórier het geduld deden verliezen. De „Figaro" waarschuwt hem, dat het een president niet past, zich te veel in het publiek te vertoonen en dagelyks op bals, in hospitalen, scholen, enz. te verschynen. In een ander artikel wordt herinnerd, dat Faure, toen afgevaar digde voor Havre, een der oprichters was van den patriottenbond en by de inwyding van een vaandel 0. a. heeft gezegd: „Dit vaandel maant u tot uw plicht in de toekomst; de toekomst, dat is voor u de plicht, de zelf verloochening, de vaderlandsliefde, en wanneer gy dezo deugden beoefent, dan kunnen wy zeggen, dat voor ons geliefd Frankryk de toe stand. de hoop is. Gy begrypt my." Verder wordt herinnerd, dat Faure ook in bet bestuur van den patriottenbond heeft ge zeten en het opruiende manifest aan het volk heeft geteekend, naar aanleiding van een gerucht, dat in Duitschland een kaart was verschenen, waarop ©en groot deel van de Fransche republiek als Duitsch gebied was gekleurd. Ook wordt er op gewezen, dat Faure's naam staat onder een stuk, waarin men leest: „Republikeinen, Bonapartisten, legitimisten, Orleanisfcen het zyn voorna men, onze gemeenschappelyke familienaam is patriot". Groot-Brltaunli^ In het Lagerhuis stelde kolonel Howard- Vincent gisteren de volgende motie voor: „Het Huis, overwegende dat de verminde ring der markten voor Britscho koopwaren, ten gevolge van den onbeperkten invoer van buitenlandsche producten, do oorzaak is van de toenemende werkloosheid en den achter uitgang van industrie, landbouw en scheep vaart, is van oordeel dat het de plicht der regeering is, zonder verwyi maatregelen te nemen tot bescherming der Britsche indus- triéele belangen." Deze motie werd met 105 tegen 35 stem men verworpen. Do minister Bryce, president van den „Board of Trade", had verklaard dat de regeering het vryhandelstelsel zal biy'ven aanhangen en elk protectionistisch voorstel zal bestryden. Tevens deelde de minister van koloniën, de heer Sydney Buxton, mede, dat sir R. W. Duff, do gouverneur van Nieuw Zuid-Wales, overleden is aan de gevolgen eener operatie. Er heeft goen militaire inval der Transvaal- sche Boeren in Swaziland plaats gehad. De „Globe" meldt dat men het ambt van speaker aan sir William Harcourt hoeft aangeboden. DuStwchlnud. Do jongste, vierjarige zoon van den keizer, prins Joachim, is ziek. De prins ïydt aan een ongesteldheid der ingewanden, die aan- vankelyk een ontsteking van den blinden darm deed vreezen en met koorts gepaard ging; doch geen ontsteking had er plaats. Sedert Donderdag-avond is de koorts ook geweken, zoodat de hoop bestaat, dat de prins binnen korten tyd hersteld zal zyn. De Staatsraad in Pruisen is een lichaam, dat alleen in byzondere gevallen door den koning wordt byeengeroepeD, en trekt daarom byzonüer de aandacht. De koning heeft dit maal zelf de zitting er van geopend met een aanspraak, welks inhoud reeds in het kort> door ons is gemeld. Koning Wilhelm is zich der moeiiykheid1 bewust, waarin tegenwoordig de landbouw verkeert. Dit was ook in de laatste troonrede te kennen gegeven. Maar de koning heeft zich wel gewacht, aan den Staatsraad een be paald economisch programma aan te bevelen. Integendeel verlangt hy van hem, dat hy „uit voerbare voorstellen" zal doen, die geschikt zyn „om den treurig6n toestand van den land bouw te verbettren, zonder de andere standen der bevolking te benadeelen." „De zeer uiteenloopende meeningen over het op dit gebied mogelyke en bereikbare moeten onderzocht en tot overeenstemming worden gevoerd." En wanneer de beraadsla gingen er toe leiden, „dat de voorstellen een vorm aannemen, welke de uitvoerbaarheid laat erkennen", dan zal dit den koning tot „vol doening" strekkeD. Byzonderen nadruk legt de koning er op, dat by de beraadslaging ten doel moet worden gesteld, „zonder schending van andere gewet tigde belangen en de bestaande tractaten eer biedigend, zooveel mogelyk de lasten te ver lichten, die op den landbouw drukken." Uit de aangehaalde woorden blykt, dat Wil helm II volstrekt niet in alles den agrariërs ter wille is. Het spreekt vanzelf, dat in de openings rede geen gewag werd gemaakt van hot voor stel Kanitz, maar hoe de keizer en koning er over denkt, is auidelyk genoeg gebleken; het is onuitvoerbaar, omdat het de gewettigde belangen van anderen schendt, en omdat-het in stryd is met den eerbied voor bestaande tractaten. Het voorstel-Kanitz, om den graanhandel tot een staatsmonopolie te maken is, voorzien van 103 handteekeningen, weder by den Ryks- dag van Duitschland ingediend. Het centrum is onder de onderteekenaais niet vertegen' woordigd, „biykbaar omdat het door de go- beurtenissen dor laatste veertien dagen tot andere inzichten is gtkomen", zegt een Ber- lynsch blad. Ongeveer een jaar geleden heeft de Rijksdag een öergelyk voorstol verworpen met 159 tegen 78 stemmen. By dezo stemming ont braken 162 leden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1895 | | pagina 2