Tweede concert ran de Maatschappij lot
bevordering der Toonkunst.
Dat de Leidsche Afdeeling van dezo Maat
schappij en haar directeur zich met veel toe
wijding ten doel stellen werkelijk hoogo kunst
aan het publiek te openbaren, heeft de uit
voering van „Ein Deutches Requiem" van
Johannes Brahms gistoravond weer duidelijk
bewezen. De compositie zelve worjt tegen
woordig door iederen muziekliefhebber reeds
dermate op haro juiste waarde geschat, dat
het eeno banaliteit zou zijn in een dagblad
artikel uit te weidon over hare grootsche
conceptie; de meesterlijk contrapuntischo be
werking, de heerlijk voortreffelijke instru
mentatie en de ernstig pieuze stemming, die
in het geheele werk de overheorschende is
en waarin onvermijdelijk ieder muzikaal toe
hoorder wordt gebracht. Het Requiem van
Brahms behoort tot die groote werken, die
de muziek der 19de eeuw onsterfelijk zullen
maken; Brahms had niets meer behoeven
geschreven te hebben, om blijvend zyn plaats
te veroveren onder de componisten van den
eersten rang.
Gelukkig was dan ook do uitvoering even
redig voortreffelijk aan de beteekenis van de
compositie. In de allereerste plaats zijn het
de koren, die daartoe bijdragen. Wat zy hierin
te ziDgen hadden, was moeilijk en vermoeiend;
soli zijn in het Requiem uitzondering, en
meestentijds worden ook deze nog door het
koor ondersteund. Desondanks hield het zich
tot het laatste oogonblik goedja zelfs word
hot beter en klankvoller naarmate men verder
in het werk kwam, en zoo was dan ook de
inzet der sopranen in het slotkoor (Selig sind
die Todten) een der gelukkigste momenten.
Dezulke waren regel, en het ware dorhalve
onbillijk en ondankbaar om te wijzen op de
enkele minder goede oogenblikken (bijv. in
hot eerste koor, waar sopranen en tenoren
in de eerste maten wat te laag zongen), die
bij zulk een massa te overwinnen moeilyk-
hedon niet te vermijden waren.
Van het orkest geldt ongeveer hetzelfde als
van de koren; ook hier beschaafde klank, goed
samenspel, bescheidenheid en kracht, op het
goede oogenblik te pas gebrachtmeer eenheid
en warmte, toen zy eenmaal flink in het werk
waren, dan in het korte voorspel en eerste
nummer, ziedaar wat ook van het orkest ons
het meest trof.
De solisten, Paul Haase 011 echtgonoote,
vormden den schakel tusschen de beide com
posities op dezon avond. Mevr. Haase althans
speelde in beide eon rol; veel belangrijker was
die in Mondelssohn's „42ste Psalm"; in beide
echter bleef zij dezelfde deugdenmaar
ook hetzelfde gebrek toonen. Of het lag aan
minder goedo dispositie, onverschillig door
welken invloed van buiten af, kunnen wij
natuurlijk Diot beoordeulen, maar billijkheids
halve moet geconstateerd worden, dat Mevr.
Haase meermalen te hoog zong; vooral indien
zü een noot had aan te houden, gebeurde het
vaak dat die, goed ingezet, niet do uoodigo
stabiliteit had en ondor het aanhouden hoo
ger werd.
Hier staat echter gunstig tegenover het
feit, dat mevrouw Haase te beschikken hoeft
over een zeer krachtige en heldere sopraan-
stom, en vooral dat zij mot veel warmte en
govoel voordraagt. Dit laatste geldt m. i. niet
zoo sterk van Paul Haase; deze geeft o. i.
vocaal moer te genieten dan muzikaal; hot
baryton geluid is krachtig en vol, maar do
dictie leek mi) wat stijf on nu on dan was
een vibrato waar te nemen, dat minder aan
genaam aandeed.
Hot meest genoten wij van de soliste, mevr.
Haase, in het quintett in den Psalm van
Mendelssohn. Zy werd hier door vior loden
van het koor uitstekend gesteund en dit
nummer was dan ook voor de uitvoerenden
een bepaald succes. Deze laatste qualificatio
zouden wy op den geheelen avond wel durven
toepassen. Hot publiok, dat blijkbaar serieus
gestemd en in toom gehouden was door den
deftigen indruk, dion hot zwartgekleede dames
koor maakto, barstto na het Requiem van
Brahms los in een oprecht gemeend applaus,
on lange toejuichingen waren, in do eerste
plaats voor den directeur, een welverdiende
hulde.
Dat wy niet breeder Mendelssohn's Psalm
bespraken, heeft een tweeledige oorzaak:
lo. word deze compositie niet zoo zorgvuldig
genuanceerd uitgevoerd en met dio distinctie
gezongen als dit o. i, behoorde, en 2o. maakt
de oveibekende structuur van dergelijke com
position, hoo aangenaam zy ons ook aandoen,
hoo gezond eenvoudig do melociek ook is en
hoo correct ook do bewerking, dit overbodig.
Voor hoovolen zal niet deze Mendelssohnscho
Psalm eene verademing zijn geweest na ds
ingewikkelde compositie van Brahms 1 Mr. E.
Do moord to Bussuui.
Hot gistermorgen voor do arrond.-rechtbank
te Amsterdam voortgezetto getuigenverhoor in
de bovengenoemde zaak kenmerkte zich niet
door nieuwe gezichtspunten. De eersto ge
tuigen stonden slechte een oogenblik voor het
hekje, legden respectievelijk de eeno of andere
verklaring af, en daarmede was het verhoor
gedaan.
Alida Blauw, een meisje van 13 jaar,
vriendinnetje van het ongelukkige Jansje;
juffrouw Do Bruin, handelaarster in snoepgoed;
het dienstmeisje van den heer Van der Scheor,
Veronica John, in de wandeling genoemd Jo,
en do kanonnier milicien II. J. VanRooy, van
beroep sl iger, dio op den dag van den moord
beschonken was geweost en op een zoke
dool van den dag 6 borreltjes" in een half
uur tyds gebruikt had, kwamen achtereen
volgens voor.
Verscheidene getuigen verklaarden öf Hen
riötte Momber met artilleristen te hebben zien
praten, öf eonige droDken militairen hier en
daar des avonds gezien te hebben.
'Één getuige verklaarde Henriötte tot een
artillerist de woorden: „afspraak" en „tot 9
uren" te hebben hooren uiten; Coelman was
deze militair niet.
Beklaagde Momber ontkende iets dergelijks
te hebben gezegd en hield deze ontkentenis
vol tegenover den officier van justitie, dio
wees op het uit de verklaring van dezen ge
tuige ontstane vermoeden, dat er een derde
vertrouwde in het komplot was. De getuigen
legden vaak met elkaar tegenstrijdige verkla
ringen af, hetgeen de zadelmaker Blauw voor
zich wat de uren betreft, hieruit trachtte te
verklaren, dat hij eiken dag z(jne zaken had
en niet altijd aan die geschiedenis kon denken.
Eenige getuigen verklaarden dat zjj uit het
gangetje naast de woning van den heer Mein-
ders, omstreeks halfnegen, twee artilleristen
hadden zien komen, terwijl Coelman verklaarde,
alleen uit het steegje gekomen te zijn, en
getuige Hiltrop vol hield niet bi) Coelman ge
weest te zijn, toen deze bet gangetje uit
kwam.
De twaalfjarige Pieter Van der Scheer ver
haalde, dat hy het gillen van Jansje had ge
hoord, en dat het geluid van boven kwam;
tevens deed hy eonige mededeelingen omtrent
de proefnemingen met het gillen later.
Do stationschef W. H. König en zijn zoontje
en dochtertje legden verklaringen af omtrent
het vertoeven van Henriötte Momber met
Jansje op hot station te Bussum. De laatste
was hen tegengekomen op den terugweg, en
toen zy groette, had Jansje gewuifd en ge
roepen: ,Nu, Anna, tot morgen dan." Anna
verklaarde dat Jansje een aardig meisje was,
zoo vrooiyk. „En 10 minuten later was het
anders met het kind" liet de officier van
justitie mr. Schimmelpenninck op deze woor
den volgen, met een blik op de beklaagden
Terwijl Coelman somber voor zich zag, kon
men aan Henriötte volstrekt niot bespeuren,
dat zü zichzelvo iets verweet; integendeel,zy
glimlachte by het verhaal van het kind.
Nadat nog eenige dienstmeisjes en een ko t.
sier gehoord waren, werd de terechtzitting
voor een half uur geschorst.
Na heropening der terechtzitting werd do
heer Moinders weder voorgeroepen, die thans
verklaarde zich duidoiyk te herinneren, dat
den Zondag in do benedenkamor geen karpet
lag; wol bevond zich voor do deur eon matje,
bruin van kleur met roode strepen.
Daarna werden gehoord oen bollonkwoekers
leerling en een hovenier, die beiden twee
artilleristen gezien hadden in de Veerlaan te
Bussum, in een druk, doch zacht gesprek en
levendig gesticnleerende. Zy waren over een
bekjo gegaan en het land ingeloopen. Dit
erkende Coelman; hy was daar met Hiltrop
en dacht, toen iemand hen zag: nu ben ik
verraden.
De strijkster J. Koelink deeldo mode, dat
zy voor het huis van den heer Keyzer in den
avond van Zondag 2 artilleristen had ont
moet, van wio de een tot don ander zeido:
„ik moet die moid", of: „ik zal die meld".
Noch in Coelman, noch in Hiltrop, noch in
Van Rooy horkende getuigo een dier militairen.
In do instructie hoeft getuige verklaard ge
hoord te hebben: „Ik moet do meid hebbon";
nu evenwol blyft ze volhouden, een van
bovenvermelde uitdrukkingen te hobben ver
nomen.
Evenals dezo getuige had*.> B. J. Lobart,
leerlooiersknecht, tegen 9 uren 's avonds in
of by het gangetje een paar zien fluisteren;
zy dachten dat het een vrypartytjo was, en
zy hadden tot hunne metgezellen gezegd„die
zyn aan het smoezen", en waren toen door-
geloopen. Een dier twee had oen witten boe
zelaar voor.
Mina Diekmeyer, dienstbod© by dr. Clinge
Doorenbos, verklaarde dat tusschen 9 en 9'/j
uur Henriötte by den dokter was gekomen
met do modedeeling, dat zy van het slation
was gekomen, een kind had hooren huilen,
en hot half geslikt op den grond had gevon
den in het huis van den heer Meinders. Zy
was in hoogst zenuwachtigen toestand.
Eeno meer gewichtige verklaring legde do
getuige P. Steyn af, winkelbediende te Bus
sum. Henriötte kwam dagelyks in den winked
voor kruideniorswaren; meermalen had zy
gezegd, dat z\j hot land had aan Jansje, om
haro bydehandhoid, en 14 dagon vóór den
moord, had zy beweerd, dat, was de vader
eens uit, dan zou zy het kind onder handen
nemen.
Boklaagdo Momber gaf toe, dat zy wellicht
dion Zaterdag zich wat schorp had uitgedrukt,
doch het land had zy niet aan het kind;
integendeel, Jansjo was altyd met haar.
De president wees boklaagdo er op, dat ook
het dionstmeisje Grietje Van "Woudenberg, dat
nu door ziekte niet kon geboord worden, voor
den rechter van instructie had verklaard, dat
meermalen Henriötte haar hekel aan Jansje
te konnen had gegeven. Beklaagde bleef even-
wel by haro woorden van daareven. De heer
Meinders had, zoo hy verklaarde, nooit ge
merkt, dat Jansje ontzag had voor Henriötte;
integendeel, Jansjo liet baar gezag thuis va3K
gelden.
De adj.-onderofficier van de vesting-artillerie,
H. Heesius, had de verschillende voorwerpen
van Coelman, toen dezo uit zyn bed in do
kazerne te Naaiden was gelicht, geïnspecteerd;
tusschen de vangsnoeron had getuige eenige
lange blonde haren gevonden. Voorts wist
getuigo mede t.» doelen, dat do militair Coal
man vele straffen opliep, vooral wegens het
gedurige mankeeren. Op den Zondag van den
moord mocht hy als straf geen sabel dragen,
insgelyks voortvloeiende uit het mankeeren.
Vervolgens werd op verzoek van mr. Paap
prof. Korteweg nogmaals gehoord, terwyi
tevens dr. Clinge Doorenbos voor het getuigen-
hekje kwam. Mr. Paap had een zyner klerken
ter terechtzitting medegenomen, en op zyn
verzoek ging deze met den rug op den grond
liggen. Mr. Paap greep zyn klerk in de keel,
terwyl deze met beide handen zya patroon
afweerde; nu vroeg mr. Paap aan prof. Korte
weg, of het niet mogelyk was, dat de mis
daad aldus geschied was, waardoor dan alle
blessuren uitkwamen, welke bevonden zyn op
Henriötte Momber. Eerst zou het kind in de
gang tegen den muur geworpen zyn, waar
door de wond aan het hoofd by Jansje te
verklaren zou zyn.
Mr. Paaps vernuftige vinding) kon de appro
batie van dr. Doorenbos niet wegdragen-;
volgens dezen deskundige zouden de duimen
aan het strottenhoofd op andere wyze ge
plaatst geweest zyn, en ofschoon prof. Korte
weg van meening was, dat eene dergelyke
geweldpleging en als gevolg daarvan de
blessures by Henriötte waargenomen, wei
mogelyk waren, achtte hy de uitspraak van
dr. Doorenbos van meer gewicht, daar deze
de indrukken aan de keel van Jansje heeft
waargenomen.
Op nadere vragen van den verdediger gaf
dr. Doorenbos eenigszins toe, dat de duimen
dan toch wel de plaatsing konden gehad heb
bon, welke bevonden is, dat zy moeten ge-
bad hebben.
Hierna werden eenige militairen gehoord,
wien het O. M. de verwardheid en onjuist
heid hunner verklaringen verweet.
Get. J. S. Wessel8, thans diamantslyper te
Nieuwer-Amstel, op 19 Aug met bekl. Coelman
in dienst te NaardeD, zeide dat hy bekl. don
avond van 19 Aug. zag thuiskomen alleen
en ongoveer te halftien. Get. heeft den dag
daarna het bod van Coelman onderzocht en
daarin een zakdoek gevonden.
De president wyst er get. op, dat hy den
rechter commissaris pertinent verklaarde daar
geen zakdoek te hebben gevonden.
Get. zegt dat hy zich vergist. Hy vond
den zakdoek in beklaagdes kist.
Er worden vervolgens geboord eenige
milicien-kanonniers, die getuigen aflegden
omtrent de thuiskomst van Coelman in de
kazerne den avond van 19 Aug.
Een der miliciens, Hondrik Piloo, is Zondag
avond 8 Juli met Coelman en Momber van
Amsterdam naar Bussum gereisd. Zy zyn
daar in een paar herbergen geweest en hebben
tot n afgesproken naar Amsterdam terug te
gaan. Dit is gebeurd en zy zyn gegaan naar
een danshuis in do Dirk Yan-Hasselt-stoeg.
By die gelegenheid heeft get. gehoord dat
bekl. Momber op den weg te Bussum zoide:
„Hadden w(j maar 20 of 100 gulden, dan
gingen wy naar Antwerpen."
De get. A. B. Steenhagen verklaart dat bekl.
Coelman vroeger tot zy'D tevredenheid by hem
werkzaam was als diamantslyper, en dat hy
hem herhaaldeiyk gewaarschuwd had voor
Momber, die bij ook gekend had en van wie
hy nooit veel goeds had gehoord.
Get. H. "W. Meynte, compagnon van Steen
hagen, vortelt ook enkele staaltjes, die niet erg
voor Mombers gedrag pleiten.
Do volgende get., B. De Wolff, alias Blom
metje, volgens zichzelf „bierhuishouder," vol
gens den president „pleizierhuis-houder" in do
St.-Anna straat, vertelt dat beide beklaagdeD
wel by hem aan huis kwamen, „maar dat was,"
zeide hy, „toen „mijnheer" al in dienst was".
De Bussumsche gemeentobodo J. Nyland ge
tuigd o dat hy na een gesprek met Momber,
den nacht van haar arrestatie, op zyn eigen
houtje naar Naarden is gegaan om Coelman
te doen arrestoeren. Daartoe had hy geen
order van den burgemeester gehad, ook niet
een order op diens naamkaartje, zooals deze
gisteren getuigd had. In dien nacht had be
klaagde Mombor aan get. verteld dat zy niets
van den moord af wist; zy had het kind ge
vonden met een boezelaar om, had het op
den grond gelegd en water over het gelaat
gegooid, omdat het nog leefde.
Get. J. A. Van Golderen, brigadier van do
Ryksveldwacht, heeft bekl. Momber van Bus
sum naar Amsterdam gebracht. Tusschen
Weosp en Amsterdam heeft bekl. aan get.
gezegd, dat zy en Coelman overlegd hadden
over diefstal, want Coelman had het land aan
den dienst en als zy nu eenig geld hadden,
dan zouden zy er van door kunnen gaaD. Aan
den moord hadden zy geen schuld. Bekl. was
aan het station Bussum vreesachtig, omdat
het volk riep: „Slaat zo dood 1" maar overigens
was zy onderweg ze«-:r bedaard.
Te kwartier voor zessen werd de behando-
ling der zaak verdaagd tot Zaterdag-ochtend
te 10 uron, er zyn nog te hooren 2 getuigen
charge en één décharge, waarop het eind-
verhoor der beklaagden zal volgen. Hieroa
zal vermoedelyk eerst na de pauze het
O. M., waargenomen door mr. Schimmelpen
ninck, aan het woord komeD, tot het nemen
van zyn requisitoir.
De houding der beklaagden was gisteren
dezelfde als den vorigen dag; Coelman zat
ineengedoken noder en scheen te suffen, terwyl
Momber immer op haar qui vive was, en alle
strikvragen met handigheid ontdook.
Een annsln^ ie Londen.
Vrydag middag had aan het station in Ten-
church street to London eene lievige ontplof
fing plaats, blikbaar ten gevolge van een
aanslag, door een anarchist geploegd.
Zoodra de slag werd gehoord, vluchtten de
talryko personen, die zich op het perron be
vonden, naar alle kanten. Eén hunner bleef,
doodelyk gewond, liggen. In zyne nabyheid
lagen de overblijfselen van het projectiel,
waardoor de ontploffing was veroorzaakt. De
man overleed spoodig.
De politie vermoedt, dat hy eene bom by
zich had, biykbaar bestemd voor een mis
dadig doel. De bom ontplofte en doodde den
man, die ze by zich had. Op dezelfde wyze
kwam, naar men zich zal herinneren, ook
de anarchist Bourdin den 16den Febr. 1894
om het leven in het Greenwich-park. Bour
din had een zwaar geladen projectiel by zich,
dat ontplofte, terwyl hy' op weg was naar
de plaats, waar hy het voorworp wilde ge
bruiken.
Van de personen, die zich op het perron
bevonden, werden er eenigen door -de scher
ven licht gekwetst, en ook het glazen dak
van het station werd daardoor beschadigd.
Natuurlyk heeft dit te Londen groot opzien
verwekt, want men meende, dat de anarchis
tische aanslagen daar nu voorgoed uit waren.
UITLOTINGEN. 5 pOt. Rueeiecho aandeelon
1866 a Z. R. 100, trelilÓDg van 1/13 Maart 1895,
betaalbaar 13 Jani 1895: Serie 2199 n. 28 Rb. 200,000;
s. 93131 n. 37 Rb. 75.01 0e. 14044 n. 82 Rb. 40.' 00;
8. 1461 n. 30 Rb. 25,000; 8. 17737 d. 88, e. 15764
D. 12, e. 6274 n. 36 Rb. 10,000; 8. 12048 n. 82,
e. 14973 n. 36, 8. 15700 n. 37, e. 421 n. 21. e. 17505
d. 24 Rb. 8000; i. 2042 d. 5, e. 15379 n. 37, o. 308
u. 15. e. 14844 d. 50, e. 9489 d. 31. 8. 9682 n. 44,
8. 16G05 n. 27, e. 18506 d. 11 elk Rb. 5000; 0.
2138 n. 32, a. 12525 n. 19, e. 13767 n. 31. 8. 13372
n. 40, e. 1312 n. 45, 8. 3756 n. 9. 0. 19823 n. 26.
8. 14t'6 n. 34. e. 12660 d. 15. 8. 6667 d. S3, 8.4365
d. 10. e. 18279 n. 6, 8. 1423 n. 44. 8. 18297 n. 18,
8. 49G7 n. 2G, 9. 1248 n. '25. e. 8796 d. 45. 8. 4744
n. 47, 8. 5566 n. 33, e. 11027 n. 88, Rb. 1000.
BUITENLAND.
Frankrijk.
By de gematigde groepen der Kamer van
Frankryk wekt het ergernis, dat het minis-
terio-Ribot de radicalen naar de oogen ziet.
Zy hadden door hunne onwillige houding den
heer Bourgeois het vormen van een radicaal
kabinet onmogeiyk gemaakt, maar zyn neder
laag biykt voor hen eene overwinning te zyn
geweest. Toen de president Ribot belastte met
de samenstelling van een kabinet, constateerde
hy hiermede, dat do radicalen niet in staat
waren, de regeering te aanvaarden, en dat de
regeering op de gematigden moest steunen.
Toch deed Ribot den radicalen dadelyk eene
groote concessie, door twee van hen in zyn
ministerie op te nemen, en sedert heeft hy
zich alle moeite gegeven om aan hunne wen-
schen te voldoen. Tegenwoordig is de minister
van binnenlandsche zaken Leygnes bezig aan
een reorganisatie van het hoogere beambten-
personeel en de radicalen hebben niet ge
schroomd, den minister hunne eischen bekend
to maken. Zy verlangen dat ongeveer 20 pre
fecten en tweomaal meer onder-prefecten, enz.
zullen worden ontslagen en vervangen door
ambtenaren, die bereid zyn in alle gevallen
aan de bevelen der radicale verkiezings-
comitó's te gehoorzamen. Het schynt dat de
minister zich insehikkelyk heeft getoond. Zoo
dit waar is, zullen de gematigden waarschyniyk
de eersto do beste gelegenheid aangrypen om
het ministerie Ribot te doen vallen. Dan komt
misschien de beurt aan Waldeck-Rousseau,
die tegenwoordig het land doortrekt, redevoe
ringen houdende.
üadoiyk nadat tot de expeditie naar Mada
gascar was besloten, herleefde de aloude nay ver
tusschen de departementen van marine en
oorlog, zoodat men, om eenheid in de leiding
te bevorderen, deze aan het departement van
buitenlandsche zaken opdroeg.
Dezer dagen nu is de voorhoede der expeditio
te Majunga geland, onder bevel van den gene
raal der mariniers, Matringer. Om te ver
hinderen dat by en door hem de marine de
eerste lauweren plukte, voordat de opperbevel
hobber, generaal Duchesne, is aangekomen,
heeft men de voorhoede zonder de noodige
geweren naar Madagascar laten vertrekken en
zo verzonden met een langzaam varend trans
portschip, dat eerst 20 dagen na de troepen
te Majunga moet aankomen. Zoo verzekert
ten minste de „Figaro".
De andero Fransche troepen, die zullen deel
nemen aan do expeditie naar Madagascar, zyn
eveneens uit Parys vertrokken. VanhetPary
sche garnizoen zal ook eene compagnie naar
Madagascar gaan.
Toen deze soldaten van de kazerne naar
het station van Lyon marcheerden, werden
zy in do straten, waar zy doortrokken,
overal met groote geestdrift begroet. Eeno
talrijke volksmenigte was in de straten byeen
en juichte den soldaten toe, terwyl uit de
huizen door de dames bloemen werden neer
geworpen.
Mod verwacht dat de eigonlyke expeditie
naar Madagascar nu spoedig zal vertrekken.
Het ongunstige seizoen is nu byna voorby,
zoodat de krygsverrichtingen spoedig een aan
vang kunnen nemen.
De reactionnairen in Frankryk, die de ver
kiezing van Félix F ure tot president der
republiek hadden toegejuicht, omdat zy meen
den onder een zwak hoofd van den staat hun
invloed te vermeerderen, kunnen hun spyl
over de toenemende populariteit van den
nieuwen president niet onderdrukken.
Dit hadden zy niet verwacht, toen zy by
Faure's intocht in het Elysóe juichten, en zy
vervolgen den „leerlooier" met dezelfde spelde-
prikken, die Casimir Pórier het geduld deden
verliezen.
De „Figaro" waarschuwt hem, dat het een
president niet past, zich te veel in het publiek
te vertoonen en dagelyks op bals, in hospitalen,
scholen, enz. te verschynen. In een ander artikel
wordt herinnerd, dat Faure, toen afgevaar
digde voor Havre, een der oprichters was van
den patriottenbond en by de inwyding van
een vaandel 0. a. heeft gezegd: „Dit vaandel
maant u tot uw plicht in de toekomst; de
toekomst, dat is voor u de plicht, de zelf
verloochening, de vaderlandsliefde, en wanneer
gy dezo deugden beoefent, dan kunnen wy
zeggen, dat voor ons geliefd Frankryk de toe
stand. de hoop is. Gy begrypt my."
Verder wordt herinnerd, dat Faure ook in
bet bestuur van den patriottenbond heeft ge
zeten en het opruiende manifest aan het volk
heeft geteekend, naar aanleiding van een
gerucht, dat in Duitschland een kaart was
verschenen, waarop ©en groot deel van de
Fransche republiek als Duitsch gebied was
gekleurd. Ook wordt er op gewezen, dat
Faure's naam staat onder een stuk, waarin
men leest: „Republikeinen, Bonapartisten,
legitimisten, Orleanisfcen het zyn voorna
men, onze gemeenschappelyke familienaam is
patriot".
Groot-Brltaunli^
In het Lagerhuis stelde kolonel Howard-
Vincent gisteren de volgende motie voor:
„Het Huis, overwegende dat de verminde
ring der markten voor Britscho koopwaren,
ten gevolge van den onbeperkten invoer van
buitenlandsche producten, do oorzaak is van
de toenemende werkloosheid en den achter
uitgang van industrie, landbouw en scheep
vaart, is van oordeel dat het de plicht der
regeering is, zonder verwyi maatregelen te
nemen tot bescherming der Britsche indus-
triéele belangen."
Deze motie werd met 105 tegen 35 stem
men verworpen. Do minister Bryce, president
van den „Board of Trade", had verklaard dat
de regeering het vryhandelstelsel zal biy'ven
aanhangen en elk protectionistisch voorstel
zal bestryden.
Tevens deelde de minister van koloniën, de
heer Sydney Buxton, mede, dat sir R. W.
Duff, do gouverneur van Nieuw Zuid-Wales,
overleden is aan de gevolgen eener operatie.
Er heeft goen militaire inval der Transvaal-
sche Boeren in Swaziland plaats gehad.
De „Globe" meldt dat men het ambt
van speaker aan sir William Harcourt hoeft
aangeboden.
DuStwchlnud.
Do jongste, vierjarige zoon van den keizer,
prins Joachim, is ziek. De prins ïydt aan
een ongesteldheid der ingewanden, die aan-
vankelyk een ontsteking van den blinden
darm deed vreezen en met koorts gepaard ging;
doch geen ontsteking had er plaats. Sedert
Donderdag-avond is de koorts ook geweken,
zoodat de hoop bestaat, dat de prins binnen
korten tyd hersteld zal zyn.
De Staatsraad in Pruisen is een lichaam,
dat alleen in byzondere gevallen door den
koning wordt byeengeroepeD, en trekt daarom
byzonüer de aandacht. De koning heeft dit
maal zelf de zitting er van geopend met een
aanspraak, welks inhoud reeds in het kort>
door ons is gemeld.
Koning Wilhelm is zich der moeiiykheid1
bewust, waarin tegenwoordig de landbouw
verkeert. Dit was ook in de laatste troonrede
te kennen gegeven. Maar de koning heeft
zich wel gewacht, aan den Staatsraad een be
paald economisch programma aan te bevelen.
Integendeel verlangt hy van hem, dat hy „uit
voerbare voorstellen" zal doen, die geschikt
zyn „om den treurig6n toestand van den land
bouw te verbettren, zonder de andere standen
der bevolking te benadeelen."
„De zeer uiteenloopende meeningen over
het op dit gebied mogelyke en bereikbare
moeten onderzocht en tot overeenstemming
worden gevoerd." En wanneer de beraadsla
gingen er toe leiden, „dat de voorstellen een
vorm aannemen, welke de uitvoerbaarheid laat
erkennen", dan zal dit den koning tot „vol
doening" strekkeD.
Byzonderen nadruk legt de koning er op,
dat by de beraadslaging ten doel moet worden
gesteld, „zonder schending van andere gewet
tigde belangen en de bestaande tractaten eer
biedigend, zooveel mogelyk de lasten te ver
lichten, die op den landbouw drukken."
Uit de aangehaalde woorden blykt, dat Wil
helm II volstrekt niet in alles den agrariërs
ter wille is.
Het spreekt vanzelf, dat in de openings
rede geen gewag werd gemaakt van hot voor
stel Kanitz, maar hoe de keizer en koning
er over denkt, is auidelyk genoeg gebleken;
het is onuitvoerbaar, omdat het de gewettigde
belangen van anderen schendt, en omdat-het
in stryd is met den eerbied voor bestaande
tractaten.
Het voorstel-Kanitz, om den graanhandel
tot een staatsmonopolie te maken is, voorzien
van 103 handteekeningen, weder by den Ryks-
dag van Duitschland ingediend. Het centrum
is onder de onderteekenaais niet vertegen'
woordigd, „biykbaar omdat het door de go-
beurtenissen dor laatste veertien dagen tot
andere inzichten is gtkomen", zegt een Ber-
lynsch blad.
Ongeveer een jaar geleden heeft de Rijksdag
een öergelyk voorstol verworpen met 159
tegen 78 stemmen. By dezo stemming ont
braken 162 leden.