N0,10744. Zaterdag 2 Maart. A°. 1695. (Beze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Prijsvraag. Feuilleton. EENE VERLOVING. IDSCH 1) A ItBL A T) PRIJS DEZER COURANT: Yoor Leiden per 3 maandenf 1.10. Franco per post1-40. Afzonderlijke Nommersn 0.05. PRIJS DER AD VERTENTI EN Van 1—6 regels 1.05. Iedere regel meer f 0.17 j. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten do stad wordt 0.05 berekend. In het Leidsch DaCblad, dat morgen avond (Zaterdag) verschijnt, zal het formulier worden afgedrukt, waarop het antwoord op de prijsvraag moet worden geschreven. Alle antwoorden, die niet op dit formu lier zyn geschreven, worden ter zijde gelegd. De antwoorden moeten worden gezonden aan of in de brievenbus geworpen van de Administratie bcldsch Dagblad, Doeza6traat No. 1, en van eene duidelijke handteekening en vermelding der woonplaats voorzien zijn. Leiden, 1 Maart. Door den burgemeester dezer gemeente is tot controleur van politie benoemd de heer W. fl. Hoefsmit, sergeant der infanterie, meester op de wapens, thans in garnizoen te Haarlem. Ter benoeming van privaat docent in de Maleische en Javaansche talen aan de Indische instelling te Delft wordt voorgedragen de heer A. A. Fokker, te Leiden. Voor de akte nuttige handwerken is te 's-Gravenhage geslaagd rnej. L. G. M. Struiken, van Leiden. Door de directie der marine te Willems oord is aan de Kon. Ned. Grofsmederij, alhier, opgedragen het repareeren van kabelkettingen voor den prijs van ƒ686.70. Da hoeren S. A. De Graaff, J. A. Endtz, J. Roem en L. Yuyck, allen wonende te Zoetorwoude, wenden pogingen aan tot oprich ting eener nieuwe kiesvereeniging, „Gemeente belang", voor kiozers, die niet ingenomen zijn met de tegenwoordige samenstelling van bet gemeentebestuur aldaar en wenschen dat ook de bewoners van het aan Loiden grenzende gedeelte van Zoeterwoude eene betore ver tegenwoordiging krijgen. Over de oprichting zal beraadslaagd worden in eeno vergadering, den 7den Maart a. s. te houden in het Nutsgebouw te Leiden. De Christ. Jongelings-vereeniging te Oude-Wetering, van de Nederlandsche Her vormde gemeente, vierde in den avond van 27 dezer, met belangstellenden, ouders en vrienden haar jaarfeest. In het kerkgebouw had de heer Van der Kodde, godsdienstonderwijzer, de leiding op zich genomen, na welke kerke lfjke bijeenkomst bet feest in het schoollokaal werd voortgezet. Recht gezellig en onder houdend ook voor den inwondigen mensch werd gezorgd bracht men daar den avond door. Zang en voordrachten, benovens samen spraken, wisselden elkander uf. Zusterver- eenigingen van elders waren door afgevaardigde jongelieden vertegenwoordigd. Aan de Rijkspostspaarbank te Warmond word gedurende de maand Februari 1895 ingelegd: f 2800.45, verdeeld over 122 inlagen, en terugbetaald ƒ880.50, verdeeld over 10 terugbetalingen. Het laatste door dat kantoor uitgegeven boekje draagt höt nummer 690. In de Tweede Kamer werd voortgezet de behandeling van het wetsontwerp, houdende nadere bepalingen omtrent de heffing van invoerrecht naar de waarde der goederen. De minister van financiën wyst er op, dat wanneer alle belastingen betaald werden, die de schatkist toekwamen, Regeering en Kamer de handen vrij zouden hebben om vele druk kende lasten af te schaffen en nuttige zaken tot stand te brengen. Helaas, dat gebeurt nu eenmaal niet! Ontduiking heeft nog steeds plaats. De ontduiking is daarom zoo kwaad, omdat zfj steeds toeneemt, waardoor moraliteit en schatkist schade lijden. Vooral ten aanzien van de invoerrechten heeft men een stelsel van ontduiking georga niseerd en openlijk in praktijk gebracht zon der schaamte, zoodat men zich soms schrif telijk verbindt om die invoerrechten te ontduiken. De minister heeft van die brieven en het is zóó algemeen geworden, dat men er niets meer in ziet. Werkelijk, iemand, die niet mee doet aan het ontduiken, kan zijn affaire wel sluiten (gelach), want hy kan het eenvoudig niet volhouden. Inderdaad is eene berekening van 40 of 50 pet. voor ontdoken belasting niet overdreven. Men moet in die zaken gezeten hebben om te kunnen beoor- deelen, hoe grof en schaamteloos ontdoken wordt. Er zijn voorbeelden, datvan de waarde werd aangegeven. En dat nog wel bij goe deren, die benaderd konden worden; hoe zal het dan gaan by goederen, die niet door den ambtenaar benaderd konden worden, zonder de grootste risico, omdat het ook een systeem is om allerlei goederen door elkaar te haspe len, zoodat de man niet benaderen kan. Een ander systeem is om op een gegeven oogen- blik zooveel goederen aan een ontvangkantoor te brengen, dat de ambtenaren onmogelijk alles kunnen nazien. Waarlijk, het cijfer van 18 ton is niet over dreven, al zal natuurlek dat cjjfer niet in het eerste jaar bereikt worden. De minister aarzelde niet om den toestand bloot te loggen en hij vertrouwt dat de Staten- Generaal met de Reg. zullen samenwerken om aan de kwaal een einde te maken. Toen de wet pas het licht zag, kwam er werkelijk nog een stuk in een der couranten voor om het belasting-ontduiken te verdedigen. Ge lukkig is die schrijver alleen blyven staan en men schijnt het er over eens, dat. maatregelen noodig zijn om een einde te maken aan het ontduiken. Enkelen geven de voorkeur aan een specifiek tarief en zeggen: de minister kan in een oogenblik zoo'n tarief maken; hy heeft ze in het buitenland maar voor het grij pen. Men ziet echter voorbij, dat die specifieke tarieven eene groote onbillijkheid scheppen, vooral voor den minderen man, omdat zy zaken van de minste qualiteit het zwaarste belasten en de fijne dingen, waar de rijken go- bruik van maken, zeer licht treffen. De minister was eerst van plan eenige van die zware voorwerpen mode te brengen, maar heeft dit gelaten, omdat de Kamer dan veel op een bazaar zou gaan lijken. De minister wfist echter op de moeilijkheden, welke de specifieke tarieven elders opleveren. Men be hoeft echter niet te vreezen voor vexatoire uitvoering. Dat ligt niet in den aard der ad ministratie, en de minister durft de verzekering wel geven, dat zy de wet mild zal uitvoeren. Trouwens, tegenover mogelijke willekeur staat toch de weg open voor hooger beroep by de commissie, zelfs door de organen van den handel en door de wettelijke macht gekozen. Door den heer Dobbolman werden in één adem genoemd expediteurs en flessohentrek- kers, eene combinatie, die de minister niet voor zyne rekening neomt. (Gelach.) Maar ook diens denkbeeld van eüen aangifte door de ont vangers zou practisch niet baten, omdat do expeoitours zich met dezen zouden kunnen verstaan. Uitvoerig wijst de minister voorts op de nadoelen van diens stelsel van benadering en wanneer het in vollen omvang kon worden toegepast, zou er eea kreet van verontwaardi ging uit den handel opgaan over de concur rentie. Do voorstanders van benadering zien tevens over hot hoofd, dat er een massagoede ren zyn, die de ambtenaren niet kunnen be naderen, omdat zy er geen dóbouché voor hebben. De prys van goederen in de eerste hand is aan solide handelaren steeds vrywel bekend. De Minister waarschuwt ten slotte voor de gevolgen eener verwerping van deze voor dracht, uit het oogpunt der moraliteit. In het begin van de volgende maand wordt te 's-Gravenhage verwacht de heer Bosschart, laatstelijk consul te Hamburg, be noemd tot zaakgelastigde en consul generaal te Teheran, naar welken post hy in den loop van Maart zal vertrekken. Do heer J. A. D. Bakx, hoofdambtenaar by de Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maat- schappy, herdenkt heden den dag, waarop hy vóór 25 jaren by die Maatschappy in dienst trad. Aanvankelijk algemeen goederen agent, werd hij lator tot chof van de afdeeling goederen dienst benoemd, welke functie hy thans nog vervult. Van de zydo der directie van de Maatschappy en van collega's en ondergeschikt personeel mocht de jubilaris vele blyken van belang stelling en waardeoring ondervindeno. a. werd hem een fraai werkkamer ameublement van Italiaansch notenhout aangeboden, vergezeld van een door den heer J. J. Reyndors, ambte naar dier Maatschappy, keurig bewerkt album, met zeldzaam fraaie penteekeningen in kleuien, enz. Men seint uit Parys, dd. 28 Februari: Het comité van de Fransche afdoeling der Amsterdamscke tentoonstelling voor Hotel- en Reiswezen bood heden den heeren Calisch en Mesdag een feestmaal aande heer Lourties fungeerde als voorzitter der tafel. De heer Calisch deelde mede dat toe zegging tot deelneming aan de tentoonstelling is ontvangen van Frankryk, België, Italië, Rusland, Spanje, Duitschland, Portugal, Zwit serland, China en Japan. Spreker roomde voorts de hartelijke ontvangst, welke den gedelegeer den was ten deel gevallen by den heer Lebon, minister van handel, en kondigde aan dat het Uitvoerend Comité morgen zou ontvangen worden door den president der Republiek. Spreker eindigde met er op te wyzen, hoezeer Frankryk en de Franschen in Nederland worden gewaardeerd, en drukte zijne beste wenschen uit voor het slagen der Fransche afdeeling. De heer Lourties bracht oen dronk uit op de Koningin-Regentes en verzocht den heer Calisch, H. M. de eerbiedige betuiging van Frankryks sympathie over te brengeD. Spreker wenschte zichzelven geluk met de vereeniging der beide landen en dronk op het lot, dat de toekomst voor hen heeft weggelegd, op het succes van de Fransche en de Nederlandsche afdeeling, op de beide landen, welke elkander vriendscbappelyk gezind zyn en die vriend schap nog wenschen te zien toenemen. Deze toost verwierf luide toejuichingen. De Nederlandsche Kamer van Koop handel te Londen heeft haar vierde jaarverslag, zyndo dat over 1894, in 't licht gegeven. Het ledental is verminderd (1894: in Londen 93, buiten Londen 196; 1895: in Londen 85, buiten Londen 188). Dat kan echter niet be schouwd worden als een bewys van vermin derde belangstelling in haar doel en streven. Integendeel, zy wordt aanhoudend meer over allerlei zaken geraadpleegd. Het bestuur be schouwt dien achteruitgang dan ook slechte als een gevolg van de heerschende malaise in handel, ny verheid en landbouw, en derhalve als van voorbygaanden aard. Het verslag bevat verdor een uitvoerig over zicht van wat door do Kamer is verricht. Onder de onderwerpen, waarmede zy zich heeft bezig gehouden, noemen wyde bevor dering van de telephonische gemeenschap tus- schen Engeland en Nederland, do postgemeen- schap tusschen beide landen, de Engelsche analyses van zuivelproducten, don aanvoer te Londen uit Hamburg, Amerika en elders van margarinekaas, de handelsmerken voor zuivel producten, de verzending van lovende planten als postpakket, den postwisseldienst tusschen Engeland en Nederland, de overmaking van gelden van zeelieden, de voorschriften ter voorkoming van aanvaringen op zee. De minister van binnenlandsche zaken heeft: lo aan dr. P. Hoekstra, by kon. besluit van 22 Febr. 11 met ingang van 1 Maart 1895, benoemd tot schoolopziener in het arrondisse ment Zevenbergen, tot wederopzegging ver gund te Breda te wonen2o. dr. H. Snellen Jr., te Utrecht, tot wederopzegging toegelaten als privaatdocent in de faculteit der geneeskunde aan de Ryks-universiteit te Utrecht, om onder- wys te geven in de oogheelkunde; 3o. aan J. E. G. Van Emden, op zyn verzoek, eervol ontslag verleend als assistent in het zieken huis aan de Ryks universiteit te Leiden en voor het tydvak van 1 Maart tot en met 31 Dec. 1895 als zoodanig benoemd A. A. Hymans van den Bergh. De minister van marine heeft den officier machinist 2de kl. J. F. P. Nuboer, dienende aan boord van Hr. Ms. torpedo- instructieschip „Marnix", met 1 dezer op non activiteit gesteld. By de te Haarlem gehouden aanbesteding van de verbouwing der sociëteit „Do Kroon' was minste inschryver de heer Van Dyk Hezenus voor ƒ10,692. Te Groningen is bevorderd tot arts do heer H. C. Buning, cand.-arts, geboren te Wildervank. Te '8 Gravenhage is overleden de hoer A. Bevers, hypotheek bewaarder. Het „Berliner Tageblatt" blijft volhouden, dat keizer Wilhelm voornemens is in Juli a. s. Nederland te bezoeken. De keizer zal, na de feestelyke opening van het Noord - Oost-zee kanaal, zich naar Engeland begevon en dan tevens onze Koninginnen te Amster dam een bezoek brengen. Naar men weet, is hier te lande nog niets van een dergeiyk plan des keizers bekend. Dit jaar zullen vyf jongelieden kunnen geplaatst worden als adspirant-administrateur by do Koninklyke Nederlandsche zeemacht. Tot het vergelijkend examen worden toe gelaten jongelieden, Nederlander zynde, dio op I September 1895 den ouderdom van 16 jaren hebben bereikt, doch hun 19de jaar nog niet zyn ingetreden. Het schriftelyk examen wordt aan alle adspiranton afgenomen te 's-Gravenhage, vermoedeiyk in de tweede helft der maand Juli a. s. Het mondeling examen zal eveneens te 's-Gravenhage worden gehouden in Juli of Augustus a. s. "Voor eene tweejarige opleiding aan boord van Hr. Ms. wachtschip te Willemsoord wordt betaald ƒ600, te voldoen in vier geiyke termynen, en wel op 1 September en 1 April van elk studiejaar. Vóór of uiterlyk op 1 Juli behoort een op zegel geschreven verzoekschrift te worden in gediend aan den minister van marine. Men zie verder de Staatscourant van 1 dezer. Door de arrond.-rechtbank te Groningen is, ter vervulling van eeno vacature van rech er in dat college, opgemaakt de navolgende alphabotische lyst van aanbeveling: jhr. mr. W. Alberda van Ekonstein, substituut officier van justitie by gemelde rechtbank; mr. A. J. Carsten, kantonrechter te Zuidbroekmr. J. A. G. Gockinga, rechter in de arr.-rechtbank te Alkmaar Door de arrond.-rechtbank te Winschoten is, ter benoeming van een vierden rechter in dat college, opgemaakt de navolgende alphabetische lyst van aanbeveling: mr. A. J. Carsten, kan tonrechter te Zuidbroekmr. G. T. J. De Jongh, substituut-griffier by gemelde recht bank mr. T. Sybenga, griffier by het kanton gerecht to Beetsterzwaag. (Sts.-Ct.) De heer C. Rogge hield Woensdag-avond in den schouwburg te Deventer een voor dracht over de Lombok-expeditie, ten voor- deele van de commissie voor werkverschaffing, waarmede hy veel succes had. Te Haarlem is gistermiddag in het gymnasium den te Groningen benoemden hoogleoraar dr. C. H. Th. Bussemaker door den heer J. Tadema namens de leerlingen een album met hun portretten aangeboden. De heer Bussemaker bleek dit zeer op prys te stellen en dankte zeer hartelyk onder het uiten van de beste wenschen voor hun aller welzyn. 2) Nu echter geraakte Hilda eerst in vuur. „Wat u op den heer Schulze aan te merken hebt, is uwe zaak. Ofschoon hy maar de burgerschool bezocht heeft en slechts oen jaar op do polytechnische school geweest is, moet hy toch meer dan een eenvoudige sloten maker zyn, want anders zou hy de wieler- fabriek daarginds niet opgericht hebben en met succes exploiteren. En als u iets tegen zyne moedor hebt, doet u daarmede onrecht groot onrecht!" „Dat was eene formeele lee, die mejuffrouw onze nicht ons daar gaf!" meende tante Elizabeth. „Pardon, tante!" antwoordde Hilda by- draaiend. „Dat wilde ik volstrekt niet; ik moet u dankbaar zyn, dat u my na den dood van myn vader by u in huis genomen en u zooveel moeite voor my getroost hebt; maar hoe dankbaar ik u ook ben voor al uwe goedheid, er zyn er veel meer, die dank ver schuldigd zyn aan mevrouw Schulze, die de behcoftigen in de geheele stad, menschen, die haar eigenlyk niets aangingen, met raad en daad bygestaan heeft, ook toen het haar nog niet zoo goed ging en zy zich moest afsloven om de zaak van haren overleden man voort te zetten." „Ja, het is eene brave vrouw!" bekende tante Elizabeth, die door haar lang verbiyf in goede Engelsche familiën gewoon was, de waarheid te huldigen, ook als het niet met hare oogmerken strookte. „Wat hebt u dan tegen de menschen?" vroeg Hilda, als eene echte Eva's dochter party trekkend van deze bekentenis. „Dat zy niet tot de notabelen behooren, waartoe wy ons mogen rekenen," antwoordde tante Joséphine met trot». „Het is inderdaad een groot ongeluk, niet genoodlgd te worden op de koffiepraatjes van de echtgenooten van den burgemeester en den apotheker 1" antwoordde Hilda gevat. „Maar ik betwyfel het ook, of mevrouw Schulze zich met deze kletspartijen zou amuseeren." Tante Elizabeth zag bare nicht verschrikt, maar niet onvriendeiyk aanhaar, die de grooto wereld had leeren kennen, waren deze damesgenoegens der kleine stad dik wyls meer dan kleinsteedsch voorgskomsnJoséphine echter, in hare heiligst» gevoelens gekrenkt, verhief zich met al de waardigheid, waarvoor zelfs de eerste klas van het vroeger door haar bestuurde instituut gebeefd had, en beval de oproerige Hilda: „Je gaat onmiddeliyk naar je kamer, die je vandaag onder geene omstandig heden meer verlaten zult!" Hilda bleef rustig staan, schudde het hoofd en zeide met de meeste bedaardheid„Tante, u vergeet zeker, dal Ik al achttien jaar ben; ik laat mij niet moer opsluiten!" „Ondeugend kind, ik zal mijne hand van je aftrekken! Wat wil je dan beginnen?' „Ik heb al eene betrekking" antwoordde Hilda met] onverstoorbare kalmte, „als boek houdster en correspondonte by de firma Weduwe Karei Schulze en Zoon." „Loop heen met je SchulzeIk zou wel eens willen weten, hoe je die betrekking moet vervullen „Zeer goedl Ik heb ginds reeds practisch gewerkt en my hier theoretisch ontwikkeld, terwijl u meende, dat ik zat te studeeren. Het is voor 't overige ook tyd, dat ik u niet langer lastig val.'1 „Dat doe je niet", draaide Joséphine by. „Bovendien, wat is dat voor geestdoodend werk I En waartoe behoef jy je te vernederen tot eene betaalde loonarbeidster, terwyi je nu tot de eerste dames der stad behoort, ja, nog meer, terwyl je spoedig eene plaats kunt innemen, die „Josóphinel" waarschuwde Elizabeth, wie het trotsche flikkeren van Hilda's oogen niet ontgaan was. Hilda wilde dan ook juist een antwoord geven, zooals alle jonge meisjes er een geven, als men haar van een onaangenamen huwe- lykscandidaat spreekt, toen deze tot zyn on geluk juist binnenkwam. De hoer doctor Gottlieb Knebler was de tegenwoordige eigenaar en bestuurder van de school, die tante Joséphine gesticht en tot hoogen bloei gebracht had. Een heer, een goede dertiger, een lang niet onaangename ver schijning, integendeel, een niet geheel mis lukte combinatie van een schoolmeester en een reserve-officier. Maar deze niet geheel mislukte uitwendige combinatie was helaas ook naar binnen geslagen, zoodat hy didactisch sprak, waar een frisch, kernachtig woord op zyn plaats zoude geweest zyn, en dikwyis scherp uitvoer, waar een vriendelyke vermaning veel beter zoude hebben gewerkt. Hy viel dan ook cirect in de brandnetels. „Ei, ei, juffrouw Hilda, zoo geéchauffeerd Ik hoop, dat ik u niet stoor.'' „Evenmin 3la de bliksemafleider bier op het huis," antwoorddo Hilda. „Integendeel! Maar gy excuaoert my wel, doctor, ik heb kamerarrest." Daarmede keerde zy den „blik semafleider" den rug toe en wilde het tooneel van den stryd verlaten. „Je kunt hier biyven", zeide tante Joséphine genadig. „O, wat moet ik hooren l" riep de school meester Knebler, terwyl hy het voorhoofd fronste. „Maar", voegde de reserve-luitenant er)] galant aan toe, „nu uw tante tegenbevel gegeven heeft, zult gy ons toch niet het ge noegen van uw gozel88chap berooven. Ik wilde my bovendien de vryheid veroorloven" hier trad Knebler in eene derde qualiteit als dichter op - „eenige producten myner muze aan uw oordeel te onderworpen." Hilda's oogen blonken boosaardig. „Ja, tante Joséphine", zeide zy, „dan moet ik wol blyven. En nog meer daar doctor Knebler het dichten niet laat, zal ik ook wel het pianospel niet mogen opgeven." Tante Joséphine zag de kleine heks be straffend aan; tante Elizabeth daarentegen kon een glimlach niet dan met moeite onder drukken. Knebler echter, die in 't eerst geen ver band tusschen zyne gedichten en Hilda's pianospel kon vinden, vroeg onschuldig„Com poneert gy, juffrouw? Hebt gy misschien al een myr.er gedichten op muziok gez't?" „Ik?" lachte Hilda, „ik heb heelemaal geen aanleg voor muziek." Nu was het er uitl Hilda had bemerkt, dat de doctor hare boosaardige opmerking niet begrepen had en zonder voorkennis van wat er aan voorafgegaan was, ook niet be- grypen kon, en daarom was zy duidelyk ge worden - zóó duidelyk, dat doctor Knebler een schrift, 't welk hy reeds uit den zak gehaald bad, weer in den zak stak on gekrenkt opstond, om te gaan. Hilda had niet zonder opzet gehandeld. Zy wist zeer goed, dat de doctor zyne aanzoeken om heur hand niet zou opgeven, zelfs wan neer zy zich tegenover dezen zoo koel mogelyk gedroeg, daar by door hare tantes gesteund werd. Nu had zy zyne dichters ydelhoid ge krenkt; miz3chien hielp dat. Het bad or wel iets van. „Wilt gy al gaan, doctor?" vroeg tante Joséphine verschrikt. „Ja, ik val niet gaarne lastig," antwoordde Knebler koel. „Het schynt, alsof ïnUne be scheiden proeven geene genade in de oogen van juffrouw Hilda vinden." „Dat mogen zy ook niet" zeide deze op recht. „Spreek zelf, doctor, gy maakt „Maken 1" viel Knebler baar verontwaardigd in de rede. „Ik kan toch niet zeggengy dicht meestal minnedichtendat zou eene atylfout zyn, en ik zou eene berisping krygen - dus ha nu heb ik de rechte uitdrukking gy dicht meestal van de liefde, en dat is toch niets voor jonge meisjes. Nietwaar, tante Joséphine?" Vervolg ommezijde.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1895 | | pagina 1