N°. 10742. Donderdag 28 Februari. A0.1895. feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. PERSOVERZICHT. Feuilleton. De geyolgea eeuer wals. LEIDSCH DAGBLAD PRIJS DEZER COURANT; Voor Leiden por 3 maanden1.10. Franco per post„1.40. Afzonderlijke Nommersn 0.05. PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van 1-6 regels f 1.05. Iedere regel meer 0.17J. Grootoro letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad wordt f 0.05 berekend. Tweede Blad Tegenover de bewering van den post- en telegraafdirecteur den hoer Gyben komt do heer G. J. Beelenkamp in do Nieuwe Rotter- damsche Courant botoogen dat het bericht omtrent plannen om oen beroopsschool voor post- on telegraafambte naren op te richten, niet door een oolyken grappenmaker uit den duim i3 gezogen. Toon althans op de jaarlyksche vergadering der broederschap van commiezen der posterhen dit onderwerp ter sprake kwam, werd door iemand medegedeeld dat er werkelijk sprake van wa6 een hoogero opleiding aan sommige post- en telegraafambtenaren te geven. Aan dien persoon (de heer B. wil zonder ver gunning z(jn naam niet noemen) was het medegedodeeld door oen heel hoogen ambte naar in Den Haag, die by verwezoniyking van het plan, daarin een voornaam, zoo niet hot voornaamste woord hoeft te spreken. Waarin die hoogero opleiding zal bestaan, werd gohoel in het midden gelaten en do heer B. meent dat het veeleer het voornemen is sommige post- en telegraafambtenaren aan de Polytechnische School te Delft een cursus in de eleetrotechm&k te doen volgen, dan eene bepaalde stafschool te stichten. Dat men met do kennis, verkregen op eeno school, waar meer uitgebreid lager onderwys wordt onderwezen, voor oon behoorlyke uit oefening der post- en telograaffunctiön kan voldoen, stemt de heer B. toe, in zooverre betreft de gewone dagelyksche werkzaam heden op een kantoor. Maar voor de hoogere, de bevelvoerende ambtenaren is in do toe komst die kennis geheel onvoldoende, waar het post-, telegraaf- cn telephoonwezen zich zóó ontwikkelt, ais hier te lande. In De Tijd is in een hoofdartikel,- mot Z. onderteekend, gewezen op de gemakkoiykheid, waarmede men op valsche papieren in Indischen dienst kan komen. Is by vreemdelingen de controle mooiiyk, by Nederlandors behoeft het bewys der identiteit niet veel omslag te kosten. Men photographoert den man, die zich aanmeldt, en zonde zyn portret naar het bestuur der gemeente, van waar hy afkomstig is. Als een staaltje van knosieryen deelt de acbryver, die by het Indischo leger heeft ge diend, mede, dat een Belg eerst ondsr den naam (laat ons zeggen Blom) drie jaren in Indiö diende en na afgekeurd te zyn met pensioen naar zjjn land terugging. Later nam hy dienst by het Vreemdenlegioen en vertrok naar Algiers. Opnieuw kwam hy in het Ned.- Indischo leger terecht, maar nu onder zyn eigen naam, zeg: Jansen. De man, op wiens papieren hy vroeger dienst nam, Blom, genoot het pensioen, doordansen verdiend on door hem aan eerst gehoornde verkocht. De be voegde autoriteit, mót het geval in kennis gesteld, verwees het naar den doofpot. Nog een ander niet minder sprekend feit haalt de schryver aan, om te betoogen dat aan de werving groote fouten kleven. De Arnhemsche Courantdie een hoofd artikel wydt aan het voorstel van den minister van oorlog tot aanschaffing van nieuwe geweren, is van meening, dat de lange Memorie van Antwoord, de uitvoerige tabellen en do duidelijke teekeningen den tegenstander niet zullen bekeeren. De voornaamste argumenten der tegen standers bestaan daarin, dat men lo. niet wenscht mede te doen aan don kostbaren, de nationale geldmiddelen met ondergang bodreigenden wedstrijd der groote mogend heden, om elkander in oorlogstoerusting te overtreffen, zoolang niet eene regeling der levende strijdkrachten is tot stand gebracht; en 2o. ondanks allo beweringen van het tegendeel, de kans zeer groot acht, dat binnen weinige jaren eene herhaling van even groote buitengewone uitgaven te wachten is. Immers zoo werd zoowel in de pers als in het Voorloopig Verslag betoogd sedert de laatste verbetering van het Neder- landsch infanterie-geweer zfin nauwelyks vyftien jaren vorloopon, en reeds wordt het als onbruikbaar en verouderd verworpen; or bestaat dus allo reden om aan te nemen, dat het vuurwapen, dat thans als het alles overtreffende door den minister wordt aan bevolen, over eenige jaren in hetzelfde lot zal doelen. Tegenover deze argumenten hoeft 's minis ters betoog van de werkeiyke verkiesbaarheid van het voorgestelde wapen boven het bo- staande slechts eene betrekkelyko waarde. Zyn argument, dat ten aarizion van do moe- ning, dat de nieuwe geweren 15 jaren na de levering dor laat6te party, dus over 20 jaren, niet meer voldoende zullen zijn, „de meest geruststellende verzekeringen" kunnen worden gegeven, noemt de schr. een-bloote asaertie, een persooDiyke meening, niets moor. Waar- schyniyk heeft men by de invoering van het Boaumont-geweer eveneens gorodeneerd, en het zoodoende door de Volksvertegen woordiging doen aannemen, en toch komt deze minister vijftien jaren later mot oen geheel nieuw model aan. De „geruststellende verzekoring" van den minister verdient dus dien naam allerminst. Wanneer de minister zich en zijne erven en rechtverkrygenden formeel tegenover den Staat kon- en wilde verbinden, eerst dan zou, merkt de schr. op, er van eene zeker heid sprake zyn, die de ongerusten voor zyn voorstel kon winnen. Maar de mededeolingen, die nog dezer dagen door een deskundige, het Kamerlid Do Ras, 7,yn gedaan, doon go- voelen, dat die zokerhoid niet kan worden gegeven, omdat juist het tegendeel reeds vrij zeker is: er is roods volgens dien des kundige in Duitschland een geweer uitge vonden, dat het Münnlicher-geweor overtreft; ergo krygen wy, 's ministers voorstel aan nemende, het beate goweor, dat 'thans be staat, niet. De gomoedeiyke klacht van den minister, dat by juist met het oog op deze aanvrage 2) „Ah, hot zyn de „Rosen aus dem Sfiden" van Strauss", zeide de jon go vrouw verheugd, „Wy hebborr het gelukkig getroffen, mynheer Hslmer, want ik weet, dat het ook uw lieve- lingswals is." Hy legde zyn arm om hare fijne, buigzame gestalte, en in de volgende minuut reeds wiegden zy zich op de golven der vurige en tevens zoetvloeiende muziek. „Wat is dat schoon!" lispelde zy, terwijl zij het hoofd een weinig achterover legde. „Weet gy wat ik dacht, toen ik de eerste maal met Johan deze wals danste?" „Nu?" vroeg hy glimlachend. „Daar ik goen gedacbtenlezer ben, zult gij my het wel moeten zoggen." „Ik wenscfate my toe, altijd zoo door te dansen en dan plotseling te sterven, nog eer dc muziek ten einde was. Een schooner dood kan er niet zyn". „Nu echter zullen dergelyke wenschen, naar ik vertrouw, wel niet meer by u opkomen. Want met aan een schoenen dood moet gij thans denken, maar alleen aan een schoon, he'eriyk leven." Zy antwoordde niet; maar haar stralende blik zeide hem. dat zulk eene vermaning niet noodig was geweest. En zy dansten voort, als 't ware gedragen door de heorlyke tonen, dio hun een gevoel bijbrachten, alsof hunne voeten den grond niet moer aanraken. Sneller en sneller ging Heiena's adem; steeds don kerder bloeiden de rozen op hare wangen. „Laten wfi ophouden ik kan niet meer 1" (luisterden zy eensklaps nauwelyks hoorbaar haren danser toe. Doch Helmer, die zich vol verrukking aan hare schoonheid wydde, kon in zyne overmoedige stemming niet direct besluiten aan haar verlangen te voldoen. „Nog eenmaal de zaal rondl" vroeg hy, en haar zwygsn als eene toestemming beschou wend, zweefde hy nog wilder en stormachtiger dan te voren met haar door de zaal. Het schoone hoofd zyner danseres boog zich nu nog verder achterover. Heur rechterhand, die tot r.u toe licht en nauwelyks voelbaar op zyn arm gelegen had, omvatte dezen plot seling met oen vasten, klemmenden druk. Een zwak geluid als van een smachtendon zucht kwam over hare lippen, en de gloed op hare wangen maakte eensklaps plaats voor eene marmeren bleekhGid. Deze verandering was echter zoo 3nel voltrokken, dat Rudolph Helmer haar vol ontzetting eerst bespourde, toen zy reeds een feit geworden was. „Om 'a Hemels wil, wat deert u?" vroeg hy aDgstig, terwyl hy plotseling ophield. Maar van Helena kreeg hy geen antwoord meer. Zóó zwaar lag het sierlijke lichaam der jonge vrouw plotseling in zyne armen, dat hy het niet meer kon houden, en het, van ontzetting verlamd, op den vloer der zaal liet glyden. Op hetzelfde oogenbhk reeds boog doctor Behrend zich met eon wilden kreet over zyne doodsbleeke, onbeweegiyke vrouw. Een paar seconden lang nog duurde de ruischendo wals- de oorlogsbegrooting voor 1895 zoo zuinig mogelijk heeft aangecyferd, en daarom eenig recht kan laten gelden, dat hem voor dit speciaal doel buitengewone credieten worden gegund, noemt de 6chr. geen handig argu ment. Daardoor toch worden twee zaken verward, die behooren gescheiden te biyven zuinigheid van beheer en voorziening in buiten gewone behoeften. Zuinigheid toch by het becyferen der begrooting is, merkt de schr. op, altyd plichtmatig. Tegen het donkbeold, om de nieuwe ge weren by het löger en niet by de schuttert) in te voeren, had de minister een beter ar gument kunDen aanvoeren, dan dat het „moreel" der schuttory daardoor zou worden verlaagd. De schr. zou de bedoelde transactie om practische redenen betreurenter vereenvoudiging van den dienst on bot voor komen van in oorlogstyd maar al te licht bestaande verwarring is eenvormigheid van 't hoogste belang. Do Provinciale Groninger Courant breekt een lans voor de instelling eoner enquête voor Friesland door een Staatscommis sie, en wol op do volgende gronden: Men heeft by de behandeling der wets ontwerpen voor Opsterland en Weststelling- worf kunnen zien, dat er eon aantal vragen gesteld worden, waarop de regoering het antwoord schuldig bleef, of althans niet naar genoegen der vragers van antwoord diende. De bes cb ou win gen der pers bobben een groote menigte van misvattingen omtrent Friesche gemeenletoestanden aan hot licht gebracht. Do Friescho hoeren dor Eerste Kamer zelf achten zich biykbaar niet in staat voldoende inlichtingen to verschaffen en verlangen zulk eon onderzoek. In Friesland schynt do sociale nood het grootst; van daar hoort men niet de minst luide kreten; in die provincie deden zich voor het eerst éedort 1887 omstaudig- hoden voor, die do toepassing van art. 144 4do lid der Grondwet, ook volgens ons oor deel, noodzakelijk maakten. In Friesland hoerscht een ruimere, althans andere opvat ting omtrent armbedoellng dan eldersomtrent de particuliere weldadigheid, aldaar gooefend, zyn de gegovens volkomen onvoidoonde. In Friesland zyn, als in geen andore provincie, uitgestrekte, tal van dorpen omvattende ge meenten, die het bestuur en de huishouding, die do regeling der financiön ook niet een voudiger maken. En wil die aanstaande rege ling met de andere financiën ook Friesland bevrodigon, dan zal men zich van do toe standen, daar heerschende, niet evengoed als, maar beter dan van die in de overige ge westen rekenschap moeten geven. Over Loon zegt De Standaard: Wie aan een man of vrouw loon zal geven voor de besteding van hun levenskracht ge durende oen bepaalden tyd, kan niet volstaan met hun zooveel uit te reiken, als noodig is om hen gedurende dien tyd in het leven te houden. Immers, menschelyke kracht onder stelt om er te komen een voorafgaande j )ugd van 16 jaren; rustdagen en ziektedagen tusschen den arbeid in; en een ouden dag, die soms 16 en meer jaren duren kan. Die menschelyke kracht is alzoo voor dsn arbeid niet beschikbaar, tenzy die man of vrouw, niet enkel gedurende de dagen en jaren, dat ze arbeiden, maar ook de opvoeding, die daarvóór was, de rustdagen daartusschen, en de jaren van rust daarna, bestaan en in het leven blijven kunnen. Wie den tyd der jeugd, der rustdagen en van den ouden dag door do philanthropic betalen laat, laat die weldadigheid niet bowyzen aan den werkman, maar aan de fabriek, aan de werkplaats, of aan het landbouwboaryf, dat anders het tekortkomende in hot loon had moeten aanvullen. Uit dien hoofde yveron we zoo beslist voor het arbeiders-pensioen, omdat hot overlaten van do ouden van dagen aan de weldadigheid of aan het armbestuur, wolbezion, niets anders is, dan oen te hulp roepen van die weldadigheid door de industrie en door den landbouw. Een arbeider, die voor zyn arbeid niet meer ontvangt, dan om in die eene week te leven, ontvangt te weinig. Er is in z(jn loon een tokort. En dit tekort kan hem niet anders vergoed worden, dan in den vorm van pensioen. Een pensioen, dat volstrekt geen aalmoes is, maar eon nabetaling van wat hy aan loon te min ontving. Hetzelfde blad, Dc Standaard dus, bevat de volgende asterisk over BGymnasiale(n) geest" Zelfs het kalme, deftige Nieuws van den Dag maakte zich dezer dagen boos over de barre onbeschoftheden van de Vox, een orgaan voor onze openbare Gymnasia. Dö toon van dit blad werd zóó gemeen, derwys laatdunkend en onwelvoeglijk, dat bet do spygaten uitliep, en tal van protesten in moor dan één blad tegen zulk een domonischen geest worden ingediend. Het plan werd zelfs geopperd, om alle abon nement op to zeggen, en op die doodleuke wys aan de Vox het zyden koord te zenden. De Vox zal, naar luid der jongste bulletins, er dan ook om koud gaan, en, na boetedoening, verdwynen. Nu, dit is zeker reeds i o t s gewonnen. Maar is nu, als do Vox weg is, voor Het Nieuws van den Dag alles op onze openbare gymnasiöu weer in orde? Die Vox was de uiting vari een demoniflehen geest; maar houdt nu, als die ééne uiting ver dwijnt, ook die geest op te bestaan, en in stilte propaganda to maken? Hangt die gymnasiale geest niet saam met het eigeuaardig karakter van onze openbare Gymnasia? Zes jaren van studio, gewijd aan het in dringen in don goost van een Heidensche wereld, onder leiding van leeraren, die mot oud Hollas en Rome's republiek dwepen; en dat zondor zweem van tegenwicht. Meest zelfs onder allerlei atheïstische hoog heid, zoo niet onder spot en hoon voor wat den beiyder van den Christus heilig is. Met oen moraal als zedelijken standaard, die over de ouders, over het huwelfik. over het geslachtsleven, over het kroegloopen on spelen, niet al te verheven denkbeelden predikt. Zeg zelf, moet uit zulk oen vergiftigden bodem geen giftige damp opstygen? En omdat nu de Vox weggaat, is daarom nu ook die bedonkelyke geest bezworen? Geen Vox, onderwyi die geest voortwoelt, vloekt het niet tegen den schoon-klassioken regel van het respice fontes, of, om in een Fransch spreekwoord te klagen, is het niet een enfermerle loup dans labergerie, eea opsluiten van den wolf ia do kooi der schapen, om, zonder dat iemand het merkt, die schapen geestelijk te moorden? Gemengd Nieuws. Te Utica, in don 6taat Nieuw- York, zyn door een brand dertig gebouwen vernield, waaronder een operagebouw. De schade wordt op 400,000 dollars berekend. Te Vossprim (Hongarjje) bood de vorige week een besteller een pakket aan hot postkantoor ter verzending aan, dat toiletartikelen heette te bevatten en aan een aanzienlijk heer in Buda-Pesth was geadres seerd. De postambtenaar moest echter het pakket weigeren, vooreerst omdat het Diet volgens voorschrift was ingepakt, en dan omdat hot te zwaar was. Op de vraag of de inhoud niet kon worden verminderd tot het gewicht, dat mocht worden verzonden, meende de besteller, dat dit wel zou kunnen; maar toen daarop het pakket geopend werd, vond men in plaats van toiletartikelen een vriendelyk lachend, mollig kindje in de doos. Het had oen briefje om den hals met de woorden: „Goeden dag, lieve papal Daar ben ik." Groote ontsteltenis op het postkantoor l De politie zoekt naar den onbekenden afzen der, maar het kindje reist voorloopig niet naar Bud a Pesth. Te Lomberg zyn vyf personen in hechtenis genomen, die voor meer dan 100,000 fiorynen valsche schuldbekentenissen hebben gemaakt, met de bandteekeningen van hooggeplaatste personen en zelfs van eon aartshertog, den militairon commandant van Lamberg, enz. De oersta stukkon werden onmiddellyk be taald; toen echter verdere aflossing uitbleef, werd de vatschheid ontdekt. To Rybüik, by Marklowitz, Silozié, zyn zeven schoolkinderen by het terugkeeren uit de school onderweg doodgevroren. Men vond de kleine lijken dicht by elkaar in do sneeuw liggen. Een 6muller tegen wil en dank. Huisheer (zyn nalatigen huurder by hot rnid dageten overvallende): „Wat! Gebraden haas en reebout? De huur wilt gy niet betalen, maar wild komt op uw tafel 1" Huurder: „Myn waarde heer, gy vergist u. De slager borgt iny niet6 meer; daarom heb ik tot den poelier mya toevlucht genomen; die kent my nog niet." muziek voort; toon verstomde zy eensklaps, en slechts oen enkele schrille vioolstreek klonk nog door de plotselinge, angstwekkende stilte. Men had de naar 't scheen bewuatelooze opgenomen en op een divan golegd. Twee artsen, die zich onder de bruiloftsgasten be vonden, stelden alle pogingen in het werk, om haar by te brongen. Met uitzondering van den jongen echtgenoot, hadden alle overige heeren zich in een hoek der zaal terugge trokken. Eenige passen van hen af stond Rudolph Helmer, geheel alleen, met starende oogen naar de bewuatelooze te kyken. Eenige minuten vol angstigo spanning gin gen voorby. Daarop klonk een luide, hartver scheurende kreet, dio den anderen het bloed in do aderen deed stollen, door de zaal. „Dood dood! Helena mya vrouw myn alios!" De ongelukkige echtgenoot had zich over de ontzielde geworpen en bedekte haar schoon, onbeweegiyk gezicht met kussen, alsof hy j haar daarmede in het leven kon terugroepen. Maar do bleefce lippen openden zich niet moer. De zonderlinge wensch, eens by haar opge komen, toen zy zich voor do eersto maal in de armen van den geliefden man op de tonen van de Strauss-wals gewiegd had, was in vervulling gegaan. Op den drempel van het kostelijk geluk had de dood haar achterhaald, zacht en zonder pyn, zonder eiken wreeden stryd, en nog eer de vurige, bedwelmende muziek ten einde was. Met zacht geweld voerden eenigen zijner be9te vrienden den doctor eindelyk van het lyk weg. Rudolph Helmer was reeds vroeger als een krankzinnige weggesneld. Zoo treurig als deze bruiloft was nog nooit een feest geöiudigd, dat in de vertrekken van het „Etigeleche huis" gevierd was. In het beroemde particuliero krankzinnigen gesticht van doktor Hegeier bracht men acht dagen later een krankzinnige. Het was Rudolph Helmer l Met een glimlach op de lippen steeg by voor do deur der inrichting uit den wagon, maar het was die onheilspellende glimlach, wolken men alleen by krankzionigen vindt. Toen hy aan de zyde van den doktor de trap opging, gevolgd door een als bediende ge- kleedon oppasser, neuriede hy eene vroolyke melodie voor zich heende lieflyke wijze van Strauss' wals „Rosen aus dem Sfiden." Niets in zyne houding wees op eeno krenking zyner geestvermogens. Maar toen hy de bovenste trede van den trap bereikt had, had eensklaps eene verschrikkelijke verandering met hem plaats. Zyn zacht neuriën eindigde in een wilden kroot en hy stormde naar het portaalvenster met het onmiskenbare voornomen, het te verbrijzelen en zich op de straat noer te storten. Doch hoe onverwacht de aanval ook go- komen scheen, zijn geleide was er niet door verrast. De dokter had het oigenaardigo flik keren in de oogon van den patiënt gezien, dat den deskundige een spoedigen aanval van razerny aankondigt, en Rudolph Helmer was door de sterke armen van don oppasser ge grepen, nog voordat hy het venster bereikt had. Niettegenstaande zyn verzet bracht men hem spoedig in de voor hem bestemde kamer, on door hare dikke, bekloede wanden hoorde niemand van de overige bewoners van het huis zyne vertwyfelde uitroepen: „Laat my stervenZiet gy dan niet, dat ik eterven moot? Niemand heeft het recht, my dat te beletten I" Langen lyd achteroen herhaalden zich met korte tu8schonpoozen deze vorachrikkeiyke aanvallen. Maar het was voor do oppassers van den ongelukkige niet moeilijk, het oogon- blik van hun optreden te voorzien. Hy stond onder den invloed eenor dwangvoorstelling, die hem noodzaakte, voortdurend eenige maten uit de noodlottige wals te neuriën of te fluiten Meestal kwam hy niet verder dan de intro ductie, die hy dan na kort nadenken opnieuw begon, om haar in den loop van don dag tallooze koeron te herhalen. Maar als zyn muzikaal geheugen hem eens niet in don steek liet, als hy de melodie workelyk vond, volgde met onfeilbare zekerheid een van die wilde aanvallen, welke door geen enkel middel, door geen enkele list te voorkomen was. Zoodra hy aan de passage gekomen was, waar by de bruiloft van zyn ongeluk kigen vriend de muziek moast vorstommen, omdat men de jonge vrouw uit den arm van haren danser op don grond zag glijden, scheen de horin- nering aan die gebourtonisson mot verpiot- terende zwaarte hem te overvallen. Dan was al de koelbloedigheid on tegenwoordigheid van geest zyner omgeving noodig, om don zieke te beletton een gewelddadig omdo iat» zyn leven te maken. Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1895 | | pagina 5