Feudale iet Canttlers,
HI". 10742.
Doiulerdaa; 28 Februari.
A0. 1895.
feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Dit nomincr bestaat uit TWEE
Bladen.
Prijsvraag.
Wat is het bests en
het gebruik
in
Notaris J. J. Ter Laag.
Wed. J. A. KALDENBERG.
Bekendmaking.
Leiden, 27 Februari.
Feuilleton.
I)e gevolgen eener wals.
LEIDSCH
DAGBLAD
PRIJS DEZER COURANT
Yoor Leiden per 3 maanden1.10,
Franco por post
Afzonderlijke Nommers
1.40.
0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIEN:
Yan 1 6 regels 1.05. Iedere regel meer 0.17J. Grootore
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten do stad
wordt 0.05 bet ekend.
Eerste Blad.
Wil wenschen ditmaal voor onze lezers
eens een prijsvraag uit te schreven en wel
Eulk een, welke meteen de menschheid ten
goede komt, daar de uitspraak, welke natuur
lijk door middel van ons blad zal worden
bekend gemaakt, voor iedere huishouding van
het grootste gewicht zal zijn.
Wy vragen:
Wanneer al onze lezers zich de moeite
geven daarover eens na te denken on het
antwoord inzenden, dan kan het niet missen
of een belangrijke vraag is opgelost I
Wij hebben ook een antwoord op deze
vraag gegeven en deponeerden dit onder
enveloppe en goed verzegeld bij den heer
Al de ingekomen antwoorden zullen wij
verzamelen en rangschikken.
Daarna zal ten overstaan van genoemden
Notaris de enveloppe worden geopend.
Aan hem of haaf, die toevallig hetzelfde
antwoord op de vraag geeft ala wij, zal als
prijs worden uitgereikt eene
Uit het Magazijn van de
Mocht datzelfde antwoord door moer dan
één zjjn ingezonden, dan geschiedt de tooken-
ning by loting.
De antwoorden moeten worden
goschreven op een formulier, dat
a. s. Zaterdag-avond in ons blad zal worden
afgedrukt, terwijl ieder bezitter daarvan het
recht heeft tot de beantwoording der vraag.
Do toezending kan geschieden tot Naao-
dag-mldd&g Haart, te één aar, op
welk tydstip de enveloppe ten overstaan van
genoemden Notaris TER LAAG zal worden
goopend.
Men bedenke zich wel, alvorens te ant
woorden!
Heden, den zeven-en-twintigsten Februari
1800 vijf en negentig, is door mij, JACOBUS
JOUAKNK9 TER LAAG C«., Notaris
te Leiden, fran den Heer Gerard Henri Syt-
hoflf, te Zoeterwoude, namens de administra
tie van het „Leidscli Dagblad", in bewaring
genomen eene met vyf afdrukken in rood lak
verzegelde enveloppe, waarin zich, volgens
verklaring van genoemden Heer Sijthoff, be
vindt een vel papier, waarop door hem ge
schreven is het antwoord op eene prijsvraag,
in het „Leidsch Dagblad" van acht en twintig
Februari 1800 vjjf en negentig door den
Uitgever uit te schrijven, en welk antwoord
hij verklaard heeft alléén aan hem bekend
te zijn. J. J. TER LAAG Cz.
De Nederlandsche mail met berichten uit
Indië wordt hedenavond alhier verwacht.
Dinsdag 11. was de algemeene begraaf
plaats te "Waddingsveen getuige van een
indrukwekkende plechtigheid. Een aanzien
lijke schare belangstellenden woonde de uit
vaart by van den predikant dor Gereformeerde
Kerk, ds. T. De Jager. In den leeftijd van dertig
jaren overleden, had hij zich door zijn degelijk,
beminnelijk karakter en door zijn groote gaven
al6 Evangelieprediker vele vrienden verworven
en liet hy bij zijn overlijden een plaats achter,
die niet gemakkelijk zal vervuld kunnen wor
den. Toen de kist boven de groeve stond,
herdacht de heer A. Faasen namens den
Kerkeraad den overledene in zijne moeite
volle betrekking, die bij zoo waardig had be
kleed. Daarop nam ds. Nieborg, van Reeuwyk,
het woord, om den afgestorven leeraar te
herdenken in zijn godvruchtigen handel en
wandel, waarop hy de aanwezigen uitnoodigde
tot het zingen van Psalm 89 vers 7. Hoogst
aandoeniyk was het oogenblik, waarop de
vader van den overledene diep bedroefd het
woord tot de belangstellende menigte richtte
en hartelijk dank zeide voor al het goede,
dat zyn zoon van zyn gemeenteleden had
ondervonden. Daarmede was de plechtigheid
afgeloopen en verliet ieder stilzwijgend den
Godsakker onder den indruk, dat een braaf,
een edel mensch ten grave was gedaald.
Ingevolge oen gedane oproeping heeft zich
to Hillegom eene Bloembolleokweekers-ver-
eeniging geconstitueerd. Reeds had eene druk
bezochte eerste vergadering plaats, waar vele
vakmannen tegenwoordig waren en men zoo
veel byval mocht ondervindon, dat een regle
ment kon worden vastgesteld; ook kon een
definitief bestuur worden gekozen, hetwelk is
samengesteld als volgt: W. A. Stous-Sloot,
pres.; Th. Jonkheer, vies-pres.; J. H. M. Bal
vers, 1ste aecr.Johs. Kruyff, 2de secr.; C. H.
Rusman# penningmeester.
Het doel dezor vereeniging is onderling elkaar
te steunen, en het bestuur sprak den wensch
uit, dat hun voorbeeld in meer gemeenten
navolging mag vinden.
Om dat doel te bereiken, zou een alge
meene vergadering te Haarlem wenscheiyk
zyn, waarby vele kweekers van elder6 zouden
tegenwoordig kunnen zyn, ten einde met ver
eende krachten elkanders belangen te be
vorderen.
Het bestuur zal de noodige stappen doen
om eene vergadering te Haarlem te beleggen
en daarvan mededeeling doen. Yoor verdere
inlichtingen wordt men verwezen naar den
laten secretaris.
In het lokaal naast den heer T. Beere
poot, te Oude-Wetering, bield de heer K. D.
Greveling, oud-onderofficier, van Ylissingen,
in den avond van 26 dezer zyne aangekondigde
lezing. Spreker trad op ten verzoeke van de
aldaar gevestigde afdeeling van „Patrimonium"
en behandelde het onderwerp „Onthullingen
uit het kazerneleven" in denzelfden geest als
te Voorschoten, waar hy ook optrad, en waar
van wy in ons nummer van 23 Februari een
uitvoerig verslag gaven.
Tot eene juiste beoordeeliüg van helgeen
Dykgraaf en Hoogheemraden van Delfland
heeft aanleiding gegeven tot het doen uitgaan
van hun brief van 14 Februari jl. aan Gede
puteerde Staten en ter vermytiing dat 6cheeve
voorstellingen worden gegeven omtrent de
handelingen van Dykgraaf en Hoogheomraden,
wordt hot niet ondienstig geacht een kort
overzicht te geven van hetgeen door genoemd
college is verricht sedert den lioogen vloed
van 22/23 December 1894.
Onmiddellyk na den storm hebben Dyk
graaf en Hoogheemraden eene inspectie ge
houden over Delflands zeeweriag, van welke
opneming zy den 24sten December modedee
ling hebben godaan aan Gedeputeerde Staten,
met bericht, dat maatregelen waren genomen
om onmiddellijk do noodige voorzieningen te
treffen vóór de Keizerstraat te Scheveningen
en dat zy, nadat eene algeheele opneming
der zeewering zou zyn geschied, van den
uitslag zouden mededeeling doen.
Den 20sten December werd een aanvang
gemaakt met de voorziening van het buiten
beloop der zeewering tegenover de Keizer
straat, welk werk den 12den Januari 1895
gereed was. Eveneens werd eene plaatselyke
inscheuring by het Monstersche slag onmid
dellyk aangevuld en op eene breedte gebracht
van 21 Meter op de kruin.
By brief van 24 December, welke eerst den
28sten December in het bezit kwam van
Dykgraaf en Hoogheemraden, verzochten Ge
deputeerde Staten o. a. binnen veertien dagen
ontwerp voorzieningen, welke in 1895 tot
uitvoering zouden zyn te brengen, aan hunne
beoordoelmg te onderwerpen.
Dykgraaf on Hoogheemraden doelden daarop
by brief van 7 Januari aan Gedeputeerde
Staten mede, dat zy, zoodra het rapport van
hun ingenieur betreffende de opneming van
den tegenwoordlgen toestand der zeewering
zou zyn ingekomen, waardoor een overzicht
zou worden verkregen hoe de toestand was
en wat eventueel gedaan zou moeten worden,
mot bekwamen 6poed plannen zouden beramen,
welke hun voor de verdediging der zeewering
geraden mochten voorkomen, welke na vast
stelling te hunner kennis zouden worden
gebracht.
Intusschen betuigden Gedeputeerde Staten
by hun brief van 31 December 1894/2 Januari
1895 aan Dykgraaf en Hoogheemraden hun
dank voor de mededeeling van 24 December
en spraken daarby het vertrouwen uit, dat
alle zulke voorzieningen zouden worden aan
gebracht, die in dit seizoen mogelyk zouden
zyn, terwyl zy voorstellen tot blijvende voor
ziening verwachtten.
Den 17den Januari zond Delflands ingenieur
aan Dykgraaf en Hoogheomraden zyn rapport
over don toestand van Delflands zeewering
na den stormvloed van 22/23 December 1894,
welk rapport by brief van 18 Januari door
Dijkgraaf en Hoogheemraden in afschrift aan
Gedeputeerde Staten werd medegedeeld. Hierby
werd tevens kennis gegeven dat zy zich
voorstelden do leden der Vereenigde Vergade
ring op 7 Februari byeen te roepen, ten einde
voorstellen tot verdere voorziening aan hunne
i beoordeeling te onderwerpen, welke na vast.
stelling onmiddellyk tor kennis van Gedepu
teerde Staten zouden worden gebracht.
By brief van 25 Januari deelden Dykgraaf
en Hoogheemraden aan Gedeputeerde Staten
mede, dat de byeenkomst der Vereenigde
Vergadering den 18den Februari in plaats van
den 7den zou gehouden worden. De betrekke
lijke voorstellen lagen van af 25 Januari ter
secretarie van Dtlfland ter inzage.
Gedeputeerde Staten gaven by brief van
22/25 Januari aan Dykgraaf en Hoogheem
raden o. a. kennis dat naar het hun voor
kwam de tydeiyke voorzieningen, welke na
den storm van 22/23 December waren ge
nomen, beantwoorden aan hetgeen kan worden
gedaan, terwyl zy vertrouwden dat door voort
zetting der zorgen voor de instandhouding
dier voorzieningen de zeewering ter bewuste
plaatse voor verderen afslag gedurende den
winter zou worden behoed. Tevens deelden zy
mede dat zy met niet minder waardeering
hadden kennis genomen van het voornemen
van Dykgraaf en Hoogheemraden om op
7 Februari by de Vereenigde Vergadering
voorstellen tot verdere voorziening te doen.
Zoo was de stand van zaken, toen Dyk
graaf en Hoogheemraden den 12den Februari
van Gedeputeerde Staten een brief ontvingen,
waarby werd medegedeeld dat thans de tyd
dringt, dat er maatregelen worden genomen
om het behoud eoner voldoende zeewering te
Scheveningen en te TerHeyde te verzekeren;
zy hebben gemeend gebruik to moeten maken
van de bevoegdheid, welke art. 7 der Wet van
12 Juli 1855 (Stsbl. No. 102) hun geeft en
een bevel te doen uitgaan tot uitvoering van
werken Van Delflands zeewering.
Onder do verschillende overwegingen, welke
hen hadden geleid tot liet nemen van het
besluit orn het bevel uit te vaardigen, komen
o. a. de volgende voor: dat uit niets blykt,
welke maatregelen door Dijkgraaf en Hoog
heemraden aan de Vereenigde Vergadering
zullen worden gedaan; dat naar hun oordeel
de tyd dringt om in deze een beslissiog te
nemen, dat het niet nemen eoner beslissing
in deze hun Collego voorkomt gelijk te staan
met het niet willen uitvoeren van noodzake-
lyke werken, waartoe Delfland verplicht is."
Tor voldoening aan het verzoek om in
lichtingen ten aanzien van hot aan de Tweede
Kamer gericht nader request van den heer
D. H. Meyer Jr., te Rotterdam, overafwyzing
van diens verzoek om als vast leeraar by de
Kon. Milit. Academie te worden aangesteld,
wordt door den minister van oorlog nogmaals
de nota overgelegd, door zyn ambtsvoorganger
reeds aan de Tweede Kamer toegezonden,
waarin een overzicht wordt gegeven van de
opvolgende benoemingen van genoemden heer
tot tydeiyk leeraar en van de omstandigheden,
waaronder deze benoemingen hebben plaats
gehad.
Enkele punten van het request worden
verder door den minister nader gereleveerd.
Daaruit biykt dat van een dringend ver
zoek aan requestrant, om tot 1 September 1894
aan de Academie werkzaam te blyven, geen
sprake is geweest;
dat de toenmalige gouverneur van de Aca
demie in het op vry lioogen en heftigen toon
medegedeelde voornemen van requestrant om
zich tot de Tweede Kamer en de dagbladen
te wenden, eene bedreiging heeft gezien;
dat aan adressant de zakelyke inhoud werd
medegedeeld van verschillende ministeriëele
beschikkingen, welke hy zegt, dat hem niet
in handen zyn gegeven hetgeen ook niet
gebruikelijk is.
Dat de heer Meyer overgehaald 7.ou zyn
naar de betrekking van leeraar by do K. M. A.
te solliciteeren, in den zin, welken genoemde
heer aan dat woord geeft, is ook by het
thans ingestelde onderzoek niet gebleken.
Eene belofte is aan den heer- Meijer nooit
gegeven.
De Tweede Kamer der Staten-Generaal
hervatte gistermiddag te drie uren hare werk
zaamheden.
Mededeeling werd gedaan van de sedert de
vorige bijeenkomst ingekomen stukken en wets
ontwerpen.
Overeenkomstig de verleden week reeds aan
gekondigde regeling, werden tegen heden en
Donderdag-voormiddag in de sectiën aan de orde
gesteld de wetsontwerpen, waarvan de lyst
reeds is medegedeeld, en tegen Donderdag,
's namiddags te halftwee, voor de openbare
zitting, de wetsontwerpen tot regeling van het
baken wezen op openoare wateren, tot verlen
ging van den duur der werking van do wet
van 1892 tot tydeiyke versterking der nationale
militie en houdende bepalingen omtrent de
heffing van invoerrecht naar de waarde der
goederen.
De heer De Savornin Lohman heeft vorlof
gevraagd en gekregen om op een nader te
bepalen dag de ministers van justitie en van
binnenlandsche zaken te interpelleeren over
de in Augustus 1894 in de Politieverordening
van Leeuwarden gebrachte wijzigingen voor
zoover betreft art. 93 dei verordening en voort»
over de rechtsveiligheid in die gemeente.
De openbare vergadering is daarna tot Don
derdag te halftwee gescheiden.
De bevestiging en installatie van den
heer T. Tal, nieuwbenoemd opperrabbyn by
do Nederl.-Israël, gemeente te 's-Gravenhage,
zullen plaats hebben op Donderdag 4 April,
des namiddags te 2 uren.
Vanwege het departement van binnen
landsche zaken is door tusschenkomst van do
Gedeputeerde Staten aan de gemeentebesturen
verzocht, een tabellarisch overzicht te zenden
van de in 1894 bestaande bewaar- on klein-
kinderscholen, met vermolding dor in dat
jaar opgerichte of opgehevone.
H. M. de Koningin-Regen tea heeft aan
de commissie voor werkverschaffing to Apel
doorn eene gift van ƒ100 geschonken.
De bekende oud-acteur P. A. Morin is
gisteren te Amsterdam, in den ouderdom van
76 jaren, kalm ontslapen.
Te Haarlem werd gisteren onder over
groote biykon van belangstelling ter aarde-
besteld het stoffeiyk overschot van dr. D.
De Haan, in leven wethouder dier gemeente.
Jhr. nir. Boreel van Hogelanden, burgemeester,
voerde het woord en herdacht het werkzaatu
leven van den overledene ten dienste der
gemeente. Ds. J. Dt> Vries sprak tevens enkelo
woorden van waardeering.
Onder de aanwezigen merkte men op ver
schillende deputaties der corporatios, waaraan
de heer De Haan verbonden was geweost.
Do heer Vigelius, schoonzoon van den over
ledene, dankte voor de bewezen eerbetuigingen.
De Volksbond tegen drankmisbruik te
Deventer zal binnen eenige dagen overgaan
tot het aanbesteden van 36 arbeiderswoningen.
Slot.)
Misschien zou hy zich toch nog genoopt
hebben gezien, Helmer uit eigen beweging
van de met veel moeito afgedwongen belofte
te ontslaan, als hy gezien had, hoe deze na
zyn heengaan in den stoel neerzonk, het
gezicht in de handen begravend.
Eene week later had het huwelyk van den
professor met Martha Brandis met ongewone
praal plaats. Ook Rudolph Helmer wa3 ge
komen, om zyn vriend, golyk dezo het go-
wenscht had, als getuige by to 6taan. Wijl
hy hiordoor ook de aangowezon cavalier van
een der bruidsmeisjes, oen zeer schoone en
lieve jongo dame, geworden was, bestond er
wel geene mogelykheid voor hem, zich aan
de deelneming aan den rijken maaltyd, die
in het ouderlyke huis der jonge vrouw ge
geven werd, te onttrekken. En bovendien
schoen het, alsof intusschen zyn aanvankelyke
afkeer van het feest gelukkig overwonnen
was. Zyn stil, in zichzelven gekeerd uitoriyk
had hy wel is waar ook nu niet afgelegd,
maar er was toch geen toeken van sombere
zwaarmoedigheid in zyne houding, en hot onbe
vangen, vrooiyk gebabbel zijner dame dwong
hem'zelfs meer dan eens een glimlach af.
Gedurende den langen maaltijd werd eene
heelo reeks van toosten uitgebracht, en de
professor keek meermalen hoimeiyk naar de
plaats van zijn vriend, alsof hy verwachtte,
dat ook Helmer, vroeger een beroemde tafel
redenaar, hot woord zou nemen. Doch zyne
hoop werd niet verwezeniykt. Eenmaal had
de jonge echryver inderdaad oene beweging
gemaakt, alsof hy aan zyn glas tikken en
daarmede de aandacht van het gezelschap
voor een toost vragen wilde. Doch toen was
zyn blik op de jonge vrouw gevallen, die in
pralende schoonheid trotsch als eene koningin
aan de zyde van haren echtgenoot zat, en
hy had de hand weer laten zinken, zonder
het glas aan te raken.
Naar oud gebruik volgde op den luister-
ryken maaltijd een bal, waarby een uitstekend
orkest onder leiding van een beroemden kapel
meester speelde. Het jonge paar wilde wel
is waar nog denzelfden avond zyne huweiyks-
reis aanvaarden, maar er bleef nog tyd genoeg,
om een uur aan de vroolykbeid deel to nemen.
De professor keek naar Rudolph om, wyi hy
behoefte had, den trouwen vriend nog een
maal voor zyn verschynen te danken. Doch
hy zocht hem even tevergeefs in de zaal als
in de aangrenzende, door met kwistige hand
aangebrachte gloeilampen daghelder verlichte
vertrokken; en zoo moest hy eindeiyk wel
aannemen, dat de joDge schryver direct na
afloop van den maaltyd eene gelegenheid
waargenomen had, om het huis onopgemerkt
te verlaten.
Op de gedachte, hem te zoeken in een der
diepe vensternissen, die door zware fluweelen
gordynen byna geheel gemaskeerd waren,
was hy evenwel niet gekomen. Toen Rudolph
Holmor een van die nissen tot schuilhoek
uitgekozen bad, was hy zeker geweest, dat
niemand hem daar storen zou. Met neerhan
gend hoofd en over de borst gekruiste armen
leundo hfi tegen het vensterkozijn. Zyn go-
zicht was marmerwit en diepe plooien hadden
zich in zyn voorhoofd begraven. Nu en dan
ademde by zoo diep, dat het als een smarte-
ïyk steunen klonk.
Aan vankei yk was het inderdaad zfin voor
nemen geweest, zich zoo spoedig mogelyk
onopgemerkt te verwyaeren, maar toen was
hy zoo in gepeins verzonken, dat by dit voor
nemen vergeten had, evenals al het andere,
dat om hem heen geschiedde.
Langer dan een half uur reeds bleef hy
onbeweegiyk op zyne plaata. Maar eensklaps
was het hem, alsof een c-lcctrische schok hem
getroffen had, en zyn hoofd reos op, alsof het
door eene ruwe vuist gegrepen was. Zyne
armen maakten zich van elkander los en
zonken langs het lyf neer, terwyl zyne oogen,
waarin het vreemd begon te glinsteren on te
fonkelen, zich in de plooien van het gordyn,
dat hem belette in de zaal te zien, als 't ware
schenen te boren. In minder dan twee minuten
was zyn gezicht vaal en mager geworden
als dat van een zwaren zieke, en in eiken
trek geleek het nu weer op het gezicht van
dien krankzinnige, dien men acht dagen na-
Johan Behrends eerste huwelyk naar hot
krankzinnigengesticht gebracht had.
Als eene toegift, die niet op de dansorde
vermeld stond, had de kapelmeester, op ver
langen van eenige jongo damos, op de eerste
wals direct eene tweede laten volgen, de
„Rosen aus dem Süden" van Strauss. Wel
was de jonge echtgenoot, toen de welbekende
tonen in zyn oor drongen, een oogenblik in
verzoeking geweest naar de muzikanten te
snellen om dezo wals af te commandeoren;
doch de vre«3 voor het opzien, dat hy door
zulk een bevel noodzakeiyk had moeten ver
wekken, hield hem daarvan terug. Hy fluisterde
i zyne jonge vrouw haastig in 't oor, dat
I het nu voor haar tyd was, zich om te kleeden,
en bood haar den arm, om haar uit de zaal
te geleiden.
I Op den drempel der zaal evenwel bleef hy
staan en eene onbegrypeiyke ontzetting greep
hem aan. Midden onder do dansenden, alsof
hy daar plotseling uit den grond verrezen was,
stond Rudolph Helmer, als eene uit het graf
gestegen schaduw. Eu luid overstemde zyne
schrille stem de ruischende tonen der muziek
„OphoudenOphouden l Ziet gy dan niet, dat
zy dood is En ik ik heb haar gedood 1"
De dames schreeuwden luid en vluchtten
uit de armen harer dansers naar de deuren.
Da professor en eenige andere mannon evenwel
snelden naar den ongelukige toe.
„Terugl Raakt my niet aan!" riep hy hun
met wild roilendo oogen toe. „Ik moet sterven,
en wie zyne hand tegen my opheft, is met
mij des doods I"
Onwil lek o irig waren de andaren een oogen
blik blyven staan, alleen de jong getrouwdo
man deed nog oen stap voorwaarts. Maar ook
by kon hot verschrikkeiyke niet meer voor
komen. Iets blinkends was in do rechterband
van den krankzinnige zichtbaar gewordenhy
maakte eene snelle beweging met den arm
en zeeg daarop neer. Hy had zich het mes
tot aan het heft in het hart gestoken.
De „Rosen aus dem Süden" hadden den
sluimerenden waanzin in hem opnieuw wakker
gemaakt, en ditmaal was bet hem gelukt,
den reeds zoo dikwyis tevergeefs gezochten
dood te vinden.