Al°. 10709. Maandag SI Januari. A*. 1895. (§eze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Dit nommer bestaat uit DRIE Bladen. Derde Blad. Leiden, 19 Januari. Feuilleton. IRIS. LEIDSCH DAG-BLAB. PRIJS DEZER COURANT: "Voor Leiden por 3 maanden. f 1.10. Franco per postB 1.40. Afzonderlijke Nommers0.05. PRIJS DER AD VERTEN TIEN Van 1—6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17£. Grootero letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad wordt f 0.05 berekend. Offioiëole Hennisgevinffen. HEItlJH. Burgemeester en Wethouders van Leiden, gezien het beeluit van de Gedeputeerde Staten dor pronnoio Zuid Holland, van den llden December 1894No.77/1 (Provinciaal blad No. 64), hoodendo bepalingen van de tijdstippen van don herijk der maton en ge wichten in verschillende gemeenten in deze provincie, voor het jar 1895; Brengen ter algomeone kennis dat hot I.Tkkantoor in dezo gemeente gedurende de maanden Januari Februari en Maart, geopend zal zijn op iederen Dinsdag, Woensdag Do nderdag en Vrijdag, van des voormiddags 9 tot des namiddags 3 uren, voor het doen ijken van mate en gewichten. Voorts dat volgens hoelatt van don Minister van "Watorstaat, Handel en Nijverheid van don 27éton October 1894, de letter f in den gewonen Bchryfvojm, bestemd is tot goedkeuringemerk bij den ijk der maten en gewichten on hg dên ujk van gasmeters de Koninklijke Kroon, terwijl het kantoormcrk voor de gemeente Leiden is het cijfer 7 en eindelijk dat de maten en gewichten, op gevaar van ttraf, voorzien moeten blyven van de vereischte stempelmerken, dat dns bet laatst geplaatste goedkeurmgsmerk voortaan gedurende twee jaren ongeschonden moet worden bewaard, zoodat in verband daarmoilo de herijk van maten en gewiohton, 'voor de inwoners V&q deze gemeente, dit jaar niet verplichtend is. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Leiden, F. WAS, Burgemeester. 4 Jan. 1695. E. KIST, 8ecretaris. Nu den 13den Januari 11. het gebouw van de Christelijke Wykvereeniging aan bet Levendaal 20 jaren heeft bestaan, is door ds. 6. H. J. De Wolff weer een verslag opgemaakt voor allen, by wie hy eenigo belangstelling in tyn arbeid kon veronderstellen. Sinds 1891 deed hij dit niet. Geen geschikter tijdstip dus dan 13 Januari 1895, om dit stilzwijgen to verbreken. Er zijn er gewis, die wel eens woten willen, hoe het met de Chr. Wykver- eeniglng gaat. „Een arbeid van twintig jaren" zoo be titelde hy ditmaal het verslag. Niemand make intusscben daaruit op, dat hij van die twintig jaren een en andor vertellen zal. Behalve, zoo zegt hi), dat zeer veel niet voor openbare mededeeling geschikt is, is er ook veel, dat ons belangrijk toeschijnt, omdat ■wij het zelf hebben ervaren, maar anderen volstrekt niet interesseert. Maar bovendien, wij hebben de fout begaan om niets van onze ervaringen op te teekenen. Jammer genoeg, maar er is nu niets meer aan te doen. De schrijver herinnert echter, wat hy by de in wijding van het Wykgebouw „Pniël" uitsprak '.Nooit had ik gedacht, dat do arbeid onzer wykvereeniging, zeer in het klein aangevan gen, zulk eene uitgebreidheid zou verkrygen. Ik heb dan ook nooit beproefd vooraf bet terrein van onzen arbeid af te bakenen. Ik ben gebracht van het een tot het ander. Niet i k heb het zoo gewild, het is onder Gods leiding zoo geworden; het een is uit het ander voortgevloeid." De schryver brengt daarop eenige feiten in herinnering en eenige personen, die door hun belangstelling nauw aan het gebouw verbon den zyn en die by met dankbaarheid gedenkt. Wat een moeite heeft het gekost om het vereischte kapitaal voor aankoop en verbou wing van het oude gebouw byeen tekrygen. Toen dr. Gunning zyn „Pniël" opende en zyn hoorders mededeelde, hoe bereidwillig hij van verschillende zyden krachtig geholpen was, dacht ds. De Wolff: „wat zyn de tyden ver anderd I" Toen hy aanving, welk een getob l Wat een reizen en trekken met het collecte boekje in den zak, vaak^ ook een vruchteloos vragen om steun! „Hier in Leiden hadden wy," zoo scbryft hy, „byna alleen de mede werking der minvermogendenhet aantal ge goeden, die met volle sympathie steunden, was klein. Velen zagen er eene gevaarlijke concurrentie in met de Zaal Noordoinde. Ver beeldt u I het eerste antwoord op onze vraag was een schryven van nu een reeds lang over leden ingezetene dezer stad„Voor een wyk gebouw op het Levendaal geef ik geen cent, Hoe moet het dan met de aandeelen van de Zaal Noordeinde gaan?" Niet zeer vriendeiyk, allerminst bemoedi gend! Intusschen, wy duiden het niemand euvel, dat wy toen zoo weinig steun vonden, ons Wykgebouw was, indien ik my niet vergis, na het Koning Willemshuis van ds. Adama van Scheltema te Amsterdam, het eerste in ons Vaderland; het nut van zulk 66D gebouw werd door weinigen ingezien, de behoefte er aan door slechts enkelen gevoeld." De commissie heeft dan ook ten slotte tot een hypotheek de toevlucht moeten nemen, al ontving zy zy herdenkt dit mot dank baarheid uit Den Haag en uit Amsterdam van welbekende voorstanders van christelyken arbeid, honderden. Met die hypotheek worstelt zy, helaas! nog, al is zy ook belang rijk verminderd. Toen dr. Gunning met zyn wykarbeid begon, voorspelde men ds. De Wolff: „Dominee, dat zal u geen goed doen", en hy dacht het ook wel eens; het tegendeel is gebleken. Nadat hy door de ontvangst van verschillende legaten, duizend gulden had kunnen afdoen, kreeg hy in 1893 tot tweemalen toe een gift van vyf- honderd gulden en in 1894 weder een. En had de commissie, behalve de hypotheek, nog een schuld van 400 gulden tegen spaarbank- rente, door giften van honderd, vyftig, veertig, vyf en twintig, tien en vyf gulden kon zy deze geheel delgen. Zoo blyft een hypotheek van 1500 gulden en een renteloos voorschot van 1000 gulden. Groote vooruitgang dus. De loopende behoeften worden echter altyd meer en het aantal contribuanten neemt steeds af door sterfgeval, verlrok naar elders, of ook door mindere sympathie met de richting van den wykpredikant. By hot afdrukken van het verslag vernam ds. De Wolff dat hy een jaarlyksche bydrage van twintig gulden voor verhuring, tegen 1 Februari aanst. zal missen, torwyi by de grondbelasting, van welke hy sinds 1891 was vrygesteld, weder moet betalen. Iiy gaat dus sprekende als voorzitter der Yereeniging, byna vyftig gulden jaarlijks achteruit. Wat de medearbeiders betreft, wordt ook hier geen uitzondering op den regel gemaakt, dat hoewel de oogst groot is, de arbeiders weinige zyn. Maar des te meer waardeert ds. De Wolff de hulp van hen, die hem ter zyde staan: A. Van Borselen Jr., het hoofd der knaponvereenigingen, mejuffrouw J. M. Van Wyk, het hoofd der jongedochtors- en meisje8vereenigingende Zondagsschool onder- wyzers en -ondorwyzeressen, den medebe stuurder de heeren H. M. Sasse en J. Zwets, voorts ook dö presidente van de tweede af- deeling der meisjesvereeniging, mej. A. Van Borselen, enz., enz. Tot degenen, wier dagelyksch werk het is ten behoeve der wykbewoners te arbeiden, rekent ds. De Wolff den godsdienstonder- wyzer en de diacones. De eerste, de heer Kok, is nu byna tien jaren werkzaam jongen en ouden van jaren, gezonden en kranken worden door hem bearbeid. En de diacones? In zyn laatste verslag vroeg <Js. De Wolff om gaven voor den diaconessenarbeid. Zy zyn hem, door do medewerking van verschillende dames, in ryke mate toegevloeid. Aan jaarlyk sche inscbry vingen ontbrak hot evenmin, hoe wel te voorzien was dat de loopende uitgaven daardoor niet konden gedekt worden. In middels stelde hy pogingen in het werk om een wijkzuster te krijgen, gedurig klopte hy tevergeefs aan, totdat hem door het bestuur van het Haagsche diaconessenhuis hulp werd beloofd. Veel dank brengt ds. De Wolff aan de Haagsche dames, dat zy hem zuster Petronella afstonden, die wel slechts korten tyd zou blyven, maar tot biertoe nog werk zaam is in zyne wyk. Wat zy voor de zieken is, vraagt het dien zieken eens, zy zullen haar om stryd roemen. Het is dan ook een heer lijk iets, als zulk eene diacones rondgaat in de wyk met bare lichamelijke verkwikking en verzorging, waardoor do harten allicht meer ontvankelyk worden. 1 Februari ver trekt zuster Petronella weer naar Den Haag, om vervangen te worden door zuster Johanna uit Arasterdam. Ook aan andere personen, die de uitwendige belangen behartigen, brengt ds. De Wolff dank, eveDals aan den trouwen concierge Kenbeek. Dikwyls was er sprake van zyn vertrek, wyi de taak zyne vrou.v door haar groot gezin te zwaar viel. Gelukkig werd het gevaar steeds afgewend, zoodat by nu twintig jaren lang do belangen van het Wykgebouw behartigd hoeft. Mocht het ooit noodig zyn een plaatsvervanger te zoeken, zegt ds; De Wolff, dan doe God or ons een vinden, even trouw als ICenbeek en zyne gade! De omvang van den arbeid is nog altyd dezelfdo als in de laatste verslagen is gemeld. Ds. De Wolff zegt daaromtrent het volgende: De godedienstönderwyzer zet hot huisbezoek getrouw voort, daarin eenigermate door be- zoekbroeders gesteund. De kranken worden door de diacones liefderyk geholpen en dank zy veler hulp aan versterkend voedsel ontbreekt het niet, terwyi het ééne noodige hun steeds wordt voor oogen gehouden. Aan de kinderen wordt in de kinderkerk en op de Zondagsscholen het Evangelie gebracht; in de eerste wordt de eerbied voor Gods Woord wel eens gemist, hoezeer zou het te wenscheD zyn dat do ouders medewerkton, om dezen te bevorderen en de kinderen ooder de acht jaar thuis hielden! Met de knapen en jonge lingsvereenigingen, de meisjes- en jonge- dochtersvereenigingen gaat het goed, al komt het, vooral op den leeftyd van 12 tot 18 jaar en ouder, by maar al te velen tot de keuze om de wereld te dienen, zoodat zy ons ver- verlaten. De zangvereeniging bloeit; de Hoer werke door het lied maar veel aan de harten der leden! By de bybellozing is een vry groot, gehoor aanwezig, het getal wykbewoners blyft echter steeds veel te klein. De mannen- samenkomst wordt door 20 a 30 mannen getrouw bezocht. Op de koffiemeetings komen wy byna altyd plaats te kort, vooral doze arbeid valt zeer in den smaak. Dat er by de samenkomsten veel gezongen wordt, is niet onbekend, maar wat men mot weet, is dit: het gebouw heeft nu zyn eigen liederenboek. Met bereidwilligheid werd verlof gegeven be kende liederen uit andere bundels over te nemen en de benoodigde som werd welwillend geleend door een groot vriend van den wyk- aroeid, aan wien het gebouw reeds veel te danken heeft. Aan het slot van zyn verslag scbryft ds. De Wolff Helpt ons door met gaven onzen arbeid, waarop zegen rust, te steunen; hoe gaarne zouden wij na een twintigjarig getob met den schuldenlast, er eens geheel van bevryd worden. Helpt ons, niet het minst door u zelven te geven! - De christolykö zangvereeniging „Zingt den Heer" alhier hoopt binnenkort eene uit voering te geven - De Engelschef mail met berichten uit Indië wordt morgenochtend alhier verwacht. - Tot onderwyzer aan do Christelijke School te Alfen aan den Ryn is benoemd de heer H. Batelaan, thans in dergelyko betrekking werkzaam te Rotterdam. - Donderdag avond gaven de Commissaris der Koningin in do provincie Zuid-Holland oir. C fock en movrouw Fock andermaal een diner, waarvan de gasten waren de buitengewone gezanten en gevolmachtigde ministers by ons Hof van Italië graaf De Sonnaz, van België graat De Grelle Rogier; van OostenrykHongaryo de heer Ockolic- sanys d'Okolicsna, en van de Vereonigde Staten van Amerika de heer Quinby, de ministers van financiën rar. Sprengor van Eyk, van waterstaat, handel on nijverheid de beer Van der Sleyaen, en van oorlog luitenant-generaal Schneider, baron Van Har denbroek van Bergambacht, opper-Kamerheer, de Jeden der Eerste Kamer mr. Vening Meinesz, burgemeester van Amsterdam, en mr. Pynackor Hordijk, oud-gouverneur gene raai van Ned. ludié, het lid der Tweede Kamer do beer W. A. Viruly Verbrugge, mr. Hubrecht, lid van den Raad van State, mr. Conink Liefsting, vice president van den Hoogen Raad, mr. Star Numan, griffier van de Eerste Kamer der Staten Generaal, mr. Ruyssenaers, minister-resident, chet van het Kabinet van den minister van buitenlandsche zaken, de kolonel Laman Trip, commandant van het regiment grenadiers en jagers. - De 1ste luit.-kwartiermoester A. W. Ruyter, thans werkzaam by het departement van oorlog, wordt 1 Mei eervol uit die be trekking ontheven eD overgeplaatst by het 4de reg. infanterie. Te Tiel is in den ouderdom van 81 jaren overleden mr. S. Rink, een bekwaam rechts geleerde, tot voor korten tijd deken der orde van advocaten. „The Studio" van 15 Januari geeft als plaat buiten den tekst do reproductie van een teekeniog van Hoyteraa, „Winter," uilen op besneeuwde boomtakken, eenigszins het mo tief van de „Oudejaar" lithograpbie. In de biblio- graphie behandelt „The Studio" de Engelsche uitgaaf van Hoytema's „Leèlyke Eendje" en vindt daar veel in te pryzen: bet blad vestigt naar aanleiding van deze uitgaaf de aandacht op wat er over bet algemeen thans ten onzent voor de illustratie van boeken wordt gedaan. Drie platen van het „Eendje" zfin in het klein gereproduceerd. Verder bevat dit nummer een mooitn kop van Ernst Klotz, een interview van Whistier en weer veel „prentjes." (N. R. C.) Het voornemen bestaat, om eene inter nationale tolepboonverbmding tusschen Rot terdam en Antwerpen tot stand te brengen. De oud-burgemeester van Pannerden, de heer J. Terwindt Az is in ruim 84 jarigen ouderdom te Arnhem overleden. Do moeste hoofden van buitenlandsche gezantschappen te 's Gravenhage zyn genoo- digd aan een diner bat den 24sten dezer door den gezant der Fransche republiek zal ge geven worden. Gemengd IV i e u w s». De lantaarnopsteker R. viel bii het uitoefenen zyner functie aan den Hoogen Ryndyk, onder Zoeterwoude, met zyne ladder omver, kwetste zich daardoor oen arm, schond zyn neus en- met dezen dus zyn aangezicht en brak bovendien nog, tot zfine schade, een paar lantaarnruiten. Het ongeval liep nog betrekkeiyk goed af. Van D-, een koeienhouder, ook aan dien Ryndyk, ging een jong paard, dat sedert germmen tyd niet van stal was geweest en nu op zyn eersten uitgaansdag behulpzaam moest zyn by het gieren, aan het hollenhet beest kon niet. tegen het voorbyryden van een trein Het werd gauw gegrepen en weer naar stal gebracht Het breken van twee wielen van de mestkar en de ontsteltenis vari zyn geleider heelt het dier op zijn geweten; meer gelukkig niet. Een bewoner van de Kuiperstraat, te N.-Amstel, vond eergisteren op do stoep van hot Sint Elisabethsgesticht een kindje, een jongetje van een week of zes, kenneiyk aldaar te vondeling gelegd. De man nam het. kind mee naar huis, en het echtpaar, zelf kinderloos zynde, besloot, van de vondst wol aangifte te doen, maar den jongen te behouden. Do boerdery van don heer R. C. C. Van Hasselt, te Kampen, en bewoond door Willem Immeker, gelegen onder Wittenstein, op de grens van Oldebroek en Kamperveen, is Woensdag eene prooi der vlammen geworden. 29) „Heeft madame geen brief of boodschap Voor my achtergelaten?" „Noenl" „Dank jel" De concierge nam zyn muts af, ten teeken, dat hy het gesprek als geëindigd beschouwde. Adenau verliet het huis. Hoewel anders niet verlegen in het maken van combinaties, was en bleef de geheole zaak hom een diep raadsel, "waarvan by tevergeefs de oplossing zocht. Hoe meer hy zyn hersens pymgde, des te onbegrypeiyker kwam het hem voor. Thuis gekomen, liet hy zich in een leunstoel neer vallen, om alles nog eens kalm te overdenken. „Ik weet byna zeker dat Remmingen hierby de hand in 't spel heeft," besloot hy by zich zelvon. „Hy is dus de eenige, die my ophelde ring kan geven. Wee hem, als hy my voor den gek heeft gehouden 1" De enveloppe lag nog op de tafel. Er stond het postmerk van Frankfort op. Wat ter wereld had Remmingen op het oogenblik in Frankfort te maken? Adenau zocht uit den stapel couranten, die hy dagelyks ontving, een blad uit Frankfort. Het eerste, wat hem daarin opviel, was een met groote letters ge drukte aankondiging van de voorjaarswed rennen aldaar. „Ik ben erl" riep hy opsprin gend uit. „Hy is voor de wedrennen in Frank fort. Daar kan ik hem vinden. Hy moet mij te woord staan." Hy koek op zyn horloge en bemerkte dat hy nog oen goed uur den tyd had, voordat de nachttrein vertrok. Inderhaast pakte hy een handkoffertje met. het hoog noodige, gaf zyn bediende nog eenige bevelen on roed naar het oosterstation. 't Was niet moeiiyk Remmingen op te sporen. In Frankfort aangekomen, liet Adenau zich in een hotel, waar b\j zyn intrek dacht te nemen, de vreemdelin^eniysten der laatste dagen - brengen. De gezochte was in het „Hotel de Russie". Adenau begaf zich dadolyk daarheen. „Mynheer is uitgegaan," zeide de portier, op het sleutelbord wyzond, „maar hy zal, volgens zyn zeggen, spoedig terug zyn." Adenau gaf zyn kaartje. Daar hy sinds zyn vertrek uit Parys nog niets gegeten had, ging hy in don tusschentyd naar oen dichtbyzynde restauratie. Toen hy terugkwam, zeide de portier: „Mynheer wacht u. Zyn kamer is op de ee.ste verdieping, No. 12." „Binnen weinige oogenbhkken stond Adenau vóór de aangewezen deur. Hy ging zonder aan te kloppen binnen. Remmingen zat aan de tafel en schreef. Zonder eenige verwondering te doen blyken, legde hy de pen neer. „Tiens, Adenau," zeide hy, „waartoe zyt ge hier in Frankfort gekomen? Neem plaats, oude jongen l" Hy wees daarby op een leuning stoel tegenover hem. „Ik ben gekomen, om u een kleine ophelde ring to verzoeken," antwoordde Adenau, staan blyvend. „Gisteren ontving ik de Lassen- bergsche papieren van u terug, zonder een enkele letter schrifts er by, en eergisteren zyn de Engelsche dames plotseling uit Parys ver trokken, zonder zelfs een boodschap voor my achter te laten. Wat mo9t dat alles be- teekenon Remmingen zag hem lachend aan. „Als ge my belooft kalm en bedaard te blyven en uw verstand te gebruiken, zal ik u ver tellen, hoe de vork in don steel zit. Maar wilt ge niet gaan zitten? Dat praat gozelliger I" „Dank jel" zeide Adenau, inwendig bevend van woede. „Nu, zooals ge wilt! Maar ge moet u be daard houden en my niet in de rede vallen, want anders komen we geen stap verder. Ik was van plan u te schryven, zoo gauw ik daarvoor een oogenblikje tyd kon vindon; nu gy evenwel zelf hier zyt, kan ik my die moeite besparen." „Ter zakel" „Ja, dadelykl Uw schuld aan my bedroeg, zooais ge weet, een heel aardig sommetje. Trots myn herhaalde aanmaningen, kon ik niets van u loskrygen. Ik wilde en kon er niet toe besluiten een vervolging tegen u in te stellen. Daar bood zich plotseling de ge legenheid aan, alles in orde te brengen, zonder dat het u ook maar een cent behoefde te kosten. Ge begrypt dat men zulk een ge legenheid niet ongebruikt voorby mag laten gaan. Natuuriyk moesten we daarby een klein beetje comedie spelen." „Comedie-spelen?" riep Adenau, bleek van drift. „Een onbeduidende, doodonschuldige come die'. Uw vrouw, ik meen uw gescheiden vrouw, hoeft in Dresden kennis gemaakt met oon schatryken Amerikaan, dio met haar trouwen wil. Dat was echter niet mogelyk zoolang gy niet wettig gescheiden waart. Mr. Gilbert vi8ohte uit, lioe weet ik niet, dat wy vroeger zaken met elkaar deden. Hij zocht my op, verklaarde zich bereid myn vorderingen aan u to betalen, als bet mij moebt gelukken de echtscheiding tot stand te brengen, en opendo my tot dat doel een onbeperkt krediet. Voor u leverde zulks geen nadeel hoegenaamd op on ik kreeg myn geld. Waarom zou ik niet toegeslagen hebben? Ik kende u te goed, om niet te weten, dat het denkbeeld eener scheiding van Maud by u op allerlei bezwaren zou afstuiten, want ondanks al wat er voor gevallen is, hooptet gy nog altyd op de mogelykheid eener verzoening met uw vrouw De zaak kon echter niet op de lange baan geschoven worden. Om allen tegenstand van uwe zijde te verydelen, moest daarom do ryke miss Fanny ten tooneele verachynen. Zy heeft haar rol niet slecht gespeeld; dat zult ge moeten toegeven. Gy zyt op het oogenblik van uwe schulden bevryd en Maud kan baar Amerikaan trouwen. Ziet ge, dat is alles! Wees nu verstandig, Adenau, en maak geen onnoodige drukte!" Adenau deed bovenmenschelijke pogingen, om voor 't uiterlyk kalm te blyven, tot hy alles wist. „Wie is deze miss Fanny bracht hy mot moeite uit. „Eene actrice aan een klein Londensch theater. Mr. Gilbert gaf haar een schitterend honorarium." Adenau greep met beide handen naar zyn hoofd. „En Maud, wist zy er van?" „Natuuriyk l" „Ge liegt! Tot zulk een laagbartigo be driegerij is ze met in staat 1" „Wees niet kinderachtig, AdenauHeb ik baar, toen ik by haar was, niet zelf hooren zeggen, dat zij het geluk, dat miss Fanny Mac Clean bereid was u te bieden, geen binder- paal in den weg wilde loggen?" „Ge liegt, schurk, driedubbele schurk l" schreeuwde Adenau, op Remmingen los stormend. Dezo was niet onvoorbereid. Zicb vlug achterover buigend, rukto hy een revolver uit zyn borstzak, en hield dien Adenau voor bet gelaat. „Dwaas!" zeide bij op gedempten toon, „Hoor naar rode, of „Denkt ge soms, dat ik my door uwe spiegel gevechten laat bangmaken?" schreeuwde do ander „Pas op, of ik schiet u met uw eigen speelgoed neer, schurk 1" Daarby greep by naar het wapen, om het Remmingen te ontrukken. „Adenau, om Godswil! Het ding is geladen. Doe geen dwaasheidriep Remmingen, doods bleek van angst, terwyl by de revolver met geweld wilde terugtrekken. Daar ging het schot af en Adenau, het wapen nog krampachtig omklemmend, zonk, in de borst getroffen, met een doordringenden kreet in den achter hom staanden leun stoel neer. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1895 | | pagina 7