N\ 10709.
Maandag; 31 «Taiiviai'i.
A°. 1893.
feze iCourant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Tweede Hlad.
PERSOVERZICHT.
LEIDSCH
DA&BLAD
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden. ƒ1.10.
Franco por post. -1-40.
Afzondorljjko Nommers ?•-•••» 0.05.
PRUS DER ADVERTENTIEN:
Van 1 6 regels 1.05. Iedere regel meer 0.17J. Grootere
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad
wordt 0.05 berekend.
In geen enkel leger - merkt Hit Nieuws
van dm Dag op-draagt men zooveel goud
als bier te lande. Wanneor oen Nederlandach
hoofdofficier buitenlandsche manoeuvres by
woont, ia men verbaasd over zlln tenue.
Men acht die voor gala goed, maar te velde?
Wjj hopen dat deze minister er nu ein
delyk toe zal overgaan om te bepalen, dat
do kwasten niet dagelijks door de hoofd
officieren boboeven gedragen te worden,
evenals het geval is met de kapiteins en
luitenants. De gouden kraag geeft nog ge
noeg distinctief: veel meer dan in verschil
lende andere legers voor hoofdofficieren is
aangenomen. Een Noderlandsch majoor zonder
kwasten heeft hetzelfde distinctief als een
Oostenryksch generaal-majoor.
Met onze generaals is het nog veel erger
gesteld dan met onze hoofdofficierendie
hebben nog gouden koordeu om den hals
gewonden en half gouden armen. Het is
duur en leelyk. Een generaal moet eene
waardige uniform hebben, en die eigenschap
heeft onze genbraals-uniform wel allerminst.
De Maasbode zegtHot is eene ontzettende
leering, het r e c h t s g e d i n g, dat voor de
rechtbank te Alkmaar gevoerd werd.
Klaas B o e s, een achttienjarige jongen,
heeft de bejaarde weduwe Bute en baar zeven
tienjarig nichtje Anna Beyers, te Schagen,
met de wreedaardigste koelbloedigheid ver
moord en een tijdlang de verdenking op den
onschuldigen Simon Alot geschoven, door een
der gestolen voorwerpon op zijn erf te smjjten.
Het gebeele voorkomen van den jeugdigen
moordenaar verraadt een beperkt verstand,
een dommen knaap.
Hoe is hy tot zyne moustorachtige wandaad
gekomen?
Van klein tot groot.
Als jongen bleef h(j van de school weg en
stal nu en dan eene kleinigheid. Dat wae de
voorbereiding. De onmiddellijke oorzaak van
z|jn val is geweeBt, gelijk de president der
rechtbank zeide, en beklaagde ook bekende:
het lezen van gevaarlijke boekent
O, ze zijn zoo mooi, die roover- en moord
geschiedenissen, waarin haarfijn de listen en
samenzweringen van bandieten worden uitge-
oiozen, waarin zoo romantisch hunne nachts-
ijke tochten worden beschroven, waarin zoo
liseiyk geschreven wordt: „en hij hief de ge
wapende hand opeen kreeten
'ochelend viel de aangevallene neer," waarin
gejammerd wordt over teleurgestelde liefde,
waarin verschrikkelijke wraak wordt genomen
op ontrouwe minnaressen, enz., enz. Dat is
een „verschrikkelijk mooi" boekvoor
keukenmeiden en krullenjongens.
Het lezen van zulke dingon heeft don on-
noozelen jongen het hoofd op hol gebracht.
H(j moest ook zijn roman hebben. Hy
maakte een komplot met zyn vriend Jan Ouds
hoorn een meubelmakersleerling evenals hy,—
ze zouden by den burgomeester inbreken. Of
beter nog, by de weduwe Biitejdiewas „ont
zettend" ryk: ze had zeker wel 500 gulden,
en dan zou Klsas zich ook wreken op Anna
Beyers, - die hy zich verbeeldde liefgehad te
hebben en door haar afgewezen te zyn.
NB. Het meisje behandelde den jongen geheel
als een goeden buur en had hem den avond
van den moord nog gesproken, staande aan
de deur.
Herhaalde malen had de kwajongen getracht
zyne beide buurvrouwen te vorgiftigen, in
overleg met zyn kameraad, die er niet aan
mee wilde doen, maar hem toch ophitste in
afwachting van het gouden tientje, dat Klaas
hem beloofd had, en dat hy daags na den
moord ook kreeg. Zelfs hadden de kwajongens
afgesproken, dat Klaas na den moord de lyken
met petroleum zou begieten en verbranden.
Kwam er dan brand in Klaas' huis, dan zouden
zy samen heel romantisch de familie
'odden, en Oudshoom kon nog, door vlug met
de spuit te komen, eene premie verdienen.
Met de meeste koelbloedigheid, precies zoo
als hy het van de doortraptste boosdoeners
gelezen had, heeft Klaas op een nacht de
misdaden volvoerd.
Ziedaar wat ter terechtzitting bleek.
ZuHen nu velen verblinden ouders de oogen
opengaan voor de monsterachtige gevolgen
van gevaarlyke lectuur?!
Hadde er ware godsdienstzin in het huis
der Boes' geheerscht, die lectuur ware er
niet binnengekomen en de jongen geen moor
denaar geworden. Maar dat dit het geval niet
was, blijkt wel uit den raad, dien Klaas van
zyne moeder kreeg, toen deze hem verraste
by het uitwass;hen van zyn bebloed over
hemd „zich liever te verdrinken dan geboeid
de deur uit te gaan."
De jongen bekent volmondig ter terecht
zitting en met de meeste onverschilligheid,
als gold het eene doodgewone zaak. Natuur-
ïyk: de slechte lectuur heeft hom met de
af8chuwe)ykste misdaden vertrouwd gemaakt
en ze zyne verweekte verboelding als zeer
gewoon ingeprent.
O, vor8chrikkeiyke losl
Naar aanleiding van de vraag of ook dit
jaar weder examen voor de betrekking
van commies by de belastingen zal
plaats hebben, wordt aan het Handelsblad
het volgende geschreven over de redenen,
die een ontkennend antwoord waarscbynlyk
maken.
„Duitacbland heeft in 1887 nogal eene
aanzienlyke belasting op bet gedistilleerd ge
bracht en als gevolg daarvan behoort de
kolossale spiritusfraude langs die grens thans
tot het verledene. Dit was trouwens te ver
wachten, daar deze belasting den smokkelaar
meer dan dubbel trof; immers, zyne uitgaven
en risico's werden grooter en zyne verdiensten
kleiner.
Die grens nu betreft een terrein zoo lang
als ons gebeele land en 22 kilometer (vier
uren gaans) breed, dat als het ware „bezaaid"
was met commiezen. Verschillende poston zyn
reeds vóór en na opgeheven of van vier op
twee personen gebracht, doch er kunnen er
nog veel meer volgen. Dan komt do inkrim
ping van dit personeel, die kan plaats hebben
wegens de verlaging van den zout-accyns van
9 op ƒ3 de 100 kilogram. Hoe groot het
getal zal zyn, dat hierdoor gemist zal kunnen
worden, kan men ietwat nagaan door de M.
v. T. des Ministers, destyds op het wetsont
werp voor die verlaging, te raadplegen, waarin
eene som van 70,000 voorkomt als uitwin
ning op traktementen van commiezen. Het
traktement van een commies gemiddeld op
ƒ600 gerekend, en men krygt 11G. Ook laat
de totale afschaffing van den accyns op de
zeep voorzeker haar invloed gelden, aangezien
deze het geheele land door by de winkeliers
aan peiling was onderworpen, plus de werk
zaamheden in en het toezicht op de ziederyen.
Een gedeelte van het overcompleet als ge
volg van dit een en ander bevindt zich thans
in de suikerfabrieken en suikerraffinaderyen,
wat echter ook slechts tydeiyk is, en het
andere wordt als aanvulling gebezigd by voor
komende sterfgevallen en pensionneeringen.
Als men nu nog weet dat zelfs op plaatsen,
waar zich zoutziederyen bevinden en geen
enkele andere accynsfabriek aanwezig is,
zoodat de voornaamste werkzaamheden der
aldaar gestationneerde commiezen met de
verlagmg van den zoutaccyns kwamen te
vervallen, toch nog altyd hetzolfde getal aan
wezig is als voorheen, dan zal het wel onnoodig
zyn te zeggen dat er voorloopig aan geen
examen voor die betrekking kan worden
gedacht."
In De Amsterdammer wordt, op verzoek
van den heer Pyttersen, een schryven ge
publiceerd, aan hom gericht naar aanleiding
van zyn artikelen in dat blad.
Dit schryven is een aanklacht tegen de
wyze, waarop sommige armvoogden in
Opsterland met de armengelden om
springen.
De juistheid van het meegedeolde laat de
heer Pyttersen in het midden, maar hy acht
publicatie gewenscht, opdat het betrokken
armbestuur de gelegenheid erlange, zich op dit
punt te verantwoorden.
Ziehier het voornaamste van wat de brief-
schryver deels als feiten en deels als geruch
ten meedeelt:
„Tot 1 Januari 1895 heeft een lid van d6n
gemeenteraad de betrekking van armvoogd
bekleed in twee dorpen, op een salaris van
ƒ50 evenals oen ander collega raadslid-arm
voogd, is hy van beroep bakker, tevens hou
der van hulp-postkantoor, landbouwer, veen
baas, enz.
Onder zyne administratie is dearmvoogdy-
begrooting voor die beide dorpen gestegen
van pl. m. ƒ1400 in 1889, tot ruim ƒ4000 in
1894 en dat op eene bevolking van nog geen
1000 zielen, waar ieder huisgezin zyn eigen
levensmiddelen voor een deel verbouwt.
De verhalen, die er omtrent zyne wyze van
bedeelen in omloop zyn, zyn zóó kras, dat
veel er van slechts onder reserve kan worden
meegedeeld. Zoo wordt beweerd dat hy by
gezonde, jonge menschen, die van geen sparen
willen weten, omdat zy op de hulp der arm-
voogdy hebben leeren steunen, door andere
arbeiders de turf in de schuur liet brengen;
voor twee hunner, krachtige jonge mannen'
met vyf en drie-kinderen, zou hy voor reke
ning der armvoogdy, voor ieder een nieuw
huisje gebouwd hebbeD, waarvoor zy geen
cent huur betalen, terwyl daarby zooveel
grond is, dat ieder hunner zyn eigen levens
middelen kan verbouwen; dezen verdienen een
goede daghuur, doch ontvangen bovendien
nog onderstand in geld. Voor een hunner
werd drie jaren geleden voor rekening der
armvoogdy de grond omgespit en werden de
pootaardappelen in den grond gebracht.
Twee jaren geleden woonde er een arbeider,
weduwnaar met twee kinderen, van beroep
wildstrikker, die in één winter door don
kantonrechter te Beetsterzwaag niet minder
dan zes malen werd veroordeeld wogens stroo-
pery. Wanneer de arbeider zyn gevangenis
straf onderging, werd diens huishoudster
een liederlyk vrouwspersoon, met ƒ2 a ƒ3
onderhouden, buiten en behalve de huishuur,
turf, enz. y
Een zeer jonge weduwe met twee kinderen,
die altyd by de burgery een goede daghuur
verdient en voor den bakker-gemeenteraads-
lid armvoogd met den bollekorf loopt, werd
ondersteund met f 2.50 per week, vryo woning
en grond, waarop zy hare levensmiddelen
kan verbouwen, en ontving voorts 8000, zegge
acht duizend, beste turven. Een ruim 70-jarige
behoeftige weduwe, zonder vrye woning en
zonder onderstand in geld, ontving slechts
2000 turven. Naar de jeden van dit groote
verschil gevraagd, antwoordde de bedoelde
jonge weduwe: „ja, ik sleep ook zoo'n bolle-
goed voor bakker weg".
Ten vorigen jare liet deze armvoogd bekend
maken, dat allen, die onderstand wenschten,
tegeiyk moesten komen; een 25-tal voldeed
aan die oproeping; de armvoogd gaf zyn
misnoegen te kennen, dat er niet meer waren
„ze moesten al den duvel komen", was zyn
gezegdede aanwezigen kregen ieder éón tot
drie gulden in de hand en daaronder waren
er, die met de minste behoefte kenden, zelfs
met schapen en óón a twee koeien op stal.
Zoowel voor de bedeelden als voor den
armvoogd is zegt de briefschryver ten
slotte deze wyze van armenverzorging niet
onprofijteiyk; de eersten genioten ruimen
onderstand en de laatste wordt voor voel
onaangenaamheden gevrywaard, terwyl boven
dien een deel van den onderstand in zya zak
terugvloeit, want hoe meer er gegeven wordt,
hoe meer er ook in zyn bakkery wordt ver
kocht. Maar voor de kleine burgery, die dit
alles betalen moot, is deze „armenzorg" een
middel om gryze haren te krygon.
Ik deed slechts enkele mededeelingen
uit vele, doch genoeg om te doen zien, dat
er werkeiyk in deze gemeente iets niet in
den h a a k is.
Ik schryf dit alles niet, om iets te kort
te doen aan de beteekenis van hetgeen de
heer P. schreef; in heel veel punten ben ik
het geheel met hem eens. Maar, evenals zoo
vele andere burgers hier, zie ik met groot
verlangen naar een betere regeling uit. Hoe
die regeling kan en moet wordon gevonden,
staat niet aan my te beoordeelen, maar dat
er een einde moet komen aan den tegen-
woordigen toestand, staat by my vast. Het
voorstel van den Minister komt my draconisch
voor, is dat niet het woord? en zal, naar
ik vrees, weinig geven. Maar bly7en zooals
't nu is, kan 't evenmin".
Evenals de heer Pyttersen, werpt De Bood
schapper het verwyt van „grove verwaar-
loozing," door den Minister aan de gemeente
raden van Opsterland en Weststelling-
werf ten laste gelegd, op de Regeering
terug
"Wanneer men, zegt het blad, onpartydig en
bekend met de lydensgoschiedenis der ge
meente-financien, de gewisselde stukken over
de hier bedoelde aangelegenheden leest, dan
moeten verbazing en ergernis wel om
den voorrang kampen over den ongepast au-
tocratischen toon van minister Van Houten
en over het totaal gemis aan gevoel van schuld
en van barmhartigheid jegens de verarmde
gemeenten by den Minister en by zyn mede
standers, zoo in de Ged. Staten van Friesland
als in de Tweede Kamer.
Aangenomen, dat do Regeering niet anders
kon handelen als zy nu deed, mag toch ge
vraagd worden, of het niet tot verontwaardi
ging moet stemmen in de stukken herhaalde-
ïyk te lezen van de schuld der gemeenten,
terwyl van de schandelyke verwaarloozing en
nalatigheid van het Ryk in dit geval van
de party, die jaren lang in de meerderheid
was zoo goed als niets wordt gezegd.
Naar kleinigheden is gezocht om de beide
gemeenteraden als een zondebok ten toon te
stellen. Maar geen woord schier over de wer
keloosbeid in dit deel van h9t Ryk, over de
veronachtzaming van de gemeente-belangon
door de machtige liborale pa-ty.
En waar terecht er op gewezen wordt, dat
in de Friesche gemeenten do armen zorg in
strfid mot do armenwet wordt uitgeoefend,
scbynt men ook te vergeten, dat wat hier
aan do gemeenten geweten wordt, neerkomt
op het hoofd van het liberalisme. De liberale
party heeft jaren achtereen stelselmatig het
ongoloof bevorderd, en er zoo toe medegewerkt
om de kerken te ontvolken. Gevolg daarvan
is dat in gemeenten, waar het liberalisme met
succes was opgetreden en kerk en school aan
het modernisme of het ongeloof had overge
leverd, de kerkeiyke armenzorg weldra nieta
meer beteekende en het burgeriyk armbestuur
schier alleen voor de taak stond.
Voorts: wordt aan de gemeenteraden van
Opsterland en Weststellingwerf een opdry ving
van uitgaven in het algemeen verweton,
evenzeer is het een feit, dat de Ryksregeering
op dit punt het voorbeeld gegeven heeft.
Maar al wil minister Van Houten dan vol
strekt niets weten van schuld der Regeering
in deze, De Boodsch. meent toch met recht de
volgende overwegingen als zoovele bescbuldi
gingen tegen den Rykswetgever te kunnen
doen gelden:
1. Het Ryk heeft een onzinnig gemeente-
beheer uitgedacht, dat voor alle gemeenten
geldt; zoodat Amsterdam en Urk op
dezelfde omslachtige wyze worden beheerd.
2. Het Ryk heeft by het, zoeken van bron
nen van inkomsten voor de gemeente
administratie in de eerste en voornaamste,
zoo niet eenige plaats, gedacht aan de steden
belasting op tooneelvertooningen, heffingen van
marktgelden,exploitatie van gemeenteiyke gas
fabrieken en hier vooral komt dit uit de
bevoegdheid tot het heffen van 40 opcenten
op het gebouwd on van slechts 10 opcenten
op het ongebouwd. Deze laatste bepaling der
gemeente-wet is doodend voor tal van ge
meenten, die een groote uitgestrektheid hebben
met slechts weinig woningen; waardoor de
40 opcenten op hot gebouwde al heel weinig
opbrengen. De steden daarentegen ontvangen
een aanzienlyke som uit die 40 opcenten;
zoodat het niet zoldzaam is, dat een provin
ciale hoofdstad meer ontvangt uit de opcenten
op de grondbelastingen dan zes of meer plat
telands-gemeenten gezameniyk, die ieder voor
zichzelve uitgestrekter zyn dan do hoofdstad.
3. Het Ryk, of laten we hier liever zeggen
het liberalisme a la Van Houten, heeft tot
heden nog niet één ernstige poging aangewend
om do uitwonende eigenaren te
doen deelon in de lasten der gemeenten,
waarin hun gronden liggen. De wetsontwerpen
van de ministers Lohman en Godin de Beau
fort, die, zoo ze tot stand waren gekomen,
aan Opsterland en Weststellingwerf een voor
deel van ƒ11,000 a 12,000 zou hebben go-
geven, werden door de hoeren Van Houten
c. s. bestroden en verdacht gemaakt.
4. Het Ryk hoeft in 1865 de gemeente-
accynzen afgeschaft, maar verzuimd om een
behooriyke vergoeding daarvoor in do plaats
te geven. De gemeenten verkregen het */5
van het personeel, zoodat toppunt
van wanbeheer I welvarende gemeenten
zooveel 'ontvingen, dat het niet eens noodig
was om er hoofdeiyken omslag te heffen,
terwyl arme gemeenten zeer weinig verkregen,
zóó weinig, dat een hoofdeiyke omslag van
10 tot 13 percent op het inkomen moest
worden geheven. Een fraaie toestand: in wel
varende gemeenten, waar de ingezetenen best
konden betalen, geen hoofdelyke omslag; en
in arme gemeenten, waar de menschen niets
kunnen byzetten, een drukkende gemeente
belasting t
5. Het Ryk heeft in 1877, zonder rekening
te houden met de financiën, een school
wet gedecroteerd, die zeör zware lasten
vooral op de arme gemeenten legde. Men
denke slechts aan do scbool-paleizen, waar
onder nog veel gemeenten zuchten. Ryke en
arme, groote en kleine gemeenten werden
daarby weder over éón kam geschoren.
Trouwens dat is de hoofdzonde van het
Ryk, dat het platteland en de steden aan
dezelfde bepalingen werden onderworpen, wat
betreft beheer en uitgaven, maar dat wat
aangaat de inkomsten de steden boven het
platteland werden bevoorrecht. De schoolwet
van 1878 heeft, bepaaldeiyk in de Friesche
gemeenten, geldverslindend gewerkt. En de
wet-Mackay heeft dit zeker niet verbeterd
door geen rekening te houden by het uit
reiken der subsidie met de uitgestrektheid
der gemeente.
Deze vyf zonden, waaraan het Ryk tegen
over de arme gemeenten schuldig staat, zouden
zeker nog wel met andere zyn te vermeerderen.
Het genoemde is echter, dunkt ons, voldoende
om helder en klaar te doen zien, hoe hier
de wetgever Regeering on Kamer vol-
komeQ het zedeiyk recht mist om over eigen
schuld te zwygen en de kleine vergrypon
van de gemoente uit te meten.
Tegen de beide wetsontwerpen als zoo
danig wil De Boodsch. thans niet in ver
zet komen; zy bedoelt niet te beoordeelen,
of een andere maatregel ten opzichte van
de betrokken gemeenten mogelyk zijn zou.
Maar, zoo besluit het blad:
„Maar, wat wy ten strengste afkeuren,
vooral in mannen als Van Houten, die jaren
lang niets anders deden dan de afdoening van
dringende zaken tegen te houden, is, dat
wel wordt gezegd, dat de raden dier ge
meenten zich aan verwaarloozing schuldig
maken, op hooghartige wyze daarover vonnis
vollen, maar geheel verzwygen hoe schan
delijk schuldig het Ryk staat, hoezeer door
Regeering en Kamor de gemeente belangen
zyn verwaarloosd."
In de „Kroniek der Weesinrichting", in
Het Oostenschryft de heer Van't Lindenhout
onder moer:
Op de boerdery 7.yn zooveel mogelyk ver
beteringen aangebracht aan de landeryen. Do
oogst van rogge, tarwe, alsmede haver, was
ryk gezegend, doch de aardappeloogst gaf eon
derde minder dan het voorgaand jaar. Op onze
boerdery hebben we 32 stuks paarden en
koeiep. Onze veestapel is zeer gezond geble
ven. De melkkoeien hebben de inrichting van
de noodige melk voorzien, doch er was zoo-
voel noodig, dat er zeer weinig boter bereid
is geworden.
Voor do jongens, die het boerenbedryf leeren,
hebben we dit jaar steeds goede plaatsen
kunnen vinden en zy, die de weesinrichting
verlaten hebben, voldoen over 't algemeen
goed, zoodat or voortdurend moor aanvragen
komen dan wy jongens beschikbaar hebben,
wior lichaamskrachten voldoende zijn ont
wikkeld en die alles aangeleerd hebben, wat
noodig is om do inriohting te kunnen verlaten
en met eigon handen in hun onderhoud te
voorzien.
Onder de bewoners van de steden heerscht
nog altyd do groote dwaling, dat voor het
boerenbedryf zeer weinig verstand en ont
wikkeling noodig is, zoodat men meent, dat
iemand van beperkte geestvermogens nog al
tyd goed genoeg is voor boer. Er is" geen
bedryf in onze maatschappy, waar zooveel
doorzicht en verstand by noodig is, dan by
den landbouw. En wanneer iemand uit de
hoogere standen een zoon heeft, wiens ver
stand niet helder is, laat dan het laatste wat
men voor hem kiest, hot bedryf van land
bouwer zyn.
De stand van den zoogenaamden heereboer
moge zeer aanlokkeiyk schijnen en men moge
droomen van de gladde melkkoeien van omen
dichter Poot, de ervaring leert, dat velen zich
hierin grooteiykes teleurgesteld gevoelen, daar
zij wel heer kunnen zyn maar geen boor, en
dit, als men daarby het boerenbedryf wil
uitoefenen, de financiën zeker ruïneert.
Daarby komt nog dat iemand, die geen
kapitaal heeft, onmogeiyk boer kan worden;
hy mag zeer dankbaar zyn als het lot van
boerenknecht hem ten deel valt en zoo hy
tot een huweiyk komt, hy boerenarbeider
mag worden. Toch heeft men het als boeren
knecht of arbeider op 't land in vole opzich
ten nog beter dan als werkman in de stad
en liet is een zeer groote fout, dat zoovele
boerenknechts en -arbeiders naar de groote
steden verhuizen. De meesten hunner vervallen
tot armoede.
Een viechverkooper te Amster
dam of visch&ocr, als men dat liever wil,
te Amsterdam is ieder, die van buiten komt,
een boer had zijne kar met spiering,
waarmede hy langs de Heerengracht ging,
een oogenblikje onbeheerd laten staan om
een praatje te houden met een dienstmeisje.
Daarvan trokken do meeuwen, die thans
in grooten getale langs de Amsterdamscho
grachten vliegen om een viscbje te verschal
ken, party; zy vlogen op de kar af, waarop
de visch zoo maar voor 't grypen lag, en
hadden nagenoeg de helft verorberd, voordat
de koopman op hun bedryf opmerkzaam werd
en de ongenoode gasten verjoeg.
Te Blackburn is verloden Maandag
in hot Queens-Park de yskorst stukgegaan van
den vyver, waarop ongeveer 100 personen
schaatsenreden. Byna allen kwamon in het
water terecht en velen verdronken.
Misverstand. „Morgen ga ik
voor een paar maanden naar Italië op reis,
juffrouw Marie! Zult gy tot myne terugkomst
een goed aandenken aan my bewaren?"
„Zeker, mynheer, geef het maar hier."