N\ 10709. Maandag; 31 «Taiiviai'i. A°. 1893. feze iCourant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Tweede Hlad. PERSOVERZICHT. LEIDSCH DA&BLAD PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden. ƒ1.10. Franco por post. -1-40. Afzondorljjko Nommers ?•-•••» 0.05. PRUS DER ADVERTENTIEN: Van 1 6 regels 1.05. Iedere regel meer 0.17J. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad wordt 0.05 berekend. In geen enkel leger - merkt Hit Nieuws van dm Dag op-draagt men zooveel goud als bier te lande. Wanneor oen Nederlandach hoofdofficier buitenlandsche manoeuvres by woont, ia men verbaasd over zlln tenue. Men acht die voor gala goed, maar te velde? Wjj hopen dat deze minister er nu ein delyk toe zal overgaan om te bepalen, dat do kwasten niet dagelijks door de hoofd officieren boboeven gedragen te worden, evenals het geval is met de kapiteins en luitenants. De gouden kraag geeft nog ge noeg distinctief: veel meer dan in verschil lende andere legers voor hoofdofficieren is aangenomen. Een Noderlandsch majoor zonder kwasten heeft hetzelfde distinctief als een Oostenryksch generaal-majoor. Met onze generaals is het nog veel erger gesteld dan met onze hoofdofficierendie hebben nog gouden koordeu om den hals gewonden en half gouden armen. Het is duur en leelyk. Een generaal moet eene waardige uniform hebben, en die eigenschap heeft onze genbraals-uniform wel allerminst. De Maasbode zegtHot is eene ontzettende leering, het r e c h t s g e d i n g, dat voor de rechtbank te Alkmaar gevoerd werd. Klaas B o e s, een achttienjarige jongen, heeft de bejaarde weduwe Bute en baar zeven tienjarig nichtje Anna Beyers, te Schagen, met de wreedaardigste koelbloedigheid ver moord en een tijdlang de verdenking op den onschuldigen Simon Alot geschoven, door een der gestolen voorwerpon op zijn erf te smjjten. Het gebeele voorkomen van den jeugdigen moordenaar verraadt een beperkt verstand, een dommen knaap. Hoe is hy tot zyne moustorachtige wandaad gekomen? Van klein tot groot. Als jongen bleef h(j van de school weg en stal nu en dan eene kleinigheid. Dat wae de voorbereiding. De onmiddellijke oorzaak van z|jn val is geweeBt, gelijk de president der rechtbank zeide, en beklaagde ook bekende: het lezen van gevaarlijke boekent O, ze zijn zoo mooi, die roover- en moord geschiedenissen, waarin haarfijn de listen en samenzweringen van bandieten worden uitge- oiozen, waarin zoo romantisch hunne nachts- ijke tochten worden beschroven, waarin zoo liseiyk geschreven wordt: „en hij hief de ge wapende hand opeen kreeten 'ochelend viel de aangevallene neer," waarin gejammerd wordt over teleurgestelde liefde, waarin verschrikkelijke wraak wordt genomen op ontrouwe minnaressen, enz., enz. Dat is een „verschrikkelijk mooi" boekvoor keukenmeiden en krullenjongens. Het lezen van zulke dingon heeft don on- noozelen jongen het hoofd op hol gebracht. H(j moest ook zijn roman hebben. Hy maakte een komplot met zyn vriend Jan Ouds hoorn een meubelmakersleerling evenals hy,— ze zouden by den burgomeester inbreken. Of beter nog, by de weduwe Biitejdiewas „ont zettend" ryk: ze had zeker wel 500 gulden, en dan zou Klsas zich ook wreken op Anna Beyers, - die hy zich verbeeldde liefgehad te hebben en door haar afgewezen te zyn. NB. Het meisje behandelde den jongen geheel als een goeden buur en had hem den avond van den moord nog gesproken, staande aan de deur. Herhaalde malen had de kwajongen getracht zyne beide buurvrouwen te vorgiftigen, in overleg met zyn kameraad, die er niet aan mee wilde doen, maar hem toch ophitste in afwachting van het gouden tientje, dat Klaas hem beloofd had, en dat hy daags na den moord ook kreeg. Zelfs hadden de kwajongens afgesproken, dat Klaas na den moord de lyken met petroleum zou begieten en verbranden. Kwam er dan brand in Klaas' huis, dan zouden zy samen heel romantisch de familie 'odden, en Oudshoom kon nog, door vlug met de spuit te komen, eene premie verdienen. Met de meeste koelbloedigheid, precies zoo als hy het van de doortraptste boosdoeners gelezen had, heeft Klaas op een nacht de misdaden volvoerd. Ziedaar wat ter terechtzitting bleek. ZuHen nu velen verblinden ouders de oogen opengaan voor de monsterachtige gevolgen van gevaarlyke lectuur?! Hadde er ware godsdienstzin in het huis der Boes' geheerscht, die lectuur ware er niet binnengekomen en de jongen geen moor denaar geworden. Maar dat dit het geval niet was, blijkt wel uit den raad, dien Klaas van zyne moeder kreeg, toen deze hem verraste by het uitwass;hen van zyn bebloed over hemd „zich liever te verdrinken dan geboeid de deur uit te gaan." De jongen bekent volmondig ter terecht zitting en met de meeste onverschilligheid, als gold het eene doodgewone zaak. Natuur- ïyk: de slechte lectuur heeft hom met de af8chuwe)ykste misdaden vertrouwd gemaakt en ze zyne verweekte verboelding als zeer gewoon ingeprent. O, vor8chrikkeiyke losl Naar aanleiding van de vraag of ook dit jaar weder examen voor de betrekking van commies by de belastingen zal plaats hebben, wordt aan het Handelsblad het volgende geschreven over de redenen, die een ontkennend antwoord waarscbynlyk maken. „Duitacbland heeft in 1887 nogal eene aanzienlyke belasting op bet gedistilleerd ge bracht en als gevolg daarvan behoort de kolossale spiritusfraude langs die grens thans tot het verledene. Dit was trouwens te ver wachten, daar deze belasting den smokkelaar meer dan dubbel trof; immers, zyne uitgaven en risico's werden grooter en zyne verdiensten kleiner. Die grens nu betreft een terrein zoo lang als ons gebeele land en 22 kilometer (vier uren gaans) breed, dat als het ware „bezaaid" was met commiezen. Verschillende poston zyn reeds vóór en na opgeheven of van vier op twee personen gebracht, doch er kunnen er nog veel meer volgen. Dan komt do inkrim ping van dit personeel, die kan plaats hebben wegens de verlaging van den zout-accyns van 9 op ƒ3 de 100 kilogram. Hoe groot het getal zal zyn, dat hierdoor gemist zal kunnen worden, kan men ietwat nagaan door de M. v. T. des Ministers, destyds op het wetsont werp voor die verlaging, te raadplegen, waarin eene som van 70,000 voorkomt als uitwin ning op traktementen van commiezen. Het traktement van een commies gemiddeld op ƒ600 gerekend, en men krygt 11G. Ook laat de totale afschaffing van den accyns op de zeep voorzeker haar invloed gelden, aangezien deze het geheele land door by de winkeliers aan peiling was onderworpen, plus de werk zaamheden in en het toezicht op de ziederyen. Een gedeelte van het overcompleet als ge volg van dit een en ander bevindt zich thans in de suikerfabrieken en suikerraffinaderyen, wat echter ook slechts tydeiyk is, en het andere wordt als aanvulling gebezigd by voor komende sterfgevallen en pensionneeringen. Als men nu nog weet dat zelfs op plaatsen, waar zich zoutziederyen bevinden en geen enkele andere accynsfabriek aanwezig is, zoodat de voornaamste werkzaamheden der aldaar gestationneerde commiezen met de verlagmg van den zoutaccyns kwamen te vervallen, toch nog altyd hetzolfde getal aan wezig is als voorheen, dan zal het wel onnoodig zyn te zeggen dat er voorloopig aan geen examen voor die betrekking kan worden gedacht." In De Amsterdammer wordt, op verzoek van den heer Pyttersen, een schryven ge publiceerd, aan hom gericht naar aanleiding van zyn artikelen in dat blad. Dit schryven is een aanklacht tegen de wyze, waarop sommige armvoogden in Opsterland met de armengelden om springen. De juistheid van het meegedeolde laat de heer Pyttersen in het midden, maar hy acht publicatie gewenscht, opdat het betrokken armbestuur de gelegenheid erlange, zich op dit punt te verantwoorden. Ziehier het voornaamste van wat de brief- schryver deels als feiten en deels als geruch ten meedeelt: „Tot 1 Januari 1895 heeft een lid van d6n gemeenteraad de betrekking van armvoogd bekleed in twee dorpen, op een salaris van ƒ50 evenals oen ander collega raadslid-arm voogd, is hy van beroep bakker, tevens hou der van hulp-postkantoor, landbouwer, veen baas, enz. Onder zyne administratie is dearmvoogdy- begrooting voor die beide dorpen gestegen van pl. m. ƒ1400 in 1889, tot ruim ƒ4000 in 1894 en dat op eene bevolking van nog geen 1000 zielen, waar ieder huisgezin zyn eigen levensmiddelen voor een deel verbouwt. De verhalen, die er omtrent zyne wyze van bedeelen in omloop zyn, zyn zóó kras, dat veel er van slechts onder reserve kan worden meegedeeld. Zoo wordt beweerd dat hy by gezonde, jonge menschen, die van geen sparen willen weten, omdat zy op de hulp der arm- voogdy hebben leeren steunen, door andere arbeiders de turf in de schuur liet brengen; voor twee hunner, krachtige jonge mannen' met vyf en drie-kinderen, zou hy voor reke ning der armvoogdy, voor ieder een nieuw huisje gebouwd hebbeD, waarvoor zy geen cent huur betalen, terwyl daarby zooveel grond is, dat ieder hunner zyn eigen levens middelen kan verbouwen; dezen verdienen een goede daghuur, doch ontvangen bovendien nog onderstand in geld. Voor een hunner werd drie jaren geleden voor rekening der armvoogdy de grond omgespit en werden de pootaardappelen in den grond gebracht. Twee jaren geleden woonde er een arbeider, weduwnaar met twee kinderen, van beroep wildstrikker, die in één winter door don kantonrechter te Beetsterzwaag niet minder dan zes malen werd veroordeeld wogens stroo- pery. Wanneer de arbeider zyn gevangenis straf onderging, werd diens huishoudster een liederlyk vrouwspersoon, met ƒ2 a ƒ3 onderhouden, buiten en behalve de huishuur, turf, enz. y Een zeer jonge weduwe met twee kinderen, die altyd by de burgery een goede daghuur verdient en voor den bakker-gemeenteraads- lid armvoogd met den bollekorf loopt, werd ondersteund met f 2.50 per week, vryo woning en grond, waarop zy hare levensmiddelen kan verbouwen, en ontving voorts 8000, zegge acht duizend, beste turven. Een ruim 70-jarige behoeftige weduwe, zonder vrye woning en zonder onderstand in geld, ontving slechts 2000 turven. Naar de jeden van dit groote verschil gevraagd, antwoordde de bedoelde jonge weduwe: „ja, ik sleep ook zoo'n bolle- goed voor bakker weg". Ten vorigen jare liet deze armvoogd bekend maken, dat allen, die onderstand wenschten, tegeiyk moesten komen; een 25-tal voldeed aan die oproeping; de armvoogd gaf zyn misnoegen te kennen, dat er niet meer waren „ze moesten al den duvel komen", was zyn gezegdede aanwezigen kregen ieder éón tot drie gulden in de hand en daaronder waren er, die met de minste behoefte kenden, zelfs met schapen en óón a twee koeien op stal. Zoowel voor de bedeelden als voor den armvoogd is zegt de briefschryver ten slotte deze wyze van armenverzorging niet onprofijteiyk; de eersten genioten ruimen onderstand en de laatste wordt voor voel onaangenaamheden gevrywaard, terwyl boven dien een deel van den onderstand in zya zak terugvloeit, want hoe meer er gegeven wordt, hoe meer er ook in zyn bakkery wordt ver kocht. Maar voor de kleine burgery, die dit alles betalen moot, is deze „armenzorg" een middel om gryze haren te krygon. Ik deed slechts enkele mededeelingen uit vele, doch genoeg om te doen zien, dat er werkeiyk in deze gemeente iets niet in den h a a k is. Ik schryf dit alles niet, om iets te kort te doen aan de beteekenis van hetgeen de heer P. schreef; in heel veel punten ben ik het geheel met hem eens. Maar, evenals zoo vele andere burgers hier, zie ik met groot verlangen naar een betere regeling uit. Hoe die regeling kan en moet wordon gevonden, staat niet aan my te beoordeelen, maar dat er een einde moet komen aan den tegen- woordigen toestand, staat by my vast. Het voorstel van den Minister komt my draconisch voor, is dat niet het woord? en zal, naar ik vrees, weinig geven. Maar bly7en zooals 't nu is, kan 't evenmin". Evenals de heer Pyttersen, werpt De Bood schapper het verwyt van „grove verwaar- loozing," door den Minister aan de gemeente raden van Opsterland en Weststelling- werf ten laste gelegd, op de Regeering terug "Wanneer men, zegt het blad, onpartydig en bekend met de lydensgoschiedenis der ge meente-financien, de gewisselde stukken over de hier bedoelde aangelegenheden leest, dan moeten verbazing en ergernis wel om den voorrang kampen over den ongepast au- tocratischen toon van minister Van Houten en over het totaal gemis aan gevoel van schuld en van barmhartigheid jegens de verarmde gemeenten by den Minister en by zyn mede standers, zoo in de Ged. Staten van Friesland als in de Tweede Kamer. Aangenomen, dat do Regeering niet anders kon handelen als zy nu deed, mag toch ge vraagd worden, of het niet tot verontwaardi ging moet stemmen in de stukken herhaalde- ïyk te lezen van de schuld der gemeenten, terwyl van de schandelyke verwaarloozing en nalatigheid van het Ryk in dit geval van de party, die jaren lang in de meerderheid was zoo goed als niets wordt gezegd. Naar kleinigheden is gezocht om de beide gemeenteraden als een zondebok ten toon te stellen. Maar geen woord schier over de wer keloosbeid in dit deel van h9t Ryk, over de veronachtzaming van de gemeente-belangon door de machtige liborale pa-ty. En waar terecht er op gewezen wordt, dat in de Friesche gemeenten do armen zorg in strfid mot do armenwet wordt uitgeoefend, scbynt men ook te vergeten, dat wat hier aan do gemeenten geweten wordt, neerkomt op het hoofd van het liberalisme. De liberale party heeft jaren achtereen stelselmatig het ongoloof bevorderd, en er zoo toe medegewerkt om de kerken te ontvolken. Gevolg daarvan is dat in gemeenten, waar het liberalisme met succes was opgetreden en kerk en school aan het modernisme of het ongeloof had overge leverd, de kerkeiyke armenzorg weldra nieta meer beteekende en het burgeriyk armbestuur schier alleen voor de taak stond. Voorts: wordt aan de gemeenteraden van Opsterland en Weststellingwerf een opdry ving van uitgaven in het algemeen verweton, evenzeer is het een feit, dat de Ryksregeering op dit punt het voorbeeld gegeven heeft. Maar al wil minister Van Houten dan vol strekt niets weten van schuld der Regeering in deze, De Boodsch. meent toch met recht de volgende overwegingen als zoovele bescbuldi gingen tegen den Rykswetgever te kunnen doen gelden: 1. Het Ryk heeft een onzinnig gemeente- beheer uitgedacht, dat voor alle gemeenten geldt; zoodat Amsterdam en Urk op dezelfde omslachtige wyze worden beheerd. 2. Het Ryk heeft by het, zoeken van bron nen van inkomsten voor de gemeente administratie in de eerste en voornaamste, zoo niet eenige plaats, gedacht aan de steden belasting op tooneelvertooningen, heffingen van marktgelden,exploitatie van gemeenteiyke gas fabrieken en hier vooral komt dit uit de bevoegdheid tot het heffen van 40 opcenten op het gebouwd on van slechts 10 opcenten op het ongebouwd. Deze laatste bepaling der gemeente-wet is doodend voor tal van ge meenten, die een groote uitgestrektheid hebben met slechts weinig woningen; waardoor de 40 opcenten op hot gebouwde al heel weinig opbrengen. De steden daarentegen ontvangen een aanzienlyke som uit die 40 opcenten; zoodat het niet zoldzaam is, dat een provin ciale hoofdstad meer ontvangt uit de opcenten op de grondbelastingen dan zes of meer plat telands-gemeenten gezameniyk, die ieder voor zichzelve uitgestrekter zyn dan do hoofdstad. 3. Het Ryk, of laten we hier liever zeggen het liberalisme a la Van Houten, heeft tot heden nog niet één ernstige poging aangewend om do uitwonende eigenaren te doen deelon in de lasten der gemeenten, waarin hun gronden liggen. De wetsontwerpen van de ministers Lohman en Godin de Beau fort, die, zoo ze tot stand waren gekomen, aan Opsterland en Weststellingwerf een voor deel van ƒ11,000 a 12,000 zou hebben go- geven, werden door de hoeren Van Houten c. s. bestroden en verdacht gemaakt. 4. Het Ryk hoeft in 1865 de gemeente- accynzen afgeschaft, maar verzuimd om een behooriyke vergoeding daarvoor in do plaats te geven. De gemeenten verkregen het */5 van het personeel, zoodat toppunt van wanbeheer I welvarende gemeenten zooveel 'ontvingen, dat het niet eens noodig was om er hoofdeiyken omslag te heffen, terwyl arme gemeenten zeer weinig verkregen, zóó weinig, dat een hoofdeiyke omslag van 10 tot 13 percent op het inkomen moest worden geheven. Een fraaie toestand: in wel varende gemeenten, waar de ingezetenen best konden betalen, geen hoofdelyke omslag; en in arme gemeenten, waar de menschen niets kunnen byzetten, een drukkende gemeente belasting t 5. Het Ryk heeft in 1877, zonder rekening te houden met de financiën, een school wet gedecroteerd, die zeör zware lasten vooral op de arme gemeenten legde. Men denke slechts aan do scbool-paleizen, waar onder nog veel gemeenten zuchten. Ryke en arme, groote en kleine gemeenten werden daarby weder over éón kam geschoren. Trouwens dat is de hoofdzonde van het Ryk, dat het platteland en de steden aan dezelfde bepalingen werden onderworpen, wat betreft beheer en uitgaven, maar dat wat aangaat de inkomsten de steden boven het platteland werden bevoorrecht. De schoolwet van 1878 heeft, bepaaldeiyk in de Friesche gemeenten, geldverslindend gewerkt. En de wet-Mackay heeft dit zeker niet verbeterd door geen rekening te houden by het uit reiken der subsidie met de uitgestrektheid der gemeente. Deze vyf zonden, waaraan het Ryk tegen over de arme gemeenten schuldig staat, zouden zeker nog wel met andere zyn te vermeerderen. Het genoemde is echter, dunkt ons, voldoende om helder en klaar te doen zien, hoe hier de wetgever Regeering on Kamer vol- komeQ het zedeiyk recht mist om over eigen schuld te zwygen en de kleine vergrypon van de gemoente uit te meten. Tegen de beide wetsontwerpen als zoo danig wil De Boodsch. thans niet in ver zet komen; zy bedoelt niet te beoordeelen, of een andere maatregel ten opzichte van de betrokken gemeenten mogelyk zijn zou. Maar, zoo besluit het blad: „Maar, wat wy ten strengste afkeuren, vooral in mannen als Van Houten, die jaren lang niets anders deden dan de afdoening van dringende zaken tegen te houden, is, dat wel wordt gezegd, dat de raden dier ge meenten zich aan verwaarloozing schuldig maken, op hooghartige wyze daarover vonnis vollen, maar geheel verzwygen hoe schan delijk schuldig het Ryk staat, hoezeer door Regeering en Kamor de gemeente belangen zyn verwaarloosd." In de „Kroniek der Weesinrichting", in Het Oostenschryft de heer Van't Lindenhout onder moer: Op de boerdery 7.yn zooveel mogelyk ver beteringen aangebracht aan de landeryen. Do oogst van rogge, tarwe, alsmede haver, was ryk gezegend, doch de aardappeloogst gaf eon derde minder dan het voorgaand jaar. Op onze boerdery hebben we 32 stuks paarden en koeiep. Onze veestapel is zeer gezond geble ven. De melkkoeien hebben de inrichting van de noodige melk voorzien, doch er was zoo- voel noodig, dat er zeer weinig boter bereid is geworden. Voor do jongens, die het boerenbedryf leeren, hebben we dit jaar steeds goede plaatsen kunnen vinden en zy, die de weesinrichting verlaten hebben, voldoen over 't algemeen goed, zoodat or voortdurend moor aanvragen komen dan wy jongens beschikbaar hebben, wior lichaamskrachten voldoende zijn ont wikkeld en die alles aangeleerd hebben, wat noodig is om do inriohting te kunnen verlaten en met eigon handen in hun onderhoud te voorzien. Onder de bewoners van de steden heerscht nog altyd do groote dwaling, dat voor het boerenbedryf zeer weinig verstand en ont wikkeling noodig is, zoodat men meent, dat iemand van beperkte geestvermogens nog al tyd goed genoeg is voor boer. Er is" geen bedryf in onze maatschappy, waar zooveel doorzicht en verstand by noodig is, dan by den landbouw. En wanneer iemand uit de hoogere standen een zoon heeft, wiens ver stand niet helder is, laat dan het laatste wat men voor hem kiest, hot bedryf van land bouwer zyn. De stand van den zoogenaamden heereboer moge zeer aanlokkeiyk schijnen en men moge droomen van de gladde melkkoeien van omen dichter Poot, de ervaring leert, dat velen zich hierin grooteiykes teleurgesteld gevoelen, daar zij wel heer kunnen zyn maar geen boor, en dit, als men daarby het boerenbedryf wil uitoefenen, de financiën zeker ruïneert. Daarby komt nog dat iemand, die geen kapitaal heeft, onmogeiyk boer kan worden; hy mag zeer dankbaar zyn als het lot van boerenknecht hem ten deel valt en zoo hy tot een huweiyk komt, hy boerenarbeider mag worden. Toch heeft men het als boeren knecht of arbeider op 't land in vole opzich ten nog beter dan als werkman in de stad en liet is een zeer groote fout, dat zoovele boerenknechts en -arbeiders naar de groote steden verhuizen. De meesten hunner vervallen tot armoede. Een viechverkooper te Amster dam of visch&ocr, als men dat liever wil, te Amsterdam is ieder, die van buiten komt, een boer had zijne kar met spiering, waarmede hy langs de Heerengracht ging, een oogenblikje onbeheerd laten staan om een praatje te houden met een dienstmeisje. Daarvan trokken do meeuwen, die thans in grooten getale langs de Amsterdamscho grachten vliegen om een viscbje te verschal ken, party; zy vlogen op de kar af, waarop de visch zoo maar voor 't grypen lag, en hadden nagenoeg de helft verorberd, voordat de koopman op hun bedryf opmerkzaam werd en de ongenoode gasten verjoeg. Te Blackburn is verloden Maandag in hot Queens-Park de yskorst stukgegaan van den vyver, waarop ongeveer 100 personen schaatsenreden. Byna allen kwamon in het water terecht en velen verdronken. Misverstand. „Morgen ga ik voor een paar maanden naar Italië op reis, juffrouw Marie! Zult gy tot myne terugkomst een goed aandenken aan my bewaren?" „Zeker, mynheer, geef het maar hier."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1895 | | pagina 5