N°. 10707.
Vrijdag IS Januari.
A°. 1895.
feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Dit nommei' bestaat uit TWEE
Bladen.
Eerste Blad.
Leiden, 17 Januari.
il Feuilleton.
IRIS.
LEIDSCH
DAGBLAD
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 3 maanden. i 1.10.
Franco per post
Afzonderlijke Nommors
1.40.
0.05.
PRUS DER AD VERTEN TJLhlN
6 regels f 1.05,
Van 1
letters naar plaatsruimte,
wordt f 0.05 berekend.
Iedere regel meer f 0.171. Grootera
Voor liet incasseeren bulten de stad
©rfleiëole Eenni«eeving«i.
ZEEMILITIE.
Burgomcoster on Wethouders van Leiden,
Gelet op art. 160 der Wet op de Nationale Militie,
van den 19den Auguetua 1861 (8ta&tablad No. 72),
gewijzigd bij de Wet van den 4den april 1892
(Staatsblad No. 56);
Noodigen do lotelingen dezer gemeente, die ver
langen bü do ZEEMILITIE to dienen, uit zich daar
toe aan te melden vóór den laten Februari a. e.,
op een dar werkdagen, tuesohen des voormiddaga
lien en des namiddags drie ureD, ter Secretarie
dezer gemeente.
Zij herinneren voorts den belanghebbenden, dat
het overbodig is, verzoekon om inlijving bij de ZEE
MILITIE tot hot Doparttment van Marino te riohten
en dat zoodanige verzoeken buiten beechikkiDg
worden gehoudon; dat derhalve belanghebboadeo,
van het verlaDgen om bij de ZEEMILITIE te worden
geplaatst, uitsluitend op de boven aaogegoren wijze
behooren te doen blijken.
Tevens vestigen zij, in verband met bot voren-
Btaando, de asndacht der lotelingen op het vooreebnfc
van art. 129 der Militie wet, zijnde van dezen Inhond
„De bij do militie te land ïngelijfJen worden Diet
tot bet aaDgaan van eono verbintenis voor de buiton-
landscbe zeevaart toegelaten, zonder schriftelijke toe
stemming vanwege onzen Minister van Oor og.
Die toestemming wordt slechts verleend aan do
lotelingeu, die reeds vóór hunne inlijving bij do
militie huu beroep van de buitenlandsohe zeevaart
maakten en die zich overeenkomstig art. 150 voor
de Zocmilitie hebben aangeboden, doch daarbij niet
hebben kunnen worden aangenomen."
Er bestaat gelegenheid tot verzending
der correspondentie naar Nieuw-York, door
middel van het stoomschip „Werkendam", van
Rotterdam vertrekkende. Ten postkantore al
hier moeten de brieven, enz. uiterlyk Dinsdag
avond om 10.40 bezorgd z(jn.
De wijze van verzending behoort duidelijk
op het adres, vermeld te worden.
„Het Tooneel", orgaan van het Ned.
Tooceelverbond, schrijft over eeno voorstelling
te Amsterdam het volgende:
„Ten vorigen jare had Mad. Segond-Weber
lauweren geoogst in „Horace"; ditmaal stond
jAndromaque" op het programma.
Eerst na het derde bedrijf verloor hot
publiek zijn merkwaardige kalmte en riep het
Mad. Vallia, dio de titelrol vervulde, terug,
doch in het vierde werd door Mad. Segond-
Weber als Herminone een hoogte bereikt, die
de zaal weldra zou doen daveren van een
ongemeen enthusiast handgeklap.
De kunst der klassieke tragedie is een
Overlevering, die niet veroudert; zy is de
hartstocht in den verhevensten stQl, dien w\j
kennen, en wat anders belachelijk zou kunnen
zijn, wordt ons het edelste genot, dat het
tooneel bieden kan.
Wat vallen onze moderne schouwspelen in
het niet by een enkel viertal regels, door Mad.
Segond-Weber gezegd:
Voulez vous, malgió lui, prendre soin de
Ba vie?
Armez, avec vos Grecs, tous ceux qui
m'ont suivie;
Soulevez vos amis; tous les miens sont
h vous:
II me trahit, vous trompe, et nous
méprise tous.
Zoowel in dezen dialoog als in dien met
Pyrrhus in dezelfde acte, was Mad. Segond-
Weber in één woord schitterend".
De bevolking der gemeente Aarlanderveen
bedroeg op 31 December 1893: 1537 m. en
1524 vr., te zamen 3061 zielen. Zij vermeer
derde in den loop van 1894 door geboorte
met 50 m. en 49 vr. en door vestiging met
134 m. en 145 vr., te zamen 184 m. en 194 vr.
Z(j verminderde daarentegen door overlijden
met 34 m. en 32 vr. en door vertrek met
140 m. en 149 vr., te zamen 174 m. en 181 vr.
De bevolking vermeerderde alzoometlOm.
en 13 vr. en bedroeg dus op 31 December
1894: 1547 m. en 1537 vr., te zamen 3084
zielen.
De bevolking der gemeente Nieuwkoop
bestond op 31 Dec. 1893 uit 1300 m. en 1289
vr., te zamen 2589 personen.
In 1894 werden geboren 87 kinderen, als:
52 j. en 35 m. Er vestigden zich 89 pers.,
nl. 39 m. en 50 vr.
Overleden zijn 55 pers., als 31 m. en 24
vr. Naar elders vertrokken 130 personen, nl.
58 m. en 72 vr.
De bevolking bedroeg dus op 31 Dec. 1894:
1302 m. en 1278 vr., te zamen 2580 zielen.
Er werden 17 huwelijken gesloten.
Levenloos aangegeven werden 3 j. en 1 m.
De heer P. G. Rouffaer, thans te Gra
nada, waarschuwt in de „N. R. Ct." tegen do
Lombok-overdrijving, naar aanleiding van het
geopperde plan voor een Yetter-museum. Hij
resumeert zyne hoofdgedachte in de volgende
regelen
„De geschiedenis op Lombok heeft dit vóór
op den Atjeh oorlog, dat ze bij een snel en
beknopt verloop ettelijke spannende oogen-
blikken van hoog dramatische kracht heeft
gehad: Lombok heeft daardoor sterk op de
verbeelding gewerkt, sterk „gepakt". Do rIpo-
pende toestand op Atjeh roert ons niet meer,
terwijl Lombok ons wakker schudde.
„Maar als we nu het Lombok succes gaan
opschroeven, zweren by den naam van gene
raal Vetter, by voorkeur slechts spreken van
Lombok-holden, worden we dan niet schro-
meiyk onrechtvaardig tegenover die militairo
daden elders in Indiü, welke het voorrecht
missen, toevallig in een sterk geconcentreerd
licht goplaatst te zyn?
„Bovendien, juist voor bein, die z\jn land
in werktiykbeid liefheeft, is er een onaange
name bysmaak by die ophemeling van Lom
bok. Zyn wy, Nederlanders, het dan zóózeer
ontwend, ook eens te winnen? Worden we
dan zoo overmatig biy door één flink: succes,
dat we geen proporties meer onderscheiden?
Op dezelfde onmatige wijze werd in bet eind
der vorige eeuw de beteekenis van Doggers-
bank opgeschroefd! Er spreekt zwakheid en
gebrek aan inneriyk zelfvertrouwen uit zulk
een overmaat."
Het fraaie crayon-portret van wyien
generaal Van Ham, nu tentoongesteld door
de heeren Goupil, te's Gravenhage, het eigen
dom der uitgevers G. KoifF Co., zal, naar
wy vernemen, door laatstgenoemden aan
mevrouw de wèduwe Van Ham worden aan
geboden als een biyk van hulde aan de
nagedachtenis van den generaal, een der meest
sympathieke holden figuren uit de krijgs
geschiedenis van Ned.-Indië.
De Ryks depothouders van postzegels
zitten tegenwoordig in het boekje, waar de
slagen vallen. Nu weer kregen zo althans
te '8-Gravenhage een circulaire, om ze te
waarschuwen vooral geen door jjarticulieren
vervaardigde briefkaart-formulieren te ver-
koopenalleen de echte Ryksformulieren
mogen by hen to koop zyn, geene, waarop
door hen het frankeerzegel is geplakt. Het
schijnt, dat het kwartje winst per 100 for
mulieren de depóthouders tot de particuliere
nyverheid vorlokto, tot groot nadeel van de
ryksschatkist, die tegenwoordig de kleintjes
zoo best gebruiken kan.
De by de hoogero krijgsschool gedeta
cheerde 1ste luit. der art. O.-I. leger H. R.
Mac Gillavry wordt 1 Mei a. s. voor 5 maan
den gedetacheerd by het lste reg. huzaren
te Deventer.
Het eerste nummer is verschenen van
„Concordia", tijdschrift voor posteryen, tele
graph ie en rijkspostspaarbank.
Blykens den titel wil het zijn een „vry
en onafhankelijk orgaan ten dienste van
allen, die aan deze dienstvakken werkzaam
zyn." Het blad zal tweemaal per maand by
Laurens Hausma, te Apeldoorn, uitkomen.
Van de „Handleiding tot de beoefening
van het Nederlandsch Burgerlijk Recht", door
mr. C. Asser en mr. Ph. W. Van Heusde,
verscheen by den heer W. E. J. Tjeenk Willink,
te Zwolle, de vierde aflevering van het derde
deel. Zy is bewerkt door mr. C. Asser on zet
de behandeling der algemeene bepalingen be
treffende overeenkomsten voort en tehandelt
de overeenkomst van koop en verkoop. Vooral
op de beschouwingen over geoorloofde oorzaak,
nvor do dor \j o* ooiiKuilialtJil Oil OVOl
de actio Paulliana verdient de aandacht te
worden gevestigd. Wy zouden slechts in her
halingen vervallen, wilden wy uitweiden over
de voortreffelijkheid der methode en wyze van
bewerking dezer handleiding, waarvan wy by
elke aflevering meer overtuigd raken. (Vad.)
De opbrengst der Ryksmiddelen over
1894 wordt door het „Vad." niet byzonder
gunstig, maar toch niet onbevredigend ge
noemd. Het totaal cijfer is by een opbrengst
van f 117,424,000 f 1,680,000 meer dan Je
raming en 2,240,000 meer dan in 1893. De
opbrengst is byna zoo hoog als in 1891, toen
die f 117,635,000 bedroeg, booger dan eenig
vroeger jaar, lager alleen dan in 1892, dat een
eindcyfer van 119'/a millioen aanwees.
Behalve door vele giften, werd de heer
Joh. Van 't Lindonhout, directeur der Wees-
inrichting te Neerboscb, de afgeloopen week
verblijd door een gift groot f 1000 onder de
letters C. X. Ook was een bericht uit Leeuwar
den ontvangen, dat weder aan de Weesinrich
ting /"1000 is geletageerd, vry van successie
rechten.
Wy vernemen zegt het „W. v. h. R."
van goed ingelichte zyde, dat do Regeering
besloten heeft de door het ovorlyden van mr.
Boldingh ontstane vacature van rechter te
Leeuwarden, althans voorloopig, niet te ver
vullen, en dat het personeel van de rechtbank
te Winschoten met één rechter zal worden
uitgebreid.
Laatstbedoeld college zal, wordt aan het
„W. v. h. R." bericht, worden uitgenoodigd
de daartoe by de wet gevorderde alphabetische
aanbeveling van drie candidaten op te maken,
zoodra een voldoend aantal requesten voor
die betrekking bij de Regeering is ingekomen.
By koninkiyk besluit is verleend aan M.
De Jonge een pensioen van f 160 'sjaars.
De luit. ter zee 2de kl. P. Swaters van
Schaumburg, met ingang van 1 Februari a. s.,
op pensioen gesteld, onder toekenning van een
pensioen van f 501 en een verhooging inge
volge art. 1, c, der wet van 1 April 1875
van f 375 's jaars.
Aan den gepens. kapitein der inf. van het
leger in Ned.-Indie, H. F. V. M. Schwing, adju
dant van het Koninkiyk Koloniaal Militair
Invalidenhuis op Bronbeek, en commandant
van het lste bat. rustende schutterij in de
provincie Gelderland, do titulaire rang van
majoor verleend.
Hulde aan ds. Rojgc.
Gisteravond bad te Deventer do voorgenomen
huldebetuiging plaats aan den veldprediker
ds. Rogge, bekend uit de geschiedenis der
jongste gebeurtenissen op Lombok.
Te 8 uren werd de heer Rogge met zyn
echtgenooto in de commissiekamer van den
Schouwburg door dat comité ontvangen en
vervolgens in do geheel gevulde en toepas
selijk versierde schouwburgzaal binnengeleid.
Nadat het orkest do volksliederen had ten
gehoore gebracht, sprak de heer Van Slee,
voorzitter der commissie, den heer Rogg6
ongeveer als volgt toe:
„Hooggoachte heer Rogge!
„IK. iturit luij guiUKKig u iiauiciiö
burgery welkom te mogen heeten en de tolk
te zyn van hare gevoelens van hulde en waar
deering, die ongetwijfeld door heel den lande
worden gedeeld.
„Toen in de laatste Augustusdagen de hoogst
treurige berichten tot ons kwamen van wat
daar in het verre Oosten was geschied, maak
ten kommernis en verslagenheid zich ook
van ons meester. Onze lippen trilden van ver
ontwaardiging over 't laaghartig verraad, waar
van zoovele kloeke strijders het slachtoffer
waren, en in gedachte brengen wy hun het
eeresaluut onzer hulde.
„Maar niet minder is het onze behoefte
ook hen te gedenken, die trots duizend ge
varen Goddank gespaard bleven. Onder dezen
mogen wy ook u rekenen, die als veldprediker
uw deel hebt gehad aan de hachelykste van
alle gebeurtenissen uit die bange dagen,
„Ik weet, gy vraagt geen lof. Het besef is
u genoeg, dat gy deedt wat plicht, roeping
en geweten u geboden. Maar ons past het u
dank te zeggen voor den kloeken moed,
de zelfverloochening en de trouwe hooge
toewijding, waarmee gy naast mannen als
Vetter, Scheuer, pastoor Vogel en vele anderen
getoond hebt, wat zedeiyko krachten er uit
gaan van een plichtbesef, dat wortelt in den
diepen bodem van het onwrikbaar vertrouwen
in Hem, in Wiens hand ons leven is.
„Daarom roep ik u een hartelijk welkom toe.
Wees verzekerd van de sympathie, waardee
ring en hulde van uwe tegenwoordige stad-
genooten, en aanvaard het onderpand van
hunne eerbiedige gevoelens, dat ik de eer heb
u aan te bieden."
Hierbij bood de spreker ds. Rogge oen
gouden medaille aaD, aan de eene zyde het
Deventer wapen vertoonende, en aan den
anderen kant de inscriptie: „Deventers bur
gery aan ds. C. Rogge, veldprediker Lom
bok 1895".
Het orkest hief fanfares aan en het publiek
barstte in stormachtig gejuich los.
De heer Rogge dankte in de eerste plaats
God voor zyn behoud en de goede aankomst
to midden van zyne familieleden; voorts den
deelnemers van het huldebiyk en Deventers
Mannenkoor, „Unis", odz. en eindigde met:
„Leve de KoninginnonI Levo het Indische
leger!"
Daarna werden uitgevoerd: „Hollands
Glorie", van Richard Hol, door het Deventer
Mannenkoor, a. „Myn Vaderland"; b. „Van eene
Ivoningsvrouwo", van Spoel, voor te dragen
door mevrouw Ten Siethof. „Friedensfeier"
van Reinecko. Oud-Nederlandsche Volksliede
ren van Kromer, door het Deventer Mannen
koor. a. In den vreemde", van Verhuist; b.
„Gevallen", gedicht van jhr. Alting von Geusau
(gesneuveld op Lomkok), muziek van Berger,
voorgedragen door mej. Wilterdink. „Eriks-
gang und Krónungsmarsch" uit „Die Fol
kunger," von Kretschmer.
Het orkest bestond uit leden van het mu
ziekgenootschap „Unis par les sons de U
musique."
De dubbele moonl te §eliagca voor
In aansluiting aan hetgeen in ons vorig
nommer werd medegedeeld, wordt door het
„Hbl." nog vermeld dat de meerderheid der
getuigen, die in den loop van den middag nog
werd gehoord, voornamelijk bestond uit per
sonen, die de ges-tolen sieraden van de weduwe
Bute moesten herkennen.
O. a. werd gehoord Cornelia Franken, die
zes jaren lang by de weduwe Büte diende
en by het verhoor voor den rechter-commis-
saris in het sterfhuis tal der haar bekende
sieraden miste.
Een ander getuige, Hendrikns Deutokom,
vond op het erf van Alot den halsketting, die,
door beklaagde opgegraven, op hot erf vau
Alot neergeworpen was. Get. had van die
vondst aan zyn broeder mededeeling gedaan
en samen hadden zy dit voorworp by den
burgemeester gebracht.
Do getuige Anna Veuger, eeno vriendin van
Anna Beyers, verklaarde dat zy beiden bekl.
wel een aardigen jongen vonden en Anna
Beyers ook wel eens met hom uit was geweest,
waarom ook niet? Later echter was Anna
Beyers bang voor bekl., omdat hy haar iti
een herberg eens met de vuist had redreigd
en hy met een revolver in den zak liep.
24)
i Ten tydo, toen Adenau zaken met hem deed,
ging hy veel om met voorname jongelieden,
wien hy geld voorschoot, ontbrak b(j geen
enkelen wedren, handelde in paarden en
speculeerde aan de Beurs. Wat nu de door
u vermelde Lassenbergsche papieren betreft,
daarvan weet ik niets. Mij 13 alleen bekend,
dat Adenau kort voor zyn vlucht uit Berlijn
hemel en aarde bewoog om Maud tot het
ondertoekenen van een stuk over te halen,
waarop hy door tusschenkomst van Rem
mingen een zeer aanzienlyke som wilde op
nemen. Er had toen een verschrikkeiyk tooneel
plaats! Müne nicht was voor alles onver
schillig en ook ditmaal zou zy zyn verzoek
ingewilligd hebben, als ik er mij niet, op
aanraden van myn advocaat, mr. Friedberg,
ten stelligste tegen verzet had. Adenau raasde,
tierde en dreigde eindelyk met zelfmoord. Ik
bleef standvastig. Den volgenden morgen ver
dween hy uit Beriyn, een bedrag van eenige
duizenden thalers meenemend, die Maud later
betalen moest, wyi zy op zyn aandringen
zich schriftelijk daartoe verbonden had. Mr.
Friedberg stond ons met den raad en de daad
by en hielp ons de verwarde zaken in orde
brengen, wat met zware geldelyke offers ge
paard ging, ofschoon Maud, zooals hy zeide,
slechts voor enkele vorderingen behoefde op
te komen. Zy verklaarde echter liever al3
muziekondorwyzeres of gouvernante haar brood
te willen verdienen, dan een smet te laten
kleven op den naam, dien zy droeg. Hierop
ging zy naar een bloedverwante in Engeland,
en begaf ik my naar myne zustor in Silezië.
Van Adenau hoorden wij in twee jaren niets.
Daarna kwam ons ter ooren, dat hy zich in
Parys ophield. Ik drong er by Maud op aan,
de scheidingsaanklacht wegens „vry willig
verlaten" ik geloof ten minste, dat mr.
Friedberg het zoo noemt tegen hem in te
dienen, maar zy weigerde bepaald, de zaak
in het openbaar behandeld te zien. Ik hoop
evenwel, dat zij er zich nu niet langer tegen
verzetten zal. Ik zegen het toeval, dat u met
Adenau en Remmingen samenbracht!"
„Hebt gy den consul-generaal van myn
brief kennis gegeven?"
„Ik vroeg hem om raad. Hy zoowel als zyne
vrouw zy'n van meening, dat Maud niet beter
doen kan, dan de zaak eindelyk tot eene
beslissing te laten komen."
„En zyzelve?"
Maud heeft zich nog over niets uitgelaten.
Maar daar zie ik haar juist aankomen!
Misschien laat zy zich door uwe mededeehngen
wel overhalen een besluit te nemen!"
Maud kwam langzaam en met gebogen
hoofd het pad oploopen, dat naar de tuindeur
voerde. De dichte oleanderboomen in de groote,
groene bakken aan beide zyden der veranda
beletten haar den bezoeker dadelyk op te
merken. Toen zy hem gewaarwerd, steeg
een- gloeiende blos haar naar de wangen en
bleef ze stilstaan. Tissenborn stond op, om
haar te begroeten. Maud ging naar hem toe,
reikte hem de hand en zeido met diep
bewogen stem:
„Ik heet u hartelyk welkom, mynheer!
Ge hebt getoond een trouw vriend te zyn."
Tissenborn zag hoe hare oogen zich met
tranen vulden. By dezen aanblik greep hem
een nooit gekend gevoel van smart aan, en
zich over de bevende hand heen buigend,
drukte hy daar een kus op en zeide, terwyl
hy hare hand steeds in de zyne hield:
„Ja, mevrouw, dat is de waarheid, gy hebt
geen trouwer vriend dan my I Dat woord
maakt my trotsch en gelukkig! Mocht het
my vergund zyn, het u door daden te be-
wyzenl"
„Hy schrikte er byna van, zich zoo door
zyn gevoel te hebben laten meesleepen; ook
Maud scheen een weinig verlegen. De oude
dame keek met een weemoedig lachje naar
de beide jonge menschen. Er ontstond een
drukkende pauze. Maud zette haar parasol
in een hoek en ging tegenover Tissenborn
aan haar werktafeltje zitten.
Hy wilde juist aan het onbehaagiyk atil-
zwygen een einde maken, door de een of
andere onverschillige vraag te doen, toen er
een rytuig kwam aanrijden en voor de tuin
deur stilhield. Een heer stapte er voorzichtig
uit, keek naar het nummer van het huis en
schelde aan, zonder te beproeven, of de deur
gesloten was of niet.
„Dat is Remmingen I" riep Tissenborn op
springend uit. „Hy mag my hier niet zien!
Hy zou op 't eerste gezicht stellig den Span
jaard in m(1 herkennen 1"
Ook de dames waren opgestaan.
„Remmingen? Wat moet die hier doen?"
stotterde Frau Von Balding.
„Den Spanjaard Wat beteekent dat vroeg
Maud verwonderd.
„Dat zal ik u later wel uitloggen. Heeft
het huis nog een anderen uitgang naar de
straat
„NeenGa liever zoolang in de tuinkamer,"
zeide de oude dame haastig. „Het is misschien
wel goed, dat gy hoort, wat hy te zeggen heeft."
„Dat kan ik my anders levendig voorstellen."
De tuinkamer was door een glazen deur van
de veranda afgescheiden. Ter beschutting
tegen uiltjes en muggen had men de beide
open ramen van yzerdraad voorzien, een voor
zorgsmaatregel, die dit vóói had, dat Tissen
born van hier uit alles ongezien kon waar
nemen.
Ondertusschen had de tuinman den bezoeker
binnengelaten. De dames waren opgestaan.
Remmingen zag hen reeds in de verte, nam
met een diepe buiging zyn hoed af en kwam
met afgemeten schreden nader.
„Ik moet u duizendmaal om verscbooning
vragen, dames," begon hy op dien zoetsap-
pigen toon, waaraan Tissenborn zich in het
spoor reeda zoo geërgerd had, „dat ik het
waag, u in uwe landeiyke afzondering te
komen storen. Van morgen vroeg van Beriyn
aangekomen, wa3 ik zoo vry, u in de stad
een bezoek te brengen. Men vertelde my
echter, dat gy den zomer in Loschwitz door
bracht, waarom ik my haastte hierheen te
ryden."
Frau Von Balding scheen den bezoeker uit
te willen noodigen, plaats te nomen, maar
een blik van Maud hield haar daarvan terug.
Dit was Remmingen niet ontgaan, maar hy
achtte het beter er maar geen notitie van te
nemen. „Eenige weken geleden was ik in
Parys, mevrouw," ging by, zich tot. Maud
wendend, voort, „en ontmoette daar m.jnheor
uwen echtgenoot."
„Den heer Adenau, wilt gy zeggen!" ver
beterde deze scherp.
„Juist, den heer Adenau! Ik had hem in
geen twee jaar gezien en vond hem zeer
veranderd."
Maud en hare tante bewaarde het stilzwijgen.
De jonge vrouw koek Remmingen doordrin
gend aan, maar zonder blikken of blozon
vervolgde deze met bewonderenswaardige
kalmte:
„Wy brachten samen eenige avonden in
zyn eenzame woning, in de Rue Rambuiesu
No. 28, door. Gy weet, mevrouw, dat ik my
in Beriyn onder zyne beste vrienden rekende.
Ik behoef u dus niet te zeggen, dat wy al
heel gauw aan het praten kwamen over het
verledene. Adenau liet my toen een diepon
blik in zyn binnenste slaan."
Remmingen zeide dit alles op zulk een
goedgehuichelden toon van oprechte droefheid,
dat Tissenborns vingers hem begonnen te
jeuken.
„En nu zyt gy gekomen, om my te ver
tellen, hoe het er in het gemoed van uwen
vriend uitziet, nietwaar, mynheer?" vroeg
Maud met snydenden spot
(Wordt vervolgd.)