Valsclie bankbiljetten.
do BethLebemskerk ten goede zullen komen,
terwijl dan tevens verschillende bewoners niet
blootgesteld zullen zyn aan beleedigingen van
een hoop straatbengels.
Werd er gisteren en heden in en
om Leiden vry druk geard, in den polder
achter do oliefabriek der firma Sillevis en
Rutten, onder Leiderdorp, kon men gisteren
een ysschuitje met zyn blank zeil over het
ys zich zien bewogen.
Zondag geraakte de omnibus
met paard van P. De K rijdende van Hoofd
dorp op Heemstede, aan den IJweg by den
Kruisweg te water. Voerman en equipage
schijnen er met moeite uitgehaald te zijn.
Als dit hetzelfde paard is, dat al meermalen
en nu laatst den 5den Januari do beenen op
nam, zal het tegenover de passagiers voor
zichtig zyn, een ander, minder gevaarlijk te
gaan gebruiken.
Hedennacht zyn van den land-
bouwer Q. Onderwater in het Westeinde te
Zoeterwoud9 ontvreemd acht eenden en één
waard.
De Hooge Raad verkl a-arde
gisteren de bepaling in de gemeenteverorde
ning van Sloten, betreffende de verplichting
om een gevonden voorwerp by den burge
meester te deponeeren of wel aangifte te
doen, in strijd met art. 2014 Burg. Wetboek,
hoofdzakelijk op grond van do bijvoeging der
genoemdo bepaling, dat de burgemeester na
acht dagen zoo het bedoelde voorwerp niet
door den eigenaar is teruggehaald, tot ver
koop daarvan overgaat en de opbrengst in de
gemeentekas deponeert.
In den Nieuwen Waterweg is opge-
▼ischt het ïyk van den Scheveningschen
matroos J. Westerduin, behoorende tot de
bemanning van de bomschuit „Zeevisschery",
readers J. en P. De Mos, to Scheveningen,
welke matroos in November by den Hoek
van Holland is over boord geworpen. Het ïyk
is te 's Gravenzande ter-aarde besteld.
Aan de jongedochter, die onlangs,
door een vergissing van beambten derStaate-
spoorweg-Maatscbappy, by de halte Nootdorp-
Leidschendam uit den trein in het water
stapte, is door genoemdo Maatschappy eene
schadeloosstelling uitgekeerd.
Te Rotterdam is in de Warmoe-
zierstraat eene vrouw, toen zy de kachel met
petroleum wilde aanmaken, in brand geraakt
en aan de gevolgen overleden.
De socialist W. H. Vliegen, te
Maastricht, die in het anarchistenproces te
Luik als beschuldigdo ie gedagvaard, heeft
aan den president van het hof van assisen
aldaar schrifteiyk bericht, dat liy aan deze
dagvaarding geon gevolg zal geven. Hy ont
kent do hem in de akte van beschuldiging ten
laste gelegde feiten en verklaart zich bereid
zich daaromtrent voor don Nederlandschen
rechter te verantwoorden. Zooals men weet,
wordt Vliegen beschuldigd de hand te hebben
gehad in de verspreiding van een gedrukt
manifest, bevattende bedreigingen aan het
adros van den burgemeester of andere functio
narissen en burgers te Luik.
Dr. Lapidoth, te Wyk-by-Duur-
stode, heeft hot ongeluk gehad, by het bezoek
aan eon zyner patiénten op eon schip, liggende
in de haven, door do gladhoid te vallen en
daarby de knie te breken.
To A 1 f o n (N. - B.) had vrouw C. v.
d. B., die sedert jaren aan vallende ziekte
lydonde was, het ongeluk, voorover mot het
hoofd in een kotol te vallen, waarin zy bezig
gewoest was eenig goed te wasschen. Toen
hare zuster, aio kort te voren was weggegaan
om do namiddagkoffie gereed te maken, by
liaar terugkwam, had de ongelukkige reeds
opgehouden te leven.
Blykens officiëele opgaven waren
er in Frankryk onder de dienstplichtigen van de
lichting 1893, wier gozamenlyk aantal 343,000
is, 22,000, die lezen noch schrijven konden;
6000 kunnen alleen lezon, terwyi de kennis
van 55,000 man niet verder strekt dan dat zy
het alphabet konnon.
By de Duitsche mihtieplichtingon zyn de ver-
houdingscyfers veel gunstiger. Van de 253,177
by het leger en de marine ingeiyfdo recruten
waron er slechts 617, die in 't geheel geen
ondorwys genoten hadden. Het aantal on-
alpbabeten is van 1883 tot 1893 van 1.27 pet-
tot 0.24 pet. van de ingeiyfdo recruten gedaald.
INGEZONDEN.
Den Heer Jan Hogenkamp, te Leiden.
M.! Was hot U met Uwe oproeping van
19 Dec. jl. onkel te doen om meer van die
mooie avonden in do toekomst, dan dunkt
my liet niet ongepast U te zeggen: „Hetgeen
wol i?, moot wel biyven!"
Wy behoeven ons in Leiden toch geenszins
te beklagen over gemis aan zulke avonden;
boden meer, morgen minder, geld moet
er by wezen, en wie van die vele gelegen-
hoden gaarne profitoort, kan heelwat guldens
kwyt raken, meer dan op de begrooting van
menig huisvader pastl
Was het U te doen om Gustaaf Adoll', diens
daden on drijfveren te* verheeriyken, weet
dan, dat do geschiedenis daarmede reeds lang
li eft afgehandeld; door ernstige schryvers
van verschillende richtingen geboekstaafd,
is do glans, welken sommigen zich nog om
diens hoofd denken, by het licht der Historie
heelwat v rblcokt!
„Uwe oproeping is mislukt!" Zou nu in het
bovenstaande niet eenigo reden daarvoor go-
logen zyn?
Leiden, Belcefdeiyk,
14 Jan. 1893. A. A.
De bekende zaak der vervalsching van
bankbiljetten te Amsterdam werd gisteren
voor den Hoogen Raad behandeld, daar Suzanna
Toebaerts en E. A. C. Keese cassatie hadden
aaDgoteekend tegen het arrest van het ge
rechtshof te Amsterdam, waarby zy onder-
scheidoniyk tot 3 en 2 jaren waren veroordeeld
wegens medeplichtigheid aan de vervalsching.
De Am8terdamsche advocaten mrs. L. W.
Van Gigch en J. C. Post waren verschenen
om het cassatie beroep toe te lichten, eerst
genoemde voor Suzanna Toebaerts, laatstge
noemde voor Keese.
De raadsheer mr. De Ranitz bracht uit
voerig rapport uit.
Mr. L. M. Van Gigch begon met de erken
ning dat Rechtbank en Hof te Amsterdam
een inspannenden en voelomvattenden arbeid
hebben verricht, en hulde te brengen aan
vonnis en arrest. Toch meent hy dat het
vonnis der rechtbank minder verzuimen bevat
dan het arrest.
Zyn eerste middel van cassatie luidt: schen
ding van artt. 211, 221 j0., 223 en 246 van
het Wetboek van Strafvord. in verband met
artt. 225 en 232 Wetboek van Strafrecht.
Volgens pleiter blykt noch uit de algemeen©
overweging, noch uit hot speciale gedeelte
van het arrest dat betrekking heeft op Toe
baerts dat een onderzoek is ingesteld naar de
identiteit van de bankbiljetten, welke door
den rechercheur Batelt to Utrecht in het be
kende koffertje zyn gevonden.
Er is niet geconstateerd dat de by de req.
Toebaerts gevonden biljetten waren valsch en
dat zo door Krause waren vervaardigd. Even
min of Toebaerts bekend was met de valsch-
heid der biljetten, toen ze die ontving, en of
requirante die biljetten in voorraad had met
het oogmerk om ze als valsche biljetten uit
te geven. Dat is niet onderzocht en niet ge
bleken, ofschoon de wetenschap aan de valsch-
heid en het bedoelde oogmerk de noodzakelyke
elementen uitmaken van het misdryf van
art. 232. De rechtbank heeft getracht het
wettig bewys behooriyk te construeeren, maar
in het arrest van hot Hof daarvan geen spoor.
Nu zyn door den Hoogen Raad te dien aanzien
wel eens beslissingen gegeven, die schynbaar
met elkaar in stryd zijn, doch de leidende
gedachte van die beslissingen was z i. toch
deze dat in cassatie niet de kracht van aan-
wyzingen mag worden onderzocht, maar wel
of in do getuigenverklaringen, gelyk ze in
het arrost voorkomen, datgene is verklaard,
wat men in facto meende daarin te kunnen
lezen. Pleiter verwy'st naar verschillende arres
ten van den Hoogen Raad, waarin dit z. i.
beslist werd. De Hooge Raad mag wel onder
zoeken of de delictselementen onderzocht en
aanwezig zyn. Ten deze nu biykt dat requirante
ten stelligste haar schuld heeft ontkend, en
by de verhouding, waarin zy tot Krause stond,
sloot hot bezit van bet koffertje geenszins
voor haar in do wetenschap van de valsch-
heid der biljetten.
Er is wel gebleken dat het zwarto koffertje
by baar gevondon is, maar naigons is over
wogen dat de biljetten in iaar huis zyn
geweest, laat staan dat hot valsche biljetten
zyn gowoest of dat zy wist dat zy valsch
waren en het oogmerk had, ze weer uit te
geven. Geen enkelo getuigenverklaring is
daarvoor te vinden.
Pleiters tweede middel is schending van
de zooeven genoemde artikelen van het
Wetboek van Strafvord. in verband met artt.
225 en 226, 5do lid Wetboek van Strafrecht,
omdat, wanneer do Hooge Raad mocht van
oordeel zyn dat de onderzochte valschheid
in bet algemeene deel van het arrest wel
betrekking heeft op de biljetten, gevonden bij
Toebaerts, niet is onderzocht of ze alle of
voor con gedeelto en dan voor welk gedeelte
in den zin van art. 225 Strafv. valsch waren.
Pleiter constatoert dat door het Hof geen
onderscheid is gemaakt tusschen don aard
der bankbiljetten, wat door de rechtbank
wel is geschied. Deze nam aan dat er twee
categorioëu waren, A eene, die den naam van
mr. Pierson droog met oen datum toen deze
geen directeur meer was, en B eeno andere,
die geon nummers en letters droeg, welke
boide categorieën van biljetten niet het straf
waardig bedryf, door de wet bedoeld, opleveren.
Biljetten, die den naam van een president
dragen, die het niet meer is, zooals de bil
jetten A, verbindon niet tegenover derden.
Do dagteekening stolt de verbintenis daar
voor den ondertekenaar. Het debat van het
Hof is dus in stryi met den aard en de
boteek«nis van het toonder-papier. De be
doelde biljetten kondon niet tot bewys van
eenige verbintenis strekken en het Hof had
dus moeten onderzoeken op welken datum
de lieer Pierson president van de Bank is
geweest en of die datum strookt met den
datum der biljetten. Gaat zyn middel op,
dan zou renvooi moeten volgen door den
Hoogon Raad naar don rechter a quo.
Ten slotte stelde pleiter nog middelen voor,
welke meer betrekking hebben op Keese,
maar waarby zyne requirante belang heeft,
nl. schending van verschillende artikelen,
omdat niet is onderzocht en gemotiveerd of
uit het gebruik van do biljolten door Keese
nadeel kon ontstaan, en schending van art. 398
j°. 391 Wetboek van Strafvordering. Beide
middelen betr#ffen liet biljet, by Beausar door
Ivoese gepresenteerd, welk tiljet niet gevonden
is, daar by zyne arrestatie Keese een echt
biljet by zich had en het Hof alleen op
verklaringen, by gissing en rodeneering opge
maakt, aanneemt dat er een valsch biljet by
Beausar is aangeboden. Ook van deze biljetten
is de valschheid niet onderzocht.
Sprekers laatste middel is schending van
verschillende artikeleD, omdat geen beslissing
is genomen dat de aan Keese ten laste gelegde
uitgaaf van biljetten by Zyistra heeft plaats
gehad in vereeniging.
Hy concludeerde ten slotte tot vernietiging
van het arrest wegens gebrek in den vorm,
en verwyzing naar een ander Hof.
Voor den req. Keese trad op mr. J. C.
Post, die in 't algemeen instemming betuigde
met den vorigen pleiter, doch afweek van
diens betoog ter zake van den aard der
bankbiljetten. Zyn eerste middel was dan ook
schending van artt. 225 en 226 W!v. Strafr. in
verband met art. 22 der akte van oprichting
van de Nederlandsche Bank en van artt. 211,
221 en 391 Wetb. van Strafv., omdat het Hof
schuldig verklaard heeft aan het geïncrimi
neerde misdryf, ofschoon is gebleken dat do
Nederlandsche Bank biljetten uitgeeft, welke
langs mechanischen weg door anderen met
de onderteekeningen van president en secre
taris worden voorzien en dus niet vallen onder
het misdryf van valschheid in geschrifte, ter
wyl bovendien daaruit geen rechten kunnen
worden ontleend. Uitvoeiig betoogde pleiter
dat alleen met de eigen hand geschreven en
onderteekende stukken als geschriften in den
zin der wet worden beschouwd en de akto
van oprichting der Nederlandsche Bank bedoelt
niets anders dan persooniyke onderteekening
van de biljetten namens directeuren. In een
arrest van den Hoogen Raad is dan ook uit
gemaakt dat een handteokening van iemand,
geplaatst door een ander, niet gelyk gesteld
kan worden met de bandteekening van dien
persoon. Ook de Cour de Cassation in Frankryk
eischte het plaatsen van oen bandteekening
door eigen hand.
Het tweedo cassatiemiddel luidt schending
van artt. 398, 391 en 211 Strv. in verband
met art. 221 Strafr., omdat het Hof als bewys-
middel heeft gebezigd een verklaring van
een getuige, dat zy aan Keese overgaf het
biljet van ƒ100, ofschoon die verklaring niet
is te beschouwen als getuigenis, maar als
gissing.
Het derde middel is schending van art. 161
Grondwet en art. 221 Strv. in verband met
art. 55, 2o. Strafr., omdat 's Hofs arrest
laatstgenoemd artikel niet inhoudt, volgens
hetwelk het Hof de straf toepaste.
Een vierde middel is dat het Hof beslist
heeft de teruggaaf van ovortuigingsstukken
aan hen, van wie ze woderrechteiyk zyn ont
houden, zonder te beslissen dat die voor
werpen door misdryf zyn verkregen of weder -
rechteiyk zyn ontnomen, terwyl de wet alleen
van die voorwerpen teruggaaf voorschryft.
Een vyfde middel is dat het Hof Keese
heeft schuldig verklaard aan opzettelyk ge
bruik maken van een valsch biljet, tweemaal
gepleegd, ofschoon duidelijk is geblekon dat
na aanbieding btf den heer Beausar, hy het
biljet heeft teruggenomen, zoodat daar het
doel niet is bereikt en hoogstens van een
poging tot miscrjjf sprake kan zyn, maar
nooit van een voltooid delict.
Hot zesde miJÖel is dat het Hof Keese
schuldig heeft verklaard aan opzetteiyke ge
bruikmaking van valsch papier, ofschoon niet
beslist is dat het by Beausar aangeboden
biljet een dagteekening droeg en de onder
teekening van president en secretaris der
Bank. Hy vorwees te dien opzichte naar het
pleidooi van mr. Van Gigch.
Het zevende middel is dat de schuldigver
klaring is uitgesproken zonder dat beslist is
dat het by Beausar aangeboden biljet niet vol
deed aan de kenmerken voor echt bankpapier.
Het achtste middel is dat het Hof als erkend
heeft aangenomen dat Keese een biljet heeft
gewisseld, ofschoon uit het audiëntieblad van
het Hof, door verwyzing naar de verklaringen
voor de rechtbank, blijkt dat dergelyke be
kentenis niet door req. is afgelegd.
Pleiter concludeorde dus tot vernietiging van
het arrest van het Hof te Amsterdam.
Adv.-Generaal mr. Van Maanen zal op Maan
dag 28 Januari a. s. in deze zaak conclusie
nemen.
Dc dubbele moord te Schagcn voor
dc rcclilbank te Alkmaar,
In den ochtend van 12 Augustus vond men
te Schager. do weduwe Gerrit Büte, geboren
Jansje Stoel, dood in haar st09l zittende. De
schedel was haar, vermoedelyk met een byi,
op verscheidene plaatsen gekloofd. In het bed
vond men bovendien het Ïyk van de 17-jarige
nicht dezer vrouw, Antje Beyers. Met een
mes waren haar de groote slagaderen door
gesneden.
By dit alles had de onverlaat, die deze
afschuweiyko misdaad pleegde, het niet ge
laten. Om de sporen dier daad uit to wisschen,
had hy de kleeren zijner slachtoffers met
petroleum begoten en in brand gestoken,
hopende dat het vuur de sporen zou vernie
tigen, doch de brand was intyds ontdekt en
daarmee ook de misdaad.
Dat deze gepleegd was uit hebzucht, bleek
der justitie al spoedig, want een aantal kost
baarheden, o. a. halskettingen met gouden
slootjesgouden broches en oorbellen, gouden
ringen; goudgeld ter waarde van 750; klein
geld tot een bedrag van 102; bank- en
muntpapier ter waarde van 800, enz. waren
ontvreemd.
De justitie, die met alle kracht optrad om
de(n) moordenaar(s) te vinden, was in den
aanvang niet gelukkig en men begon reeds te
vreezen dat ook in deze gruweldaad de daders
niet zouden worden gevonden, toen de mare
weerklonk, dat de justitie de daders meende
te hebben gevat, namelyk Nicolaas Boes en
Simon Alot. Boiden werden preventief ge
vangengezet. Het gorechtelyk onderzoek was
niet gemakkelyk, doch ten slotte bekendo de
18 jarige Nicolaas Boes demisdaad geheel alleen
to hebben gepleegd en Simon Alot valschölyk
te hebben beschuldigd. Laatstgenoemde werd
dadeiyk op vrye voeten gesteld, Boes bleef
in hechtenis en legde ten slotte volledige
bekentenis af. Men weet dat dit drama nog
een naspel had; dat Boes' moeder, die van do
zaak had geweten, daar zy de bebloede klee
ren van haar zoon had gereinigd en verstopt,
zich, toen haar bleek dat de zaak ontdekt was,
van het leven beroofde. Een aantal der door
den verdachte gestolen voorwerpen werden,
op verschillende plaatsen verstopt, terug
gevonden. Tevens bleek nu dat Nicolaas Boes
ook degene was, die tusschen 16 en 19 Maart
1894 inbraak had gepleegd in de woning van
den kantonrechter mr. H. L. Asser, to Schagen,
en daar uit een gesloten kast een zilveren
remontoirhorloge had gestolen, zonder dat tot
dusverre do inbreker was gevat.
Voor deze feiten had Nicolaas Boes zich
gisteren voor de rechtbank to Alkmaar te
verantwoorden.
De rechtbank was samengesteld uit de
heeren mr. Sannes, president; mrs. Brants en
VolgrafF, rechters; mr. Yan der Krab, subst.-
griffier; Op. Min. rar. Karseboom, terwyl den
beklaagde al3 verdediger was toegevoegd mr.
Van der Hoeven, advocaat te Alkmaar; by-
zittend rechter mr. Gocking.
Niet minder dan 62 getuigen waren gedag
vaard.
Reeds vroeg in den ochtend stond een groote
menigte voor het gebouw, deels om den be
klaagde te zien komen of om een plaats te
krygen op de publieke tribune. Deze was dan
ook dicht bezet. Ongeveer tweehonderd men-
schen stonden er opeengepakt. Wegens het
groot aantal getuigen werd op gereserveerde
plaat«n niemand toegelaten en wegens be
perkte ruimte in de zaal was aan slechts vier
verslaggevers der pers een plaats afgostaan.
Beklaagde is klein van postuur met mager
gelaat, lichtblond, sluik haar. Qy is gekleed
in een net donkerblauw colbert-kostuum en
houdt een slappen zwarten hoed in de hand.
Hy maakt volstrekt niet den indruk, dat hy
in staat is geweest een dergelyke misdaad te
plogen of do zware byl te hanteeren, waar
mede hy de vrouw doodde. Onverschillig luistert
hy naar de voorlezing der dagvaarding.
Do president deelde mede dat de zitting
gisteravond en ook heden zou worden voort
gezet, waarna oerst getuigen gehooid worden
in zake den diefstal by mr. Asser. Beklaagde
vertelt onverschillig, alsof het eene doodge
wone zaak gold, dat hy met zyn vriend Ouds
hoorn, evenals hy leerling by den meubel
maker Bierenbroodspot, plan had gemaakt
ergens in te breken om geld te stelen, dat
by eventueele feestjes te pas zou kunnen
komen. Hy brak op genoemden datum in by
de familie Asser, omdat de familie uit was,
en stal een horloge.
De inbraak geschiedde met behulp van een
beitel uit de werkplaats. Oudshoorn deed niet
mode, omdat hij des nachts niet zoo gemak
kelyk wist weg te komen.
Getuige Oudshoorn, gedetineerd omdat hy
van den moord op de beide vrouwen heeft
geweten, daar Boes hem den ochtend van
den moord om te zwygen een tientje in de
hand stopt#, verklaarde dat in de meubel-
makorswerkpJaats tusschen hom en Boes
veel gedobbeld werd, waarby get. steeds yer-
loor. Boes zeide hem dikwerf, dat hy ergens
stelen zou. Get. verklaart dat hy al het geld,
dat hy verdiende in do werkplaats, aan zyn
ouders gaf, en het geld, dat hy verdiende met
colporteeren van bo#k#n, in een spaarpot deed.
Hy speelde steeds op hoop van zegen en
bleef als hy verloor by Boes in de schuld.
De vtrdediger vraagt, of get. na den diefstal
by den heer Asser nitt tot Boes zeide: „Ik
ga cok eens stelen?" Bekl. zeide dit by in
structie.
Get. beantwoordt die vraag ontkennend en
bekl. zegt zich dit nu niet te herinneren.
Do verdediger vraagt, of get. zyn geld in
den spaarpot niet behendig daaruit lichtte en
er spykers voor in de plaats deed, zoodat,
als zyn moeder met den spaarpot rammelde,
deze meende dat daarin geld was.
Got. antwoordt bevestigend.
De president wyst er bekl. op, dat hy dik
werf gedurende het langdurig onderzoek tegen-
strydigo vorklaringen deed en anderen be
schuldigde. Hy vraagt of hy thans werkeiyk
in alles de waarheid zal zeggen.
Bekl. belooft dat; by vertelt dan op de
tot hem gericht# vragen, dat hy op zyn 15de
jaar van school ging; dat hy ook op de catechi
satie ging doch geheel wegbleef, omdat hy
er niet heen wilde. By den meubelmaker ver
diende hy drie gulden 's weeks. Zyn moeder,
zei hy, was goed voor hem, doch hy bestal
haar menigmaal door met een valschen sleu
tel geld uit een kast te nemen. Dit verteerde
by in een herberg #n hy won veel met spe
len. Door het lezen van onverstandig geschre
ven boekjes, als „De onschuldig veroordeelde"
en „H«t Gevloekte geheim" kwam hy er toe
to denken om ook e#ns flink te stelen. Met
Jan Oudshoorn sprak hy er al over by den
burgemeester te stelen of by de wed. Bute,
aio volgens hun meening wel f 200 bezat.
Vandaar dat h#t plan bij h#m opkwam de
vrouwen te vermoorden en er te stelen, ook
om zich te wreken op Anna B#yers, die van
zyn liefde niets weten wilde. Vóór den moord
heeft bekl. getracht door een slaapmiddel de
vrouwen te vergiftigen, door dit in een kan
melk to werpen, welke do vrouwen zouden
gebruiken. Vielen zy in slaap, dan zou hij
stelen. Hy nam echter een mes mede om de
vrouwen af to maken, als zy niet goed moch
ten slapen. Van die melk is echter niet ge
dronken. Later heeft hy loodwit in den kof
fiepot der vrouwen gedaan. Wonende naast
de vrouwen, kon hy achtër over eene schut
ting in huis klimmen, terwyl zy voor in den
winkel waren. Een derde poging tot vergiftiging
was: zuringzout te doen in de koffiekan Bekl.
heeft ook plan gehad den vrouwen snuif in
het gelaat te gooien en haar dan met een mes
af te maken, of haar een touw om den hals
te slaan. Oudshoorn hoeft hem dit geraden,
hy had dat gelezen in de „Twee weezen".
Bekl. heeft ook den vrouwen taartjes willen
geven, waarin loodwit was gedaan, doch
onderweg, 't onweerde dien avond, verloor by
ze. Alle plannen tot moord overlegde hy met
Oudshoorn, die echter nooit wilde mededoen.
Bekl. had Oudshoorn beloofd hem ook wat
van het gestolene te geven, omdat hy er alles
van wist.' Oudshoorn zette hem steeds op.
Byv. als zy langs het huis der wed. Bute
gingen en deze stond aan haar deur, zeide
hy „wat een dun nekkie", bedoelende dat
bekl. haar toch gemakkelyk den hals kon
afsnyden. Bekl. zegt alles alleen te hebben
gedaanvan zyn familie wist niemand er iets
van. Nooit, zegt bekl., heeft hy voor de mis
daad teruggedeinsd. Oudshoorn heeft, doelende
op Anna Beyers, dikwerf gezegd: „'tls toch
zonde van zoo'n knappe meid", maar dan
zeide bekl.: „'t Mo#t toch gebeuren vóór de
Alkmaarsche kermis". Oudshoorn weigerde
steeds beklaagde te helpen. Beklaagde heeft
avonden achtereen over de schuttiog geloerd
om te zien of er gelegenheid was om de
vrouwen te vermoorden. Den avond van den
moord, Zaterdag, heeft hy aan de deur nog
met Anna gesproken, die toen vertelde 's Maan
dags naar Amsterdam te zullen gaan en hem
een portret te zullen geven. Hy wist ook,
dat Anna Zaterdag-avond vroeger naar bed
ging dan anders.
Dat bekl., door zyn plan twee dagen uit
te stellen, althans Anna Beyers zou hebben
gespaard, had hij niet bedacht. Bekl. had dien
dag geen drank gedronken; dat deed hy nooit
in de week.
Kwart - over elven is bekl. achter over de
schutting geklommen; hy had gezien dat
vrouw Büte in de keuken zat te lezen en
met een byl, die hy vond, gaf hy vrouw Bü'e
driemaal een slag op het hoofd. Z(j riep drie
maal: „o God, o God!" By den eersten slag
keerde de vrouw zich om, toen gaf hy nog
drie slagen en liep hard weg. Hy klom weer
over de schutting en dronk in de keuken by
zyn ouders water, waarna hy door de herberg
zyns vaders de straat opging.
Hy wachtte tot er geen menschen meer
waren en ging den winkel van vrouw Büte
binnen. Uit den winkel nam hy een mes van
de toonbank en begaf zich naar de kamer
van Anna, die te bed lag. By het licht van
een lucifer, dien hy aanstreek, gaf hy een
steek met een mes in haar slaapvervolgens
een snede in den hals, waarby zy hem een
slag in het gezicht gaf. Toen stak bekl. een
lamp aan, die op tafel stond, en trok een
lade uit do kast in de kamer om te zoeken,
of er iets in was. Opeens hoorde by een
zucht; hy keerde zich om en zag hoe Anna
op haar knieën lag en er uit wilde. Toen
duwde by haar weer in den hoek en bracht
haar een wonde toe, waarby zyn mes krom
werd. Bekl. is daarna naar achteren gegaan
om zich te wasschen; hy hoorde vrouw Büte
nog ademen, waarop by haar met een mes
doodde.
Vervolgens heeft bekl. zich gewasschen op
de achterplaats. Het was toen ongeveer elf
uren. Daarna heeft hy uit de kast alles ge
stolen en zyn zakken er mede gevuld. Hy
hoorde echter leven achter en verschool zicli
een tydje, waarna hy weder over de schutting
klom en hot gestolene begroef. By het over
klimmen der schutting had zyn vader zyn
hond uitgelaten, omdat hy gerucht hoorde.
Het dier, bekl. herkennende, maakte echter
geen leven, zoodat zyn vader zeker dacht
zich vergist te hebben.
Na alles, op oen kleinigheid na, dat hy by
zich hield, begraven te hebben, is bekl. om
ongeveer twaalf uren weder over de schutting
naar het huis der wed. Büte gegaan. Hy heeft
van de nog brandende lamp in Anna's kamer
de peer afgedraaid en toen de petroleum over
het haar van Anna en het beddegoed gegooid.
Eerst stak hy hot haar in brand, om te zien
of dit brandde, en toen dit geschiedde, heeft
hy er een kussen op gegooid om de vlam te
blusschen. Daarna heeft hy het ïyk van vrouw
Bute met petroleum begoten, vervolgens het
ïyk van Anna B9yers uit liet bed gehaald om
zyn pet te zoeken, welke hy verloren had.
Doch hy zocht niet lang, want die zou wel
met alles verbranden. Hy stak de lyken in
brand, crok zyn schoenen weer aan en ver
liet vóór door den winkel het huis. Dat ook
de huizen der buren in brand zouden gaan,
begreep bekl. Hy had dat reeds met Ouds
hoorn besproken. Kwam de brand ook in het
huis van Boes, dan zouden zy samen be-
klaagdes familie redden. Oudshoorn kon dan
tevens, door vlug m#t dc spuit van „Lycurgus"
te komen, de premie krygen. Toen be
klaagde thuiskwam, had zyn m#eder hem
nog gevraagd waarom zyn haar zoo nat was,
waarop hy antwoordde „dat hy aan de pons
was geweest by Hoekstra (een kennis) en
zyn pet in de sloot was gevallen". Hy wa3
toen naar boven gegaan en by zyn broertje
gaan slapen.
Tegen twee uren wakker wordende en geen
j braivl ziende, is by in nachtgewaad weer over
j de schutting naar het huis der wed. Büte
I gegaan, heeft uit een kan met petroleum de
lyken weer begoten e/i weder aangestoken en
de keukendeur half open gelaten. AVeer is hy
naar bei gegaan en om zes uren wakker ge-