N°. ÏO 98 Dinsdas: 8 Januari. A0. 1895. feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Leiden, 7 Januari. Feuilleton. IRIS. 0) IEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Yoor Loiden per 3 maanden. Franco per post Afzonderlijke Nommers f 1.10. 1.40. 0.05. PRIJS DER ADVERTENTIÉN: Van 1-6 regels 1.05. Iedere regel moer 0.17£. Grootore letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad wordt 0.05 berekend. OffLciëele Kennisgevingen. HERIJK. Burgemeeator on Wothoudora van Leiden, gezien liet besluit van do Gedeputeerde Staten der provincie Zuid-Holland, van den llden December 1894 No. 77/1 (Provinciaal blad No. 64), houdende bepalingen van de tijdstippen van don horijk der maten en ge- vi ebten in verschillende gemeenten in dezo provincie, \o:»-r bot ja?r 1896; Brengen ter algemeene kennis dat het IJkkantoor in doze gemc6nto gedurende de maanden Januari, Februari en Maart, geopend zal zijD op iederen Dinsdag. Woensdag, Do.dordag en Vrijdag, van des voormiddags 9 tot des namiddags 3 ureD, voor het doen ijken van mate i en gewiohten. Voorts dat volgens besluit van den Minister van Waterstaat, Handel on Nijverheid van don 27sten Ocio er 1894, do letter f in dou gewonen schrijfvorm, bestomd is tot goedkenringsmerk bij den ijk der maten en gewiebton en bij den ijk van gasmeters de Koniukhjko Kroon, terwijl het kantoormerk voor de gomeobte Leiden ia het cijfer 7 en eindelijk dat do maten en gewichten, op gevaar van ttraf, voorzien moeten blijven van de vereisebto stempelmerken, dat due bet laatst geplaatste goedkeur.ngsmerk voortaan gedurende twee jaren ongeschonden moet worden bewaard, zoodat in verband daarmede de herijk van maten en gewichten, voor de inwoners van deze gemeente, dit jaar niet verplichtend is. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Leidon, F. WA8, Burgemeester. 4 Jan. 1895. E. KIST, Secretaris. Zooals in de gemeenteraadsvergadering van 20 December jl. werd medegedeeld, is do Verordening op de heffing van haven gelden met 1 Januari jl. in werking getreden en zyn door B. en Ws. de daarvoor noodige tijdelijke maatregelen genomen, zijnde in ge noemde Raadsvergadering een krediet yan ƒ1000 verleend om to voorzien in de uitgaven, voor die voorloopige maatregelen noodig. In de eerste plaats zijn te dien einde alle brugwachters door B. en Ws. tijdelijk belast met de inning van havengelden en als zoo danig beöedigd, zyn vier tijdelijke brugwachters aangesteld en beéeaigd en mede met de inning der havengelden belast, en is verder de inspec teur van politie de heer J. Romanesko tijdelijk belast met de waarneming van de betrekking van Havenmeester en als zoodanig beëedigd. Aan die betrekking is uit den aard der zaak verbonden bet dagelyksch toezicht op de inning en do regeling van don dienst van het personeel, met de inning belast. De tijdelijke aanstelling van vier brug wachters was noodig, omdat twee beambten uitsluitend moesten worden belast met de recherche ter controleering van aanliggende vaartuigen en twee beambten uitsluitend met de inning van havengelden op plaatsen, waar geen brugwachters noodig zijn. B en Ws. vertrouwen eerlang in staat te zijn een voorstel in te dienen tot definitieve regeling van deze aangelegenheid, voor het opmaken waarvan het ongetwijfeld nooclig is dat de voorloopig genomen maatregelen ge durende eenigen tijd in werking zijn. Inmiddels achten B. en Ws. het wensche- lijk, dat door den gemeenteraad in de eerste plaats thans reeds worde overgegaan tot de bonoeming van een Havenmeester, welke be trekking, zooals in de Raadszitting van 20 December jl. door den Voorzitter werd mede gedeeld, gevoeglijk met die van Algemeenen Marktmeester kan worden voreenigd, welke vereeniging door B. en Ws. in alle opzichten wenschelijk wordt geacht, met het oog op den gelyksooi tigen aard van de aan beide betrek kingen verbonden werkzaamheden, terwijl de omvang dier werkzaamheden niet te groot is om door één persoon te worden vervuld. Bovendien is de vereeniging ook uit een finmtiëel oogpunt aan te bevelen, aangezien het gezamenlijk bedrag van de jaarwedden, aan beide betrekkingen te verbinden, hooger zoude moeten wezen dan van de jaarwedde, die voor de gecombineerde bstrekkingen kan worden vastgesteld. Naar het B. en Ws. voorkomt, zoude deze met het oog op de vele en belangrijke werk zaamheden en de flnantiöele verantwoordelijk heid, aan de betrekking verbonden, moeten worden bepaald op ƒ1600 tot een maximum van 2000 na geregelde periodieke verhooging. Op grond daarvan geven B. en Ws. in overweging lo. aan den heer C. Plu eervol ontslag te verleenen als algemeene marktmeester, met ingang van 1 Februari 1S95, onder bepaling dat hy tot 1 Mei 1895 in het genot blij t van de jaarwedde aan die betrekking verbonden ad 1400, met de verplichting om die diensten ten aanzien van het marktwezen te verleenen, welke door Burg. en Weth. van hem zullen worden gevorderd. 2o. aan den beer C. Plu, eervol ontslagen algemeen marktmeester, een pensioen te verleenen ten bedrage van 934 per jaar, in gaande 1 Mei 1895. 3o. de jaarwedde van den te benoemen algemeenen markt- en havenmeester vast te stellen op ƒ1600 met vier twee jaarlyksche verhoogingen van ƒ100 tot een maximum van 2000; 4o. te besluiten dat de instruction van den algemeenen markt- en havenmeester en van do overige ambtenaren, belast met de inning der markt-, haven- en bruggelden, door'Burg. en Weth. worden vastgesteld 5o. over te gaan tot de benoeming van een algemeenen markt- en havenmeester, met bepaling dat de benoeming ingaat met 1 Febr. 1895, wordende voor die benoeming door B. en Ws. aanbevolen de heer J. Romanesko, inspecteur van politie alhier, thans tijdelijk belast met de betrekking van havenmeester. De bestuurders der Handelsbedienden- vereeniging „Kennis is Macht", Koninklijk goedgekeurd bij tesluit van den 23sten April 1894, van welke vereeniging zy tevens de statuten en leerplannen overleggen, komen tot den Raad met het eerbiedig, doch dringend verzoek, dat het den Raad moge behagen, hun eene jaarlijksche subsidie van 500 toe te kennen, ten einde hen in staat te stellen deze nu reeds sedert 18 jaren bestaande vereeniging te kunnen blijven ontwikkelen en niet in noodzakelijkheid te moeten komen leerlingen af te wijzen. Zooals uit de over gelegde statuten en leerplannen blijkt, be staat het plan het aantal lesuren te vermeer deren, de leemte, die in het leerplan A be stond, aan te vullen en daarvoor leerplan B in de plaats te stellen. Het onderwijs, dat aan hoofd- en voor bereidenden cursus gegeven wordt, sluit zich aan bij dat voor scholen voor meer uitgebreid lager onderwijs en geeft jongelieden gelegen heid, nadat zy de dagschool hebben verlaten en in de ceno of andere betrekking we;kzaam zijn, hunne kennis in talen, boekhouden enz. niet alleen by te houden, maar ook uit te breiden. Als ergens eene dergelijke school recht van bestaan heeft, is het volgens hun be scheiden meening in Leiden, waar zoo groote handels- en fabiieksnijverheids-belangen zijn vertegenwoordigd. Bij de beoordeeling van dit verzoek meenen B. en Ws. op den voorgrond te moeten stellen dat alleen sprake zal kunnen zijn van ge- heelo of gedeeltelijke inwilliging van dat ver zoek, indien do steun, door de gemeente te verloenen, in welken vorm. ook, uitsluitend ten goede komt aan het door die Vereeniging te geven onderwijs, (art. 3 sub- 5 van haar Reglement) en zulks immer uit de rekening llyke. B. en Ws. vestigen hierop de aan dacht, omdat de inkomsten der Vereeniging ook gebruikt worden ter bestriding van kosten van de in art. 3 sub 1 tot 4 genoemde doel einden, waarvoor b., i. nimmer subsidie van de gemeente zoude mogen gebruikt worden. Juist omdat het hier dus naar hunne mee ning eene zaak van onderwijs geldt, hebben B. en Ws. het wenschelyk geacht het oor deel van de Plaatselijke Schoolcommissie in te winnen, en waardeeren zy het zeer dat dit college hun zijn dvies niet heeft onthouden, al moge ook het hier bedoelde onderwijs strikt niet tot het L. O. kunnen worden ge rekend. Ofschoon in beginsel geen voorstanders van hot verleenen van nieuwe subsidiën uit de gemeentekas, evenmin als van het verhoogen van bestaande subsidiën, meenen B. en Ws. toch dat, eonige steun tot een bescheiden bedrag aan deze Vereeniging kan verleend worden. Wat het bedrag eener te verleenen subsidie betreft, wenschen B. en Ws. het door de schoolcommissie aangegeven donkbeeld te volgen, nl. door voor den hoofdcursus lokalen in een der scholen in gebruik te geven, waar door eene uitgave van 200 voor lokaalhuur, verwarming, verlichting, enz., en nog bjjv. 50 voor onderhoud van meubilair door do Vereeniging bespaard, alzoo 250 voor onder wijsdoeleinden zouden kunnen worden besteed. Dientengevolge traden B. en Ws. daarover in onderhandeling met curatoren van het gymnasium en de commissie van toezicht op de scholen voor middelbaar onderwys, doch blykens de overgelegde correspondentie, rezen tegen het in gebruik nemen van lokalen dier inrichtingen door anderen dan door hare eigen leerlingen zoovele bedenkingen, dat daarvan moest worden afgezien. Nu dit middel om de Vereeniging „Kennis is Macht" finantiëel te steunen niet voor uit voering vatbaar is, stellen B. en Ws. voor haar tot wederopzeggens een jaarlyksch subsidie tot een geiyk bedrag van 250 te verleenen, onder voorwaarde dat jaarlyks de rekening en verantwoording aan Burg. en Weths. worde overgelegd, en daaruit biyke dat de school gelden en de gemeentelijke subsidie uitsluitend voor bestryding van onder wysuitgaven woratn aangewend. Aan den gemeenteraad leggen B. en Ws. over de verzoeken van personen, buiten do gemeente woonachtig, om geheele of gedeel telijke vrijstelling van schoolgeld voor het bezoeken van de Kweekschool voor onder wijzers en onderwyzeressen met de daarom trent ingewonnen inlichtingen. In verband met de inkomsten van adres- santon geven B. en Ws. in overweging: lo. het schoolgeld wegens het by wonen van alle lessen te bepalen op 4 per kwar taal voor O. S Hoekstra, te Garyp, handelende voor den minderjarige W. Riemersma; J. F. Steenmeyer, te Amsterdam, voor zyn zoon A. Steenmeyer; J. Van Leeuwen, te Noord wijk, voor zyn zoon J. Van Leeuwen A. De Best, te Katwyk aan Zee, voor zyn zoon J. De Best.; op 6 per kwartaal voor G.Jansen van Rassen, te Hazerswoudo, voor zyn zoon J. B. Jansen van IiyssenJ. D. Van Campen, te Oegstgeest, voor zyne dochter Maria Van Campenop 8 per kwartaal voör de Wed. J. H. Friedrichs van Hengel, te Zoeterwoude, voor hare dochter, en voor de Wed. A. I. Van den Goes-Van Loghem, te Zoeterwoude, voor hare dochter; 2o, wegens het bijwonen van de lessen in één vak voor F. Fopma, te Zwammerdam, en C. Lafeber, te Leiderdorp, op 1.25 per kwar taal 3o. van de verplichting tot het betalen van schoolgeld geheel vry te stellen P. De Zwaan en P. Schaap, beiden te Rynsburg; A. Collee Jr. en F. Boon, te Rijnsburg; W. Dubbeldam, G. Wallien, K. Hiemstra, allen te Katwyk aan Zee; A. Veefkind Jr., te Leiderdorp; H. J. Van Staden, te Zoeterwoude, en J. Harnerling, te Alfen; 4o. afwyzend te beschikken op het verzoek van J. M. Obreon, omdat het verzoek betreft teruggave over een afgeloopen cursus, waar van de schoolgelden gedeeltelyk behooren tot den afgesloten dienst van 1893 en ge deeltelijk zyn in ontvangst gebracht op den loopenden dienst, terwyl adressant by de betaling van den eersten termijn (I Sep tember 1893) reeds voldoende kennis droeg van het bedrag, waarvoor hp was aangeslagen. Sedert de vee- en vleeschkeuring in deze gemeente is ingevoerd, is, naar B. en Ws. mededeelen, gebleken dat in de Verordening van 22 Juni 1893, op de heffing van keur loon van vee en vleesch (Gembl. no. 12 van 1893) eonige wijzigingen noodig zyn, ook in verband met de gewyzigde verordening van 8 November 1894 op den invoer, het vervoer en de k .uring van vee en vleesch en den handel in vleesch (Gembl. no. 10 van 1894). Vooreerst zullen in artt. 2 en 3 ook de muilezels en muildieren moeten worden ver meld, omdat zulks mede geschiedt in art. 1 der gewyzigde verordening op de keuring Vervolgens wordt in art. 4 het keurloon voor vleesch, dat niet aan halve dieren wordt ingevoerd, als volgt vastgesteld, als: voor rundvleesch of vleesch van vette en graskal veren per KG. 0.005 en voor alle andere vleesch per KG. ƒ0.00". Het schpnt eenigszins onbillyk voor bet vleesch van varkens en van paarden minder keurloon te heffen dan voor het vleesch van graskalveren, zoodat het wenschelyk voor komt het keurloon voor beide soorten van vleesch vast te stellen op cent KG., aan gezien mede het rekenen met kwart centen practische bezwaren oplevert. In de derde plaats is in art. 5, regelende het keurloon van het in de gemeente inge voerd toebereid vleesch geen keurloon vast gesteld voor worst. Voor dit vleesch behoort alsnog een keur loon te worden vastgesteld, omdat worst niet te brengen is onder de daarin genoemde toebereide vleesch waren en zoowel volgens de oude als de nieuwe Verordening op de keuring van ingevoerde worst keurloon wordt geheven. Dit geldt ook voor andere toebereide vleesch- waren, b. v. zult. Daarom verdient het aan beveling in den laatsten regel van art. 5 het woord „gerookt" door „toebereid" te ver vangen. Naar aanleiding van het desbetreffend verzoek van den heer R. Froger, kapitein b(j het 4de regiment infanterie, in garnizoen alhier, wonende Plantsoen No 37, geven B. en Ws. in overweging aan adressant, wegens vestiging in qo gemeente in November, jl. terugbetaling te verleenen van séhoolgeld voor twee kinderen, leerlingen van de Jongensschool 1ste klasse, over de maand October, tot een bedrag van zeven gulden en vyftig cents. Na ingesr.old onderzoek deelen B en Ws. mede dat geen bezwaar bestaat tegen de inwilliging van de ingekomen verzoeken van H. II. Ter Meer en J. Stoeke, zoodat zy in overweging geven, tot wederopzeggens ver gunning te verleenen aan H. H. Ter Meer om eene aansluiting te maken voor loozing van hemel- en gootsteenwater van zyn perceel Apothekersdyk No. 5 aan het gemeenteriool in de Jan Bannen-steeg en aan J. Stoeke, oin de kolken voor regen- en gootsteenwater van zyn perceel Hoefstraat No. 77 aan te sluiten aan het gemeenteriool, onder aangegeven voor waarden Aan J. Stoeke is vergunning verleend tot aansluiting van de privaten van zyn perceel aan het Liernurstelsel. Morgon-(Dinsdag-avond) is het de laatste Liederavond van Spoel en Mann in de z ia! van het „Nut". Het programma brengt dit maal liederen van Glück, Schumann, Gounod, Tschaikowsky, Dan. De Lange, August Bun- gert, Bernard Zweers, Gottfried Mann, Alexandre Georges, Tosti, Max Fiedler, Hans Sommer en een drietal oud Duitsche (van 1452, 1533 en 1535), zeker niet minder inte ressant dap de beide eerste avonden. Niet leden kunnen zich a 1.50 des avonds toe gang verschaffen. (Zie de advertentie.) Op de missive, door de afd. „Leiden" van den Bond van Ned. Ond. gericht aan de Plaatseiyko Schoolcommissie alhier, heeft deze geantwoord, dat zy „na ryp beraad geen ter men heelt gevonden om U inlichtingen te geven betreffende het advies, door haar uitgebracht, „Zoo, zoo," zeide de jonge dame, naar 't scheen ietwat ontgoocheld. „Dus hebt gy den tekst gevonden? En waar, als ik vragen mag?" „Er gaat bepaald een rechter van instructie in haar verloren 1" dacht Tissenborn, maar overluid antwoordde hy„Ik vond verleden zomer op een tochtje door de Alpen een notitieboek, en toen myne pogingen, om den eigenaar op te sporen, vruchteloos bleven, was ik gedwongen het boek te openen. Daarby viel het papier, met het lied er op geschreven, er uit. Het gedicht trok my aan en daarom bracht ik het op muziek." „Vondc gy niets anders in het zakboek?" „Gy begrijpt toch, dat ik geen recht had, van den verderen inhoud kennis te nemen? Ik koester alleen de hoop, het verloren eigen dom terug te kunnen geven, en zou u ten hoogste dankbaar zyn, als zulks door uwe bemiddeling zou kunnen geschieden." „Dat zal niet moeilijk zyn. Eene dame van myn kennis heeft het gedicht vertaald. Ik weet niet, of zy het zakboek verloren heeft, maar ik kan het haar wol eens vragen. Als 'tniet zoo is, moeten wy aannemen, dat iemand anders het ook uit 't Engelsch vertaald en het toeval u den tekst in handen gespeeld heeft." „Mag ik u om den naam van uwe vriendin verzoeken „Zy heet Mathilda Adenau." „En waar woont Fraulein Adenau?" „Ik verzoek u verschooning, 't is niet Fraulein, maar Frau Adenau, verbeterde het blondje, op het woordje „Frau" den nadruk leggende. Tot op dit oogenblik was 't in Tissenborn niet opgekomen, dat „Iris" wel eens eene „Frau Iris" kon zyn. De onverwachte mede- deeling deed hem zóó ontstellen, dat hy van de verdere bijzonderheden niets hoorde. „Die goede Maud," zoo nam mevrouw Van Hoven nu het woord, „hoe jammer, dat zy vandaag niet komen kon „Morgen zend ik u bericht, mynheer," zeide Fraulein Lindorf, terwyl ze zich gereed maakte om te vertrekken; „gy zult dan zekerheid ver- krygen, of gy in Maud al dan niet eene ge heimzinnige „Iris" gevonden hebt." Tissenborn was nog zóó entdaan, dat hy niet in staat was, anders dan met eene stomme buiging zyn dank te betuigen. „Maud komt dikwyis by ods," ging de gastvrouw na het vertrek der jonge dame voort. „Wy houden allen erg veel van die arme Maud!" „Noemt gy haar Maud?" vroeg Tissenborn, langzamerhand weer tot zichzelven komend. „Ik meende te hooren dat Fiaulein Lindorf haar straks „Matbilde" noemde." „Maud is de Engelsche verkorting voor Matbilde." „Is de dame eene Engelsche?" „Neen, zy is uit Hamburg geboortig, waar zeer veel Engelsch gesproken wordt, vandaar dat ook Engelsche namen daar veel voor komen." „Gy zeidet daareven de „arme Maud!' Heeft zy dan zooveel verdriet gehad?" „Het treurigste, wat eene vrouw overkomen kan! Een onwaardig echtgonoot heeft een groot deel van haar vermogen verkwist en haar schandeiyk behandeld." „Is zy weduwe?" „Helaas niet! God vergeve my de zonde, dat ik zoo spreek l Zy leeft de laatste jaren van haren man gescheiden." Tissenborn herinnerde zich de stelling van de „bitterste aller ontgoochelingen," en zeide: „Gy hebt geiyk haar „arme Maud" te noemen, mevrouw." In zyne gedachten voegde hy er aan toe: „Nu geloof ik stellig u ge vonden te hebben, arme „Iris." Het duurde dien nacht tamelyk larg, eer de gelukkige componist van den „Schwan von Unna", van de soiróe by mr. Van Hoven thuisgekomen, den slaap kon vatten. Gedachten van allerlei aard hielden hem wakker. Tot hiertoe had hy zich de hem onbekende omstandigheden zyner „Iris" ongeveer voor gesteld als zou haar leed, hem door de weinige regelen van het zakboek verraden, te wyten zijn aan eene ongelukkige, eene niet beant woorde of eene aan een onwaardige verkwiste liefde. Dat zulk eene diep smartelyke, voor een fier vrouwenhart dubbel zware beproeving de gevolgen van een ongelukkig huweiyk zouden blijken te zyn, was hem daarby nooit ingevallen. Als een schrille wanklank had hem daarom de naam „Frau" Adenau in de ooren geklonken. Dat woord werkte merk waardig ontnuchterend. Hy ontdeed het beeld zijner fantaisie van zyn poëtisch waas en stelde er de troostelooze workelykkeid voor in de plaats. Maar hoe vreemdTerwijl zoodoende de romantische belangstelling verminderde, begon hy een diep medelijden te gevoelen met de schoone „arme Maud," zooals mevrouw Van Hoven haar genoemd had. Hy bespeurde in zich een onweerstaanbaren drang om haar be schermend ter zyde te staan. Hy zag daarby geheel over het hoofd, dat hy eigeniyk voor de vrouw, wier lot hem zoo levendig bezig hield, op 't oogenblik nog zoo goed als niet bestond, want ongetwijfeld had zy de eerste, vluchtige ontmoeting met hem al lang ver geten, en dat ongevraagde deelneming al heel gauw een fatale overeenkomst hebben kan met de ridderiyke pogingen van den wakkeren edelman van La Mancha. Hoewei deze gevolgtrekking tamelyk dicht voor de hand lag, kwam hy er misschien wel juist daarom niet zoo gauw op, en toen hy ein delijk in slaap viel, verwikkelden zyne droomen hem in allerlei wondeiïyke conflicten mot niemand anders dan met den onzaligen Herr Adenau in eigeri persoon, van wiens bestaan hy gisteren voor het eerst in zyn leven gewag had hooren maken. „Maud is inderdaad de door u gezochte!" zeide mevrouw Van Hoven, toen zy hem den volgenden middag by zyn bezoek ten harent met een open briefje in de hand tegemoet kwam. „Hier, lees maar, wat Fraulein Lindorf schryft." „Ik heb van morgen met Muud gesproken," luidde het briefje, „en zy was niet weinig verbaasd te hooren, dat haar lied reeds een componist gevonden bad. Wat het verlorene betreft, zal zy den vinder zeer verplicht zijn als hy de goedheid wil hebben, haar het zak boek terug te bezorgen. Om hem persoonlijk te kunnen danken, laten de dames hem een dezer dagen om de eer van zyn bezoek vragen." „Er is hier sprake van „de dames," merktp Tissenborn op, terwyl hy het briefje teruggaf. „Woont Frau Adenau by eene bloedver wante in?" „Sedert ze van haar man gescheiden leeft, woont zy by bare tante, de zuster harer over ledene moeder, in, die haar na den vroegen dood barer ouders heeft opgevoed." „Mag ik om het adres verzoeken?" „Frau Emilie Von Balding, Herderstrasso 14," dicteerde mevrouw Van Hoven. „De naam, dien ik in het vreemdelingenboek van het hotel niet ontcyferen kon!" dacht Tissenborn, terwyl hy bet adres opschreef. „En waar houdt de echtgenoot der jonge vrouw zich tegenwoordig op?" „Misschien wel te Parys of te Monaco," mengde nu de consul-generaal zich in 'c ge sprek, „in alle gevallen ergens, waar lieden van zyn slag thuisbohooren." „Kent gy hem?" „Alleen uit de verhalen van do tante, dio ons met liare nicht van tyd tot tyd komt bezoeken. Ik geloof dat 't goed zyn zal, als ik u eonige biographi8cho gegevens opnoem; ge zoudt by Maud anders allicht onwetend eene gevoelige snaar kunnen aanroeren. Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1895 | | pagina 1