L O M li O K.
De „Wereldkroniek" van lieden bevat den
vierden belangrijken brief van dr. Ujlaki.
De colonne Llixlgrccn.
Nadat onze militairen den eersten honger
gestild hadden, kwam een Balineesch hoofd,
vergezeld van een schrijver, bij ons; hy vroeg
onze namen, informeerde naar den rang dien
wy bekleedden, naar het gotal Europeanen,
inlanders en gewonden, en schreef of beter
liet dit alles door den schrijver opschrijven
en verliet ons. Een poosje later kwam een
ander hoofd en vroeg ons beiden, Lindgreen
en mij, om bij den vorst tu komen. "Wy gingen
do poeri binnen en kwamen in oen groot
vierkant, in welks midden twee afdaken
stonden, Hh 5 meter van elkander verwyderd,
en werden onder het eene afdak geleid. liet
vierkant was gevuld met gewapende, zeer
ryk geklcede Baliürs: roode baadjes de
uniform der vorstelijke lijfwacht, zagen wij
in menigto. Allen waren voorzien van prachtige,
spiksplinternieuwe geweren, meestal nieuw
model Winchester magazijn geweren, waarmee
intn 15 schoten achtereen kan doen. Tal van
hoofden en prinsen gingen langs ons heon,
de prinsen gekleed in geelzijden baadjes, met,
gouden en ivoren krissen in hun gordel. Wy
werden door allen nieuwsgierig bekeken, maar
niemand sprak tot ons. Na een kwailieruur
wachten kwam de Vorst, gevolgd door een
grooton stoet hovelingen. Iiy is een oude,
zeer oude man, naar mijne schatting ouder
dan 80 jaron; hy heeft zeer intelligento,
typisch inlandeche trekken. Rechts eu links
werd by door hoofden gesteundccno vrouw,
een waaier zwaaiend, liep voor hem uir, en
achter hem ging eene vrouw mot een kussen
in de hand. Statig naderde de stoet, bij welks
verschijning alle aanwezigen diep bogen.
Er boerschte stilte. Do vorst beklom met de
hulp van twee hoofden het voor hem gere
serveerde afdak; achter hem zat de vrouw
met het kussen, waartegen do Vorst leunde;
beneden hem huikten al de hoofden en prinsen.
En nu begon de beraadslaging. Tal van hoofden
gingen in en uit.
Iedereen hurkte voor den Vorst en bracht
zyn verslag mot een zeer luide stem uit. De
oude Vorst luisterdo met zeer veel aandacht.
Een boodschapper kwam by ons en vroeg
onze namen, schreef ze in Balineesch schrifr
op een Ionrtaarblad en vroeg hoe wy onze
namen in het Maleiscli spelden, want by
wildo zo ook in 't Maleiscli opschrijven. Toen
hl) dit gedaan had, begaf hy zich naar den
Vorst, wien by het geschrevene overhandigde.
Ken poosje later kwam een ander gezant tot
ons; h(j vertelde ons, dat de vorst, een zeer
goed vriend varl het gouvernement was, dat
by het gebeurde diep betreurde, dat zeer
zeker op oen misverstand berustte, want hy
liud aan alles voldaan, wat het gouvernement
van hem eischte. Of wy dit alles, zoo eindigde
hy, den generaal wilden mededeelen on hem
trachten te bewegen, Lombok to veriaten.
Tot dusver meenden wy, dat beide generaals
gesneuveld waren: nieuwe hoop en gerust
held bezielden ons, toen wy hoorden dat de
generaal nog te Ampenari was. Lindgreen
zeide dat hy den generaal alios zou mede
deelen, wat de vorst hem zooevmi zeide;
maar hoe kon hy die slechts een zeer ge
ring man by het gouvernement was, don
generaal bewegen iets te doen of te laten,
aangezien deze ook niet uit eigen beweging
kon handelen, maar aan booger last, moest
voldoen? De boodschapper verliet ons. E-.n
oogoublik later kwam weer een ander en
deelde ons mode, dat de Vorst slechts de
offleioron naar Ampenan wilde laton vertrek
ken; de minderen moesten achterbleven tot
er ant.woord gekomen zou zijn van don gene
raal op don brief, dien wy mee moesten
nemen. L-ndgreen verklaarde zich bereid, con
briuf medo te nemen, maar alleen dan, wan
neer al zijne soldaten, gewonden en dwang
arbeiders, ook gingen.
De onderhandelingen duurden op deze wyze
van halfdrio tot zes uren; telkens kwam er
een andere gezant van den Vorst, nooit kwam
dezelfde tweemaal. Op alle voorstellen, die
de Vorst ons deed, bleef ons antwoord steeds
hetzelfde; óf wy gaan allen, zooals de Vorst
ons by do capitulatie plechtig beloofd heeft,
óf wy biyven allen; maar, heette het van
onzen kant hoe kari het gouvernement
geloof hechten aan de woorden van den Vorsty
als hy het one heilig gegeven woord niet
houdt? Na cit antwoord veranderde de tot
dusver gunst ge stemming in eene meer
vyandigo; wy werden naar do onzen terug
gebracht en toon naar een smerig, vuil hok
gevoerd, dat ons als verblijf werd aar gewezen.
Waarschijnlijk werd uit hok als stal gebruikt,
want de grond was met vuil strco bedekt.
Onzo manschappen hadden ryst gegeten en
volop water gedronken, maar wy, officieren,
hadden den geheelcn dag nog geen voedsel
goi oten en geen droppel water gedronken, I
wy vielen brjn.i om van honger en dorsr, en j
al onze verzoeken om voedsel of om een J
dronk water bleven onbeantwoord. Zóó
brachten wy den geheelen nacht door, bibbe
rende van du koude w\j sliepen op den
n.lakten grond onze nrrr.u gewonden
kermden van pijn en derst. Hit blik beschuit
en de djeroeks, die wy van den vorst ten
goschenko ontvangen hadden, bewezen ons
dien nacht goede diensten. Wy verdeelden de
beschuit, alleen do gewonden .kregen de
djeroeks en moesten het daarmee tot den
volgenden dag stellen. Wat zou deze brengen??
Tegen den ochtend werden wy Lindgreen j
en ik weer 'oy den Vorst ontboden. Wy
weiden nu in den binnensten dalem geleid, j
Ook dezo wemelde van gewapenden en alle
wapenen, die wy zagen, waren uitstekend
onderhouden, meestal van het nieuwste model,
hoewel wy er ook oude percussie- en marine
geweren ender zagen.
Den Vorst kregen wy dezen keer riet te
zien. Er kwam een, naar bet scheen, zeer
hooggeplaatst hoofd by ons; hy was in gele
zijde gekloed en droeg een van goud en edel
gesteenten flonkerende kris. Lindgreen sloeg
thans een zeer hoogen toon aan. In zeer harde
bewoordingen verweet hy hem onze slechte
behandeling. Worden Ida's (de hoogste hindoe-
kaste by do Baliörs) zoo behandeld? Want
wy zyn ook Ida's, Ida's van 't gouvernement,
en het gouvernement zal weten hoe.menzijn
Ida's behandelt. De Vorst heeft ons zyn woord
gegeven, dat hij ons vry en ongehinderd naar
Ampenan zou laten gaan, en nu worden wy
als honden in een hok opgesloten zonder
eten en drinken.
Het hoofd liet ons alleen; een oogenbhk
later werd ons weer een djeroek gebracht,
vervolgens ryst en inlandsche gebakjes. Wy
gebruikten er echter niets van, ofschoon wy
er veel trek in hadden. Na eene poos kwam
hetzelfde hoofd by ons, zijne verontschuldi
gingen aanbiedende, dat wy zoo slecht onder
dak waren gebracht, doch in de haast kon
de vorst ons geen ander verbiyf aanwyzen;
hy had reeds last gegeven om een zyner
Justvcroiyven voor ons in orde te brengen.
Ook werd ons weer verzekerd, dat do vorst
een sobat kras (intieme vriend) van het. gou
vernement was, en dat wy naar Ampenan
zouden kunnen vertrekken, maar do vorst
moest nog eerst een brief aan het gouverne
ment schryven; zoodra die gereed, was zouden
wy kunnen gaan. Mot een eeregeleide, be
staande uit tal van hoofden, werden wy nu
in een vlak tegenover de poeii gelegen huis
getracht, in het midden waarvan zich een
groote vyver bevond. Aan den oever van den
vyver stond een huisje, dal; geopend werden
ons als verblijfplaats werd aangewezen. Tal
van menschen waren bezig het huis in orde
te brengen. Lindgreen verzocht dat ook de
achtergebleven militairen hier zouden komen,
doch alleen aan luitenant Van der Plank
en den Europeanen werd die gunst toegestaan,
de overigen moesten in het vorige huis bly ven.
Kort daarop werd ons eten gebracht, afzonder-
luk voor do officieron en voor do overigen:
het verschil bestond alleen in do fijnere en
wittere rijst, die wy kregen. De spy zon be
stonden uit ryst, inlandsoho gebaijes, kleine
pasteitjes van varkonsvleesch en uit mooio
groote djeroeks. Dat wy met smaak aten, laat
zich begrypen, want in geen zen dagen hadden
wy onzen honger kunnen stillen. De ryst was
voortreffelijk, de andere toespijzen kondon wy
evonwel niet naar binnen krijgen. Na don
eten was het allereerste wat wy deden ons
verschoonden.
In geen 6 dagen was ons lichaam met
water in aanraking geweest, zoodat men zich
kan voorstellen hoe groot het genot was, dat
wy ondervonden, toen wy hot heerlijke vocht
op ons lichaam voelden. En ook onze kleeren,
dio w(j al di?n tyd niet hadden uitgoirokken
en vuil waren van bloed, kruitdamp en stof,
doden wy eene reiniging ondergaan. Het genot
van weor een 8choon kleedingstuk aan te heb
bon, was onböschryfelyk.
Nu stelde een hoofd zich aan ons voor,
wien opgedragen was do honneurs by ons
waar te nomen. Ily heette Ida Madé'Sabali.
Ook stoldo hy ons zynen neef Goesti Ngenga
Hoendoo voor, die naast ons woonde en tot
wien wy ons moesten wenden, indien wy het
een of ander noodig hadden.
Den gehoelen tyd dezer gevangenschap heeft
zich deze Gocsli Ngenga Hoendou verdien
stelijk jegens ons gemaakt, geen gastheer
kwam ooit de wenschen zyner gasten - voor
zoover het in zijne macht stond beter en
op voorkomender, beleefder wyze tegemoet
dan dezo Goesti het deed. Urenlang zat ty
bij ons om ons den tyd te korten.
Om 12 uren kwam een lid van het vorstelijk
huis, Ratoa Bagoes, by ons; het was de kroon
prins, dio hem tot ons zond. Na lango pour
pirlere zeido hy, dat de kroonprins ons naar
Ampenan wildo laton vertrekken, maar dat
wy eerst by hein to Mataram moesten komen.
Lir.dgrocn kwam weer op 2yne voorwaarde
terug: óf allen óf niemand.
Wy mochten allen gaanonmiddellyk werd
er iemand afgezonden om do nog in het
andere huis aanwezige militairen hier te bren
gen, c-n toen allen by elkaar waren, (myno
arme gewonden weer zeer primitief op tandoes
gelegc), gingen wy allen den weg op naar
Matararo.
Voorop ging Ratoe Bagoes met nog een aan
zienlijk hoofdwy, officieren, volgden, en achter
ons onze soldaten, die hun gewonde makkers
op van kapotjassen geïmproviseerde tandoes
droegen; terwyi de stoet gesloten werd door
honderden gewapende Baliérs. Zoo gingen wy
door Tjakra. Tjakra was zeer goed versterkt,
«allo wegen, die in of uit de stad leiden waren
door stevigo barricaden versperd en werden
door sterke patrouilles bewaakt. Een treurig
gezicht leverden onzo bivakken op. In het ge
wezen li vak van Mataram heersclrte een zoo
verscbrikkelyke stank, dat het onmogelijk
was er door heen te gaan, zoodat wy een
omweg maakten; krengen van paarden, mee-
rendeels door honden verslonden', verpestten
da lucht; het was ceu gezicht dat het hait
in het lyf deed omdraaien. Na een marsch
van twee uur bereikten w-y den kruisweg
van Mataram. Wy dachten het paleis van den
Kroonprins binnen te gaan, maar onze gelei
der sloeg links er van een zy weg in en hield
voor een grooten bazar halt. Onder den boom
zat een zoon van den vorst, met wien Ratoe
Bagoes een kort gesprek voerde; toen bracht
hy ons in een klein, onaanzienlijk huis en
zeide dat wy hier op den Kroonprins moesten
wachten.
Wy, officieren, traden het huis binnen en
namen plaats in een kleine voorgaandery,
terwyi de militairen voor het huis ge
schaard bleven staan. Ratoe Bagoos begon
nu te onderhandelen, zooals hy zeide uit naam
van den Kroonprins; ook hy wilde alleen de
officieren vryiaten, de anderen moesten nog
oen poos bly ven; wy bleven echter stand
vastig weigeren, zonder al de militairen, ge
zonden en gewonden, to gaan. Waarschyniyk
zouden de betoogingen van Lindgreen ditmaal
een goed gevolg gehad, hebbon, want Ratoe
Bagoes begon ons vprzoek in te willigen, ware
niet op dit oogonblik een Maloier, het kam
ponghoofd van de kampong Malajoe van
Ampenan, binnengekomen. Deze begon ons
littero verwijten te doen, omdat de Companie
zyfï kampong in brand gestoken had, en toen
hy hoorde dat de Kroonprins ons vry wilde
laten gaan, wees hy Ratoe Bagoes op de
voordeek-n, die de vorst van ons kon hebben
als hy ons gevangen hield. Deze overwegin
gen brachten Ratoe Bagoes aan het wankelen.
Op dit oogenbhk viel er een schot van da
vloot. Het geheele huis dreunde en beefde.
Een granaat was op geen vyf meter afstand
van de rustplaats onzer militairen in een
mesthoop terechtgekomen, zonder echter te
springen. Tien minuten later dreunde eon
tweede schot. De om ons verzamelde Baliérs
stoven uiteen. Wij bleven op onze plaats. De
tweede granaat sprong ia een sloot, naast
welke onze gewonden gelegd waren; het water
spatte uit de sloot en stroomde over de kan
ten heen.
Ook wy waren niet erg op ons gemak,
maar geen spier van ons gelaat verried onze
ongerustheid en bedaard bleven wy op onze
stoelen zitten. Ook onze militairen hielden
2ich uitstekend, niemand verliet zyne plaats.
D-ze onverschilligheid en onverschrokkenheid
ging het verstand der Baliérs te boven. Toen
Ratoe Bagoes terugkwam, vroeg hy hoe het
kwam, dat wy voor de granaten niet bang
waren, want als er maar één van gespron
gen ware, zou er niemand van ons ongedeerd
gebleven zyn.
„De kogels der Companie doen de kinde
ren der Companie geen kwaad," luidde Lind-
green's antwoord. Geen der aanwezige Baliérs
twijfelde aan de waarheid van dit gezegde.
Plotseling kwam er een bode in vliegende
haast aanrijder., en zeide iets aan Ratoe
Bagoes in de Balineesche taal; Ratoe ont
hutste, verschoot van kleur, sprong op, ge
lastte ons op te breken en weer terug naar
Tjakra Negara te gaan. Er was een boodschap
van don Vorst gekomen ztide hy de
briet aan den generaal was nog niet gereed
en daarom moesten wy terug.
Zoo gingen wy dan, in do brandende zon,
denzelfden weg weer terug. De arme gewonden
waren uitgeput van vermoeienis en pjjn.
Helling aan invoerrecht naar de waarde
der goederen.
Blijkens het afdeelingsverslag der Tweede
Kamer, werd vry algemeen het streven der
Regoering toegejuicht om ontduikingen der
invoerrechten tegen te gaan en de Rijksmid
delen te versterken, maar sommigen wensch-
ten van deze golegenheid gebruik gemaakt to
zien, om tegenover de hoogere inkomsten
voor het Ryk aan de beloofde opheffing althans
der binnenlandscke tollen gevolg te geven.
Van verschillende zyden werd aangedrongen
op verhooging van ons tarief van invoerrech
ten in protectionistischen sin, hetgeen echter
door andere loden werd bestreden, omdat hier
de quaestio der handelspolitiek buiten be
schouwing moet biyvon, terwijl sommige
voorstanders van de vrijhandelspolitiek, hoe
wel instemmende met het gevoelen, dat ons
veroulerd tarief herzioning behoeft in zyne
technische bepalingen, aarzelden daartoe medo
to werken uit vrees, dat men van die gelogen-
heid zou gebruik maken ton behoeve van het
stelsel vr.n bescherming.
In byr.a alle afdeelingen werd do wensche-
lykheid bepleit, om het stelsel van heffing
naar do waarde der goederen los te laten, en
daarvan een specifieke tariff heffing naar maat,
gewicht en tel in do plaats te stel en. Vele
andore ledon verklaarden zich tegen dit stel
sel, vooreerst omdat een tarief naar de waarde
rekening houdt met de daling en ryzing van
do handelswaarde der goederen, voorts omdat
het wegen, tellen en meten grooto moeiiyk
lieden oploveren, en omdat het stelsel van
specifieke rechten geen of althans zeer weinig
verband hou it met de waarde der goederen.
Men vroeg intussclien of wy thans tegenover
het buitenland geheel vrij zyn oai ten aanzien
van heffing van invoerrechten van stelsel te
veranderen.
Een aantal leden vreesden dat belemmering
van den eerlijken han 'el, en nooieloos opont
houd van de goederen de onvermfidelyke ge
volgen zullen zyn van het stelsel, waarby de
waarde der gosderen door ambtenaren en
commission zal worden bepaald. Een andeie
groep van leden meende dat de uitwerking
van het voorgedragen stelsel, op zichzelve
goed, te fiscaal is, en niet genoeg rekening
houdt met de belangen van den handel. Doch
vele leden verdedigden het wetsontwerp krach-
lig; zonder strenge en ingrypende maatregelen
zyn de kwade praktyken niet meer te beteu
gelen. Men vertrouwde dat de Regeering er
voor waken zou, dat do groote macht, by dit
wetsontwerp den fiscus gegeven, met recht
vaardigheid en takt. zou worden toegepast.
Mocht de ervaring leeren, dat men later het
benaderingsstelsel kon missen, dan zou de
Minister waarschyniyk niet ongeneigd zyn dat
af te schaffen.
Het denkbeeld werd geopperd, doch dadelyk
door andoren bestreden, om nevens de voor
gestelde bepalingen voor te schryven, dat de
ontvanger der goederen de aangifte der waarde
zou opmaken.
Sommige leden hechl ten voor het welslagen
der voorgedragen regeling aan de uitbreiding
van het aantal ambtenarenen de vermeerde
ring van plaatsruimte voor het opslaan der
goederen. De kosten daarvoor zouden, ook
uit oen zuiver finantièel oogpunt, goed be
steed zyn.
Do loopers binnen de
gemeente en de Agen
ten van het Leidgch
Dagblad buiten Leiden bezorgen
op verzoek het Dagblad alléén
des Zaterdag-avonds ad
2'/» Cent per nummer.
Gemengd Nieuws.
Het voorbeeld van den heer De
Groot, te Amsterdam, om zyn ongenoegen
te kennen te geven als er over de opvoeringen
van zyn Nederlandsch Opera-gezelschap niet
naar zyn zin geschroven wordt, vindt navolging.
Trok hy het diploma van den heer Daniél
Do Lange als muziek-verslaggover van het
„N. v. d. D." in en werd dien heer daaren
boven zelfs tegen betaling de toegang tot het
Volkspaleis ontzegd, hetzelfde is, doch eenigs-
zins in anderen vorm, namelyk met een ge
dreigd pak slaag, hier ter stede geschied
vanwege de Nederlandsch© Buffetmaatscbappij
als pachteres van de buffetten der Stadszaal.
Toen onze verslaggever zich gisteravond
al Jaar bevond ter by woning van het concert
van het Amsterdamsche Paleis-orkest onder
directie van den heer Joh. M. Coenen, als
No. 7 van het abonnement, achtte de aanwe
zige vertegenwoordiger van genoemde Maat-
schappy het oirbaar, op zyne wyze, den ver
slaggever eens onderhanden te nemen wat
betreft de twee laatste, in ons blad voor
komende verslagen over de opvoering van
„Erminie' door het Hollandsche Operetten-
gezelschap van de heeren Prot Zn. en over
de voorstelling van het „specialiteiten-gezel
schap" van den heer Vleugcis uit Rotterdam,
waarbij alles als nieuw voor Leiden was
aangekondigd en de op de biljetten beloofde
pantomimes eenvoudig achterwege bleven.
De kastelein was boos, erg boos, en wel
zoo welwillend den verslaggever te presentee
ren hem „op zyn smoel te slaan". Hij had er
nog zoo'n lust in, verklaarde by. Gelukkig
kwam het zoover niet, al stelde de reporter
zich beschikbaar; het bleef slechts by bedroi
gingon met den vinger. Mocht hy het echter
durven wagen in het vervolg weer eens zulk
een verslag te geven, dan zou het er van
komen.
Alsof de Buffetmaatschappy of hy, die het
gezelschap te goeder trouw engageerde, er
een verwijt van is te maken dat zy of hy
er evenals het publiek ingeloopen is!
Een der concert-bezoekers, die het onderhoud
had opgemerkt, verzekerde den verslaggever
dat het nog niet erg ger.oeg was geweest,
wat er in ons blad over de specialiteiten
voorstelling van 2den Kerstavond was gezegd
geworden.
Ofschoon nu ieder kan begrypen dat iemand,
die wil pryzen, waar geprezen moet worden,
en meent te moeten laken, waar gelaakt
moet worden, door eene bedreiging als boven
genoemd er niet toe overgaat zjjno meening
op te offeren, zoo zal men echter ook toe
geven dat daar tegenover staat dat eene
eventueel door bedoelden vertegenwoordiger
noodig geoordeelde toepassing van zyn „op
jouw gezicht slaan," al is men er Jn de verste
verte niet bang voor, niet bepaald eene van
de gezelligste of meest gewenschte is.
E^n overtuigend, argumenteerend bewijs
middel, dat de verslaggever, in zyn oog, on-
gelfik heeft, kan ze evenmin genoemd worden.
Onze lezers zullen het dus niot anders clan
natuurlijk vinden dat onze verslaggever onder
dergelyke omstandigheden h6t concert verliet,
zoodat een verslag er van achterwege bly ft,
evenals dit eveneens het geval zal zyn van
de verdore voorstellingen of uitvoeringen,
welke van de Bufïetmaatschapplj uilgaan,
omdat vooruit niet beloofd kan worden dat
alle verslagen zóódanig zullen zyn, dat ze in
genade zullen worden aangenomen of niet
opnieuw den blykbaar zoo licht ontvlambaren
toorn van den kastelein zullen opwekken.
Dezer dagen zyn uit een war
moeziershuisje van den beer Van E., gelegen
in de "Waard (gemeente Leiderdorp) ontvreemd
drie kippen en een haan.
Ter gerechtelyke schouwing is
gisteren in bet ziekenhuis te Utiecht gebracht
het lyk van W. K. uit Bodegrave, die Woensdag
met een hooivork zoodanig in do hersenen
is getroffen, dat de cood onmiddellijk volgde.
Vrydag zyn to Voorschoten op
aan wy zing van den heer S. S. aldaar aange
houden twee jongens, die met sajet, ventten.
Het bleek weldra dat de sajet gestolen was
te Leiden uit het schip van iemand uit Noord-
wijk, hetwelk in de Mare lag. De verkochte
sajet is in beslag genomen en de dader een
der jongens, die reeds eenige maanden in de
gevangenis heeft doorgebracht ter beschik
king van de justitie gesteld.
Op het te1ephoonkantoor der
gemeente Koudekerk werden gedurende de
maand December 1894 behandeld 129 tele
grammen, namelyk 49 telegrammen verzonden
en 80 telegrammen ontvangen.
Als eone byzonderheid kan worj
den gemeld dat tusschen 25 November en 26
December 11. te Wassenaar geene personen
overleden zyn.
Door den Hoogen Raad werd dezer
dagen eene beslissing genomen, welke voor
den handel van vry groot belang is te achton.
De firma v. d. P. en Zonen, graanhandelaren
te Rotterdam, verkocht voor eenigen tyd aan
een koopman te Zutfen eene party rogge.
Weinige dagen na do ontvangst werd de
kooper failliet vorklaard, zonder de rogge be
taald te hebben. De verkoopster reclameerde
daarop de nog aanwezige en onvermengde
rogge, op grond dat nog geon dertig dagen
verloopen waren sedert de levering. Zij deed
dezo reclame door den curator tesommearen
tot afgifté. De curator willigde aanvankelyk
haar Vordering in en gaf een volgbriefje,
krachtens hetwelk de gefailleerde de aanwe
zige rogge moest afgeven. Toen de verkoop
ster oen paar dagen later op vertoon van
dit briefje de rogge liet halen, werd de af
gifte geweigerd.
Daarop werd de curator in zyn qualiteit
gedagvaard om de aanwezige en gereclameerde
rogge af te geven of by gebreke daarvan, de
waarde daarvan te betalen en tevens tot ver
goeding der schade, door het niet-afgeven
veroorzaakt.
De verkoopster werd door de rechtbank te
Zutfen in hare vordering niet ontvankelijk
verklaard op grond dat wol bint.en dertig
dagen was gesommeerd tot teruggave, maar
eerst na verloop der dertig dagen, bedoeld in
art. 232 Wetboek van Koophandel, was ge
dagvaard. Dit vonnis werd door het gerechts
hof te Arnhem vernietigd, hoofdzakelijk op
grond dat voor do terugvordering, bedoeld in
de artikelen 230 en volgende W. v. K., eene
sommatie voldoendo was.
Tegen 's Hofs arrest kwam de kooper,
wiens faillissement inmiddels geëindigd wa9,
in cassatie, doch door den Hoogen Raad werd
overeenkomstig de conclusie van het O. M.
de beslissing van het Hof te Arnhem gehand
haafd en ook uitgemaakt dat voor reclame
niet binnen dertig dagen behoeft gedagvaard
te worden en eene sommatie binnen dien ter
mijn voldoende is.
Voor den kooper werd in deze gepleit door
den advocaat Jhr. Mr. E. N. De Brauw en
voor de firma Van der P. en Zonen door den
advocaat Mr. D. S. Van Emden.
Voor het kantongerecht te 's-Gra-
venhage werd gisteren de volgende zaak be
handeld, om uitgemaakt te zien of verkoop op
afbetaling is een daad van koopmanschap
volgens art. 3 Wetboek van Koophandel.
Een persoon had van een winkel, wellu
goederen op krediet levert, met wekelijkschen
of roaandelykschen termijn van afbetaling,
ontvangen een kostuum, hoed en nog een
pantalon, ter waarde van f 46. Gedaagde had
bij het ontvangen f 10 en f 11 by wekelyksche
termijnen afbetaald, welke af betalingen waren
afgeschreven in een daarvoor bestemd boekje,
waarin tevens vermeld stond dat de goederen
het eigendom van den eischer blijven zoolang
de geheele som niet is afbetaald.
De ontvanger der goederen bleef in mora
om de nog resteerende f 25 af te betalen.
Een actie van den winkelier volgde, en de
gemachtigde van den gedaagde stelde nu de
goederen, welke volgens het gemelde
boekje eigendom bleven van den leverancier
zoolang het geheele bedrag niet is afbetaald,
ter beschikking van den eischor, wiens go-
machtigde de ontvangst weigerde, omdat hy
daarvoor geene machtiging had.
De kantonrechter zal alsnu Vrydag be
slissen of men bior te doen heeft met een
daad van koophandel overeenkomstig art. Z
van bovengenoemd wetboek.
In een gistermiddag in rtConstan-
tia" te Amsterdam gehouden vergadering van
bakkersgezellen is besloten, de werkstakingen
als geëindigd te beschouwen; d. w. z., dat
nu alle bakkersgezellen vry zyn in hun po»
gingen om een plaats te krygen op een dei
dria fabrieken („de Haan", „de Leeuw", „de
Jonge"), waar in de laatste dagen hot werk
is gestaakt.
Dit besluit komt intusschen - zegt de „Tel."
wel wat laat. Immers, de moeste plaatsen zyn
daar reeds bezet, zoodat het grootste deel
der stakers slachtoffers van hun daad zullen
worden.
Voor zoover dit mogelijk is, krygen do
laatsten nu een plaats in do „Gezellen-bakkery",
door de stakers opgericht, welke zal gevestigd
worden in do vroegere fabriek van „De Jonge
Bakker", waar gisteravond de arbeid werd
begonnen.
Voorloopig vinden daar zeven en twintig
gezellen reeds werk.
liet aantal werklooze bakkersknechts bo
draagt echter 130.
Naar „De Tyd" verneemt, is vanwege het
comité van bakkersgezellen te Amsterdam
het bericht ontvangen, dat de kas van ge
noemd comité niet meer in staat is om heden,
Zaterdag, een loon van f 7 uit te betalen.
Gistermorgen is in de Nieuwe
Leliestraat te Amsterdam by den aardappel
koopman Goossen op zeer geheimzinnige wijze
uit eene portefeuille ontvreemd eene som van
f 1450 aan bankpapier, terwyl uit eon beurs
ongeveer f 50 vermist wordt. De dief moet
iemand zijn, die in het huis van den heer
Goossen goed bekend is. De portemonnaio
zat in den zak van een rok op de slaapkamer.
Do justitie doet onderzoek.
Do justitie uit Roermond is Vry
dag naar Herkenbosch gegaan alwaar do land
bouwer W. H-, ten gevolge eener mishande
ling met zwaar lichamelijk letsel, overleden
is. Do dader is aangehouden.