L O M li O K. De „Wereldkroniek" van lieden bevat den vierden belangrijken brief van dr. Ujlaki. De colonne Llixlgrccn. Nadat onze militairen den eersten honger gestild hadden, kwam een Balineesch hoofd, vergezeld van een schrijver, bij ons; hy vroeg onze namen, informeerde naar den rang dien wy bekleedden, naar het gotal Europeanen, inlanders en gewonden, en schreef of beter liet dit alles door den schrijver opschrijven en verliet ons. Een poosje later kwam een ander hoofd en vroeg ons beiden, Lindgreen en mij, om bij den vorst tu komen. "Wy gingen do poeri binnen en kwamen in oen groot vierkant, in welks midden twee afdaken stonden, Hh 5 meter van elkander verwyderd, en werden onder het eene afdak geleid. liet vierkant was gevuld met gewapende, zeer ryk geklcede Baliürs: roode baadjes de uniform der vorstelijke lijfwacht, zagen wij in menigto. Allen waren voorzien van prachtige, spiksplinternieuwe geweren, meestal nieuw model Winchester magazijn geweren, waarmee intn 15 schoten achtereen kan doen. Tal van hoofden en prinsen gingen langs ons heon, de prinsen gekleed in geelzijden baadjes, met, gouden en ivoren krissen in hun gordel. Wy werden door allen nieuwsgierig bekeken, maar niemand sprak tot ons. Na een kwailieruur wachten kwam de Vorst, gevolgd door een grooton stoet hovelingen. Iiy is een oude, zeer oude man, naar mijne schatting ouder dan 80 jaron; hy heeft zeer intelligento, typisch inlandeche trekken. Rechts eu links werd by door hoofden gesteundccno vrouw, een waaier zwaaiend, liep voor hem uir, en achter hem ging eene vrouw mot een kussen in de hand. Statig naderde de stoet, bij welks verschijning alle aanwezigen diep bogen. Er boerschte stilte. Do vorst beklom met de hulp van twee hoofden het voor hem gere serveerde afdak; achter hem zat de vrouw met het kussen, waartegen do Vorst leunde; beneden hem huikten al de hoofden en prinsen. En nu begon de beraadslaging. Tal van hoofden gingen in en uit. Iedereen hurkte voor den Vorst en bracht zyn verslag mot een zeer luide stem uit. De oude Vorst luisterdo met zeer veel aandacht. Een boodschapper kwam by ons en vroeg onze namen, schreef ze in Balineesch schrifr op een Ionrtaarblad en vroeg hoe wy onze namen in het Maleiscli spelden, want by wildo zo ook in 't Maleiscli opschrijven. Toen hl) dit gedaan had, begaf hy zich naar den Vorst, wien by het geschrevene overhandigde. Ken poosje later kwam een ander gezant tot ons; h(j vertelde ons, dat de vorst, een zeer goed vriend varl het gouvernement was, dat by het gebeurde diep betreurde, dat zeer zeker op oen misverstand berustte, want hy liud aan alles voldaan, wat het gouvernement van hem eischte. Of wy dit alles, zoo eindigde hy, den generaal wilden mededeelen on hem trachten te bewegen, Lombok to veriaten. Tot dusver meenden wy, dat beide generaals gesneuveld waren: nieuwe hoop en gerust held bezielden ons, toen wy hoorden dat de generaal nog te Ampenari was. Lindgreen zeide dat hy den generaal alios zou mede deelen, wat de vorst hem zooevmi zeide; maar hoe kon hy die slechts een zeer ge ring man by het gouvernement was, don generaal bewegen iets te doen of te laten, aangezien deze ook niet uit eigen beweging kon handelen, maar aan booger last, moest voldoen? De boodschapper verliet ons. E-.n oogoublik later kwam weer een ander en deelde ons mode, dat de Vorst slechts de offleioron naar Ampenan wilde laton vertrek ken; de minderen moesten achterbleven tot er ant.woord gekomen zou zijn van don gene raal op don brief, dien wy mee moesten nemen. L-ndgreen verklaarde zich bereid, con briuf medo te nemen, maar alleen dan, wan neer al zijne soldaten, gewonden en dwang arbeiders, ook gingen. De onderhandelingen duurden op deze wyze van halfdrio tot zes uren; telkens kwam er een andere gezant van den Vorst, nooit kwam dezelfde tweemaal. Op alle voorstellen, die de Vorst ons deed, bleef ons antwoord steeds hetzelfde; óf wy gaan allen, zooals de Vorst ons by do capitulatie plechtig beloofd heeft, óf wy biyven allen; maar, heette het van onzen kant hoe kari het gouvernement geloof hechten aan de woorden van den Vorsty als hy het one heilig gegeven woord niet houdt? Na cit antwoord veranderde de tot dusver gunst ge stemming in eene meer vyandigo; wy werden naar do onzen terug gebracht en toon naar een smerig, vuil hok gevoerd, dat ons als verblijf werd aar gewezen. Waarschijnlijk werd uit hok als stal gebruikt, want de grond was met vuil strco bedekt. Onzo manschappen hadden ryst gegeten en volop water gedronken, maar wy, officieren, hadden den geheelcn dag nog geen voedsel goi oten en geen droppel water gedronken, I wy vielen brjn.i om van honger en dorsr, en j al onze verzoeken om voedsel of om een J dronk water bleven onbeantwoord. Zóó brachten wy den geheelen nacht door, bibbe rende van du koude w\j sliepen op den n.lakten grond onze nrrr.u gewonden kermden van pijn en derst. Hit blik beschuit en de djeroeks, die wy van den vorst ten goschenko ontvangen hadden, bewezen ons dien nacht goede diensten. Wy verdeelden de beschuit, alleen do gewonden .kregen de djeroeks en moesten het daarmee tot den volgenden dag stellen. Wat zou deze brengen?? Tegen den ochtend werden wy Lindgreen j en ik weer 'oy den Vorst ontboden. Wy weiden nu in den binnensten dalem geleid, j Ook dezo wemelde van gewapenden en alle wapenen, die wy zagen, waren uitstekend onderhouden, meestal van het nieuwste model, hoewel wy er ook oude percussie- en marine geweren ender zagen. Den Vorst kregen wy dezen keer riet te zien. Er kwam een, naar bet scheen, zeer hooggeplaatst hoofd by ons; hy was in gele zijde gekloed en droeg een van goud en edel gesteenten flonkerende kris. Lindgreen sloeg thans een zeer hoogen toon aan. In zeer harde bewoordingen verweet hy hem onze slechte behandeling. Worden Ida's (de hoogste hindoe- kaste by do Baliörs) zoo behandeld? Want wy zyn ook Ida's, Ida's van 't gouvernement, en het gouvernement zal weten hoe.menzijn Ida's behandelt. De Vorst heeft ons zyn woord gegeven, dat hij ons vry en ongehinderd naar Ampenan zou laten gaan, en nu worden wy als honden in een hok opgesloten zonder eten en drinken. Het hoofd liet ons alleen; een oogenbhk later werd ons weer een djeroek gebracht, vervolgens ryst en inlandsche gebakjes. Wy gebruikten er echter niets van, ofschoon wy er veel trek in hadden. Na eene poos kwam hetzelfde hoofd by ons, zijne verontschuldi gingen aanbiedende, dat wy zoo slecht onder dak waren gebracht, doch in de haast kon de vorst ons geen ander verbiyf aanwyzen; hy had reeds last gegeven om een zyner Justvcroiyven voor ons in orde te brengen. Ook werd ons weer verzekerd, dat do vorst een sobat kras (intieme vriend) van het. gou vernement was, en dat wy naar Ampenan zouden kunnen vertrekken, maar do vorst moest nog eerst een brief aan het gouverne ment schryven; zoodra die gereed, was zouden wy kunnen gaan. Mot een eeregeleide, be staande uit tal van hoofden, werden wy nu in een vlak tegenover de poeii gelegen huis getracht, in het midden waarvan zich een groote vyver bevond. Aan den oever van den vyver stond een huisje, dal; geopend werden ons als verblijfplaats werd aangewezen. Tal van menschen waren bezig het huis in orde te brengen. Lindgreen verzocht dat ook de achtergebleven militairen hier zouden komen, doch alleen aan luitenant Van der Plank en den Europeanen werd die gunst toegestaan, de overigen moesten in het vorige huis bly ven. Kort daarop werd ons eten gebracht, afzonder- luk voor do officieron en voor do overigen: het verschil bestond alleen in do fijnere en wittere rijst, die wy kregen. De spy zon be stonden uit ryst, inlandsoho gebaijes, kleine pasteitjes van varkonsvleesch en uit mooio groote djeroeks. Dat wy met smaak aten, laat zich begrypen, want in geen zen dagen hadden wy onzen honger kunnen stillen. De ryst was voortreffelijk, de andere toespijzen kondon wy evonwel niet naar binnen krijgen. Na don eten was het allereerste wat wy deden ons verschoonden. In geen 6 dagen was ons lichaam met water in aanraking geweest, zoodat men zich kan voorstellen hoe groot het genot was, dat wy ondervonden, toen wy hot heerlijke vocht op ons lichaam voelden. En ook onze kleeren, dio w(j al di?n tyd niet hadden uitgoirokken en vuil waren van bloed, kruitdamp en stof, doden wy eene reiniging ondergaan. Het genot van weor een 8choon kleedingstuk aan te heb bon, was onböschryfelyk. Nu stelde een hoofd zich aan ons voor, wien opgedragen was do honneurs by ons waar te nomen. Ily heette Ida Madé'Sabali. Ook stoldo hy ons zynen neef Goesti Ngenga Hoendoo voor, die naast ons woonde en tot wien wy ons moesten wenden, indien wy het een of ander noodig hadden. Den gehoelen tyd dezer gevangenschap heeft zich deze Gocsli Ngenga Hoendou verdien stelijk jegens ons gemaakt, geen gastheer kwam ooit de wenschen zyner gasten - voor zoover het in zijne macht stond beter en op voorkomender, beleefder wyze tegemoet dan dezo Goesti het deed. Urenlang zat ty bij ons om ons den tyd te korten. Om 12 uren kwam een lid van het vorstelijk huis, Ratoa Bagoes, by ons; het was de kroon prins, dio hem tot ons zond. Na lango pour pirlere zeido hy, dat de kroonprins ons naar Ampenan wildo laton vertrekken, maar dat wy eerst by hein to Mataram moesten komen. Lir.dgrocn kwam weer op 2yne voorwaarde terug: óf allen óf niemand. Wy mochten allen gaanonmiddellyk werd er iemand afgezonden om do nog in het andere huis aanwezige militairen hier te bren gen, c-n toen allen by elkaar waren, (myno arme gewonden weer zeer primitief op tandoes gelegc), gingen wy allen den weg op naar Matararo. Voorop ging Ratoe Bagoes met nog een aan zienlijk hoofdwy, officieren, volgden, en achter ons onze soldaten, die hun gewonde makkers op van kapotjassen geïmproviseerde tandoes droegen; terwyi de stoet gesloten werd door honderden gewapende Baliérs. Zoo gingen wy door Tjakra. Tjakra was zeer goed versterkt, «allo wegen, die in of uit de stad leiden waren door stevigo barricaden versperd en werden door sterke patrouilles bewaakt. Een treurig gezicht leverden onzo bivakken op. In het ge wezen li vak van Mataram heersclrte een zoo verscbrikkelyke stank, dat het onmogelijk was er door heen te gaan, zoodat wy een omweg maakten; krengen van paarden, mee- rendeels door honden verslonden', verpestten da lucht; het was ceu gezicht dat het hait in het lyf deed omdraaien. Na een marsch van twee uur bereikten w-y den kruisweg van Mataram. Wy dachten het paleis van den Kroonprins binnen te gaan, maar onze gelei der sloeg links er van een zy weg in en hield voor een grooten bazar halt. Onder den boom zat een zoon van den vorst, met wien Ratoe Bagoes een kort gesprek voerde; toen bracht hy ons in een klein, onaanzienlijk huis en zeide dat wy hier op den Kroonprins moesten wachten. Wy, officieren, traden het huis binnen en namen plaats in een kleine voorgaandery, terwyi de militairen voor het huis ge schaard bleven staan. Ratoe Bagoos begon nu te onderhandelen, zooals hy zeide uit naam van den Kroonprins; ook hy wilde alleen de officieren vryiaten, de anderen moesten nog oen poos bly ven; wy bleven echter stand vastig weigeren, zonder al de militairen, ge zonden en gewonden, to gaan. Waarschyniyk zouden de betoogingen van Lindgreen ditmaal een goed gevolg gehad, hebbon, want Ratoe Bagoes begon ons vprzoek in te willigen, ware niet op dit oogonblik een Maloier, het kam ponghoofd van de kampong Malajoe van Ampenan, binnengekomen. Deze begon ons littero verwijten te doen, omdat de Companie zyfï kampong in brand gestoken had, en toen hy hoorde dat de Kroonprins ons vry wilde laten gaan, wees hy Ratoe Bagoes op de voordeek-n, die de vorst van ons kon hebben als hy ons gevangen hield. Deze overwegin gen brachten Ratoe Bagoes aan het wankelen. Op dit oogenbhk viel er een schot van da vloot. Het geheele huis dreunde en beefde. Een granaat was op geen vyf meter afstand van de rustplaats onzer militairen in een mesthoop terechtgekomen, zonder echter te springen. Tien minuten later dreunde eon tweede schot. De om ons verzamelde Baliérs stoven uiteen. Wij bleven op onze plaats. De tweede granaat sprong ia een sloot, naast welke onze gewonden gelegd waren; het water spatte uit de sloot en stroomde over de kan ten heen. Ook wy waren niet erg op ons gemak, maar geen spier van ons gelaat verried onze ongerustheid en bedaard bleven wy op onze stoelen zitten. Ook onze militairen hielden 2ich uitstekend, niemand verliet zyne plaats. D-ze onverschilligheid en onverschrokkenheid ging het verstand der Baliérs te boven. Toen Ratoe Bagoes terugkwam, vroeg hy hoe het kwam, dat wy voor de granaten niet bang waren, want als er maar één van gespron gen ware, zou er niemand van ons ongedeerd gebleven zyn. „De kogels der Companie doen de kinde ren der Companie geen kwaad," luidde Lind- green's antwoord. Geen der aanwezige Baliérs twijfelde aan de waarheid van dit gezegde. Plotseling kwam er een bode in vliegende haast aanrijder., en zeide iets aan Ratoe Bagoes in de Balineesche taal; Ratoe ont hutste, verschoot van kleur, sprong op, ge lastte ons op te breken en weer terug naar Tjakra Negara te gaan. Er was een boodschap van don Vorst gekomen ztide hy de briet aan den generaal was nog niet gereed en daarom moesten wy terug. Zoo gingen wy dan, in do brandende zon, denzelfden weg weer terug. De arme gewonden waren uitgeput van vermoeienis en pjjn. Helling aan invoerrecht naar de waarde der goederen. Blijkens het afdeelingsverslag der Tweede Kamer, werd vry algemeen het streven der Regoering toegejuicht om ontduikingen der invoerrechten tegen te gaan en de Rijksmid delen te versterken, maar sommigen wensch- ten van deze golegenheid gebruik gemaakt to zien, om tegenover de hoogere inkomsten voor het Ryk aan de beloofde opheffing althans der binnenlandscke tollen gevolg te geven. Van verschillende zyden werd aangedrongen op verhooging van ons tarief van invoerrech ten in protectionistischen sin, hetgeen echter door andere loden werd bestreden, omdat hier de quaestio der handelspolitiek buiten be schouwing moet biyvon, terwijl sommige voorstanders van de vrijhandelspolitiek, hoe wel instemmende met het gevoelen, dat ons veroulerd tarief herzioning behoeft in zyne technische bepalingen, aarzelden daartoe medo to werken uit vrees, dat men van die gelogen- heid zou gebruik maken ton behoeve van het stelsel vr.n bescherming. In byr.a alle afdeelingen werd do wensche- lykheid bepleit, om het stelsel van heffing naar do waarde der goederen los te laten, en daarvan een specifieke tariff heffing naar maat, gewicht en tel in do plaats te stel en. Vele andore ledon verklaarden zich tegen dit stel sel, vooreerst omdat een tarief naar de waarde rekening houdt met de daling en ryzing van do handelswaarde der goederen, voorts omdat het wegen, tellen en meten grooto moeiiyk lieden oploveren, en omdat het stelsel van specifieke rechten geen of althans zeer weinig verband hou it met de waarde der goederen. Men vroeg intussclien of wy thans tegenover het buitenland geheel vrij zyn oai ten aanzien van heffing van invoerrechten van stelsel te veranderen. Een aantal leden vreesden dat belemmering van den eerlijken han 'el, en nooieloos opont houd van de goederen de onvermfidelyke ge volgen zullen zyn van het stelsel, waarby de waarde der gosderen door ambtenaren en commission zal worden bepaald. Een andeie groep van leden meende dat de uitwerking van het voorgedragen stelsel, op zichzelve goed, te fiscaal is, en niet genoeg rekening houdt met de belangen van den handel. Doch vele leden verdedigden het wetsontwerp krach- lig; zonder strenge en ingrypende maatregelen zyn de kwade praktyken niet meer te beteu gelen. Men vertrouwde dat de Regeering er voor waken zou, dat do groote macht, by dit wetsontwerp den fiscus gegeven, met recht vaardigheid en takt. zou worden toegepast. Mocht de ervaring leeren, dat men later het benaderingsstelsel kon missen, dan zou de Minister waarschyniyk niet ongeneigd zyn dat af te schaffen. Het denkbeeld werd geopperd, doch dadelyk door andoren bestreden, om nevens de voor gestelde bepalingen voor te schryven, dat de ontvanger der goederen de aangifte der waarde zou opmaken. Sommige leden hechl ten voor het welslagen der voorgedragen regeling aan de uitbreiding van het aantal ambtenarenen de vermeerde ring van plaatsruimte voor het opslaan der goederen. De kosten daarvoor zouden, ook uit oen zuiver finantièel oogpunt, goed be steed zyn. Do loopers binnen de gemeente en de Agen ten van het Leidgch Dagblad buiten Leiden bezorgen op verzoek het Dagblad alléén des Zaterdag-avonds ad 2'/» Cent per nummer. Gemengd Nieuws. Het voorbeeld van den heer De Groot, te Amsterdam, om zyn ongenoegen te kennen te geven als er over de opvoeringen van zyn Nederlandsch Opera-gezelschap niet naar zyn zin geschroven wordt, vindt navolging. Trok hy het diploma van den heer Daniél Do Lange als muziek-verslaggover van het „N. v. d. D." in en werd dien heer daaren boven zelfs tegen betaling de toegang tot het Volkspaleis ontzegd, hetzelfde is, doch eenigs- zins in anderen vorm, namelyk met een ge dreigd pak slaag, hier ter stede geschied vanwege de Nederlandsch© Buffetmaatscbappij als pachteres van de buffetten der Stadszaal. Toen onze verslaggever zich gisteravond al Jaar bevond ter by woning van het concert van het Amsterdamsche Paleis-orkest onder directie van den heer Joh. M. Coenen, als No. 7 van het abonnement, achtte de aanwe zige vertegenwoordiger van genoemde Maat- schappy het oirbaar, op zyne wyze, den ver slaggever eens onderhanden te nemen wat betreft de twee laatste, in ons blad voor komende verslagen over de opvoering van „Erminie' door het Hollandsche Operetten- gezelschap van de heeren Prot Zn. en over de voorstelling van het „specialiteiten-gezel schap" van den heer Vleugcis uit Rotterdam, waarbij alles als nieuw voor Leiden was aangekondigd en de op de biljetten beloofde pantomimes eenvoudig achterwege bleven. De kastelein was boos, erg boos, en wel zoo welwillend den verslaggever te presentee ren hem „op zyn smoel te slaan". Hij had er nog zoo'n lust in, verklaarde by. Gelukkig kwam het zoover niet, al stelde de reporter zich beschikbaar; het bleef slechts by bedroi gingon met den vinger. Mocht hy het echter durven wagen in het vervolg weer eens zulk een verslag te geven, dan zou het er van komen. Alsof de Buffetmaatschappy of hy, die het gezelschap te goeder trouw engageerde, er een verwijt van is te maken dat zy of hy er evenals het publiek ingeloopen is! Een der concert-bezoekers, die het onderhoud had opgemerkt, verzekerde den verslaggever dat het nog niet erg ger.oeg was geweest, wat er in ons blad over de specialiteiten voorstelling van 2den Kerstavond was gezegd geworden. Ofschoon nu ieder kan begrypen dat iemand, die wil pryzen, waar geprezen moet worden, en meent te moeten laken, waar gelaakt moet worden, door eene bedreiging als boven genoemd er niet toe overgaat zjjno meening op te offeren, zoo zal men echter ook toe geven dat daar tegenover staat dat eene eventueel door bedoelden vertegenwoordiger noodig geoordeelde toepassing van zyn „op jouw gezicht slaan," al is men er Jn de verste verte niet bang voor, niet bepaald eene van de gezelligste of meest gewenschte is. E^n overtuigend, argumenteerend bewijs middel, dat de verslaggever, in zyn oog, on- gelfik heeft, kan ze evenmin genoemd worden. Onze lezers zullen het dus niot anders clan natuurlijk vinden dat onze verslaggever onder dergelyke omstandigheden h6t concert verliet, zoodat een verslag er van achterwege bly ft, evenals dit eveneens het geval zal zyn van de verdore voorstellingen of uitvoeringen, welke van de Bufïetmaatschapplj uilgaan, omdat vooruit niet beloofd kan worden dat alle verslagen zóódanig zullen zyn, dat ze in genade zullen worden aangenomen of niet opnieuw den blykbaar zoo licht ontvlambaren toorn van den kastelein zullen opwekken. Dezer dagen zyn uit een war moeziershuisje van den beer Van E., gelegen in de "Waard (gemeente Leiderdorp) ontvreemd drie kippen en een haan. Ter gerechtelyke schouwing is gisteren in bet ziekenhuis te Utiecht gebracht het lyk van W. K. uit Bodegrave, die Woensdag met een hooivork zoodanig in do hersenen is getroffen, dat de cood onmiddellijk volgde. Vrydag zyn to Voorschoten op aan wy zing van den heer S. S. aldaar aange houden twee jongens, die met sajet, ventten. Het bleek weldra dat de sajet gestolen was te Leiden uit het schip van iemand uit Noord- wijk, hetwelk in de Mare lag. De verkochte sajet is in beslag genomen en de dader een der jongens, die reeds eenige maanden in de gevangenis heeft doorgebracht ter beschik king van de justitie gesteld. Op het te1ephoonkantoor der gemeente Koudekerk werden gedurende de maand December 1894 behandeld 129 tele grammen, namelyk 49 telegrammen verzonden en 80 telegrammen ontvangen. Als eone byzonderheid kan worj den gemeld dat tusschen 25 November en 26 December 11. te Wassenaar geene personen overleden zyn. Door den Hoogen Raad werd dezer dagen eene beslissing genomen, welke voor den handel van vry groot belang is te achton. De firma v. d. P. en Zonen, graanhandelaren te Rotterdam, verkocht voor eenigen tyd aan een koopman te Zutfen eene party rogge. Weinige dagen na do ontvangst werd de kooper failliet vorklaard, zonder de rogge be taald te hebben. De verkoopster reclameerde daarop de nog aanwezige en onvermengde rogge, op grond dat nog geon dertig dagen verloopen waren sedert de levering. Zij deed dezo reclame door den curator tesommearen tot afgifté. De curator willigde aanvankelyk haar Vordering in en gaf een volgbriefje, krachtens hetwelk de gefailleerde de aanwe zige rogge moest afgeven. Toen de verkoop ster oen paar dagen later op vertoon van dit briefje de rogge liet halen, werd de af gifte geweigerd. Daarop werd de curator in zyn qualiteit gedagvaard om de aanwezige en gereclameerde rogge af te geven of by gebreke daarvan, de waarde daarvan te betalen en tevens tot ver goeding der schade, door het niet-afgeven veroorzaakt. De verkoopster werd door de rechtbank te Zutfen in hare vordering niet ontvankelijk verklaard op grond dat wol bint.en dertig dagen was gesommeerd tot teruggave, maar eerst na verloop der dertig dagen, bedoeld in art. 232 Wetboek van Koophandel, was ge dagvaard. Dit vonnis werd door het gerechts hof te Arnhem vernietigd, hoofdzakelijk op grond dat voor do terugvordering, bedoeld in de artikelen 230 en volgende W. v. K., eene sommatie voldoendo was. Tegen 's Hofs arrest kwam de kooper, wiens faillissement inmiddels geëindigd wa9, in cassatie, doch door den Hoogen Raad werd overeenkomstig de conclusie van het O. M. de beslissing van het Hof te Arnhem gehand haafd en ook uitgemaakt dat voor reclame niet binnen dertig dagen behoeft gedagvaard te worden en eene sommatie binnen dien ter mijn voldoende is. Voor den kooper werd in deze gepleit door den advocaat Jhr. Mr. E. N. De Brauw en voor de firma Van der P. en Zonen door den advocaat Mr. D. S. Van Emden. Voor het kantongerecht te 's-Gra- venhage werd gisteren de volgende zaak be handeld, om uitgemaakt te zien of verkoop op afbetaling is een daad van koopmanschap volgens art. 3 Wetboek van Koophandel. Een persoon had van een winkel, wellu goederen op krediet levert, met wekelijkschen of roaandelykschen termijn van afbetaling, ontvangen een kostuum, hoed en nog een pantalon, ter waarde van f 46. Gedaagde had bij het ontvangen f 10 en f 11 by wekelyksche termijnen afbetaald, welke af betalingen waren afgeschreven in een daarvoor bestemd boekje, waarin tevens vermeld stond dat de goederen het eigendom van den eischer blijven zoolang de geheele som niet is afbetaald. De ontvanger der goederen bleef in mora om de nog resteerende f 25 af te betalen. Een actie van den winkelier volgde, en de gemachtigde van den gedaagde stelde nu de goederen, welke volgens het gemelde boekje eigendom bleven van den leverancier zoolang het geheele bedrag niet is afbetaald, ter beschikking van den eischor, wiens go- machtigde de ontvangst weigerde, omdat hy daarvoor geene machtiging had. De kantonrechter zal alsnu Vrydag be slissen of men bior te doen heeft met een daad van koophandel overeenkomstig art. Z van bovengenoemd wetboek. In een gistermiddag in rtConstan- tia" te Amsterdam gehouden vergadering van bakkersgezellen is besloten, de werkstakingen als geëindigd te beschouwen; d. w. z., dat nu alle bakkersgezellen vry zyn in hun po» gingen om een plaats te krygen op een dei dria fabrieken („de Haan", „de Leeuw", „de Jonge"), waar in de laatste dagen hot werk is gestaakt. Dit besluit komt intusschen - zegt de „Tel." wel wat laat. Immers, de moeste plaatsen zyn daar reeds bezet, zoodat het grootste deel der stakers slachtoffers van hun daad zullen worden. Voor zoover dit mogelijk is, krygen do laatsten nu een plaats in do „Gezellen-bakkery", door de stakers opgericht, welke zal gevestigd worden in do vroegere fabriek van „De Jonge Bakker", waar gisteravond de arbeid werd begonnen. Voorloopig vinden daar zeven en twintig gezellen reeds werk. liet aantal werklooze bakkersknechts bo draagt echter 130. Naar „De Tyd" verneemt, is vanwege het comité van bakkersgezellen te Amsterdam het bericht ontvangen, dat de kas van ge noemd comité niet meer in staat is om heden, Zaterdag, een loon van f 7 uit te betalen. Gistermorgen is in de Nieuwe Leliestraat te Amsterdam by den aardappel koopman Goossen op zeer geheimzinnige wijze uit eene portefeuille ontvreemd eene som van f 1450 aan bankpapier, terwyl uit eon beurs ongeveer f 50 vermist wordt. De dief moet iemand zijn, die in het huis van den heer Goossen goed bekend is. De portemonnaio zat in den zak van een rok op de slaapkamer. Do justitie doet onderzoek. Do justitie uit Roermond is Vry dag naar Herkenbosch gegaan alwaar do land bouwer W. H-, ten gevolge eener mishande ling met zwaar lichamelijk letsel, overleden is. Do dader is aangehouden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1895 | | pagina 8