N°. 10694.
Donderdag 3 Januari.
A0.1895,
§eze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Ticeede Blad.
PERSOVERZICHT.
Feuilleton.
IRIS.
LEIDSCH
DAGBLAD
B
PRIJS DEZER COURANT:
Yoor Leiden per 3 maanden.
f 1.10.
Franco per post
Afzonderlijke Nommers
0.05.
PRIJS DER ADVERTENTIEN:
Yan 1 6 regels f 1.05. Iedore regel meer f 0.17£. Grootore
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad
wordt f 0.05 berekend.
In de jongste „Haagsche Kroniek" der
Nieuwe Groninger Courant lezen we:
De verrassing, die de Duitsche keizer dit
maal ter gelegenheid van het Kerstfeest aan
onze jeugdige Koningin zond, was oen kunst
werk van zeer eigenaardige soort. Verleden
jaar, men weet het, zond do machtige heer-
echer ons Vorstinnotje een paar kolossale
doozon met looden soldaatjes, om baar, het
teedere meisje, als 't ware te herinneren aan
de macht, die ook zij eenmaal over een be
trekkelijk talrijk leger zal uitoefenon; dit jaar
herinnerde 's keizers Kerstgaaf H. M. aan haar
voorgeslacht. Het geschenk bestaat nl. uit een
copie naar de schilderij in 't museum te Cassel,
voorstellende Prins Willem van Oranje als
kind. Het is niet bekend wie de schilder is
van dit eenig portret van den Zwijger in zijn
kinderjaren, maar zeker is het, dat er in ons
land nog geen enkele copie naar bestaat, zoo-
dat H. M. er recht moe verrast was. Op
zichzelf wordt natuurlijk aan deze lieve attentie
van keizer Wilhelm wel eenige beteekenis
gehecht, en ofschoon ik het, rekening hou
dende met de Duitsche gewoonte om 't Kerst
feest aan te grijpen als gelegenheid om atten
ties te bewijzen en mij herinnerende hoo
bijzonder ingenomen keizer Wilhelm zich zoo
wel te Amsterdam, als later te Berlijn en
Weimar met onze jeugdige Koningin toonde,
volstrekt niet vreemd vind, dat Z. M. zich
by 't verdoelen van zyn Kerstgaven ook de
„reizende junge Kömgin von Holland" heeft
herinnerd, mag 't feit, dat hy der ontluikende
maagd nu geen speelgoed meer zond, maar
een fijn gedacht en voelbeteekenend geschenk
en het haar door een z'yner adjudanten, met
een speciale missie afgevaardigd, deed over
handigen, wel als een bewys worden aange
merkt van de aandacht, waarmede keizer
Wilhelm onze jonge Koningin als 't ware by
het naderen van den leeftyd, waarop zy als
vrouw en Koningin haar roeping zal volgen,
blyft volgen. Dit thema verder uit te werken,
zou onvoegzaam zyn; doch dat men in de
hofkringen zelfs reeds combinaties heeft ge
maakt, kan ik u verzekeren.
De lichte ongesteldheid, die de Koningin-
Regentes in de vorige week eenige dagen haar
appartementen deed houden, is geheel ge
weken, zoodat heden, Woensdag, een bal ton
hove zal plaats hebben, en in de laatste dagen
zyn HH. MM. weder dagelyks uitgereden.
Het treft me daarby nu en dan dat onze jonge
Koningin in weer en wind in oen open rytuig
is gezeten (vaak zelf de ponies besturend);
het schynt dat men hierbij aan een soort
van verhardingskuur heeft te denkenblyk-
baar schaadt het H. M. ook niet. Integendeel,
zy ziet er flink uit en groeit heerlijk op.
Ook was de Koningin te Scheveningen, om
de verwoesting te aanschouwen, die de storm
van den Zaterdagnacht heeft veroorzaakt. Zy
was er diep door getroffen en vroeg, in 't paleis
teruggekeerd, aan haar moeder, of daar nu
niets tegen te doen was.
Men had H. M. kunnen verwijzen naar de
gemeenteraadszitting, om het antwoord te
ontvangen. Nadat de Raad eerst een beslissing
had genomen in zake het rioolstelsel, kwam
de vraag ter sprake wat B. en Ws. dachten
te doen om de zoozeer geteisterde Scheve-
ningsche vloot, waarvan circa 80 schepen
door en op en tegen en in elkander geslagen,
verbrijzeld en gehavend zyn, zoodat er min
stens een paar ton schade is geleden onge
rekend de minstens even groote schade aan
de zeeweringen, duinhelling en strandweg,
die over een onafzienbare lengte zyn wegge
slagen, voor geheelen ondergang te redden;
wat voor Scheveningen in de naaste toekomst
was te verwachten, met opzicht tot den sedert
zoovele jaren reeds dringend gevraagdon aanleg
eener zeehavendie vragen sloten zich aan
by eenige zoowel by den Raad als by Burg.
en Weths. ingekomen adressen. En wat was
't antwoord?
Yoor dadelyke hulp werden belanghebbenden
verwezen naar 't Hoogheemraadschap van
Delfland, hetwelk juist plannen heeft om door
golfbrekers op het strand de visscherij den
genadeslag toe te brengen; en wat de toe
komst betreft, de haven daaromtrent was
nog een plan in onderzoekhetwelk echter
inmiddels reeds door de Rfiksregeering is af
gewezen l Alleen met het oog op het gevaar
voor nieuwe doorbraken en overstrooming,
zelfs van Den Haag, hadden Burg. en "Weths.
zich tot de Koningin Regentes gewend, om
haar hulp in te roepen. Voor de visschery
niets! Gy bogrypt hoezeer dit antwoord de
bevolking van Scheveningen grieft en ergert;
men heeft geen woorden scherp genoeg om
't gemeentebestuur te gispen. Ik vind dat
volkomen natuurlijk en tevens verklaarbaar
dat, nadat zich reeds oen der reeders, raadslid
en oud-lid der door wijlen koning Willem III
benoemde haven-commissie, tot H. M. de
Regentes heeft gewend om haar tusschen-
komst in te roepen, thans een vry algemeen
petitionnement te Scheveningen is op touw
gezet, dat waarscbijniyk door een meeting zal
worden gevolgd, ten einde van 't-gemeente
bestuur eenige meerdere medewerking te ver-
krygen dan in het ontwykend antwoord van
don burgemeester is gelegen. Gy weet dat ik
nooit goloof heb geslagen aan 't tot stand
komen van een zeehaven voor de Schevening-
sche visschery; ik heb in het aanbod, in 1888
door den Raad gedaan, om V/t millioen er
voor beschikbaar te stellen, nooit iets anders
gezien dan een uiting van goodon wil om
voor hot onbereikbare steun te beloven;
maar op dit oogenbhk zelfs goen ernstige
poging te doen om de zoo zwaar beproefde
visschersbevolking de hand te reiken, haar,
onder verwyzing naar de toegezegdo l'/2
millioen en naar 't onderzoek van een reeds
veroordeeld havenplan, voor dadelyke hulp by
den duivel te biecht te zenden, dat is on
edelmoedig en beneden do waardigheid van
een goed bestuur. Maar do Raad is er met
dit antwoord niet af let daar op
De voordracht, welke mr. J. A. Levy
onlangs in „Burgerplicht", te Amsterdam,
Naar ,<et Duitsch van C. Marquard Sauer.
1)
I.
Op een halfuur afstand» van de oude
Salzbacher markt Golling bevindt zich de
aan alle reizigers zoo welbekende Gollinger
waterval. Midden door vette, grazige weiden,
waar der Alpen Flora met kwistige hand
hare gaven uitstrooide, voert een gemakke-
ïyke, maar helaas, kale, open weg van do
brug over de Salzach, vlak achter het plaatsje
om, naar het gebergte, dat zich op het onver
wachts aan het oog voordoet. Daar stort zich
in oen dichtbegroeiden bergpas de indruk
wekkende waterval van Schwarzbach zoo
als men beweert eene uitmonding van het
aan de andere zyde van den rotswand gele
gen Koningsmeer met drie tusschenpoozen
over de rotsen naar beneden. Verder op den
achtergrond verheffen zich de naakte klippen
van do reusachtige bergketen de „hooge
Golling." In breede kringen, de vlakte inslui
tend, vernauwt zich die keten naar het zuid
oosten, tot ze uitloopt in* de uitgestrekte
bergengte „Lueg", berucht door de moord
dadige gevechten tu86chen de Beieren en
Tyrolers in het jaar 1809.
Onder de merkwaardigheden van het aan
natuurschoon zoo rijke hertogdom Salzburg
bekleeden de waterval van Schwarzbach en
de rivier de Salzach eene eerste plaats. Ge-
duronde do zomermaanden wemelt het ei dan
ook van gasten, die door de eorlyko verte
genwoordigers der moderne gastvryhoid als
zeer gewenschte voorwerpen ter exploitatie
beschouwd worden. Die „menschenvrienden"
toch zyn gewoon de schoonheden der natuur
voor hun onbetwistbaar eigendom te houden,
en er steeds op uit, ze zooveel mogelyk in
waarde om te zetten.
Op den zonnigon weg naar den waterval
wandelde een jonge man. Do weilanden schit
terden van myriaden dauwdruppels, want het
was nog vroeg in don ochtend. Een paar
minuten te voron had de klok aan de over-
zyde in Golling zes uren geslagen.
Eene boerin, die dien kant afkwam, keek
den eenzamen wandelaar verwonderd aan.
Het bevreemdde haar ongetwyfold, op dit
vroege morgenuur een op zyn stads gekleed
inenschenkind te ontmoeten. De krachtige en
tegelyk slanke gestalte van den jongen man,
met den breedgeranden vilten hoed op, scheen
haar te bevallen.
„Die is ook weergaas vroeg uit de veeren",
mompelde zo, nadat ze hem voorbygegaan
was met den in die streken gebruik&lyken
groet: „Geloofd zy Jezus Christus!" wat
door den vreemdeling met een vroolyk„Goe
den morgen, moedertje!" beantwoord werd;
„in plaats van rustig in zyn bed te liggen,
draaft hy al in alle vroegte naar den water
val! Nu, my ook goed! Maar 't is een knappe
jongen, die stadsman in zyn koffiekleurig
pakl" Daarmede zette h6t oudje haar weg
naar de markt voort.
Behalve do boerin, een paar koeien en den
hield over de bescherming van kin
deren, eindigde met de vraag: Wanneer
zal dit gewichtig vraagstuk ook hier te lande
geregeld worden? en met de verzuchting:
„Wy tobben jaar in jaar uit met onbevre
digde wenschenop zoo velerlei gebied
van wetgeving. Wy hebben sedert 1886 een
ontwerp der Staatscommissie, waarin het
personenrecht is horzien, waarin voor het
huwelyk, de vaderlyke macht, de voogdy
betere bepalingen zyn opgenomen. Wanneer
zal dit eindelyk eens wet worden? Wat
worden, wegens het rampzalig getwist over
het kiesrecht, tal van noodige hervormingen
vertraagd en opgehouden!"
Het Weekblad v. h. Recht teekent hierby
aan: „Wie zal ontkennon, dat er reden te
over bestaat voor die verzuchting? Wy hebben
behoefte niet aan een nieuw Burgerlyk Wet
boek, waarvoor onze wetgevende kracht ook
biykbaar te kort schiet, maar aan veleingry
pende wyzigingen op het gebied van het
privaatrecht, welker noodzakelykheid door
de sociale toestanden der laatste jaren al
meer en meer in bet licbt is gesteld, en
zich in de naaste toekomst nog steeds
dringender zal doen gevoelen. Men denke
slechts, om ons by GöDige voorbeelden te
bepalen, aan het huwe'yksrecht, by name het
huwelyksgoederenrecbf, de ouderlyke macht
en het erfrecht. Moet elke afdoende wijziging
der wettelijke bepalingen, die by ons deze
onderwerpen van burgerlyk recht, met zoo
menig ander, niet dan onvoldoende regelen,
vertraagd worden tot wy aan het einde
zullen zyn met „het rampzalig getwist over
het kiesrecht", dan is dit op zichzelf reden
genoeg om met verlangon uit te zien naar den
lang verwachten reformbill, ook voor hon, die
niet overtuigd zyn, dat wy daarmede het land
van belofte zullen binnentreden".
In donzelfden gpdachtengang beweegt zich
de Prov. Groninger Crt., waar zy wyst op een
aantal maatregelen, die rijp zyn om tot etand
gebracht te worden, op tal van vraagstukken,
waarvoor de tyd om ze hangende do voorbe
reiding eener nieuwe editie van de kiesrecht
regeling af te doeri, voorhauden is: bijv. de
eeds-quaestie, do subsidiëoring van het mid
delbaar onderwys voor meisjes, on3 huwelijks
recht, de leerplicht, de pereooulyke dienstplicht
en nog zooveel meer, dat moest, maar niet
kan ter hand genomon, omdat de partyen zyn
gedesorganiseerd en ontwricht, omdat geen
eenheid van politiek denken, maar louter een
heid van politieke formule deze regeering heeft
byeengebracht, omdat de verkiezingen van
dit voorjaar zoo uitsluitond zyn beheerscht
door het kiesrechtvraagstuk, dat voor die
quaestie en voor schier geen andere oplossing
van deze Kamer te verkrijgen is. Een kabinet
ad hoe: dat en niets anders kan deze regee
ring wezen. Het moge zyn, dat zy voor de
wyziging van het personeel, voor de regeling
der gemeente-financiën, dio de voorbeelden
van Opsterlanden Weststollingwerf loeren het
zoo urgent is geworden dat langer dralen wezen
lyk gevaar brengen kan, eene meerderheid
kan verkrygen, schoon dit nog zeer twyfol-
achtig is; zoolang het kiesrecht mot van de
baan is, blyft het strompelen en sukkelen,
en op dit oogenblik, by de tegenwoordige
samenstelling dor Kamer, meer dan ooit. De
Kamer is inderdaad ontaard in eene verzame
ling van groepen, die geen van allen of tot
regeeron in staat zijn öf eene kracht opleve
ren, waarop de regeering steunen kart, en
alloen een nieuw kiesrecht kan deze wrange
vrucht der jongste ontbinding verwyderen.
En omdat dit zoo is, is het de onafwysbare
plicht dor regeering, de indiening der kies
rechtregeling te bespoedigen, zooveel dit im
mer doenlijk is, en de roeping der Kamer, de
ingediende ontwerpen met de snelheid, die voor
overhaasting bewaart, af te doen. En nu ziet
de Prov. Gron. Cl. niet in, dat het gansche jaar
1895 behoeft te verloopen vóór het tot de
openbare beraadslaging over het kiesrecht
komt. Werd onder de afgetreden regeering
de kiesrecht-regeling aangemerkt als eerste
voorwaarde voor blyvende verbetering, de
samenstelling der Kamer, zooals die op dit
oogenblik is, medebrengende dat voor zoo on
geveer geen enkel vraagstuk, by hetwelk
party inzichten komen kyken, eene solutie te
verkrijgen is, maken de afdoening dringender
dan ooit. De politieke omstandigheden dwingen
tot stilstand in een tyd, waarin aan vervor
ming on verandering telkens meer behoefte
wordt gevojld. Regeering en Kamer mogen
toezien, dat niet door het toedoen van eene
van baar deze „omstandigheden" een uur
langer dan noodig is worden verlengd.
Het Vaderland en De Nederlander van
Kerdyk c. s. nemen het met warmte op voor
de gemeenteraden van Opsterland en
Weststellingwerf, aan wie het aan-
hangigo voorzieningsontwerp „grove verwaar-
loozmg der gemeentehuishouding" ten iasto
leggen wil:
Dat do huishouding van Dpsterland en
Westslelluigworf sehryft Het Vaderland
in verwaarloosden toestand verkeert, omdat
er geen goedgekeurde begrooting is, kan ge-
reedeiyk worden toegegeven. Maar dat is de
vraag niet. Is deze toestand het gevolg van
plichtverzuim en nog wel van grof plichtver
zuim door den Raad, ziedaar de vraag, die
toestemmend moet beantwoord worden, al
vorens do grondwettelyke bepaling toepasselijk
is te achton. Wie durft het beweren? Ziotuor
een Raad, die de zware taak heeft te ver
vullen een armo en berooide, steeds verarmde
gemeento naar don oiach dor Rykswetten to
bosturendie jarenlang, ter; einde toch maar
do noodzakelijkste kosten der buishouding te
bestrijden, do belastingschroef heeft aangezet,
totdat den uitgeputten belastingschuldigen geen
bydrago byria meer te ontpersen viel; dio
allo gegoede ingezetenen de grenspalen dor
gemeente zag ontwijkon, zonder dat de wet
hem gelegenheid gaf ze tot eemgo bijdrage
te verplichten, terwijl wel do wet hom dwong
allerlei uitgaven in 't algemeen belang lo
doen; die tal van pogingen in 't werk stelde
om nieuwe bronnen van bestaan te openen
en de meer en meer om zich grypende werk
loosheid te bestryden, doch by hooger colleges
telkens het hoofd stiet; dio eindelyk in arren
moede vraagt om een penningske meer uit
de schatkist ten behoeve van de ten onder
gang neigende huishoudmg, maar wederom
afwijzend bescheid ontvangt: een Raad, die,
geen uitweg meer ziende, de begrooting niet
opmaken kan, gelijk door hooger bestuur
wordt gevorderd, en die op al zyn zwoegen
en slaven ten antwoord krygt: „Ga weg, gij
luie en onnutte dienstknecht, gy hebt de taak,
waarover gy gesteld zyt, groveiyk verwaai-
loo3d."
Zal de Tweede Kamer bereid worden ge
vonden, dezen gemeenteraad, al is het er
een van een onbeduidend gemeentetje, dien
kaakslag too te dienen? vraagt Bei Vad.
Zy heeft er de macht toe en de Grond
wet heeft een wapen gesmeed, dat gemaakt
is om te worden gebruikt. Een oplossing zal
er moeten komen. Maar zal zy het recht
hebben een gemeenteraad plichtverzuim te
verwijten, dio oDder zeer ongunstige omstan
digheden het bestuur moet voeren en de moge
lykheid niet ziet, het te doen naar genoegen
van hooger bestuur?
De redding ligt niet in oeno uitzonderings
wet, dio den geest der Grondwet verkracht,
maar in eene algemeen werkende wyziging
der Gemeentewet. Indien de wetgever in 1851
het geval, waarvoor wy mans staan, had
voorzien, dan zou hy zeker niet nebben nage
laten eene regeling te treffen, die in over
eenstemming is met do bevoegdheid, reeds
thans aan Gedeputeerde Staten gegeven, om
een gemeentebegrooting te wyzigeu, wanneer
do Raad weigert uitgaven, waartoe hy wet
tel yk verplicht is, op de begrooting te brengen,
en wanneer ny weigert, zoodra die er door
Gedeputeerde Staten zyn opgebracht, de
middelen lot dekking aan te wyzon. Voor een
geval als zich thans te Opsterland en West-
stellingwerf voordoet, geve men aan Gedepu
toerde Staten de bevoegdüeid, de begrooting
van uitgaven en inkomsten beide te wyzigen,
zoo noodig ie beltin g-kohieron op te maken
en leeningon uit le suuyven, onder contióio
der Regoering.
En in donzelfden zin sehryft de radicale
Neder lan dei'
Van opzet of odwü, om te zorgen voor de
hun toevertrouwde belangen, blijkt uit do
stukken mots. Do gemeen ter aden verkeerden
blfikbaar in de meening, dat. zft hot bolang
der gemeonto slecht zouden baimrtigon door
aan den wenscb van Uucieputooide Staten go-
volg te geven.
Zy kunnen zich daarin hebben vergist, maar
uit niets biykt, dat men recht heeft hen te
beschuldigen, dat zy zicb tegen de wenken van
bet hooge college hebben verzet om verwarring
te stichten. Hunne function als leden van den
gemeenteraad bleven zy ny voortduring naar
behooren verrichten.
Van werkstaking was goon sprake, want,
zelfs toen zy hunne mandaten ter beschikking
dor kiezers hadden gesteld, bleven zij toch
trouw op hun post, ja gingen zy zelfs nog de
begrooting over lö95 behandelen. Heteenigo.
wat men hun kan verwyton, is, datz.yinhot
hond, die post had gevat voor het aan don
ingang van het bosch gelegen logement, had
onze wandelaar, als hy de boven het gras
zwevende kapelletjes en do in het graa pie
pende krekeltjes met meerekende, geen ander
levend wezen ontmoet.
De jaloezieën van het gebouw waren nog
gesloten, 't Was doodstil in huis. Alleen de
hond wandelde op zijn doode gemak achter
het hek op en neer. Hij scheen het niet de
moeite waard te vinden den voorbyganger
aan te blaffen, maar stelde zich tevreden
hem met de oogen to volgen, tot hy den
hoek omsloeg. Het dier zette daarop zyne
bespiegelende morgenwandeling voort.
Io het bosch aangeland, ging do jonge man
op een met mos begroeid rotsblok zitten,
legde zyn plaid naast zich neer en zette zijn
hoed af, om zyn voorhoofd af te drogen. Hy
streek daarby het dikke, donkerbruine haar
naar achteren en haalde diep adem.
„Hè, dat doet een mensch goed!" was
zyn uitroep. „O, eenzaamheid van hot woud,
wie is in staat u in uwe maagdelyke kui3ch-
heid af te malen? Woorden zyn daartoe even
arm als het penseel eens schilders. Muziek
alleen vermag door tonen weer te geven, wat
de adem der natuur de ziele zachtkens toe
fluistert. Weer te geven, ja, maar helaas hoe
gebrekkig! Daarby moet onze arme kunst zich
nederleggen."
Zyn hoed op de reisdeken werpend, steunde
hy zyn kin in de hand en keek peinzend
naar het harmonisch samensmelten van boom
groen, morgengeur en zonnegloed.
Met drounend bruisen, als van eene naar
omlaag rollende lawino, kondigde de water
val zyne nabyhoid aan. De droomer lette
daar niet op, maar luisterde naar het heldere
gezang van een vogel, dat zich aan het
ruischen van den waterval paarde.
Hy haalde een notitieboek uit zyn zak en
begon yverig teschiyven. Maar al heel spoedig
liet hy de hand, die mot het potlood gewa
pend wa3, zinken en schudde het hoofd.
„Het gaat niet!" zuchtte hy. „Zou hot
waar zyn, dat de lente het schoonst bezon
gen wordt achter de warme kachel? Ik zon
het haast gaan gelooven, want ik begon ook
met de gedachte, dat ik gemakkelyk in tonen
zou kunnen uitdrukken, wat er in myn ge
moed omgaat, en nu ik het beproef, laat
myn scheppingskracht my geheel in don
steek. Hoo houterig grynzen my die op papier
gebrachto gedachten aanHoe goed verstaat
gy uw kunst, gevederde zanger in de takken
daarboven, hoeveel beter dan ik, arme stum
per hier beneder%! Wat uw kleine borst ont
roert, galmt ge uit in trillers en loopjes,
waaraan menige prima-donna een voorbeeld
zou kunnen nemen, en ik ben niet eens in
staat een simpel liedje voort te brengen
Weg met u, gy misbaksel!" ging hy voort,
terwyl hy bot blad uit zyn boek scheurde,
in elkaar frommelde en op het mos gooide.
„Er zijn slechte liedoren genoeg in de
wereld. Het is inderdaad niet noodig ze nog
met één te vermeerderen 1"
Hy stak het boek in zyn zak, raapte plaid
en hoed van den grond op en maakte zich
gereed om op te staan. Zyne mismoedige
stemming was niet van langen duur en met
vluggen tred sloeg hy het pad in, dat naar
don waterval voerde.
By den ingang naar den bergpas bleof hy
staan en keek naar het water, dat zich mot
een oorverdoovend geraas in de diepte stortto.
In sneeuwwit schuim veranderd, spatte het
op en vervulde do rotsholte mot in de zon
schitterenden damp, terwyl de hoofdader, in
eene menigte kleine stroompjes verdeeld, zich
door de steorion baan brak, om verder op do
helling, weer vereemgd met de zijkanalen,
haar weg dalwaarts te vervolgen. Een yzige
lucht woei hem tegen. Hy sloeg zyn plaid
over den schouder en maakte zich juist ge
reed by de eerste kromming van den weg
verder te stygen, toen zyn oog plotseling op
een voorwerp viel, waarvan de aanwezigheid
aan deze plaats en op dit uur hem byzonder
vreemd voorkwam.
Vlak aan don oever, op een met mos en
struikgewas begroeid rotsblok, dat door het
kristalheldere water bespoeld werd> lag, half
in den vloed gedompeld en waarschijnlijk
door den stroom hier aangedreven.oen
dameshoed van fijn stroo, met breede, zwarte
keelbanden. Om den bol was een kleine,
door de golven deeriyk gehavende krans van
fri88ctie bladeren gewonden. Een dor linten
had zich om een lagen struik geslingerd en
daardoor een houvast gevonden, terwyl het
andere door de golven wild heen en weer
werd bewogen.
Vervolg ommezijde.)