N°. 10693. Woensdaa; 2 Januari. A\ 1895. (Beze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Dit nomnier bestaat uit TWEE Bladen. Eerste Blad. Leiden, 31 December. LEIDSCH DA&BLAD PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden. 1.10. Franco per post 1.40. Afzonderlyke Nommers 0.05. PRIJS DER ADVERTENTIEN: Van 1-6 rogels f 1.05. Iedere regel moer f 0.171. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeron buiten de stad wordt f 0.05 berekond. Officiëelo Kennisgferinjjen. RAAD9BE8LUIT van den 27eten September 1694, voor bet beffen van havengelden voor vaartuigen en hout dotten, die de gomeentewateren in LEIDEN binnenkomen. Do Bnrgome.:8tor en Wethouders van Leidendoen te weten, dat door den Raad dier Gemeente, in zijne Vergadering van don 27eton Septomber 1894, ie vastgesteld do volgende Verordemng: B41DIBESLU1T voor het heffen van Havengelden voor vaartnigon en houtvlotten, die de gemoentewatoren in Leiden binnenkomen. Artikel 1. Er wordt naar hunne netto inhoudegrootte voor vaaituigen en voor houtvlotten, dio do gemeente- wateren in Leiden binnenkomen, met uitzonderiog van de vaartuigen en houtvlotten, in art. 5 genoemd, eone belasting geheven naar het volgende tarief; Havengeld 1°. Voor eo.i stoomboot per MA elke reis. ƒ0.02 2°. Voor een vaartuig beneden de 10 M3., geen etoombi ot zgnde, per reis0.10 3°. Voor oen vaartuig van 10 M3. en daar boven per M3. elke reis. „0.02 4°. Voor houtvlotten per vlot0.25 Hot havengold kan voor do sub 1, 2 cn 3 bo- doeldo vaartuigen voor een geheel jaar bijwijze van abonnement vooruit betaald wordenhet bedraagt één gulden per M3. per jaar voor elk vaartuig beneden 10 M3. en bovendien voor elk vaartuig van 10 M3. en daarboven vijftig cents per jaar voor eiken M3. meer dan 9 M'. Artikel 2. Als netto iDboudsgrootte van een vaartuig wordt aangenomen die volgens den Rijksmeetbnef. Bij gemis van een meetbrief km ook worden aan genomen de iDboud volgens hot patent of andor document, ten genoegen van don ambtenaar, voor de ODtvangst der belasting aangewozen. Bij gebreke daarvan of bij weigering om bot stuk to vertooDen, wordt do inhoud van het vaartuig door den ambtenaar of dious gemachtigde geschat en ia do belasting naar do echatt'mg verschuldigd, tenzij de eohipper of eigenaar verkiest, dat bet vaartuig op zijne koBten door non deskundige, door Borg. en Wellis, aan te wijzen, worde gemeten volgens de regelen daarvoor bij hot Rijk vastgesteld of nog vast to stellen. Wanneer het havengeld naar echalting is geheven cn binnen twee maanden na do betaling daarvan een Rijksmeetbrief wordt aangeboden, wordt, tenzij de schatting hot gevolg was van weigering om hetetnk te vortoonen, hot te veel borokonde teruggegeven. Artikel 3. Do belasting is verschuldigd door den schipper of eigenaar van bet vaartuig, hetwelk het gemeente- water te Leiden binnenkomt. Artikel 4. De belaetinf voor houtvlotten is verschuldigd door den schipper of eigenaar van het houtvlot. Artikel 5. Aan dece belasting zijn niet onderworpen: De roeiboot bjj een vaartuig bohoorende, waar voor havongold verschuldigd is. b. Nieuw gebouwde vaartuigen, die voor de eersto maal vaarklaar zijn gemaakt en geen lading in bobben. c. Houtvlotten, geborgen in gemeente water, daartoe door Burg. en Weths. aangewezen. d. Vaartuigen en houtvlotten, die do gemeente binnenkomen aan de zijde van de Sckrgversbrng of aan de zydo van het Galgewator het territoir der gemeento Loidon in do richting Schrgversbrug, Haven, Oude Vest en Galgowator of omgekeerd rechtstreeks doorvaren en van de gemeentewateren geen gebruik maken als los- of laadplaats of als verblijfplaats. e. Roeibootjes van 2 Ms. of minder iDboudsgrootte. Artikel 6. De invordering geschiedt door de daartoe door Burg. en Weths. aangestelde ambtenaren. Artikel 7. Dit besluit treedt in werking op den dag, waarop ▼an do verleende Koninklijke goedkeuring afkondi ging is geschied. Gedaan te Leiden, ter openbare Raadsvergade ring van den 27sten Sep'ember 1894. De Burgemeester, F. WAS. De Secretaris, E. KIST. Zijnde de heffing dezer belasting goedgekeurd bij Koninklijk besluit van dea 4den December 1894 No. 4, waarbij tevens is aangehaald de verordening, rege lende do verordening dier belasting van 27 Septem ber 1894. En is hiervan afkondiging geschied waar bet behoort den lsten Januari 1895. Burgemeester en Wethouders voornoemd, F. WAS, Burgemeester. E. KIST, Secretaris. De Burgemeester eD Wethouders van Leiden doen to weteD dat door deD Raad dier gemeento, in zijne vergadering van den 27aton September 1894, is vast gesteld do volgende verordening- VERORDENING betreflende de invordering van de Havengelden voor vaartuigen en houtvlotten, dio de gemeentewateren in Leiden binnenkomen. Artikel 1. De betaling van deze belasting geschiedt tegen quit&ntie in banden van een der ambtenaren, door Burg. en Weths. aangesteld en met de ontvaDgst daarvan belast of door ben gemachtigd. De ambtenaren leggen, alvorens hunne betrekking to aaDvaardeD, in banden van Burg. en Weths. den eed of de belofte af, dat zij de aan hunne betrekkieg verbenden verplichtingen eerlijk en vljjtig zullen vervullen. Zij zijn verplicht len genoegen van Burg. en Weths. een borgtocht te stellen. Artikel 2. De betaling geecbiedt dadelijk na aankomst van liet vaartnig of vlot of na de vormiDg van dit laatste. Artikel 3. Het bewijs, dat de belasting is voldaan, moet steeds aan boord van het vaartnig aanwezig zijo. Do schipper of die hem vervaDgt is gedurende zijn verblijf in de gemeente verplicht dat bewijs op de eersto vordering vaa de in art. 1 genoemde ambte naren of bon gemachtigde, do havenbedienden en de ambtenaren belast met het toezicht op do invor dering der plaatselijke belastingen te vertoonen, bij gebreke waarvan bij alsnog het havongeld verschul digd is. Artikel 4. Do overtreding of poging tot overlrediDg van de verordeningen op de heffing en do invordering van havengeld wordt gestraft overeenkomstig de bepalingen van de artt. 270, 271, 272 en 273 der gemeentewet. Artikel 5. Do in art. 1 en 3 genoemde ambtenaren houden registers, waarin zij do ontvangen havengelden bo- boorlyk opteekeneD. Die golden worden elke maand of zooveel vroeger als Burg. en Weths. zulks noodig oordeolen door hen bij den Gemeente-Ontvanger verantwoord on gestort. Gedaan te Leiden ter openbare Raadsvergade ring van den 27sten September 1894. De Bargomeester, F. WAS. Do Secretaris, E. KIST. Zijnde deze Verordening aangehaald bij Koninklijk besluit van den 4den December 1894 N°. 4. En is biervan afkondiging geschied waar het bohoort, don lsten Januari 1895. Burgemeester on Wethouders voornoemd, F. WAS, Burgemeester. E. KIST, Secretaris. In de afgeloopen week slaagde voor het examen van machinist-leerling W. Van Rhfin, alhier, leerling der openbare jongensschool 2de kl. In dit jaar bereikten dus 4 leerlingen dier school hun doel. Twee slaagden voor de Kweekschool voor Zeevaart (Kees Cramer en Piet Scholten) en twee voor de Machinisten- school te Amsterdam (Piet Perdyk en Willem Van Rhyn). Nu het bekende modern-godsdienstige dagboek „Het Morgenlicht", 27 jaren onder leiding van dr. L. Slotemaker verschenen, opgehouden heeft te bestaan, tracht de heer S. Kutscb Lojenga, predikant bij de Doops gezinde gemeente te Leiden, in liet gemis te voorzien on geeft, beginnende men den lsten Januari, een nieuw „Godsdienstig Dagboek" uit. Onder de medewerkers, eene achtbare r(j van moderne theologen, wordt ook de redacteur van „Het Morgenlicht" genoemd. Uit de eerste aflevering Januari 1895 zien wy, dat de opzet van het boek het oude voor beeld volgt. Voor eiken dag eene overdenking van ongeveer een groot octaaf bladzijde druks, met tekst en een paar gezangverzen. De uitgave geschiedt door de firma C. Kooyker alhier. Gedurende de 1ste helft der maand Dec. zyn aan het postkantoor alhier bezorgd de volgende brieven, welke, door onbekendheid der geadresseerden, niet besteld konden worden: H. P. Peeters, Almeloo; Ankersmit, wed. Brand van Batenburg, Schivert, Amsterdam; H. Milo, Ede; C. Van den Burgh, K. Keere- weer, 's-Gravenhage; G. A. Van den Akker, Hazerswoude; J. B. A. M. v. d. Berg, Utrecht; Pennenberg, Vlaardingen. Briefkaarten: Jansen, Bergen-op ZoomJ. M. Wetstein, niet vermeld. Brief, bestemd voor het buitenland: W. Schouten, Londen. Voor het examen in boekhouden vanwege de Vereeniging van handels-- en kantoorbe dienden „Vooruit", te Amsterdam, zyn geslaagd de hoeren C. A. J. Simonis, van Leiden, en H. Nieuwenhuis Dzn., van Lisse. De 2de zitting voor den militieraad zal voor de gemeente Lisse gehouden worden te Leiden op Maandag 14 Januari a. s., des voormiddags te halfelf. Men schrijft ons uit Hillegom: Den 29sten dezer vergaderden de inleggera van de geèclipseerde Spaarkas alhier in „café Flora". De beide commissarissen hadden verklaard dat zij de ƒ3000, als bijdrage in het tekort, alleen dan gaven, wannoer ook de afdeeling Bloembollencultuur en eenige andere inleggers (die hun namen niet op de lyst hadden ge- teekend) daarin meedeelden, aangezien het niet onmogelijk was, dat die vereeniging, enz. hun een proces aandeed. Na eenige discussiën werd besloten naar de overige inleggers te gaan, om hun te vragen of zy genoegen namen met 70 pet., terwijl degenen, die wel op de lijst geteekend hadden, 88'/2 pet. kregen. Tevens werd ter kennis gebracht dat men van af het jaar 1882 maar 3 pet. rente kon uitkeeren, in plaats van 4 pet. Vermoedelijk zal men a. s. Zaterdag over gaan tot het uitbetalen der ingelegde sommen. De corpscommandanten zyn door den minister van oorlog gemachtigd, om, ovenals vorige jaren, van 31 Dec. tot 4 Januari a. 8., op aanvrage, het benoodigde militair personeel beschikbaar te stellen ten behoeve van den postdienst. Z. D. Hoogw. de bisschop van Haarlem heeft benoemd: tot professor aan het semi narie Hageveld den weleerw. heer J. M, J. Van Rooy; tot kapelaan te Vlissingen den weleerw. hoer A. Th. Hellegers; tot kapelaan te Rotterdam (H. Laurentius) den weleerw. heer J. Th. Lagerweytot kapelaan te Spier dijk den weleerw. heer J. St. Van Buchem, en tot kapelaan te Schiedam (O L. Vr. Visitatie) den weleerw. heer J. Postma. Het „Vad." deelt thans mede door den heer Schepel gemachtigd te zyn het bericht tegen te spreken, als zou hy zich voor in voerrechten op graan hebben verklaard. Het „Vad." voegt er aan toe: „Dat de heer S. ten aanzien van graanrechten zou verklaard hebben, dat er „ook veel voor te zeggen viel", is best mogelyk, maar zoo iets zegt men alleen, als men van oordeel is, dat het tegen de overhand heeft." De „Ingenieur" verneemt dat in de Ver eeniging voor do staathuishoudkunde en de statistiek als praeadviseurs over het vraagstuk van minimum loon en maximum-arbeid zullen optreden de hoeren: D. E. C. Knuttel, ryks bouwmeester te 's-Gravenhage; prof. Reiger, te Groningen; D. W. Stork, fabrikant te Hengeloo, en mr. M. W. F. Treub, wethouder te Amsterdam. De generaal majoor, inspecteur der infan terie, heeft in eene circulaire aan de corps commandanten van dat wapen zyn gevoelen medegedeeld over de maatregelen, welke ge nomen moeten worden tot vermeerdering der bevolking van de cursussen by de corpsen, die door de hoogere eischen zeer is achter uitgegaan, zoodat zelfs de vraag ryst of in 1895 het aantal aan den hoofdcursus open te stellen plaatsen wel geheel zal kunnen wor den vorvuld, hetgeen met het oog op de aan vulling van het officierscorps b. t. 1. en in Oost Indië voor 1897 en volgende jaren wen- schelyk wordt geacht. In de Eerste Kamer hield de heer Fransen van de Putte de aangekondigde -interpellatie of de Regeering en de Gedeputeerde Staten wel allen aandrang hadden uitgeoefend op Delfland, sedert de waarschuwing van den heer Conrad van het voorjaar, om maatregelen te nemen, ten einde de zeewering by Schevemngen te versterken. De interpellant vreesde dat nu misschien geheel Zuid-Holland zou kunnen onderloopen en al was dit, gelyk de minister betoogde, misschien overdreven, gevaar voor de omgeving bestaat er zeker. De geruststelling van den minister bestond daarin, dat er op het papier reeds krachtige maatregelen genomen zyn. Bij koninklijk besluit van 29 dezer is de heer L. J. Veltman, tooneelspeler t9 Amsterdam, bonoemd tot ridder in de orde van Oranje-Nassau. De Staatscourant van 30/31 Dec. bevat een koninklijk besluit van 29 dezer, waarbij aan jhr. mr. W. A. C. De Jonge, op zijn vorzoek, met ingang van 1 Jan. a. s., eervol ontslag wordt verleend als lid van den Raad van State, met dankbaarheid voor de lang durige en gewichtige diensten, aan de kroon en den lande bewezen. Tot directeur van hot Kon. Zoöl. Bot. Genootschap in Den Haag is benoemd do heer N. D. Dietz, gopens. majoor der inf. van het leger h. t. 1., met 177 stemmen. Opdeheoren H. E. Munniks de Jongh, oud-hoofdofficier van het O.-I. leger, en E. Grevo, gep. kapt. O. I. leger, waren respectievelijk 128 en 18 stemmen uitgebracht, terwijl er nog 5 stem men van c onwaarde waren. Bij koninklijk besluit is de heer Jacob Backer Jr., te Amsterdam, met al zijne wettige zoo mannelijke als vrouwelijke af stammelingen in den Nedorlandschen adel verheven, met de praedicaten van jonkheer en jonkvrouw. Door den minister van oorlog is bepaald dat bij het reg. gren. en jagers, by het 6de en het 3do reg. inf. een proef zal worden genomen met de gewijzigde uitrustingsstukken, als: ledergoed, ransels, eetketels, veldflesschen, sjako's en lakensche kleeding, zoomede met de schoenen. Deze proef staat in verband met het streven, om het gewicht der bepakking van den infanterist zooveel mogelijk te ver minderen. De gewone audiëntie van den minister van oorlog zal op 3 Jan. a. s. niet plaats hebben. Het stoomschip „Borneo" vertrok 29 Dec. van Rotterdam naar Java; de „Maasdam" ver trok 29 Dec. van Rotterdam naar Nieuw-York met 41 kajuits- en 104 tusschendeks passagiors. Bij koninklijk besluit is met ingang van 16 Jan. 1895 benoemd tot directeur van de bijzondere strafgevangenis voor vrouwen te Gorkum, J. Bor, thans cipier van het huis van bewaring, voorloopig tevens hulp-strafge vangenis te Tiel. Benoemd tot kantonrechter te "Woerden, mr. J. C. Von Briel Sasse, thans griffier by het kantongerecht te Zaandam. Met ingang van 1 Jan. 1895 benoemd tot commies chartermeester by 's Ryks archief in Utrecht, mr. J. G. C. Joosting, thans rechts kundig ambtenaar by het gemeente-archief van Utrecht. Aan E. Licops, geboren te Tongeren, ver gunning verleend de geneeskunst uit te oefe nen op Nederlandsche zeeschepen, met uit zondering van oorlogsvaartuigen, onder voor waarde, dat hy de wettelijke bepalingen om trent de uitoefening dor geneeskunst in Nederland stiptelyk nakomo. Benoemd by het personeel van den genees kundigen dienst der landmacht, tot officier van gez. 1ste kl. de officieren van gez. 2de kl A. P. G. F. Giese en P. A. Ziegeler. Aan den hoofdcommies by het dep. van koloniën J. J Perk de titulaire rang van referendaris verleend. Aan jhr. mr G. J. Th. Beelaerts van Blok land, te 's-Gravenhage, vergunning verleend tot het aannemen der versierselen van com mandeur der Leopoldsorde. JOe Nieuwe «Jongen. In het „Leidsch Dagblad" van Zaterdag avond, 1ste blad, beeft reeds eene korte in houdsopgave, overgenomen uit de „Nieuwe Rott. Courant", gestaan van dezo noviteit, het Londensche lachsucces. Van dat gedeelte myner taak ben ik dus ontslagen, ik kan my nu bepalen by eenige algemeene bemerkingen. Het is een lachsucces, do bladen hebben er niets te veel over gezegd. De inhoud is klink klare onzin, maar dat is minder, want.het is een goed soort onzin. Het is dol en uit gelaten van het begin tot het pinde, zóó zelfs, dat men soms in stilte zou wenschen nu eens pen oogenblik rust te hebben van die opeen stapeling van zotheden, maar die verademing wordt, behalve in de pauze, niet verstrekt en men moet lachen, of nien wil of niet, van het begin tot het einde. Dit is de eenige eisch, dien deze klucht stolt en daaraan wordt van ganscher harte voldaan. Dat is nu wel geen kunst, hoogo noch lage, (hoewel het zeker eene merkwaardige gave is om zóóveel dwaas heden opeen te stapelen) maar het is een stuk zooals het wezon moet voor verreweg het grootste deel van ons schouwburgminnend publiek. "Want laten wij eeriyk zyn en het ronduit bekennen: dat verlangt niet naar ge weldige impressies, fijne emoties, intens genot, loop heen, allemaal gekheid, dat wil zich in de komedie op eene gemakkelyke manier amuseoron. Het wil kalm en gezellig zitten, een praatje maken met de buren, kyken en dan lachenHuilen is soms ook zeer gewild, vooral bijwyzo van afwisseling, maar als regel wordt lachen toch meer gezocht. Ik zal do laatste zijn om daar aanmerking op te maken. "Wie na zyn of haar dagelyksch werk somtyds in do komedie komt, zoekt daar ontspanning en geene inspanning. En nu mag men over het Tooneel in aard en strekking zeer hoogdravende en verhevene theorieën ver kondigen, ik heb er niets tegen, er is een heele boel waars in, maar ik blyf volhouden dat het tooneel bestaat voor liet volk, in den besten en ruimsten zin des woords, en niet uit sluitend voor enkele fijnbesnaarde en buiten gewoon bezintuigde artisten. Zoolang dit nu zoo is, en dat zal wel altyd zoCfbiyven, is het een geluk, dat er menschen zijn als Arthur Law, die dergelijke kluchten als „De Nieuwe Jongen" uit hón mouw schynen te schudden. Men lacht, men schatert soms en daarmede is het afgedaan. Met hot voldane gevoel: „Ziezoo, dat hebben wy alweer gehad,'twas leuk", kan men huiswaarts keeren en daar anderen nog eens vermaken door oen enkele goede ui over te vertellen. En zeker, daaraan was in dit geval geen gebrek; wat meer zegt; enkele inderdaad geestige gezegden (waarom, als naar gewoonte, het minst gelachen werd) gaven aan het stuk nog een eervoller stempel, dan alleen dien van een erg banale klucht. Het is een pendant van „de Tante van Charley", maar èn in compositie, èn in dialoog staat „do Nieuwe Jongen" booger. Het spel liet zoo goed als niets te wenschen over. Doordat De Vos doubleerde (oen ander gedeelte van zyn gezelschap speelde hetzelfde stuk gisteravond in Rotterdam) 'kregen wy niet Poolman, maar don heer Van Warmelo te zien in de titelrol. Ik heb de creatie van Poolman niet gezien, en kan dus geene andere vergelykingen maken dan deze: het figuur van Van Warmelo leent zich tot deze rol ongetwyfeld beter. En zijn spel was absoluut aardig, hy gaf het mannetje en daarna den ongelukkigen schooljongen meesterlijk weer. Het was verbazend gek. Ik heb vroeger al eens meer gewezen op de niet-alledaagsche bekwaam heden van deze koddige vorschyning en gaarne herhaal ik die lofspraak nog eens. Voor gisteravond komt hem een ernstig pluimpje toeNaast hem beviel my het meest de heer Van den Heuvel. Van wat my anders wol eens in zyn spel hindert, een zekere gejaagd heid en zenuwachtigheid, was thans niets te bespeuren, spel zoowel als grime waren uitstekend. De heer De Vos was gewoon goed, om niet veel van to zeggeD, alleen soms wat ruw, een gebrek, waaraan zyn spel wol eens meer mank gaat. De heer Mulder, de Fransche secondant, gaf zyne tamelyk ondank bare rol goed weer; hy hield het gebroken spreken, zonder overdryving, mooi vol. De heer Holkers, de welgedane, kwaadaardige schooljongen, gaf een vermakeiyk type; het was onmogelyk deze wandelende réclame voor de voeding op de kostschool zonder lachen aan te zien. Mevr. Poolman coquetteerdo als Nancy heel aardig; wel een beetje erg onwaarschynlyk en overdreven, maar in een klucht als deze kan dat geen kwaad. Het is my echter een raadsel, waar dat witte mutsje voor diende. Is dat uit de Engelscho creatio overgenomen of een ornament van eigen vin ding? Ik weet het niet en begryp het ook niet. Alleen vind ik het totaal overbodig en, uit vrees dat men er eene beteekenis aan hechten of iets achter zoeken zal, zelfs hin- derlyk. Mevr. Mulder, in de rol van mevr. RenDick, was wel goed, maar toch was het my alsof zij niet byzonder op dreef was. Trouwens, in zulke rollen ligt hare kracht niet; ik voor my, zie haar liever in drama tisch spel. Het nastukje „Dokteres en Modemakor", eene bekende, tamelyk genietbare onmoge- lykheid uit de oude doos. werd door bet echt paar Mulder goed gespeeld. Vooral mevrouw M. was hier bepaald beter dan in het hoofd stuk. v. B. Vergadering van de afdeeling Leidon en Omstreken van do Maatschappij tot bevordering der Houwkunst» Na het lezen en goedkeuren der notulen geeft do waarnemende Voorzitter, do heer II. J. Jesse, het woord aan den heer W. J. Lampe, die het eerste gedeelte zyner bydrago „Over Faiënce" aanvangt met een overzicht van het Grieksche vaatwerk, tot toelichting waarvan eene collectie platen tentoongesteld was, den spreker welwillend voor dezen avond afgestaan door den directeur van de Kunst- nyverheidsschool te Haarlem, den heer Von Saher. Het blykt, wannoer men den oorsprong van het vaatwerk, die hoognoodige gereed schappen in het dagelyksch levon, nagaat, dat de natuur in den vorm van vruchten- en eierschalen, schelpen, enz. den mensch daarin te hulp is gekomen. Deze schalen werden omvlochten om ze gemakkeiyk te kunnen dragen en ver plaatsen; daarna het uit klei met de hand gevormde vaatwerk, om nadat het als han delsproduct meerdere waarde had vorkregen voor fraaier en spoedigor afwerking de draai schijf aan te wenden, vervolgens de versiering der Egyptische, Chineesche, Indische, Romein- scho en andere vaatwerken, waarna door den Griek tot de edelste vormen gebracht, die getuigen van ernstige studie en bekwaamheid. De schoonste Grieksche vaatwerken hebben wy hoofdzakeiyk te danken aan de opgravin gen vanSchliemann, terwyl de opgravingen van Pompeji ons doen zien welk een uitgebreidheid die tak van kunstny verheid toen al verkregen had, daar in 1858 reeds 70 Romeinscho pot tenbakkeryen en 36 tegelbakkeryen waren blootgelegd. Breedvoerig werden de onderdeden on de passende versiering daarvan by do velo soor ten, maar vooral by de Grieksche vaatwerken besproken en hun verschil in vorm en opvat ting op do tentoongestelde platen getoond, waaruit dan ook bleek dat de Griek het be grip had, dat etnvoud de grondslag is van het ware schoone, terwyl de Romein daarentegen zyn hoogste kracht zocht in overlading van versieringsmotieven. Werd de vorm en schoonheid van bet Griek sche vaatwerk tegenwoordig beter begrepen, dan zou men zich zeker niet behoeven te ergeren aan de wanstaltige vaas vormen, dio in onze hedondaagsche salons pryken. Niet onvermeld mag biy ven de glasindustrie der Romeinen, vooral de a jour bewerkte aan gebrachte versieringen. Het Museum te Napels vooral bezit vele schoone voorwerpen van be doelde glasindustrie. Daarna besprak de heer Lampe het Email, waaronder men tegenwoordig verstaat de licht- smeltbare verbinding, welke gebruikt wordt vooral om metaaloppervlakten te bekleeden, als het emailschilderwerk. Het email bestaat

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1895 | | pagina 1