Lombok.
Do „Wereldkroniek" bevat heden den volgen
den derden belangrijken brief van Dr. Ujlaki.
Dc colonne-Liudgrcen.
Wij begonnen bezorgd te worden en alle
mogolyke kwade vermoedens rezen by ons
op. Hoe langer deze onzekerheid, duurde, des
te grooter angst vergulde ons hart, te meer,
omdat wij niets doen konden om ons omtrent
Lindgreen zekerheid te verschaffen; wy wisten
niet eens, weikon weg hy opgegaan was. Ein-
deiyk, na anderhalf uur uitgebleven te zyn,
kwam de kapitein terug. Ook hy kon den weg
naar den sawah niet vinden. Nu maakten wy
ons in het holst van den nacht gereed om
to ontvluchten; alles gebeurde in de grootsto
stilte. Myne arme gewonden haddon geen ver-
moodon van ons voornemen. Lindgreen besloot
in drie afdeelingen te marcheeren; de eerste
commandeerde hy, de tweede De Graaf en de
derde een Europeesche sergeant-majoor. Voor
aan ging Lindgreen, ik volgde onmiddeliyk op
hem, en achter ons kwam het heele detache
ment, één voor één. Stil, zonder het minste
goruisch, kropen wy over muren, sprongen wyi
over slooten, er steeds op voorbereid dat de
strijd op leven en dood zoo aanstonds zou be
ginnen. Wy marcheerden een kwartier door
een doolhof van muren en huizen; in een klein
vierkant liet Lindgreen halt houden. Hier ein
digde do weg, dien hy verkende.
Toen wy weer allen by elkaar waren, ging
do kapitein het terrein verkennen, in de hoop
dat hy een uitweg zoude vinden, zoodat wy
onzen marsch naar de sawah zouden kunnen
voortzettenhy kwam echter onverrichterzake
terug.
Toen bood luitenant De Graaf aan, op ver
kenning uit te gaan. Lindgreen stond dit toe,
doch beval hem, twee vertrouwbare militairen
mede te nemen. Onze held was echter Yan
gevoelen, dat hy het ook met één zou kun
nen stellen en nam den Inlandschen sergeant
Sadiman mee. Geen tion minuten later hoor
den wy, die in de grootste spanning terug
bleven, tweemaal een gil, kort achter elkan
der: „Pekan" en „Soelong" en kort daarop
oen schot.
Lindgroon vloog in de richting van waar het
gegil kwam, by kwam echter onmiddeliyk
mot den sergeant Sadiman toiug, die berichtte
dat ze op eone ronde van vier gewapende
Baliörs gostooten waren, en dezen hen met
lansen aangevallen hadden; dat De Graaf zich
met zyno sabel en hy, Sadiman, met de ba
jonet verdedigde; dat hy, om geen loven te
maken, niet durfde schieten en toon hy De
Graaf door lanssteken zag sneuvelen, terug-
gokoerd was.
Te boschryven weikon indruk dit verhaal
op ons maakte, is onmogelyk. Onder al do
heidon, die ons lot doolden, hiold mon van Do
Graaf het moest. Dag en nacht was hy overal
déar to vinden, 'waar het gevaar hot grootsto,
waar mood, onverschrokkenheid en onversaagd
heid het noodigsto waren.
Des nachts ging hy voortdurend van post
tot post, om de manschappen, die, door honger,
dorst, vermoeidheid en slapeloosheid uitgoput,
in slaap dreigden te vallen, met een onkel
woord aan te moedigen, met den een 'n
praatje makonde, don ander door een grapje
opmonterende: zóó werd hy de lieveling van
don goheolen troep. Den 27ston werd hy door
een schot in den bovenarm gewond, maar hy
wachtte met zich te laton verbinden ziendo
dat or gebrek aan verbandmiddelen was
totdat al do mindere militairen geholpen waron.
Den inhoud van zyn koffer, dien zyn bediende
terloops gezegd do eenige bediende, die
mot ons in de ruimte was gekomen moe-
gobracht had, gaf hy aan do soldaten, wier
kleedingstukken door gedroogd tylood of door
scheuren onbruikbaar waron goworden; hy
zelf droeg eene jas, dio gescheurd, vuil en
met bloed bevlekt was. In zyn koffer vond
hy oen pakje chocolade en tweo ilesschen
.Sellerswator, dio onder do heerschende om
standigheden onschatbare lekkernyen waren;
hy gaf zo aan my voor de gewonden. Ik zou
over dozen held bladzyden vol kunnen scbry-
ven, maar de weemoed, die mun hart by de
herinnering aan dit treurige oogenblik ver
vult, doet myne hand boven en belet my aan
zyno nagedachtenis die hulde to brengen,
wolke zy in ruime mate verdient. Die hem
kenden, weten wat ons leger in hem vorloren
hoeftI
III.
Laat in den avond eerst verlaat Erik weer
do gaatvry'e villa Einze, waarheen hy terug
gekeerd is, om do wanhopige moeder de ge
redde knapen te brengen. Agatha is naar
huis gesneld, om haro druipnatte kleederen
mot drogo to verwisselen. Vervolgens is zy
weer naar do villa I-Iinze gegaan, waar niet
alleen do moeder der geredde knapen, maar
ook do intusschon van Berlyu teruggekeerde
vador den marine-officier met dankbetuigingen
ovorstelpon.
En hoe komisch ziet Erik er uit in den
chambercloack van den heer des huizes, wyi
zyn uniformrok in de kouken opgehangen is
om te drogen I En hoe gezellig is het, vooral
daar Frits Von Kalnow onmiddoliyk na hot
onweor verdwenen is, waarschynlyk nog niet
gerust over de gedachte, dat men hem als
„ballast" heoft willon gobruikeD.
En '8 avonds in den maneschijn gaat Erik,
gearmd met Agatha, naar het station, on op
een stil plekje blyft hy staan ennogoenmaal
drukt by Agatha aan zUne borst, om haar
te kussen, lang en innig, on haar dan to
zeggen: „Kun je my vergeven, dat ik zoo
lang blind geweest ben?"
Lindgreen haalde het lyk, dat door 4 lans
steken in de borst en door een revolverschot
in het voorhoofd doorboord was.
De marsch kon onder zulke omstandigheden
niet voortgezet wordennatuurlyk alarmeerden
de vier Baliërs de geheele stad. Lindgreen
besloot nu, hier te biyven en de achterge
bleven gewonden ook herwaarts te doen over
brengen. Hy, ik, alle dwangarbeiders en tien
man dekking, gingen weer naar onze oude
verblijfplaats terug om de gewonden te halen.
Wij hadden to weinig dwangarbeiders, om alle
gewonden in éón keer te transporteeren, en
mossten er drie achterlaten.
Hoe primitief, hoe gebrekkig dit transport
gewonden in het holle van den nacht, over
muren en slooten, met vermyding van het
minste geraas, vervoerd werd, hoe ontzagiyk
veel pyn onze arme gewonden met echt
stoïcynscho onverschilligheid doorstonden, zal
iedereen wel duideiyk zyn.
Nauwelyks waron wij by de onzen aange
komen, of ons nieuw toevluchtsoord werd
door honderden schreeuwende en gillende
Baliërs omsingeld. Het was nu onmogelyk, de
drie achtergebleven gewonde dwangarbeiders
te halen. Het kleine vierkantje word in staat
van verdediging gebracht. In minder dan geen
tyd werden de muren verhoogd, schietgaten
geboord, openingen in de muren met balken
en boomstammen, die men er voorlegde, ge
barricadeerd; voor de gewonden werden bali-
balis en afdaken gemaakt; het geheole huis
werd doorzocht; en onderwyl beschoten ons
de Baliër3 op goen meter afstand, verscholen
in huisjes, die vlak voor onze muren stonden.
Toon voor de verdediging alles gedaan was,
wat onder deze omstandigheden gedaan kón
worden, gingen wy onzen beminden gesneu-
vcldon makker De Graaf begraven. Nu bleek
het, hoe groot, hoe algemeen de vereering
en de liefde waren, cie wy allen hem toe
droegen. Mannen, die onder het hovigste vuur
van den vijand, onder alle ontberingen, koel,
bedaard en onverschillig bleven, stortten tranen
van smart en weemoed, toen het lyk ter
aarde besteld werd. In myn aan wisselvallig
heden zoo ryk leven bob ik nog nooit een
plechtigheid bygewoond, die zoo indrukwek
kend was als deze. Dat hy in vrede ruste,
onze dierbare vriend!!!
Kort nadat de lijkplechtigheid was afge-
loopen, werd een Inlandsch fuselier gedood.
Door een schietgat glurende, werd zyn oog
door een kogel doorboord; vervolgens viel
eon brandkogel tusschen do gewonden neer,
zonder echter brand te doen ontstaan.
Het laatste blik gehakt en hard brood werd
verdeeld. De put leverde slechts zeer weinig, stin
kond en onrein water, do manschappen waren
lichameiyk uitgeput; in geen vyf dagen hadden
zy geslapen, slecht en onvoldoende gegeten
on gedronken; zij haddon voortdurend op post
gestaan. Wy waren door bonderden, misschien
duizenden Baliërs omsingeld, zcodat er geen
sprake van kon zyn, zich door hen heen te
slaan: onze vyanden zouden ons bij do eerste
•poging in de pan gehakt hebbenwy hadden
niets moer te etende toestand der gewonden
was wanhopig; goen voedsel, geen verband,
geen geneeskundige liulp, immers, wat kon
ik zonder verbandmiddolen en instrumenten
anders doen dan troosten, en ook in dit
opzicht raakte ik uitgeput: waarmee mo9st,
waarmee kon ik hen troosten? Onder deze
omstandigheden bleef niets anders over dan
capituleeron. Lindgreen vroeg eerst de officieren,
vervolgens de Europeescho onderofficieren, en
daar er niomand was, die een andoren uit
weg me3r wist, besloot hy tot de capitulatie
over te gaan. Wie Lindgreen kent, weet, hoe
groot het offer van zelfverloochening was,
dat hem dit besluit kostto.
Lindgreen schreef op een stukje papier,
uit myn zakboekje gescheurd, met potlood
een brief in de Maleische taal aan den Kroon
prins, waarin hy verklaarde, bereid te zyn
de wapenen af te geven, onder voorwaarde,
dat aan allen, soldaten en dwangarbeiders,
gezonden en gewonden, vrije aftocht naar
Ampenan zou toegestaan worden, zooals de
Kroonprins ons dit den 28sten aangeboden
had. Sergeant Sadiman, met eene geïmpro
viseerde parlementaire vlag in do band, reikte
over den muur den brief aan éón der daar
aanwezige hoofden toe. Geen vyf minuten
later kwam hy met een der hoofden terug,
die tot Lindgreen zeide dat do Kroonprins
met den commandant persoonlyk wilde onder
handelen.
De trein, die van Potsdam komt, stopt te
Wannseo on uit oon venster lacht het opge
ruimde gezicht van Johan Breitling.
„Uier in!" roopt hy, als hy Bauor ziet.
Bauer springt in den wagon en de trein
stoomt naar Berlyn.
Johan Breitling brengt lachend de hand
salueerond aan de muts „Ik bericht u onder
danig, dat ik mot hot innemen van ballast
gereed ben. Ik heb my vandaag verloofd!"
„Ik ook", antwoordt Bauer zoo bedaard,
alsof dat heel natuurlyk was.
Vyf stations ver moet het geduurd hebben,
eer Johan Breitling weer moestor van zyne
zinnen was; zoozeer had de droge toon van
Bauer hem verbluft, zóó had hem de waar
heid verrast.
Eerst op het perron van het station te
Potsdam vond hy weer woorden.
„Hoe denkt gy nu over „ballast?" vroeg hy.
„Dat hy dikwyls buitengewoon noodzakelyk
is! Niet alloen in zekere oogenblikken van
hot loven, maar voor hot geheele leven!
Goeden avond! Ik ga naar huis, om myn
verzoek om to mogen trouwen te schryven."
De kapitein begaf zich nu naar de Baliërs,
en een poosje later stormden geheele drommen
van Baliërs naar. binnen. Lindgreen kwam
terug, beval de manschappen om allo wapenen
af te geven en zich by elkaar te voegenwy
moesteD, alvorens naar Ampenan te gaan,
eerst by den ouden vorst te komen. De onder
handeling duurde misschien tien minuten;
een der prinsen, niet de Kroonprins zelf,
beloofde hem uit naam van den vorst, ons
naar Ampenan te zullen laten trekken als
wy de wapenen afgaven. En nu ontstond er
een onbescbryflyk tooneel. Ik zag tranen in
menig oog bij 't afgeven der wapenen, die
deze dagen met zooveel roem en met zooveel
volharding waren gedragenmenig gelaat
was smarteiyk verwrongen op dit voor
ieder soldatenhart zoo hard en bitter
oogonblik. Alles wat op wapenen geleek,
werd ons afgenomen. Ik had de binOcle van
overste Lawick by my, om die aan zyne
weduwe terug te geven; maar zy word my
ontnomen. Zeker dachten de luitjes, dat het
een klein kanon of iets dergelijks was. De
gewonden werden door onze soldaten ge
dragen, en nu gingen wy allen het huis uit,
den weg inslaande naar het vor6telyk paleis.
De straat lag nog vol lyken en krengen van
paarden. In een tandoe zag ik het lijk van
sergeant Weber, die door een kogol doodelyk
getroffen was, en er naast dat van den Euro-
peeschen bospitaalbediende Loontjes, dien ik
indertyd gelastte, by den zieken Weber te
blyven en hem onder geen voorwendsel te
verlaten. Tot in den dood bleef deze brave
man getrouw aan zyn plicht. Eere en hulde
zyno nagedachtenis! Een nieuw blad voor
den lauwerkrans van ons roemryk Indisch
leger.
Na een marsch van een half uur bereikten
wij de plaats vóór do poeri. De straten waren
vol gewapende Baliërs. De passar voor de poeri
was door bereden Baliërs afgezet. "Waar zich
vroeger ons bivak bevond, zagen wy nu niets
dan tegen don grond geworpen barakkon, leeg
geplunderde kisten, Harden van kleedingstuk
ken, hier en daar een dood paard, omringd
door honden, die zich aan het aas te goed deden.
Sic transit gloria mundi! Nog geen veertien
dagen geleden zaten wy, dio nu hier krygs-
gevangen en uitgeput van kommer en ellende
aankwamen, vroolyk, opgeruimd, zingende aan
den gastvryon disch der officiers-menage van
het 6de bataljon. Wio onzer toenmalige disch-
genooten zullen wy terugzien, wie hunner
heeft zyn bloed voor Koningin en Vaderland
gostort? Onwillekeurig rezen dergelyke vragen
by ons op.
Vóór het paleis aangekomen, word ons be
duid dat wy een oogenblik moesten wachten.
Do vorst werd van onze komst verwittigd.
Onze soldaten, vooral onzo gewonden, waren
het middelpunt van belangstelling. Ik. moet
erkennen, dat wy zeer aaügenaam verrast
waren door de werkelyk kiesche en terug
houdende wyze, waarop wy door de bevolking
ontvangen werden. In plaats van, zooals wy
verwacht hadden, uitgejouwd en verguisd te
worden, werden wy en onze gewonden met
medelijdende belangstelling bewonderd; op last
van den vorst werden er groote manden vol
witte gekookto ryst gebracht, om onzo half
verhongerde militairen te verkwikken, heeriyk,
kristalhelder water werd in groote gendi's
rondgodeeld en een deputatie bracht ons,
officieroD, als geschenk van den vorst een
groote blik „Cabui"-beschuit en twee groote
djeroeks (groote citroenen), hetgeen by do
Baliërs een bewys van vriendschap schynt te
zyn. Later ontvingen wy, telkens als de vorst
ons zyne vriendschap en gehechtheid aan het
Gouvernement wildo bewyzen, djeroeks
van hem.
Gemeenteraad van Aarlanderveen.
Voorzitter, (wegens ongesteldheid van den
Burgomeester), do heer C. Boer.
Afwezig: de heeron G. Van Veen Dzn., M.
Van Muiswinkel, J. G. Bocxe, Mr. C. Van
der Lee en P. J. Van Niekerk.
Do rangorde van stemming wordt by num
mertrekking bepaald.
Do notulen der vorige vergadering worden
gelezen en oenparig goedgekeurd.
De Voorzitter brengt ter tafel het rapport
van het persoonlyk onderhoud, dat de in de
zitting van 13 December jl. benoemde Raads
commissie, alsmede B. en Wshebben go-
had met de afgevaardigden van het Diaconie-
bestuur der Ned.-Herv. gemeente te Alfen,
waaruit blykt dat die Commissie den Raad
adviseert de jaarwedde van den gemeente
geneesheer aan de Lage Zyde voor hot jaar
1895 niet te vorlagen, doch weder vast te
stollen op het tot boden door hem genoten
bedrag, opdat die geneesheer wedor belast
worde met de geneeskundige behandeling der
arme lid- en niotlid-maten der Ned.-Herv.
kerk, terwyl do commissie in dat rapport
mededeelt, dat do afgevaardigden der Diaconie
in die bijeenkomst zich hebben voorgenomen
hunne Diaconie te adviseeren tot het nemen
van een besluit, waarby wordt bepaald, dat
de Diaconie, zooveel in haar vermogen is, de
arme lid- en niet-lidmaton harer kerk, beboo-
rendo tot de Parochie Aarlanderveen, gobeel
zal bedeelen, terwyl, mochten hare krachten
daarvoor te kort schieten, zy voor iederen
arme, welken zy, ten gevolge harer zwakke
financiën, niet kan ondersteunen, eeno verkla
ring zal afgeven, dat zy niet by machte is,
dien arme te bedoelen, om hem daarna te
verwyzon naar het Gemeentebestuur, waar
die arme dan in de termen valt om door de
gemeente te worden bedeeld.
De Voorzitter vraagt of een der leden nog
het woord verlangt over deze aangelegenheid,
waarna de heer Van Borssum Waalkes opmerkt
dat het laatste gedeelte van het rapport wel
achterwoge had kunnen gelaten worden, omdat
het gemeentebestuur zich volstrekt niet heeft
te regelen naar het door het betrokken Diaconie-
bestuur in deze te nemen besluit, maar dit
laatste zich wel moet regelen naar hetgeen
iaden door den Raad wordt besloten, hoe het
lan ook moge luiden, waarop de Voorzitter
mtwoordt met het door den heer "VVaalkes ge
sprokene geheel in te stemmen, doch dat het
voornemen van de afgevaardigden van de Diaco-
nio tot het uitlokken van bedoeld besluit alleen
in het rapport is vermeld, om in dat rapport
weer to geven wat in de samenkomst is ge
sproken en besloten.
Niemand meer het woord verlangende, stelt
de Voorzitter voor, in overeenstemming mot
het rapport de jaarwedde van den gemeente
geneesheer aan de Lage Zyde vast te stellen
op f 600, terwijl die geneesheer ook zal be
last worden met de geneeskundige behande
ling der arme lid- en niet-lidmaten der Ned.-
Herv. Kerk te Alfen parochie Aarlanderveen,
welk voorstel eenparig wordt aangenomen.
Ten gevolge hiervan zullen aldus, te beginnen
met 1 Januari a. 8. niet meer van gemeente
wege worden bedeeld, de lid- en niet-lidmaten
dier kerk, tenzy de Diaconie voor iederen arme
afzonderiyk een verklaring aflegge, dat zy
niet by machte is, hem te bedeelen, als wan
neer de arme, voorzien van dio verklaring in
de termen valt om van gemeentewege te wor
den bedeeld.
Na vaststelling van een besluit tot af- en
overschryving der begrooting 1895, wordt de
vergadering door den Voorzitter na de gebrui-
kelyke hoofdolyke omvraag, waarby niemand
het woord verlangt, gesloten.
Gemengd Nieuws.
Hedenmorgen, te kwartier over
negenen had aan de veelading der Holl.
IJz. Spoorwegmaatschappij alhier door de
beide bataljons van het 4de regimeüt infanterie
eene oefening plaats in het in- on uitladen
van paarden en voertuigen, welke tot den
troep behooren.
Vooraf echter waren de paarden van de
artillerie alhier, welke bedoelde voertuigen
trokken, door infanterie opgetuigd on aange
spannen. Heel vlug liep deze oefening van
stapel, zoodat zy om ruim kwartier over
tienen was afgeloopen.
Door met een sprong van het
goede pad af te wyken, ging hedenochtend
het voor een brandstoffenwagen van don heer
H. loopende paard eene verkeerde richting
uit en kwam het voertuig onzacht terecht
tegen de hoeksteenen van den gevel van een
hoekhuis in de Raamsteeg alhier, waardoor
die steenon hunne scherpo kanten verloren.
De voerman gleed van den bok, maar bezeerde
zich niet, evenmin als het paard.
Werd to Utrecht gistermorgen
een extra telegram uit Londen ontvangen dat
eene belangryke depressie naderde en de
toestand zich dreigend liet aanzien, wy hebben
gisteravond en hedennacht kunnen bespeuren,
dat het bericht waarheid bevatte.
Opmerkelyk was het snelle dalen van den
barometer. In don middag ging dit vry go-
leideiyk, maar in den avond was het curieus
om te zien hoe elk kwartier een lageren stand
aanduidde. Intusschen stak buiten de storm
op; hevige vlagen deden zich opnieuw hooren
en onwillokeurig dachten wy weder aan onze
Hollandscheduinen en daaraan gelegen plaatsen.
Zouden deze nog niet genoeg geleden hebben
Men seinde ons hedenmiddag uit Rotter
dam dat aldaar hedenavond tegen zes uren
door den storm weder zeer hoog water, zoo
geen nieuwe overstrooming, verwacht werd,
omdat nu reeds by laag water de waterstand
betrekkelyk hoog was.
Natuurlyk werden er reeds maatregelen
genomen.
Uit Scheveningen wordt ons het volgende
geschreven
Aan het zeestrand te Scheveningen heerschte
gisteren met het oog op het weder opsteken
van een sterken wind in den laten avond en
ook nog lang na middernacht buitengewone
bedryvigheid. 't Zag er recht spookachtig uit.
Een aschgrauw dikke lucht, waartegen do
met wit schuim bedekte golven zich scherp
afteekenden, en aan den anderen kant een
vormlooze donkere groep pinken, wier omtrek
ken zich door do duisternis slechts flauw lieten
bepalen, 't Was er griezelig; do wind joeg
den toeschouwer den kouden regen en hagel
en het zand in het gelaat. By het flauwe
scbynsel van lantaarns zag men groepjes
mannen, druk bezig schuiten met balken en
blokken te stutten of aan touwen vast te
meren. Allen waren druk in de weer, om de
toch reeds zoo gehavende vloot zooveel moge-
lyk to behoeden andermaal door storm en
golven te worden beschadigd. Men was nl.
beducht dat 't om 4 uren, heden in den ochtend,
by vioedty „kwaad weer" zou worden, want
de vry sterke zuidwestenwind, die reeds den
geheelen dag raasde, was tegen den avond
nog meer opgestoken, en dit voorspelde weinig
goeds, want gevreesd werd dat by by het
wassen van het water naar het noordwesten
zou overloopen, hetgeen te meer gevaarlyk
kon worden, daar de stroom van het water
veel krachtiger was dan Zaterdag-nacht j. 1.
Vandaar dat vele bewoners van het vls-
schersdorp den pyjekker aangeschoten en den
„zuidwester" diep over de ooren getrokken
hadden, om zoo goed en zoo kwaad het ging
hunne vaartuigen tegen de elementen te ver
zekeren, en boven het gieren en loeien van
den meer en meer aanwakkerenden storm
weerklonk dan ook in dit nachtelyk uur het
geschreeuw „hei, hola!" waarmede de voerlui
hun paarden aanspoorden om de een of an
dere schuit op te trekken; of knarsten de
raderen van een windas, waarmede de touwen
werden aangesjord en de kabels van staal
draad, welke den grond schuurden, deden
duizenden vuurvonkjes flikkeren. By iedere
schuit een ander tooneeltje, doch overal nacli-
telyke bedryvigheid.
Achter vele schepen stonden de visschers-
lui, tegen den storm beveiligd, onafgewend
in zee to turen, iedere verandering in het
water of de lucht bepratende, 't "Was honden
weer, het weerlichtte onophoudelyk, doch niet
temin was het schouwspel interessant.
Gelukkig zyn do donkere vermoedens niet
bewaarheid. Wel kwam by vloed de zee weder
tot aan de duinen en spoelde en klotste ze
lustig door de schuiten, doch geen der schepen
dreef afwel werden de rollen, waarop enkele
gezet waren, door het natspoelen van het
zand, ingegraven.
Ook uit de residentie waren enkelen naar
het zeedorp gekomen, om het ongewone
tooneel gade te slaan.
Men meiut lieden uit IJmuiden: De storm
is steeds toenemende en de barometer voort
durend dalende. Het schutten is onmogelyk,
waardoor de stoomschepen „Windsor," „Zin-
gari," „Stentor" en „Ondine" worden opge
houden.
Do Commissaris van Politie to
Haarlem verzoekt inlichtingen omtrent den
man, venter in postpapier, die in den voor
middag van 21 dezer onder de gemeente
Haailem door een binnenkomenden spoortrein
ter hoogte van de Brouwersvaart werd gedood.
Hij heeft sedert 12 Dec. jl., komende van
Amsterdam, te Haarlem verblyf gehad in de
slaapstede van Jan Ten Post aan de De-
With-straat 45, waar hij zich noomde Nicolaas
IJzer, 50 jaren, venter in postpapier, wonende
te Utrecht, die zich herhaaldeiyk te buiten
ging aan sterken drank en byna dagelyks
dronken thuiskwam. Hy gaf zich uit als
weduwnaar, vader van drie kinderen, waarvan
éón in een klooster, en' in Utrecht wonende,
en beweerde te Hilversum aan de Gooische
vaart eene zuster te hebben, die met eene
schuit op Utrecht heette te varen, welk een
en ander na gehouden onderzoek is bevestigd.
Men meldt uit Gouda aan de
„N. E. C.":
Te ruim 6 uren gisteravond ontstond alhier
in het sigaren-magazyn van den heer Herfst
op de Gouwe brand, die zich bij den feilen
wind gevaarlyk liet aanzien. De brand, die in
de drogery een aanvang nam, W6rd echter
met behulp van een vyftal spuiten spoedig
gebluscht. Het bovengedeelte van het pand
brandde geheel af; do benedenverdieping en
do daarin aanwezige goederen zijn door het
water org beschadigd.
In het hotel van den heer Chaulet,
in de Elizabethstraat te Utrecht, zyn gisteren
een jongeling en een meisje door pistool
schoten gedood gevonden.
Omtrent dezen verneemt het „Utr. Dbl."
nader, dat beiden Donderdag-avond in het
logement kwamen en twee kamers vroegen,
voorgevende van Rotterdam te zyn gekomen
en hun reis, doordien zy zich haddon veriaatt
niet te kunnen vervolgen. Nadat men hun
ieder een kamer had aangewezen, is het
meisje op de hare gebleven, doch is do jon
geling uitgegaan en eerst te omstreeks één
uur na middernacht in het logement terug
gekeerd, waarna h(j zich onmiddeliyk naar
zyn kamer heoft begeven. Vrydag-morgen
omstreeks 7 uren opgestaan zynde, verzocht
hy aan de dienstbode van den logementhouder
om zyn meisje te willen wekken, doch toen
zy even daarna terugkwam met do mede-
doeliog, dat ze zeker nog sliep, want dat zy
de juffrouw niet wakker kon krygon, ging
hyzelf naar boven en drukte de deur open.
Onmiddeliyk daarop werden kort achter
elkander twee revolverschoten gelost, terwijl
men, boven komende, het meisje in haar bloed
badende voor het ledikant en den jongeling,
op korten afstand van daar, met een kogel-
wond in het hoofd, zieltogend op den grond
vond liggen. Geneeskundige hulp mocht niet
meer baten, daar van beiden slechts do dood
kon worden geconstateerd. De beide lijken
werden onder toezicht dor politie naar het
schouwlokaal op de Ganzenmarkt overgebracht.
Zooals do jongeling hoeft opgegeven, heette
hy H. en was hy ovenals zyn meisj3 te
's-Gravenhage woonachtig.
Het vermoeden bestaat, dat H. uit jaloeziv.
eerst zyn meisje en daarna zichzelf een kogel
door het hoofd heeft gejaagd.
Volgens het „Hbl." zyn beiden Donderdag
avond nog uit geweest in gezelschap van een
onderofficier der veld artillerie. Thuis gekomen
schenen zy nog zeer opgeruimd.
Het paar was volgens dit bericht, uit Schoon
hoven afkomstig en had over Den Haag do
reis naar Utrecht gemaakt. Op 't lyk van 't
meisje is eenig geld gevonden, ongeveer zeven
gulden; op dat van haar reisgenoot niets.
Ook wilde gistermiddag in het hotel Bellevue
te Utrecht een heer zich met een pistool :chot
oveneens van het leven bereoven. Hy werd
naar het Ziekenhuis gebracht. Do kogel is
door de keel in den mond gekomen. Het schot
heeft hem niet dadeiyk gedood. Eerst heden
morgen is hy overleden.
Of er eenig verband bestaat tusschen beide
feiten is nog onbekend.
De Enkhuizer vischschuit,
schipper P. Lub, gemerkt „E. H. 21", is
gisteren by het inkomen van het Westgat
omgeslagen en verongelukt. Alle opvarenden,
vier in getal, vonden den dood in de golven.
Pogingen tot redding der ongelukkigen bleven
zonder gevolg.