<J}eze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (§on- en feestdagen, uitgegeven. De laatste dag. N°. 10690. Vrijdag 2§ December. A0.1894. LBIBSCH DAGBLAD PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 3 maanden.f 1.10. Franco per post Afzonderlijke Nommera PRUS DER ADVERTENTIËN": Van 1 6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17J. Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad wordt f 0.05 berekend. Tweede Blad. KOLONIËN. BATAVIA, 23-27 November. LOMBOK. De inneming van Tjakra-Negara. De verslagen in de bladen, door deze mail gebracht, zjjn nog maar voorloopig. Zjj wer den voor een deel uit de verhalen van de gewonden, te Soerabaia aangekomen, samen gesteld. In afwachting dus van hetgeen door ooggetuigen van en deelnemenden aan het wapenfeit aan de Indische bladen, welke over eenige dagen zullen arriveeren, is geschre ven, welke langverwachte bijzonderheden ons eerst een juisten indruk kunnen geven bepalen wjj ons thans tot wat reeds in eenige bladen over de voortzetting der expeditie voorkomt, herhalingen moeilijk kunnende ver mijden en tegenstrijdigheden naast elkaar latende staan, tot nadere berichten de juiste lezing geven. Een der correspondenten van de „Loc." schreef reeds in den loop van den 18den een bericht aan zijn blad. Daaraan is het volgende ontleend: „Gistermiddag te halfvyf kwam de „Reael" op de reede met het 11de bat. inf. Door de zware branding kon het evenwel niet debar- keeren, en begon dus het debarkement van morgen om 6 uren. Het debarkeeren ging vandaag beter dan gisteren met het 5de het geval was. Om haltacht waren de militairen aan den wal. Eer een ieder zijne plaats wist, was het ruim 10 uren. Om 3 uren kwamen bij generaal Vetter alle corpscommandanten op conferentie voor den grooten dag van Zondag, waarop Tjakra zou worden genomen. Om kwart over vjjven was die samenkomst eerst afgeloopen; toen werden naar Kapitan gedirigeerd eene compagnie barisan, 164 man lfindingsdivisie en een peloton Europeanen van het 5de. Die troepen waren bestemd om Kapitan te bezetten, waar kapitein Otken van de barisans als bivak-commandant zou op treden. Het 5de rukte ook niet mee uit. Het werd bestemd om de posten, toen bezet door het 2de en 9de bataljon, te bewapenen. Uit deze correspondentie bljjkt ook nog, dat de luit. ter zee lste kl. Van Wessem, die bij de gevechten gewond werd, alleen uit nieuwsgierigheid was meegegaan. Het „Bat. Nbl." geeft, uit particuliere be scheiden bewerkt, het volgende verslag: 19 November. De aanval op Tjakra is in vollen gang. Gistermorgen attaqueerden vijf bataljons. De troepen waren reeds vroeg op de been; om vier uren 's morgens werd de bezetting van Pagasangan-Oost door de troepen van Ampe- nan afgehaald, om aan den aanval deel te nemen; de colonne, onder onzen overste Scheuer, attaqueerde bezuiden den grooten weg. De twee dagen vóór den aanval wierp men van uit deze benting respectievelijk 240 en 329 schoten, telkens met tusschenpoozen van twee uren. In dien tusschentijd van rust gaf men nog een salvo uit de vier stukken, tegelfik met de twee andere aan vals-battery en te Karang Bedil en Mataram Padjang; kapitein Ludolph, van Pagasangan, schoot een flinken brand in Tjakra-Negara en hield dien goed onder vuur. Zoo nu en dan komen er op de posten be richten van het gevecht. Daar net bracht men de tyding van het sneuvelen van kapitein Scheib, luitenants Schiff, d'Ancona, Van der Heyden en het verwond raken van kapitein Slangen, de luitenants Halkema, Lanzing en de luitenant ter zee lste klasse Van Wessem. De laatste kreeg een schot door beide boenen (vleeschwonden). Ook bracht men bericht, dat kapitein Christan ruim een vierde van zijne compagnie verloren heeft. Hoe kapitein Scheib sneuvelde zal ik u hier duideiyk maken. Scheib had in een der vakken omstreeks 50 Baliërs neergeschoteneen ander vak had hy gespaard, omdat daar alleen eene vrouw zat; hy zeide nog: „djangan pasang, perampoean sadja." Om den hoek van een derde vak werd de troep met de lans ge attaqueerd; de Baliërs liepen met het hoofd omlaag, afgewend van de gevelde geweren en onder ons vuur. Scheib kwam net om den hoek, toen een Baliör hem de lans onder het hart in het lichaam stak; hy kreeg een wonde van byna een vierde meter diep. Even te voren had hy nog tegen zyn kettingjongen gezegd: „djangan takoet, akoe misti idoep." Oogen- blikkelyk na het toebrengen van de wond stierf hy; de wond was direct doodeiyk; de oogen braken en hy viel achteroverhy heeft geen bewustzyn meer gehad en is zonder pyn gestorven. 20 November. Op het oogenblik zet generaal Segov den aanval door; gisteren kwamen wy tot de poeri; dat was de bedoeling. Er is een oogenblik ge weest gisteren, dat generaal Segov met zyn colonne voor- noch achteruit konhet critiek- ste moment van den dag. Goddank, dat we de overwinning behaalden Onze artillerie, ze moge dan al geringe mid delen hebben, heeft met haar gaven gewoekerd. Men is het er over eens, dat de uitwerking van het bombardement boven verwachting is bevondener is maar één roep over de artil lerie, iedereen is ruim voldaan. Tjakra is gevallen l Om twee uren kwam oen inlander (Sasak), voorzien van een pas van den resident, aan de benteng te Pagasangan- Oost. „Prang soeda habis" zeide de man zenuw achtig, tus8chen een babbeltaal van Sasaksch en Balisch door. Niet lang daarna kwamen de controleurs, gebroeders Liefrinck, met hun gevolg te paard. Zy kwamen over Mataram poeri van Tjakra-Negara en hadden alles met eigen oogen gezien. Kapitein Ludolf, comman dant van de benteng, haalde hen in en ont haalde ze op wyn met water. „Is de oorlog uit?" werd er gevraagd. Ja, ten minste, het verzet is gebroken, by hoopen komen de hoofden met hun gevolg om hun onderwerping aan te bieden. Wat gebeurt er met hen? Worden zy be- eedigd Neen, zy moeten allen hun wapens inle veren en krygen in last naar hun kampongs terug te keeren en zich rustig te houden. Het verzet was hevig, nietwaar? Ja, hardnekkig; om circa 10 uren van den 18den viel de poeri, een gedeelte viel echter nog niet; daarop werd d bout portant met granaten geschoten en herhaaldeiyk ge attaqueerd. Een sectie van 35 man onder Christan verloor er 28 man. Om 4 uren 's mid dags gaf men het op, omdat het tyd werd de troepen ln de nachtstelling te concentreeren. 's Morgens van den 19oen kwamen de troepen in het 16de vak, maar 't was toen verlaten. Yermoedeiyk was dat het verbiyf van den vorst; zy hebben hem 's nachts weggevoerd; hy moet in het onderiyf gewond zyn. Wat is er toch met generaal Segov gebeurd De generaal heeft met het 6de bataljon op het punt gestaan vernietigd te worden. Wy dankten God, toen dat oogenblik voorby was; het bataljon kon niet vooruit en niet achteruit; wy waren in doodsangst. Gelukkig dat twee compagnieën van de reservetroepen kwamen en ons ontzetten. Het verdere gesprek met de controleurs liep over de verliezen. „De Baliërs leden ontzet tende verliezen; ook vrouwen. Zy verdienden het echter. Tien vrouwen o. a. attaqueerden den lsten luitenant Van der Heyden; hy sloeg echter den aanval af. Wy leden een verlies van omstreeks 180 dooden en gewonden. „Eeuwig jammer, dat net als te Mataram het ongeluk van de ontploffing van het kruit huis achterna kwam. Kapitein Tuinenburg en luitenant Campioni zyn zwaar gewond. Iemand, die Campioni zag, vroeg of het een Afrikaan was. Zy hebben gelukkig het gezicht nog behouden." Was dat een ontploffing by het groote kruit huis te Majoran? Ja, maar daar hadden wy heel verkeerde denkbeelden van. Men zeide dat de artillerie het er vooral op moest toeleggen om dat kruithuis te treffen. Maar dat was na de oerste schoten reeds grootendeels ledig ge maakt en de inhoud was wyd en zyd ver deeld. Zoo vond men een dowa herschapen in een kruitmagazijn; op tal van plaatsen lag het kruit in vaatjes gereed; vele vaatjes waren reeds geopend. Wat het geld betreft: toen wy uit Tjakra weggingen, had men aan goud slechts zes zakken gevonden, dubbel zoo lang als onze gewone linnen geldzakken, totaal naar schat ting anderhalve ton gouds. Aan zilver was toen wy weggingen vyf en twintig zakken geteldmaar er lag genoeg om er drie dagen met do schop in te werken. Sommige rijks- daalders waren door brand samengesmolten; zoo was er o. a. een bonk zilver ontstaan zoo groot als een ijzeren handkoffertje. Het spreekt wel vanzelf, dat er ook naar de uitwerking van het artillerievuur werd geïnformeerd. Zooals reeds gezegd is, men was er in het algemeen zeer tevreden over. Het was, zeide de controleur Liefrinck, een ware verwoesting van een der poorten van de poeri was rechts boven een heel muurbrok afgeworpenvooral de poeri had veel van het artillerievuur geleden Nog sprak controleur Liefrinck als zyn vermoeden uit, dat de muren van Tjakra niet alle gesloopt zullen worden. De troepen gaan ook niet naar Tjermin en Abean Toeboeh; Tjermin heeft niets te beduiden en Abean Toeboeh, dat uit Pega3angan don 28sten onder vuur is gehouden, heeft er genoeg van en schreef reeds den brief van onderwerping met belofte om zelf te komen. Overste Boetje, van de artillerie, is zich persooniyk van de uitwerking van het artillerie vuur gaan overtuigen, omdat, naar hy meende, men anders achteraf wel weer iets daarop zou gaan afdingen. Het moet gezegd de artillerie verdient de waardeering, die ze hier reeds overal onder vond. Op afgesproken tyd werd eiken dag om 7, 9, 12 uren en later om 4, 7, 10 en 1 uur '8 nachts uit alle bentings tegeiyk een salvo afgegeven; dat bracht er den schrik in. Op den dag van aanval was het vooral oppassen by het richten en vuren met de verschillende soorten geschut. Tusschen de bedrijven door kwam er telkens een order van onzen overste Scheuer naar de naastbygelegen benteng: „Gooi eens een paar granaten daar." De aanval. De „Soer. Ct." schrijft het volgende: Zaterdagavond, den 17den November, werd een commandements-order uitgevaardigd, waarby werd bevolen, dat de voor de bestor ming van Tjakra aangewezen troepen den volgenden ochtend te 5 uren moesten aan wezig zyn op de westelyke grens van Tjakra. Het doel was, de westelyke helft van Tjakra en hoofdzakeiyk de poeri te nemen. Voor die taak waren aangewezen drie co lonnes, nl. de linker colonne, onder generaal Segov, bestaande uit het 6de bataljon, 2 com pagnieën van het 11de en een sectie artillerie, welke colonne oprukte zuidwaarts langs den weg van Lingsar naar Tjakra; de middel colonne, onder kolonel Swart, samengesteld uit het 2de bataljon, met een sectie artillerie, ageerende langs den weg, loopende van Mataram in oostelyke richting naar Tjakra Negara, en de rechter-colonne, onder overste Scheuer, be staande uit bet 9de bataljon, 2 compagnieën van het 11de en eveneens een sectie artillerie. Precies op den aangegeven tyd gingen deze colonnes op marsch, tot bereiking van het voorgenomen doelden vorigen avond en ge durende een groot gedeelte van den nacht was de aanval voorbereid geworden door een overstelpend bombardement, hoofdzakeiyk ge richt tegen den westelyken rand der sterkte en op de poeri. Onder de troepen, eindeiyk in de gelegen heid gesteld hun gevallen broeders te wreken, heerschte een kolossale opgewektheid. De opmarsch geschiedde in alle stilte, geen signaal werd gehoord, want het doel was den vijand te verrassen. Plotseling echter werd omstreeks halfzes, van uit het noorden, een hevig geweervuur vernomen: de linker-colonne, die langs den weg van Goenoengsari naar Tjakra oprukte, was reeds met den vyand slaags geraakt, die haar nadering bemerkte en blykbaar daar zyn krachten concentreerde. Een overstelpend vuur, van achter de muren, uit de boomen, in één woord uit elke richting, teisterde de langzaam voortrukkende colonne, die van haar k nt niet achterbleef dit vuur te beantwoorden. Maar hiermede was tevens de verrassing van de poeri geheel onmogeiyk gemaakt; de Baliërs, verontrust door de nadering der raid den- en zuider-colonne, verlieten de poeri eu drongen op naar het Noorden, vlak tegen de linker-colonne in, die daardoor gedurende eenige oogenblikken onder een hevig kruisvuur kwam, hetwelk vele dapperen, waaronder dr 2de luitenant Van der Heyden en de kapitein Slangen, deed vallen. Een oogenblik had deze colonne, hoe sterk ook, het zóó hachelyk, dat het noodig werd haar te ondersteunen. De middelste colonne, die dit vuur wel hoorde, maar zelf geen schot kreeg, was intusschen voortgemarcheerd in de richting van de poerie: één compagnie langs den grooten weg van Mataram, de andere com pagnieën door de links en rechts gelegen kampongs, elkaar wel niet ziende, doch door middel van het signaal „2de bataljon" zoo veel mogelijk met elkander in vorband blyvende. Zy was reeds, van uit den Westrand, een heel eind binnen Tjakra gevorderd, alvorens zy vuur bekwam; de muren der erven bleken voor een groot deel verwoest, de w&imge huizen, die nog overeind stonden, waren ver laten en het geheel bood een schouwspel aaQ van vernieling en desorganisatie, hetwelk met onloochenbare klaarheid getuigde voor de demoraliseerende uitwerking van het heftigo bombardement, dat den aanval was vooraf gegaan. Op ongeveer een kilometer van het kruispunt der wegen, waaraan de poerie ge legen is, kreeg ecbter ook deze colonne vuur en had vooral de langs den grooten weg op rukkende compagnie het het hardst te ver antwoorden. Van weifelen of ontmoediging was echter niets te bespeuren: ieders gelaat gloeide van strijdlust en opgewekthoid, ieder soldaat hunkerde blykbaar naar hot beslis sende oogenblik, waarop het hom gegeven zou zyn de gevallen kameraden, wier harte- bloed dienzelfden grond doorweekt had, bloedig te wreken. Eindeiyk, te kwart voor negenen, kwam de compagnie, cie den grooten weg volgde, op het kruispunt der wegen vlak voor de poerie, het doel van den tocht. De overige compagnieën, die, al opmarcheerende, links en rechts hadden aangehouden, vereenigden zich daar met den hoofdtroep en het oogenblik voor de bestorming was aangebrokon. Kolonel Swart kwam in de vóór6te linie en gaf bevel tot den stormaanval, waarvoor de 3de compagnie van het 2de onder kapitein Van den Ende en een peloton van de 2do compagnie onder luitenant Heyting werden aangewezen. Nog eeDige oogenblikken gingen voorby met het opstellen der aanvals-colonne, toen klonk het commando „attaqueeren", gevolgd door een donderend „hoerah!" en als een lawine, Feuilleton,. i) Het rijtuig met de prachtige schuimende paarden hield atil en Eurt Lassen hief zich uit de z|jden kussens op en steeg uit. Terwijl hij de huisdeur opende, sloeg in do verte een torenklok drie uren na middernacht. Toevallig wierp Kurt een blik naar boven langs den deftigen zandsteenen voorgevel van het huis. Een medelijdend lachje speelde om ijjne lippen. ,Hij heeft nog lioht aanl" mompelde hy. ,Een beste kerel maar hij verstaat de kunst van leven niet. Gold is toch ten slotto maar een middel, geen doel!" Hjj klom de breede trap op, stond een oogenblik besluiteloos, vond toen dat hij eigen lijk nog zoo heel moe niet was en begaf zich naar de kamer van zün compagnon. Daarbjj ging het hem door het hoofd hoe Wonderlijk het toch was, dat hl), wiens wieg in eene schamele arbeiderewoning gestaan had, nu het leven met volle teugen genoot, terwUl zjjn vriend Bnrker, wiens vader reeds een aanzienlijk fabrikant en het hoofd der firma Burkor was, hard werkte, om geld en altijd meer geld te verdienen. Kurt Lassen had nooit iets verdiend. Het toeval had hem tien jaar geleden erf genaam gemaakt van een onbekenden oom, iD de familie tot mythe geworden, en eene tven gunstige speling van het lot had hem den jongen Burker doen ontmoeten, die zich bereid verklaarde hem tot compagnon aan te nemen en die erfenis in zijne zaken te laten werken. Ja, zün geld liet Kurt werken, maar bUzelf, waarom zou hU iets doen? Burker zorgde overal zoo uitstekend voor en het was zoo vroolijk in de residentie, en men is toch maar ééns jong t Hy opende de deur en bleef verbaasd staan. „Burker, kerel, ben jij dat? Wat zie je er uit I" Helder verlicht door de electrische gloei lampjes van de kroon, stond Burker vóór hem, bleek en afgetobd, met zwarte kringen onder de oogen. „JU, Kurt? Zoo laat?" „Ja, wat zal ik je zeggen, we hebben elkaar wel is waar in geen 36 uren gezien - of zelfs in geen 48? Ik had toch zulke goede plan nen, je weet het niet maar, kerel, hoe kan iemand zich toch zoo afbeulen? Pas maar op! Wie zich doodwerkt, wordt onder de galg begraven." „Laat die gekheidI 't Ie goed, datje komt. Hooren moet je het toch." Verwonderd, verschrikt keek Kurt zijn vriend aan. „Hooren moet ik het toch?" herhaalde h(j werktuiglUk. „Is er dan iets gebeurd?" De ander stiet een achrillen lach uit, als het gerammel van brekende scherven. Tegelijk bemerkte Kurt, dat in het anders altijd zoo keurig-nette vertrek alles verward dooreen lag: opengeslagen kasboeken en papieren op den grond, brieven, rekeningen en documenten van allerlei aard op de schrijftafel en over al de meubelen verspreid. Hier Burkers cylinderhoed, daar zjjne handschoenen neer gesmeten. Over dat allea been straalde de heldere glans van 't electrische licht, dat de kleuren der Oosterscho draperieën voor venaters en deuren schitteren deed en het ijsberenvel voor de sofa deed glinsteren als sneeuw. Kurts blik richtte zich weer op zyn vriend, wiens bleek gelaat nu met een donkeren gloed was overtogen, terwijl hu de lippen bewoog om het woord uit te spreken, waar tegen zUn trots zich zoo lang had verzet. „Dus?" vroeg Kurt. „Dus - hoor het zoo kalm mogelyk aan 't is toch niet langer geheim te houden: we moeten onze betalingen staken." Kurt deinsde terug; hy kon geen woord uitbrengon. Daarop zich vermannend: „Maar, Burker, dat dat 'e immers onmoge lijk, totaal onmogelyk." Weer klonk do schrille lach. „Dat mag jou zoo toeschijnen; je hebt althans je deel er toe bygedragen om het krediet van ons huis te vergrooten door je onzinnige uitgaven, die al lang by iedereen over de tong gaan. Ik heb je laten begaan, want een paar honderd duizend meer of minder beteekent niets by een tekort van millioenen, en het verblindde de menechen. Ik dacht dat hunne blindheid en die goddelooze licht zinnigheid van jou me zouden helpen om de crisis te boven te komen. Alles zou ook nog zyn losgeloopen, maar Bock ging over den kop, Erlacher volgde, nu zyn wy aan de beurt. Overmorgen staken we onze betalingen." Kurt sloeg de handen voor 't gelaat eu schudde het hoofd. „Onze - onze betalingen staken? Zyn we alles alles kwyt?" „Je hoort het immers: 't is een tekort van millioenen." „Uaar als dat zoo is, wat moeten we dan beginnen wat wil je doen?" Burker haalde ongeduldig de schouders op. „Je praat als een kind! Als we op vrye voeten blyven „Op vrye voeten? Geloof je dan dat...." „Ze zouden van meening kunnen zyn dat we verkwistend zijn geweest waar we spaar zaam moeeten wezen - hahal wat weet ik boe ze 't zullen opnomen. Ik weet alleen, dat ik met een deficit sluit. Wat verder komt hy haalde nogmaals de schouders op. Toen liep hy met groote stappen de kamer op en neer. En meer tot zichzelven dan tot Kurt sprekend, mompelde hy „De boeken zyn in orde. Oneerlykheid kan niemand aantoonen." Kurt stond nog altyd by de deur. Hy leunde met het hoofd tegen de plooien der Perzische portière en sloot even de oogen. Toen hy ze weer opendeed, Bcbeen hem alles een on- mogeiyken droom. 't Was den anderen morgen laat, toen Kurt, na een paar uren onrustig gedommeld te hebben, opstond. Onderzoekend liet hy den blik langs het kostbare ameublement van zyne slaapkamer gaan. „Horgen ie dat allee myn eigendom niet meer morgen." Hy sloeg met de vuist tegen 't voorhoofd. Als een visioen rees het voor zyne verbeelding opeene kamer met naakte muren en kale meubelen de onbe- schryfiyk mulle lucht, die de armoede om geeft, sloeg hem daaiuit tegen. „Neen, neen noen!" riep by luidkeels uit. Hy liep haastig- naar zyne toilettafel en goot een van de flacons met odeur, die daar stonden, over zyne handen leeg; toen begon hy langzaam als naar zyne gewoonte zich te kleeden, en terwyl hy zich niet kon losrukken van de gedachte wat morgen zyn zou, ondervond hy met gnevenden wellust, hoe kostbaar on weel derig alles was, wat hem nu nog omringde. Hy schelde. Een bediende bracht ale gewooniyk hot ontbyt binnen, maar sinds hoelang reeds had Kurt niet meer opgemerkt dat zyri kopje eu bord van 't fijnste Sèvres waren I Heden zag by het en tegeiyk gevoelde by dat geen anders voorgediend ontbyt hem ooit moer zou kunnen smaken. „Er is bier van morgen een jongmenech geweeat, die naar mynheer vroeg", zeide do bediende. Kurt verstond hem op zyn best. Werktuigiyk ging hy zooals iederen ochtend naar zyn sigarenkastje, om or eene havanit uit te nemen. Daarby viel zyn oog op eon étui van ebbenhout, met ivoor ingelegd, dat er bovenop stond. „Moet ik dat jongmensch binnenlaten ak hy terugkomt?" vroeg de knecht. „Neen, jawel, zooals je wilt." 't Was zoo iets onverschilligs. Haar dat ótui? Kurt streek er met de band overheen, nam het toen op en zette het vóór zich op de ontbyttafel. Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 5