N°. 10676. Maandag ÏO December. A0. 1894. feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Tweede Blad. PERSOVERZICHT. Feuilleton. EENE HELDIN. LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden per 8 maandenf 1.10. Franco per postB 1.40. Afzonderlijke Nommers 0 05. PRIJS DER ADVEETENTTËNï Yan 1 6 regels 1.05. Iedere regel meer 0.17J. Grootero letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren bulten de stad wordt 0.05 berekend. Eene bedrage tot recht verstand van de rooveel belovende geneeswijze van diphtherie, door Behring, een leerling van Robert Koch, ontdekt, en door Roux, een leerling en medewerker van Pasteur, gecon troleerd en in alle opzichten steekhoudend bevonden, levert prof. C. H. H. Spronck in het Decembernummer van De Oids. In enkele, maar sprekende cijfers doet de Bchr. uitkomen, dat de diphtherie onder de besmetteltfke ziekten, die het menschdom teis teren, buiteD twijfel eene van de moorddadigste ls. Van 1880'90 bedroeg in Nederland, op eene gemiddelde bevolking van 4,206,054 «leien, het sterftecijfer aan diphtherie en croup 16,801, waarvan 10,707 sterfgevallen kinderen van 15 jaren betroffen. In de drie vijfjarige tijdperken van 1875—'90 stierven hier te lande in het eerste 5601, in het tweede 7415, in het derde 9656 menschen aan die ziekten In Pruisen sterven jaarlijks 10,000 menschen aan diphtherie. Op de 10,000 kinderen van 85 jaren bedraagt daar de sterfte 240, waarvan bijna een derde op rekening van die ziekte is te stellen. En terwtfl de overige besmette lijke ziekten voornamelijk de zwakkeren ten grave sleepen, kent de diphtherie Diet alleen geen onderscheid, maar ontrukt ons veeleer de schoonste, de krachtigste kinderen. Terwijl er op therapeutisch gebied vóór Behring bijkans geene wanhopender geschie denis was dan die van de geneeskundige be handeling der diphtherie, werd in 1884 met de ontdekking van den diphtherie-bacil de eerste steen gelegd van het gebouw, waarop thans de kroon is gezet. Löffler vond, dat de ziekte wordt teweeggebracht door een kleinen bacil, dien men in ontzettend grooten got/ilq.aantreft in de membranen, die ras het aangetaste slijmvlies overtrekken. Die microben woekeren alleen aan de oppervlakte van het besmette organisme, maar scheiden daarin een uiterst vergiftig ferment af. Daarin ligt de verkla ring van de hevigheid der algemeene ver schijnselen, die zich by den mensch open baren. De diphtherie-bacil is gebleken niet slleen de oorzaak te zijn van de mombra- neuse keelziekte, maar ook die van andere aandoeningen der luchtwegen. Naast don mem- braneu8en vorm heeft men ook een catarrhalen vorm van echte diphtherie onderkend, en ook de croup is, behoudens zeldzame uitzonde ringen, gebleken niet anders te zijn dan eene ware diphtheritische aandoening van het strottenhoofd. De schr. staat vervolgens stil by de pogin gen, die zyn aangewend om den diphtherie- bacil onschadeiyk te maken door den lyder te immuni8eeren, cL w. z. hem onkwetsbaar te maken, zyn weerstandsvermogen te ver- hoogen. Nadat proefondervindeiyk bewezen was, dat vatbare dieren tegen diphtherie te immuniseeren waren, ondekte Behring, dat men met eene kleine hoeveelheid bloed of bloed-serum van het onvatbaar gemaakte dier, andere dieren van dezelfde of van eene andere soort onvatbaar kan maken. De aldus ver kregen onvatbaarheid is niet van langen duur, maar openbaart zich om zoo te zeggen on- middeliyk na de onderhuidscho inspuiting van het bloed. Dank zy de snelheid der im- muniseerende werking, is de inspuiting van zulk bloed ook geneeskrachtig. Mits tydig en in voldoende hoeveelheid ingespoten, verhoogt dat bloed eensklaps de weerbaarheid van het aan getaste organisme en vermag het aldus van een wissen dood te redden. Thans zyn die eigenschappen van het bloed van onvatbaar gemaakte dieren byna tot wet verheven. Tegeiyk doden Behring en zyne medewerkers op dat gebied nog eene andere, fonkelnieuwe ontdekking van schier nog grooter invloed: het bloed van dieren, die tegen diphtherie waren onvatbaar gemaakt, bleek een chemisch tegengift te bevatten tegenover de vergiftige, chemische stof, die de diphtberie-bacil afscheidt. In het overzicht, dat hy geeft van de wyze, waarop deze ontdekkingen dienstbaar gemaakt zyn voor de practische geneeskunde, beschryft de hoogl. achtereenvolgens hoe in het labora torium van de diphtherie-bacillen de kwaad aardigste worden uitgekozen voor het aan leggen van groote bouillon-culturen, waarin de bacil langzaam zyn vergif afscheidt. Die bouillon-culturen worden gebruikt om door een aantal onderhuidsche inspuitingen van klimmende hoeveelheden, met tusschenpoozen toegediend, paarden onvatbaar te maken. Om de antitoxische werking van het bloed dier paarden te bepalen, worden contróle-proeven met Guinee8che biggetjes genomen. Men zet de injecties zóó lang voort, dat vier, ja twee duizendste gedeelte van oen kubieken centi meter bloed van het paard voldoende is, om eene hoeveelheid vergif, die tien Guineesche biggetjes gewis zou dooden, volkomen on- schadeiyk te maken. Een kubieke centimeter serum bevat nu 25, rsp. 50 immuniseer eenheden. En nóg hooger kan by het paard de antitoxische werking van hot bloed worden opgevoerd. Bezit het bloed de gewenschte antitoxische of preventieve kracht, dan wordt adergelaten. Na de stolling is de heldere bloedwei gemakkeiyk van den bloedkoek af te scheppen. Daarmede is de bereiding afgeloopen. Er is by eene aderlating eene voldoende hoeveel heid serum verkregen, om een twintigtal kinderen volkomen van diphtherie te genezen. De werking van het geneesmiddel is schit terend, als de onderhuidsche inspuiting by den lyder tydig is verricht, te weten den eersten of tweeden dag na het begin der ziekte. Enkele uren reeds na de inspuiting begint de koorts af te nemen: de tempera tuur daalt, de pols klopt minder snel. Reeds den anderen dag lacht het kind u toe. Het heeft weer om zyn speelgoed gevraagd. Na twee dagen is do keelaandoening tot staan gekomen, de membranen worden afgestooten en binnen weinige dagen is het kind hersteld. Twyfelachtig echter is de uitkomst, als de injectio eerst dan derden, vierden dag, of nog later na het begin der ziekte plaats heeft al8 de aandoening reeds is voortgeschreden naar strottenhoofd, lucatpjjpen, longen; als het diphtherie-gift zyn schadelyken invloei op zenuwen, hart en nieren reeds heeft geoefend als andere bacteriön zich met den diphtherie- bacil hebben verbonden en reeds in het bloed zyn doorgedrongen. Maar ook onder zulke ongunstige omstandigheden kan het middel nog nuttig zyn; de proeven van Roux bewij zen het, al is genezing niet met zekerheid te voorspellen. Hier grijpt de arts krachtiger in. Hy dient het kind ineens eene hoeveel heid serum toe, die 1000 eenheden bevat, en herhaalt den volgenden dag de inspuiting. In de zwaarste gevallen eindeiyk en by volwas senen geeft hy 1500 immuniseer-eenheden, ja nog meer. Maar het middel voorkomt ook de ziekte. Al de kinderen van het gezin, waariD het ziektegeval zich voordeed, ontvangen eene pre ventieve inspuiting. Eene betrekkelijk kleine dosis (by'v. 150 eenheden) is voldoende om de kleinen onmiddeliyk onvatbaar te maken. Zy behoeven niet meer uit de ouderiyke woDing te vluchten, geiyk voorheen. Maar die onvat baarheid duurt niet lang, en daarom zal het raadzaam zyn, de preventieve injectie na twee tot drie weken eens te herhalen. „Een kosteiyk, maar kostbaar middel! „Zeer zeker, de bereiding van eene hoeveel heid genee8-serura, noodig om alle genees kundigen in Nederland te voorzien, zal een niet onaanzienlyk offer vergen. Stellen wy voor de eerstvolgende jaren het sterftecyfer aan diphtherie op 1500 'sjaars, dan zullen er op zyn minst genomen 7000-8000 zieken om genees serum vragen. Oiri de vereischte hoe veelheid te leveren, zyn pl. m. 400 aderlatingen noodig. En vergeten wy de preventieve in spuitingen nietl Maar daartegen wegen aller gewichtigste voordeelen ruimschoots op. Hoeveel menschenlevens zal dat offer jaariyks besparen 1 En bovendien, op hoeveel moer duizenden komt ons thans diphtherie met haar in geval van herstelling toch immers langdurigen nasleep, hare gevaren voor de overige leden van het gezin, jaariyks te staan? Doch er is moer. Het middel voorkomt ook de ziekte, het zal haar dus ook verhinderen zich uit te breiden: het beschut niet enkel do huisgenooten van den lyder, maar ook de buren, de medebewoners van hot dorp, de stad, het gewest. Gewis, er zal tyd noodig zyn, om de ziekte aan banden te leggen. Maar de kosten der bereiding zullen gaandeweg verminderen, mits de geneeswyze overal worde toegepast." Na te hebben in 't licht gesteld, dat het af doende van Behring's geneeswijze Diet langer kan worden ontkend, nu Roux en zyne mede werkers haar nog eens nauwkeurig van meet af aan hebben bekeken en in allen deele steek houdend bevonden, besluit de schr. met de ver klaring: „Behring's ontdekking mag voor de interne geneeskunde, tot hiertoe verre over vleugeld door de chirurgie, een stap in de zeer gewenschte richting, voor de bacteriolo gie een triumf, voor de lydende menschheid een zegen worden genoemd." Schryvende over het serum in het Tijd schrift voor Geneeskunde, zegt dr. M. J. Godefroi, te 's-Hertogenbosch „Het ligt volstrekt niet in onze bedoeling, om de verdiensten der heeren Behring en Kitasato en ook van dr. Roux, die in den zelfden geest is werkzaam geweest, te ver kleinen. Integendeel, de degelyke natuur onderzoekers, die gedurende eeüige jaren bezig zyn geweest om zulke éclatante uitkom sten te verkrygen, verdienen onze hoogste dankbaarheid, onze diepste vereering. Het zy my mtu88chen geoorloofd te vragen, of wy thans reeds, nu wy er nog zoo weinig zekers van weten (de waarnemingen zyn immers grootendeels door henzelven of onder hun toezicht gedaan) zoozeer met de ont dekking moeten wegloopen, alsof die een waar axioma, eene onomstooteiyke waarheid had voortgebracht? Het gebeurde met de tuberculine van Koch ligt ons nog te versch in het geheugen, om ook niet hier op teleur stelling voorbereid te zyn. Laat ons, be zadigde Hollanders, toch niet al te spoedig den stroom volgen der dwepers met de nieuwe methode I Laat ons, medici, bet publiek niet te zeer styven in zyne meeniDg, dat er een onfeilbaar middel tegen de diphtheritis ge vonden is 1 Het is immers onmogeiyk, thans een beslist oordeel te vellen over de gene zende kracht van het middel. Zyn wy er ook wel reeds zeker van, dat het zonder eenig gevaar kan worden ingespoten, als het, zoo noodig, herhaaldeiyk in het jeugdig orga nisme moet worden gebracht? Kent men de uitwerking van het waariyk niet zoo onschuldige iod-trichloride? „Laat ons veeleer by onze Duitsche naburen te rade gaan! Daar blykt tot heden niets van het groote enthusiasme, door de ontdek king van Behring in andere landen, en niet het minst in het onze, teweeggebracht. Daar bepaalt men zich eenvoudig tot het benoemen van commission, samengesteld uit betrouw bare geneesheeren, aan wie de taak wordt opgedragen, een onbevooroordeeld onderzoek in te stellen en feiten te verzamelen, die omtrent de al of niet zekere werking van het middel moeten beslissen. En laten wy, dien weg volgend, insgelyks voortgaan met eigen onderzoek en nauwkeurig waarnemen, wat hot zoo problematisch middel tegen diphthe ritis vermag. Tot nu toe zyn het, wat do medicatie betreft, „Mischformen", waartegen het is beproefd. Alle soorten van medicamenten, zelfs de laryngotomie, zyn veelal reeds toe- godiend en aangewend, vóórdat men tot in spuiten van het serum kon overgaan. Eerst dan, als men ui tel uitend en alleen aan den invloed van het serum de genezing kan en mag toeschryven, is het oogenblik aangebroken om „hosanna" te roepen. Dan ook eerst kan, in vergoiyking met de uit komsten, door andere gebezigde middelen verkregen, prooentsgewyze worden bepaald, in hoever het die andere middelen overtreft in geneeskracht. „Laat ons toch vooral niet te voorbarig zyn in onze oordeelvelling I „In 1890, toen met de ontdekking van Koch zoozeer gedweept werd, waarschuwde ik myne collega's om toch vooral niet te vroeg victorie te roepen. Ik riep hun toe: „attendons et espéronsl" Ik herhaal thaDS dien kreet, met den vurigen wensch tevens, dat het weldra moge blyken, dat door de ont dekking van Behring der menschheid 6ene onschatbare weldaad bewezen is!" De Eaagsche Courant schryft nogmaals over Pensioenverzekering van zuigelingen en wel het volgende Er zit wel iets goeds in, maar met een rijksdaalder „geboorterecht" komt men er toch by lange na nietzoo was onze indruk by het lezen van den goeden raad van den inzender in 't Nieutos, reeds vermeld. 't Idee om reeds by de geboorte van een kind zijnen ouden dag te verzekeren, is ver nuftig en juist; ook uitvoerbaar misschien; maar veel duurder dan de inzender dacht. By nacyfering bleek ons, dat inderdaad, ter verzekering van een pensioen van 5 's weeks na het 60ste jaar, de ryksdaalder storting by de aangifte der geboorte 123 50 zou moeten worden, of de Staat voor eiken jonggeboren Nederlander een surplus van ƒ121 zou hebben by te passen, wat inderdaad eene wel wat hooge premie op de geboorten zou zyn. Ziehier hoe we approximatief tot die uit komst kwamen: Eene lyfrento van ƒ260 'sjaars koopt men op zyn 60ste jaar voor f 2850. (We rekenden naar de tarieven van „Kosmos".} Om op zyn 60ste jaar f 2850 te ontvangen, moet men op zyn 258te jaar aan eene levensverzekering- maatschappy f 452 betalen. En om aan eon pasgeborene de uitbetaling van f 452 by hot bereiken van het 25ste jaar te assureeren, heeft men in het eerste levensjaar f 123.50 te storten. By directe berekoning zal men vermoede- ïyd tot eenig verschil komen, denkeiyk iets minder dan die f 123.50. Maar ongeveer is 't toch de prys van do bedoelde pensioen verzekering, aangegaan by 't begin van het oerste levensjaar. En al brengt do groote sterftekans van pasgeborenen hierin zelfs nog eene belangryke verandering, minder dan f 100 zou dat „geboorterecht" toch zeker niet bodragen. Men ziet echter, dat, al komt men er niet mot de f 2.50, door den inzender in 't Nicuvjs genoemd, het idee toch niet zóó hersen schimmig is, als het oppervlakkig ïyken kon, en misschien door combinaties toch wel te verwezenlijken. Wy lezen in Het Schoolblad: By het onlangs gehouden akte-examen voor gymnastiek L. O. kon een der candidaten niet tot het examen worden toegelaten, „omdat" zooals het verslag zegt „omdat door hem niet was voldaan aan alinea 6 van art. 65-1 o r der wet op het lager onder wy 3". Slaat men de wet op, om te zien wolko gewichtigo bepaling hier bedoeld wordt, dan blykt dat het aangehaalde artikel betrekking heeft op het betalen van het examengeld. De jongeling koD zyne vyf guldon niet betaleQ 76) De man hield, op de hoogte der borat* zakjes, de hand op zyn nu opengeslagen ulster krampachtig gedrukt; met vriendelijke onderdanigheid schudde hy zyn hoofd. „Tot ml)n leedwezen zal ik zyn genood zaakt, mijnheer den Graaf in oigen persoon lastig te vallen." „Ik heb nu geen tyd", klonk Gerds ant woord op trotscher en afwijzender toon dan men dit van hem gewoon was. Maar die brutale oogopslag, gepaaid met dat gemaakt Vriendelijke, indringende glimlachje, stonden hem vreeseiyk tegen. „Welnu" fluisterde de kleine man, altijd even vergenoegd glimlachend en met eene buiging, die scheen te moeten zeggen, dat het niet in hem kon opkomen zich by zulk een aanzienlgk heer op te dringen „als ik dan maar zoo vrg zal zgn mynheer den rent meester te vragen, of mgnheer de Graaf voornemens is die vgftigduizend in papiertjes en in welke papiertjes - op ultimo te betalen, of dat ik kan ontvangen een wissel op de Nationale Bank, wat ik liever zou hebben." „vijftigduizend wat?" vroeg Gerd met een gezicht, dat de vreemdeling in stilte „onnoozel" bliefde te noemen. „Mark - mark - markl" haastte hg zich er bg te voegen. „O zool vgftigduizend mark", herhaaldeGerd ongeduldig. „Wat wil u eigenlUk? Wie isu? Wat heeft u met mg en ik met u te doen?" De kleine man maakte drie buigingen. „Mag ik de eer hebben, mgnheer de Graaf, mg aan u voor te stellen? SiegmundLöwen- stein, bekend als „de Löwensteiner", die heeft geholpen den goeden, lieven Graaf Rothkreuz meer dan eens uit do verlegenheid." „En verder?" snauwde Gerd den kleinen geldechieter toe. In hem begon een zekere angst voor naderend gevaar, als het verre gerommel van een zwaar en dreigend onweer, zich te doen gevoelen. „Vergeef mg, mgnheer de Graaf I Moge God mgnheer den Graaf gezond doen bigven nog vele, vele jaren 1 Gezond en goed van geheugen. Want mgnheer de Graaf zal toch zeker niet hebben vergeten, dat u zicb heeft borg ge steld schriftelijk voor dien armen, goeden mynheer den Graaf Roth „Naar den die en dat, met je goeden mgn heer den Graaf I" riep Gerd, eene deur open- stootende en zyne kamer inloopend. „Ga dan ten minste hier binnen!" Met eene diepe buiging volgde de Löwen- steiner. Hy maakte intusschen de wysgeerige opmerking, in stilte natuuriyk: „Als de heeren willen hebben, laten zy den Löwensteiner voorgaanals de heeren moeten geven, kan hg zelf zien hoe hg er komt, achter hen aan." Maar die beoordeelingen zwegen, toen hy nu tegenover Gerd Btond en op diens yskoude, trotsche vragen de omstandigheden voordroeg zooals zy waren; nagenoeg althans zooals zy waren. Maar de man was volstrekt niet op zyn gemak, toen hy er met beving aan dacht, dat by van die vgftigduizend mark al dadeiyk vijfduizend voor „renten" had terug gehouden. Ten laatste toonde hy Graaf Von Rakitsch tot bevestiging van hetgeen hg had gezegd een op zegel geschreven papier. Dit was eene schriftelyke schuldbekentenis van Thilo's hand, waarby de ondergeteskende verklaarde op ultimo Juni aan Siegmond Löwenstein vgftigduizend mark terug te be talen, in geval Graaf Von Rothkreuz hiertoe niet in staat mocht zyn. En die onderteeke- ning was: „Gerd, Graaf Von Rakitsch." Terwyi Gerd het papier overlas behalve zyn verbleeken, gaf hg geen enkel teeken van ontroering - schepte de geldman weder moed. Hy zeide: „Wy waren overeengekomen, dat het tegen eene rente van vyf ten honderd wezen zou; mynheer de Graaf kan dus zien, dat het was eene leening alB uit vriendschap." Gerd zag hem met een hoogen, fleren blik aan, die het manneke tot eene hernieuwde, eerbiedige buiging dwong. „Deze vyf procent zyn op dit oogenblik door u verdicht, om er nog iets meer van te halen, terwyl u, zooals het by soortgelyke treurige zaken gebruikelyk is, de woeker renten al dadeiyk van de geleende som hebt afgehouden. Hoeveel hebt u toen gerekend en hoeveel dadelyk er van afgenomen?" „Drieduizend mark", antwoordde Löwen stein, met de uitdrukking van een armen zondaar op zyn sluw gelaat. „De menschen hebben geiyk; zy hebben groot gelyk", dacht by; „die graaf is geen man van zaken! Hot is, juist zooals zy zeggen: hy is eeDdweper. Zou by toch anders niet doen eene vraag, waarop hy weet, dat ik moet antwoorden met eene leugen. Maar een nobel hoer is by ook, die niet zal benadeelen den armen Löwensteiner." „Drieduizend mark herhaalde Gerd. „Dus eene woekerzaak." „God zal my bewaren I Als hy my toch gelooft ongezien, die drieduizend I" dacht Löwenstein in groote verbazing, maar niet weinig verrukt over die kinderlyko lichtge- loovigheid. „Mynheer de Graaf zal niet wezen hard tegen den armen Löwenstein; mgnheer de Graaf zal toch zoker niets aftrekken van de som?" smeekte hg. Gerd liep door de kamer op en neer. De kleine man zag hem in gespannen verwach ting, met byna verliefde blikken, na, tot hy plotseling schrikte, toen Gerd in zyne volle breedte tegenover hem bleef stilstaan. Zyne persoonlyke waardigheid maakte een diepen indruk op den geldschieter. „U weet, mynheer Löwenstein, dat die onderteekening eene nagemaakte handteeke- ning is. Wat meer beteekent: u wist het, toen u het papier in ontvangBt nam." „Mynheer de Graaf!" schreeuwde Löwen stein, zyne beide banden met uitgespreide vingers opheffend, „Geen woord 1 Het is zoo. U hebt opzet- teiyk den schyn aangenomen myne bandtee- kening voor echt te houden", vervolgde Gerd zeer beslist. „Geen man van zaken", dacht de Löwen steiner alweer, „maar een menschonkenner. Ik wil niet gezond blyven als by niet is een zeer scherp menschenkennerl" Nieuwsgierig wachtte hy het besluit van den Graaf af. „Myn neef Von Rothkreuz is overleden. Met hem is de naam uitgestorven. Men be hoeft dus geen der nakomelingen van deze familie te ontzien." Maar d6 geldschieter was op zyne beurt ook een menschenkenner. Hg had genoeg geboord om te begrypen, dat, ondanks de rustpoos, die op dit woord van Graaf Gerd volgde, dit niet diens laatste woord was, en kalm hoopte hy verder. „Toch wil ik, om redenen, waarin u geen belang kunt stellen, dit papier van u koopen." Beide heeren zuchtten diep; de een tevre den, dat hy toch zyn geld zou ontvangen; de ander gedrukt, omdat by het allerakeligst besef had zich tot een heler van ongeoor loofde praktyken te verlagen. „Hy zal willen handelen", daoht Löwen stein, „maar ik zal m|j goedhoudenby zal niet meer afdingen dan die drieduizend mark; ik laat geen mark meer, dan die som vallen." En vlug cyferde hy in zyn hoofd uit hoo- veel renten by dan toch nog maakte, nu hy Gerd voor tweeduizend bedrogen had. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 5