N°. 10676.
Maandag ÏO December.
A0. 1894.
feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Tweede Blad.
PERSOVERZICHT.
Feuilleton.
EENE HELDIN.
LEIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 8 maandenf 1.10.
Franco per postB 1.40.
Afzonderlijke Nommers 0 05.
PRIJS DER ADVEETENTTËNï
Yan 1 6 regels 1.05. Iedere regel meer 0.17J. Grootero
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren bulten de stad
wordt 0.05 berekend.
Eene bedrage tot recht verstand van de
rooveel belovende geneeswijze van
diphtherie, door Behring, een leerling van
Robert Koch, ontdekt, en door Roux, een
leerling en medewerker van Pasteur, gecon
troleerd en in alle opzichten steekhoudend
bevonden, levert prof. C. H. H. Spronck in
het Decembernummer van De Oids.
In enkele, maar sprekende cijfers doet de
Bchr. uitkomen, dat de diphtherie onder de
besmetteltfke ziekten, die het menschdom teis
teren, buiteD twijfel eene van de moorddadigste
ls. Van 1880'90 bedroeg in Nederland, op
eene gemiddelde bevolking van 4,206,054
«leien, het sterftecijfer aan diphtherie en croup
16,801, waarvan 10,707 sterfgevallen kinderen
van 15 jaren betroffen. In de drie vijfjarige
tijdperken van 1875—'90 stierven hier te lande
in het eerste 5601, in het tweede 7415, in het
derde 9656 menschen aan die ziekten In Pruisen
sterven jaarlijks 10,000 menschen aan
diphtherie. Op de 10,000 kinderen van 85
jaren bedraagt daar de sterfte 240, waarvan
bijna een derde op rekening van die ziekte
is te stellen. En terwtfl de overige besmette
lijke ziekten voornamelijk de zwakkeren ten
grave sleepen, kent de diphtherie Diet alleen
geen onderscheid, maar ontrukt ons veeleer
de schoonste, de krachtigste kinderen.
Terwijl er op therapeutisch gebied vóór
Behring bijkans geene wanhopender geschie
denis was dan die van de geneeskundige be
handeling der diphtherie, werd in 1884 met
de ontdekking van den diphtherie-bacil de eerste
steen gelegd van het gebouw, waarop thans
de kroon is gezet. Löffler vond, dat de ziekte
wordt teweeggebracht door een kleinen bacil,
dien men in ontzettend grooten got/ilq.aantreft
in de membranen, die ras het aangetaste
slijmvlies overtrekken. Die microben woekeren
alleen aan de oppervlakte van het besmette
organisme, maar scheiden daarin een uiterst
vergiftig ferment af. Daarin ligt de verkla
ring van de hevigheid der algemeene ver
schijnselen, die zich by den mensch open
baren. De diphtherie-bacil is gebleken niet
slleen de oorzaak te zijn van de mombra-
neuse keelziekte, maar ook die van andere
aandoeningen der luchtwegen. Naast don mem-
braneu8en vorm heeft men ook een catarrhalen
vorm van echte diphtherie onderkend, en ook
de croup is, behoudens zeldzame uitzonde
ringen, gebleken niet anders te zijn dan eene
ware diphtheritische aandoening van het
strottenhoofd.
De schr. staat vervolgens stil by de pogin
gen, die zyn aangewend om den diphtherie-
bacil onschadeiyk te maken door den lyder
te immuni8eeren, cL w. z. hem onkwetsbaar
te maken, zyn weerstandsvermogen te ver-
hoogen. Nadat proefondervindeiyk bewezen
was, dat vatbare dieren tegen diphtherie te
immuniseeren waren, ondekte Behring, dat
men met eene kleine hoeveelheid bloed of
bloed-serum van het onvatbaar gemaakte dier,
andere dieren van dezelfde of van eene andere
soort onvatbaar kan maken. De aldus ver
kregen onvatbaarheid is niet van langen duur,
maar openbaart zich om zoo te zeggen on-
middeliyk na de onderhuidscho inspuiting
van het bloed. Dank zy de snelheid der im-
muniseerende werking, is de inspuiting van
zulk bloed ook geneeskrachtig. Mits tydig en in
voldoende hoeveelheid ingespoten, verhoogt dat
bloed eensklaps de weerbaarheid van het aan
getaste organisme en vermag het aldus van
een wissen dood te redden.
Thans zyn die eigenschappen van het bloed
van onvatbaar gemaakte dieren byna tot wet
verheven. Tegeiyk doden Behring en zyne
medewerkers op dat gebied nog eene andere,
fonkelnieuwe ontdekking van schier nog
grooter invloed: het bloed van dieren, die
tegen diphtherie waren onvatbaar gemaakt,
bleek een chemisch tegengift te bevatten
tegenover de vergiftige, chemische stof, die
de diphtberie-bacil afscheidt.
In het overzicht, dat hy geeft van de wyze,
waarop deze ontdekkingen dienstbaar gemaakt
zyn voor de practische geneeskunde, beschryft
de hoogl. achtereenvolgens hoe in het labora
torium van de diphtherie-bacillen de kwaad
aardigste worden uitgekozen voor het aan
leggen van groote bouillon-culturen, waarin
de bacil langzaam zyn vergif afscheidt. Die
bouillon-culturen worden gebruikt om door
een aantal onderhuidsche inspuitingen van
klimmende hoeveelheden, met tusschenpoozen
toegediend, paarden onvatbaar te maken. Om
de antitoxische werking van het bloed dier
paarden te bepalen, worden contróle-proeven
met Guinee8che biggetjes genomen. Men zet
de injecties zóó lang voort, dat vier, ja twee
duizendste gedeelte van oen kubieken centi
meter bloed van het paard voldoende is, om
eene hoeveelheid vergif, die tien Guineesche
biggetjes gewis zou dooden, volkomen on-
schadeiyk te maken. Een kubieke centimeter
serum bevat nu 25, rsp. 50 immuniseer
eenheden. En nóg hooger kan by het paard
de antitoxische werking van hot bloed worden
opgevoerd. Bezit het bloed de gewenschte
antitoxische of preventieve kracht, dan wordt
adergelaten. Na de stolling is de heldere
bloedwei gemakkeiyk van den bloedkoek af te
scheppen. Daarmede is de bereiding afgeloopen.
Er is by eene aderlating eene voldoende hoeveel
heid serum verkregen, om een twintigtal
kinderen volkomen van diphtherie te genezen.
De werking van het geneesmiddel is schit
terend, als de onderhuidsche inspuiting by
den lyder tydig is verricht, te weten den
eersten of tweeden dag na het begin der
ziekte. Enkele uren reeds na de inspuiting
begint de koorts af te nemen: de tempera
tuur daalt, de pols klopt minder snel. Reeds
den anderen dag lacht het kind u toe. Het
heeft weer om zyn speelgoed gevraagd. Na
twee dagen is do keelaandoening tot staan
gekomen, de membranen worden afgestooten
en binnen weinige dagen is het kind hersteld.
Twyfelachtig echter is de uitkomst, als de
injectio eerst dan derden, vierden dag, of
nog later na het begin der ziekte plaats heeft
al8 de aandoening reeds is voortgeschreden
naar strottenhoofd, lucatpjjpen, longen; als
het diphtherie-gift zyn schadelyken invloei op
zenuwen, hart en nieren reeds heeft geoefend
als andere bacteriön zich met den diphtherie-
bacil hebben verbonden en reeds in het bloed
zyn doorgedrongen. Maar ook onder zulke
ongunstige omstandigheden kan het middel
nog nuttig zyn; de proeven van Roux bewij
zen het, al is genezing niet met zekerheid te
voorspellen. Hier grijpt de arts krachtiger
in. Hy dient het kind ineens eene hoeveel
heid serum toe, die 1000 eenheden bevat, en
herhaalt den volgenden dag de inspuiting. In
de zwaarste gevallen eindeiyk en by volwas
senen geeft hy 1500 immuniseer-eenheden, ja
nog meer.
Maar het middel voorkomt ook de ziekte.
Al de kinderen van het gezin, waariD het
ziektegeval zich voordeed, ontvangen eene pre
ventieve inspuiting. Eene betrekkelijk kleine
dosis (by'v. 150 eenheden) is voldoende om de
kleinen onmiddeliyk onvatbaar te maken. Zy
behoeven niet meer uit de ouderiyke woDing
te vluchten, geiyk voorheen. Maar die onvat
baarheid duurt niet lang, en daarom zal het
raadzaam zyn, de preventieve injectie na twee
tot drie weken eens te herhalen.
„Een kosteiyk, maar kostbaar middel!
„Zeer zeker, de bereiding van eene hoeveel
heid genee8-serura, noodig om alle genees
kundigen in Nederland te voorzien, zal een
niet onaanzienlyk offer vergen. Stellen wy
voor de eerstvolgende jaren het sterftecyfer aan
diphtherie op 1500 'sjaars, dan zullen er op
zyn minst genomen 7000-8000 zieken om
genees serum vragen. Oiri de vereischte hoe
veelheid te leveren, zyn pl. m. 400 aderlatingen
noodig. En vergeten wy de preventieve in
spuitingen nietl Maar daartegen wegen aller
gewichtigste voordeelen ruimschoots op.
Hoeveel menschenlevens zal dat offer jaariyks
besparen 1 En bovendien, op hoeveel moer
duizenden komt ons thans diphtherie met
haar in geval van herstelling toch immers
langdurigen nasleep, hare gevaren voor de
overige leden van het gezin, jaariyks te staan?
Doch er is moer. Het middel voorkomt ook
de ziekte, het zal haar dus ook verhinderen
zich uit te breiden: het beschut niet enkel
do huisgenooten van den lyder, maar ook de
buren, de medebewoners van hot dorp, de
stad, het gewest. Gewis, er zal tyd noodig
zyn, om de ziekte aan banden te leggen. Maar
de kosten der bereiding zullen gaandeweg
verminderen, mits de geneeswyze overal worde
toegepast."
Na te hebben in 't licht gesteld, dat het af
doende van Behring's geneeswijze Diet langer
kan worden ontkend, nu Roux en zyne mede
werkers haar nog eens nauwkeurig van meet
af aan hebben bekeken en in allen deele steek
houdend bevonden, besluit de schr. met de ver
klaring: „Behring's ontdekking mag voor de
interne geneeskunde, tot hiertoe verre over
vleugeld door de chirurgie, een stap in de
zeer gewenschte richting, voor de bacteriolo
gie een triumf, voor de lydende menschheid
een zegen worden genoemd."
Schryvende over het serum in het Tijd
schrift voor Geneeskunde, zegt dr. M. J.
Godefroi, te 's-Hertogenbosch
„Het ligt volstrekt niet in onze bedoeling,
om de verdiensten der heeren Behring en
Kitasato en ook van dr. Roux, die in den
zelfden geest is werkzaam geweest, te ver
kleinen. Integendeel, de degelyke natuur
onderzoekers, die gedurende eeüige jaren
bezig zyn geweest om zulke éclatante uitkom
sten te verkrygen, verdienen onze hoogste
dankbaarheid, onze diepste vereering. Het
zy my mtu88chen geoorloofd te vragen, of
wy thans reeds, nu wy er nog zoo weinig
zekers van weten (de waarnemingen zyn
immers grootendeels door henzelven of onder
hun toezicht gedaan) zoozeer met de ont
dekking moeten wegloopen, alsof die een
waar axioma, eene onomstooteiyke waarheid
had voortgebracht? Het gebeurde met de
tuberculine van Koch ligt ons nog te versch
in het geheugen, om ook niet hier op teleur
stelling voorbereid te zyn. Laat ons, be
zadigde Hollanders, toch niet al te spoedig
den stroom volgen der dwepers met de nieuwe
methode I Laat ons, medici, bet publiek niet
te zeer styven in zyne meeniDg, dat er een
onfeilbaar middel tegen de diphtheritis ge
vonden is 1 Het is immers onmogeiyk, thans
een beslist oordeel te vellen over de gene
zende kracht van het middel. Zyn wy er
ook wel reeds zeker van, dat het zonder
eenig gevaar kan worden ingespoten, als het,
zoo noodig, herhaaldeiyk in het jeugdig orga
nisme moet worden gebracht? Kent men
de uitwerking van het waariyk niet zoo
onschuldige iod-trichloride?
„Laat ons veeleer by onze Duitsche naburen
te rade gaan! Daar blykt tot heden niets
van het groote enthusiasme, door de ontdek
king van Behring in andere landen, en niet
het minst in het onze, teweeggebracht. Daar
bepaalt men zich eenvoudig tot het benoemen
van commission, samengesteld uit betrouw
bare geneesheeren, aan wie de taak wordt
opgedragen, een onbevooroordeeld onderzoek
in te stellen en feiten te verzamelen, die
omtrent de al of niet zekere werking van het
middel moeten beslissen. En laten wy, dien
weg volgend, insgelyks voortgaan met eigen
onderzoek en nauwkeurig waarnemen, wat
hot zoo problematisch middel tegen diphthe
ritis vermag. Tot nu toe zyn het, wat do
medicatie betreft, „Mischformen", waartegen
het is beproefd. Alle soorten van medicamenten,
zelfs de laryngotomie, zyn veelal reeds toe-
godiend en aangewend, vóórdat men tot in
spuiten van het serum kon overgaan. Eerst
dan, als men ui tel uitend en alleen
aan den invloed van het serum de genezing
kan en mag toeschryven, is het oogenblik
aangebroken om „hosanna" te roepen. Dan
ook eerst kan, in vergoiyking met de uit
komsten, door andere gebezigde middelen
verkregen, prooentsgewyze worden bepaald,
in hoever het die andere middelen overtreft
in geneeskracht.
„Laat ons toch vooral niet te voorbarig
zyn in onze oordeelvelling I
„In 1890, toen met de ontdekking van
Koch zoozeer gedweept werd, waarschuwde
ik myne collega's om toch vooral niet te
vroeg victorie te roepen. Ik riep hun toe:
„attendons et espéronsl" Ik herhaal thaDS
dien kreet, met den vurigen wensch tevens,
dat het weldra moge blyken, dat door de ont
dekking van Behring der menschheid 6ene
onschatbare weldaad bewezen is!"
De Eaagsche Courant schryft nogmaals
over Pensioenverzekering van
zuigelingen en wel het volgende
Er zit wel iets goeds in, maar met een
rijksdaalder „geboorterecht" komt men er
toch by lange na nietzoo was onze indruk
by het lezen van den goeden raad van den
inzender in 't Nieutos, reeds vermeld.
't Idee om reeds by de geboorte van een
kind zijnen ouden dag te verzekeren, is ver
nuftig en juist; ook uitvoerbaar misschien;
maar veel duurder dan de inzender dacht.
By nacyfering bleek ons, dat inderdaad,
ter verzekering van een pensioen van 5
's weeks na het 60ste jaar, de ryksdaalder
storting by de aangifte der geboorte 123 50
zou moeten worden, of de Staat voor eiken
jonggeboren Nederlander een surplus van
ƒ121 zou hebben by te passen, wat inderdaad
eene wel wat hooge premie op de geboorten
zou zyn.
Ziehier hoe we approximatief tot die uit
komst kwamen:
Eene lyfrento van ƒ260 'sjaars koopt men
op zyn 60ste jaar voor f 2850. (We rekenden
naar de tarieven van „Kosmos".} Om op zyn
60ste jaar f 2850 te ontvangen, moet men op
zyn 258te jaar aan eene levensverzekering-
maatschappy f 452 betalen. En om aan eon
pasgeborene de uitbetaling van f 452 by hot
bereiken van het 25ste jaar te assureeren,
heeft men in het eerste levensjaar f 123.50
te storten.
By directe berekoning zal men vermoede-
ïyd tot eenig verschil komen, denkeiyk iets
minder dan die f 123.50. Maar ongeveer
is 't toch de prys van do bedoelde pensioen
verzekering, aangegaan by 't begin van het
oerste levensjaar. En al brengt do groote
sterftekans van pasgeborenen hierin zelfs nog
eene belangryke verandering, minder dan
f 100 zou dat „geboorterecht" toch zeker niet
bodragen.
Men ziet echter, dat, al komt men er niet
mot de f 2.50, door den inzender in 't Nicuvjs
genoemd, het idee toch niet zóó hersen
schimmig is, als het oppervlakkig ïyken kon,
en misschien door combinaties toch wel te
verwezenlijken.
Wy lezen in Het Schoolblad:
By het onlangs gehouden akte-examen voor
gymnastiek L. O. kon een der candidaten niet
tot het examen worden toegelaten, „omdat"
zooals het verslag zegt „omdat door hem
niet was voldaan aan alinea 6 van art. 65-1 o r
der wet op het lager onder wy 3".
Slaat men de wet op, om te zien wolko
gewichtigo bepaling hier bedoeld wordt, dan
blykt dat het aangehaalde artikel betrekking
heeft op het betalen van het examengeld.
De jongeling koD zyne vyf guldon niet betaleQ
76)
De man hield, op de hoogte der borat*
zakjes, de hand op zyn nu opengeslagen
ulster krampachtig gedrukt; met vriendelijke
onderdanigheid schudde hy zyn hoofd.
„Tot ml)n leedwezen zal ik zyn genood
zaakt, mijnheer den Graaf in oigen persoon
lastig te vallen."
„Ik heb nu geen tyd", klonk Gerds ant
woord op trotscher en afwijzender toon dan
men dit van hem gewoon was. Maar die
brutale oogopslag, gepaaid met dat gemaakt
Vriendelijke, indringende glimlachje, stonden
hem vreeseiyk tegen.
„Welnu" fluisterde de kleine man, altijd
even vergenoegd glimlachend en met eene
buiging, die scheen te moeten zeggen, dat het
niet in hem kon opkomen zich by zulk een
aanzienlgk heer op te dringen „als ik dan
maar zoo vrg zal zgn mynheer den rent
meester te vragen, of mgnheer de Graaf
voornemens is die vgftigduizend in papiertjes
en in welke papiertjes - op ultimo te
betalen, of dat ik kan ontvangen een wissel
op de Nationale Bank, wat ik liever zou
hebben."
„vijftigduizend wat?" vroeg Gerd met
een gezicht, dat de vreemdeling in stilte
„onnoozel" bliefde te noemen.
„Mark - mark - markl" haastte hg zich
er bg te voegen.
„O zool vgftigduizend mark", herhaaldeGerd
ongeduldig. „Wat wil u eigenlUk? Wie isu?
Wat heeft u met mg en ik met u te doen?"
De kleine man maakte drie buigingen.
„Mag ik de eer hebben, mgnheer de Graaf,
mg aan u voor te stellen? SiegmundLöwen-
stein, bekend als „de Löwensteiner", die heeft
geholpen den goeden, lieven Graaf Rothkreuz
meer dan eens uit do verlegenheid."
„En verder?" snauwde Gerd den kleinen
geldechieter toe. In hem begon een zekere
angst voor naderend gevaar, als het verre
gerommel van een zwaar en dreigend onweer,
zich te doen gevoelen.
„Vergeef mg, mgnheer de Graaf I Moge God
mgnheer den Graaf gezond doen bigven nog
vele, vele jaren 1 Gezond en goed van geheugen.
Want mgnheer de Graaf zal toch zeker niet
hebben vergeten, dat u zicb heeft borg ge
steld schriftelijk voor dien armen, goeden
mynheer den Graaf Roth
„Naar den die en dat, met je goeden mgn
heer den Graaf I" riep Gerd, eene deur open-
stootende en zyne kamer inloopend. „Ga dan
ten minste hier binnen!"
Met eene diepe buiging volgde de Löwen-
steiner. Hy maakte intusschen de wysgeerige
opmerking, in stilte natuuriyk:
„Als de heeren willen hebben, laten zy den
Löwensteiner voorgaanals de heeren moeten
geven, kan hg zelf zien hoe hg er komt,
achter hen aan."
Maar die beoordeelingen zwegen, toen hy
nu tegenover Gerd Btond en op diens yskoude,
trotsche vragen de omstandigheden voordroeg
zooals zy waren; nagenoeg althans zooals zy
waren. Maar de man was volstrekt niet op
zyn gemak, toen hy er met beving aan
dacht, dat by van die vgftigduizend mark al
dadeiyk vijfduizend voor „renten" had terug
gehouden. Ten laatste toonde hy Graaf Von
Rakitsch tot bevestiging van hetgeen hg had
gezegd een op zegel geschreven papier. Dit
was eene schriftelyke schuldbekentenis van
Thilo's hand, waarby de ondergeteskende
verklaarde op ultimo Juni aan Siegmond
Löwenstein vgftigduizend mark terug te be
talen, in geval Graaf Von Rothkreuz hiertoe
niet in staat mocht zyn. En die onderteeke-
ning was:
„Gerd, Graaf Von Rakitsch."
Terwyi Gerd het papier overlas behalve
zyn verbleeken, gaf hg geen enkel teeken
van ontroering - schepte de geldman weder
moed. Hy zeide:
„Wy waren overeengekomen, dat het tegen
eene rente van vyf ten honderd wezen zou;
mynheer de Graaf kan dus zien, dat het was
eene leening alB uit vriendschap."
Gerd zag hem met een hoogen, fleren blik
aan, die het manneke tot eene hernieuwde,
eerbiedige buiging dwong.
„Deze vyf procent zyn op dit oogenblik
door u verdicht, om er nog iets meer van te
halen, terwyl u, zooals het by soortgelyke
treurige zaken gebruikelyk is, de woeker
renten al dadeiyk van de geleende som hebt
afgehouden. Hoeveel hebt u toen gerekend en
hoeveel dadelyk er van afgenomen?"
„Drieduizend mark", antwoordde Löwen
stein, met de uitdrukking van een armen
zondaar op zyn sluw gelaat. „De menschen
hebben geiyk; zy hebben groot gelyk", dacht
by; „die graaf is geen man van zaken! Hot
is, juist zooals zy zeggen: hy is eeDdweper.
Zou by toch anders niet doen eene vraag,
waarop hy weet, dat ik moet antwoorden met
eene leugen. Maar een nobel hoer is by ook, die
niet zal benadeelen den armen Löwensteiner."
„Drieduizend mark herhaalde Gerd.
„Dus eene woekerzaak."
„God zal my bewaren I Als hy my toch
gelooft ongezien, die drieduizend I" dacht
Löwenstein in groote verbazing, maar niet
weinig verrukt over die kinderlyko lichtge-
loovigheid.
„Mynheer de Graaf zal niet wezen hard
tegen den armen Löwenstein; mgnheer de
Graaf zal toch zoker niets aftrekken van
de som?" smeekte hg.
Gerd liep door de kamer op en neer. De
kleine man zag hem in gespannen verwach
ting, met byna verliefde blikken, na, tot hy
plotseling schrikte, toen Gerd in zyne volle
breedte tegenover hem bleef stilstaan. Zyne
persoonlyke waardigheid maakte een diepen
indruk op den geldschieter.
„U weet, mynheer Löwenstein, dat die
onderteekening eene nagemaakte handteeke-
ning is. Wat meer beteekent: u wist het,
toen u het papier in ontvangBt nam."
„Mynheer de Graaf!" schreeuwde Löwen
stein, zyne beide banden met uitgespreide
vingers opheffend,
„Geen woord 1 Het is zoo. U hebt opzet-
teiyk den schyn aangenomen myne bandtee-
kening voor echt te houden", vervolgde Gerd
zeer beslist.
„Geen man van zaken", dacht de Löwen
steiner alweer, „maar een menschonkenner.
Ik wil niet gezond blyven als by niet is een
zeer scherp menschenkennerl"
Nieuwsgierig wachtte hy het besluit van
den Graaf af.
„Myn neef Von Rothkreuz is overleden.
Met hem is de naam uitgestorven. Men be
hoeft dus geen der nakomelingen van deze
familie te ontzien."
Maar d6 geldschieter was op zyne beurt
ook een menschenkenner. Hg had genoeg
geboord om te begrypen, dat, ondanks de
rustpoos, die op dit woord van Graaf Gerd
volgde, dit niet diens laatste woord was, en
kalm hoopte hy verder.
„Toch wil ik, om redenen, waarin u geen
belang kunt stellen, dit papier van u koopen."
Beide heeren zuchtten diep; de een tevre
den, dat hy toch zyn geld zou ontvangen;
de ander gedrukt, omdat by het allerakeligst
besef had zich tot een heler van ongeoor
loofde praktyken te verlagen.
„Hy zal willen handelen", daoht Löwen
stein, „maar ik zal m|j goedhoudenby zal
niet meer afdingen dan die drieduizend
mark; ik laat geen mark meer, dan die
som vallen."
En vlug cyferde hy in zyn hoofd uit hoo-
veel renten by dan toch nog maakte, nu hy
Gerd voor tweeduizend bedrogen had.
(Wordt vervolgd.)