N°. 10674.
"Vrijdag 7 December.
A0.1894.
fjourant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Leiden, 6 December.
e-
Feuilleton.
EENE HELDIN.
LEIDSCH
DAGBLAD.
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden per 8 maandeni
Franco per post
Afzonderlijke Nommers
f 1.10.
1.40.
0.05.
PRIJS DER ADv KK'I'MN'I'I ttrji
Van 1 6 regels f 1.06. Iedere regol meer f 0.17$. Grootere
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren buiten de stad
wordt f 0.05 berekend.
Omtrent den alhier ontslapen gepension
eerden generaal-majoor J. G. J. Van Olden-
barneveld genaamd Witte Tullingh, deelt het
„H. Dagblad" het volgende mede:
De ontslapene, die eene hoogst eervolle
militaire loopbaan achter zich had, werd den
18den September 1812 te 's-Hage geboren,
on trad den lsten October 1826, dus op
14-jarigen leeftyd, in dienst als volontair-
kanonnier 2de klasse by het lste bataljon
veld artillerie.
Den lsten December 1827 aangesteld tot
korporaal, volgde den 26sten October van
het volgende jaar zijne benoeming tot sergeant-
titulair en den llden October 1830 die tot
sergeant
Reeds den 8sten Maart van het volgende
jaar werd jhr. Van Oldenbarneveld benoemd
tot 2den luitenant by het lste bataljon artillerie-
transporttrein en na den 27sten October 1833
te zyn gesteld ter dispositie van het depar
tement van oorlog, verkreeg hy den 16den
December 1837 zyne benoeming tot lsten
luitenant.
Na de reorganisatie dor veld artillerie in
1841 werd de nu overledene overgeplaatst by
hot lste reg. veld-artillerie, terwyi hjj den
©den Dec. 1852 zich by het 3de regiment
vesting artillerie benoemd zag tot kapitein,
In welken rang hy den 14den December werd
overgeplaatst by het 2de reg. van genoemd
wapen, ter dispositie van het departement
van oorlog.
Den 25sten Juni van het volgende jaar
werd jhr. Van Oldenbarneveld benoemd tot
adjudant by het regiment veld-artillerie, uit
welke functie hy op verzoek den 20sten Juni
1856 werd ontslagen. Tot kapitein 2de kl
benoemd den 31sten Oct. 1855 en tot kapt.
lste kl. den 27sten Pebr. 1860, verkreeg hy
den 228ten Maart 1864 den rang-van majoor
en werd hy den 22sten April 1868- benoemd
tot luitenant kolonel by het 3de"reg. vesting
artillerie.
Twee jaren later (25 April 1870) werd de
thans ontslapene benoemd tot kolonel en com
mandant van het corps, welke waardigheid hy
den lOden Febr. 1872 verwisselde met die
van directeur voor het materieel der artillerie.
In hetzelfde jaar, den 25sten April, benoemd
tot generaal majoor, bleef jhr. Van Olden
barneveld tot den llden April 1876 als zoo
danig in functie, op welken datum hy werd
gepensionneerd.
In de jaren van 1830 tot 1834 maakte de
nu overledene deel uit van het mobiele leger.
Hedenmorgen ontvingen wy per Neder
land sche mail de Bataviasche bladen van 3
tot 6 November.
De „Sts.-Crt." bevestigt thans het bericht,
dat wyien de heer dr. H. Neubronner van der
Tuuk, ambtenaar voor de beoefening der
Indische talen, te Boeleleng (eiland Bali),
iyne geheele boekery aan de Universiteits
bibliotheek te Leiden gelegateerd heeft.
Aangenomen is het beroep naar de Ned.-
Herv. gem. te Anjum door ds. G. Van Dyk Pz.t
te Ter-Aar.
Woensdag 5 dezer heeft de plechtige
installatie plaats gehad van den nieuw be
noemden burgemeester van Leimuiden, mr.
J. Bruyn. Tevens werd Z.Ed. tot ambtenaar
van den Burgerlyken Stand benoemd. Het dorp
was met vlaggen versierd.
In het Hotel „de Vergulde Wagen", te
Alfen, zal Zaterdag 8 Dec. a. s., des avonds
te zeven uren, eene openbare vergadering met
debat worden gehouden ter bespreking van
ae opdryving van het schoolgeld op de open
bare en byzondere scholen alhier, (inleider de
heer Th. M. Ketelaar, van Amsterdam).
Door bevoegde manslidmaten der Ned.-
Herv. gemeente van Hoogmade en Rypwetering
is met algemeens stemmen tot predikant
beroepen de heer T. Doevendans Hz., candidaat
tot den H. Dienst by het Prov. kerkbestuur
van Noord Brabant en Limburg.
De Tweede Kamer zette de algemeene
beschouwingen over de Staatsbegrooting voor
1895 voort.
De heer Pijnappel zal de taak niet op zich
nemen om dit kabinet te verdedigen tegen
de aanvallen van don heer Gerritsen en an
deren; daarvoor zyn de leden van dit minis
terie krachtig genoeg. Ook de heer v. Houten,
dien hy hoogacht om zyne groote kennis, zal
van hem geene verdediging verwachten, daar
zy geene geestverwanten zyn. Maar toch pro
testeert hy tegen het betoog van den heer
Gerritsen, die voorby zag, dat wel homogeniteit
by dit ministerie bestaat ten aanzien van het
kiesrecht- vraagstuk.
Dat de Kamer in afwachting van de kies
rechtregeling werkloos zou moeten blyven,
betwist spr. ten sterkste. Formeel en moreel
acht hy deze vertegenwoordiging bevoegd en
verplicht, ook andere onderwerpen dan het
kiesrecht ter hand te nemen. ("Verschillende
stemmen: Zeer juist).
Den eisch, dat alle partyen in dit kabinet
moesten zyn opgenomen, doet spr. denken aan
de toepassing van het proportioneel stelsel
op het kabinet.
Daarna wenscht spr. eenigszins dieper in
te gaan op het begrip homogeniteit. Homo
geniteit moet in de eerste plaats bestaan
tusschen de loden der partyen onderling, ver
volgens tusschen kabinet en het werkprogram
der Regeering. Zyns inziens berust thans de
partyeenheid op eene illusie, maar toch blyft
men nog steeds spreken van eene linker- en
eene rechterzyde, van liberalen en conserva
tieven, zonder dat die partyen vast over
elkander staan.
By alle partyen bestaan linker- en rechter
zyde, zonder dat eenheid bestaat. Intusschen
hecht spr. aan trouw tegenover de kiezers en
trouw aan eigen beginselen. En dat hy steeds
trouw aan zyne beginselen is gebleven, heeft
spr. getoond door eene verkiezing af te wyzen,
toen er sprake was van verkiezing voor een
speciaal doel. Toen heeft by zyn kiezers niet
willen misleiden, noch zyne beginselen ver
zaken.
Zonderling moge bet klinken, maar toch
vreest hy,'dat de kiezers tot geene party be-
hooren, geene beginselen vertegenwoordigen.
Voorts betreurt hy het, dat een speciaal, knap
hoofd voor een der departementen zyne plaats
moet inruimen, wanneer een ministerie van
andere beginselen optreent. Spreker hoopt,
dat de politieke werkzaamheden dezer Reg.
niet zullen berusten op eone scheiding tua-
schen ministoriêele en anti-ministeriöele party,
maar dat zal worden gedaan wat goed is en
in '8 lands belang.
De heer De Beaufort (Amsterdam) zal het
debat over de ontbinding niet voortzetten,
maar moet er toch op wyzen, dat de heer Tak
in zyne rede twee onduidelykheden niet heeft
opgelost. In de eerste plaat6, waarom de mi
nister Tak op 9 Maart zich niet duidelyker
uitsprak over het amend.-Do Meyier, wetende
dat een woord van hem voldoende was om
dat amend, te doen wyzigen of intrekken.
Ten tweede heeft de heer Tak het doen
voorkomen, alsof zyn kiesrechtstelsel alle her
vormingen toeliet. Maar welk stelsel was
dat dan?
De verrassing, der Kamer op 9 Maart be
reid, acht spreker voor ons land, waar men
aan dergeiyke verrassingen niet gewoon is,
zeer gevaariyk.
Daarna komt spr. tot de tegenwoordige
Regeering door velen hier genoemd een
ministerie ad-hoc.
Maar is nu dit ministerie inderdaad een
ministerie met een beperkt mandaat? Daarvan
kan naar zyn oordeel geen sprake zyn en
zyns inziens heeft deze Regeering ook nog
eene andere taak te vervullen, dan alleen de
kiesrechtregeling. In dit opzicht deelt spreker
volstrekt niet het gevoelen van den heer Ger
ritsen, wiens betoog omtrent homogeniteit op
byna elk ministerie, dat aan de groene tafel
plaats nam, toopasseiyk is.
Thans dit onderwerp loslatende, vraagt spr.
nog eenige oogenblikken de aandacht voor drie
punten, nl voor de pensioenverzekering, den
achteruitgang van den landbouw en de defensie.
Wat het eerste punt betreft, moet 6preker
waarschuwen om deze gewichtige aangelegen
heid te laten rusten tot na de kieswetregeling,
en hy wyst or op, hoe in Frankryk, met het
algemeen stemrecht, de verplichte verzekering
nog niet bestaat.
Yan verschillende zyden werd aangedrongen
op het instellen van eene Staatscommissie
voor de werklieden-verzekering, doch spreker
wyst op de noodzakeiykheid voor de Regeering
om een stelsel te hebben, waarby zich aller
eerst de vragen voordoen: wie zal do kosten
dragen: de patroon, de werkman, de Staat,
allen te zamen, of ieder afzonderiyk?
Wat den achteruitgang van den landbouw
betreft, wyst spreker er op, dat de landbouw
in landen, waar protectie bestaat, niet gunsti
ger is en dat by in ons land, by de bedryfs-
belasting, reeds zekere bescherming geniet.
Eene sbaatshypotheekbank voor den landbouw
acht hy onnoodig by de vele hypotheekbanken
van particulieren, die reeds bestaan, en per
slot van rekening zouden grondeigenaren
winst gaan maken met staatsgeld, opgebracht
door belasting betalenden.
Graanrechten kunnen volgons spr. niet leiden
tot verbetering van den landbouw, wèl tot
duurder broodpryzen ten nadeele des volks, dat
volgens sommigen hier toch al zoo ontevre
den en gedrukt is. Wat de defensie aangaat,
moeten wy ons waarborgen tegen een coup
de main als in 1866 werd toegepast en zorgen,
dat wy kunnen voldoen aan de eischon tot
handhaving onzer neutraliteit. Verder moeten
wy niet gaan.
Vooral met 't oog op den toestand onzer
financiën moeten de uitgaven voor oorlog en
marine beperkt worden tot het onvermydeiyke
en moet zoo noodig op andere militaire uit
gaven bezuinigd worden. Wettelyke leger-
organisatie acht spreker niet onmogeiyk, maar
hy voor zich heeft al genoeg aan de vesting
wet. Spr. zou zich verbazen, wanneer hy zyne
stem aan de aangevraagde sommen kan geven.
De heer Van der Schrieck protesteert tegen
de beschuldiging van den heer Staalman, dat
voeding en verpleging der soldaten zooveel
te wenschen zouden overlaten. Ook komt hy
op tegen de beschuldiging van zedeloosheid
in ons leger, waardoor insubordinatie zou
ontstaan. Doelde men op een geval, in hot
Oosten van ons land voorgekomen, dan wyst
hy er op, dat dit feit onjuist en sterk over
dreven is geworden. Maar men moet zich
wachten een oordeel uit te spreken over een
leger op grond van een enkel geval.
Het museum voor kunstnyverheid te
Haarlem werd gedurende de maand November
door 891 personen bezocht.
De bibliotheek van genoemd museum begint
meer en meer de belangstelling van het pu
bliek op te wekken. De laatste driemaanden
werden 423 boek- en plaatwerken naar ver
schillende plaatsen van ons land verzonden,
terwyi voor lezingen, tentoonstellingen en
kunstbeschouwingen geheele verzamelingen
werden verstrekt.
Wy vestigen er nogmaals de aandacht op,
dat zy, die een kunstambacht beoefeneD, als
meubelmakers, goud en zilversmeden, deco
ratieschilders, beeldhouwers, modelleurs, kunst
smeden, enz., enz., alsook bouwkundigen en
dames, die het kunstnaaldwerk beoefenen,
eene ryke bron van voorbeelden en gegevens
in deze boekery vinden en dat de boek- en
plaatwerken kosteloos worden verzonden.
De catalogus wordt op aanvrage tegen ver
goeding van 16 ets. in postzegels franco toe
gezonden.
By de verkiezing van een lid van het
hoofdbestuur der Maatschappy tot Nut van
't Algemeen, in de vacature, ontstaan door
het overlyden van den heer C. J. M. Dykmans,
zyn door 116 departementen uitgebracht 374
stemmen. Gekozen is met 357 stemmen de
heer mr. J. E. Veltman, te Amsterdam, die
zich de benoeming heeft laten welgevallen.
By koninkiyk besluit van 5 dezer is
bekrachtigd de aanstelling van dr. M. Straub,
by besluit van den Raad der gemeente Amster
dam van 24 Nov. jl. benoemd tot buitengewoon
hoogleeraar aan de Gemeentelyke Universiteit
aldaar. Sts.-Ct
De aftredende Raadsleden van de gemeente
Weststellingwerf zyn allen horkozen.
De heer W. J. Geertsema, oud-lid der
Tweede Kamer, gaat voor zes maanden naar
Nederland8ch Oost-Indiö.
Te Amsterdam wordt, volgens den cor
respondent der „N. Gron. Ct.", beweerd dat
„Het Dagblad" (vroeger „De Amsterdammer)"
met nieuwjaar als een flnantiëel-politiek orgaan
zal verschynen, in den geest van de „Frankf
Zeitung".
Een wel en zeer gunstig bekend financier
treedt als verantwoordeiyk hoofdredacteur van
het finantiöele gedeelte op. De politieke leiding
blyft in handen van de tegenwoordige hoofd
redacteuren, do heeren De Koo en dr. Pyzel.
Tot zoover is alles gereed; alleen is het kapitaal
nog niet by een.
Mot 1 Jan. zou verder verschynen by den
heer Van Gogh oen nieuw weekblad, waarvoor
de naam nog niet is gevonden. Het zal staan
onder redactie van den heer P. L. Tak en
de medewerking hebben van verschillende
schryver8, die thans de vruchten van hunne pon
étaleeren in het „groene" weekblad .De
Amsterdammer."
Tot directeur der Burgeravondschool te
Schiedam is benoemd de heer J. A. Hingman,
nadat was bepaald, dat hy als leeraar in hand-
teekenen 4 uren minder les zal geven en zyne
wedde als zoodanig f 200 zal worden verlaagd.
De gemeenteraad van Charleroi heeft
besloten, in de Nyverheidsschool een leer
cursus van Vlaamsch in te stellen.
In eene te Amsterdam gehouden verga
dering van vleeschhouwers-bazen, welke door
ongeveer 400 personen werd bygewoond, is,
zonder dat iemand er tegen bleek te zyn, be
sloten, voorloopig tot 1 Mei, van aanstaanden
Zondag af, op Zondag niet meer te verkoopen.
Ook de Israölietische slagers in de christen-
wyken zullen op Zondag geene christenen, wel
hunne geloofsgenooten mogen bedienen.
Eene byeenkomst van melkslyters en melk-
ombrenger* aldaar, die ook tegen gisteravond
belegd was, om te beraadslagen des Zondags
avonds geen melk aan de klanten te bezor
gen, kon, wegens den grooten toeloop van
oelanghebbenden, niet gehouden worden. Het
vergaderlokaal bleek veel te klein.
De vergadering is nu verdaagd tot heden
avond in „Frascati".
De directeur der Weesinrichting te Neor-
bosch heeft, onder veel meer giften, door
tus8chenkomst van den heer W. Hovy, te
Amsterdam, van I. B., aldaar, f 1000 voor
zyn gesticht ontvangen.
Vanwege de afd. Utrecht der „Neder-
landsche Gustaaf-Adolf-vereeniging" zal a. s.
Zondag 9 Dec., des avonds, ter viering van
den 300aten gedenkdag van de geboorte vac,
Gnstaaf Adolf, eene godsdienstoefening ge
houden worden in de Buurkerk, die daartoe
door kerkvoogden welwillend afgestaan is. Als
sprekers zullen optreden ds. Bronsveld, ds.
Quast en ds. Do Jonge, terwyi de vereeniging
„Kerkzang" bereidwillig hare medewerking
toegezegd heeft.
Te Nymegen heeft eene Lombok soirée
zuiver opgebracht f 523.32, welk bedrag aan
het centraal-comitó te 's-Gravenhage is over
gemaakt.
Eene collecte voor het Nationale Fonds te
Voorburg heeft netto opgebracht f 286.92'/^.
73)
„Ween niet, rayn kind", zeide hy scherp.
„Wat hem ook in den dood heeft gejaagd,
altyd is dit de daad van een ellendeling; by
heeft de beproevingen, die hem waren opge
legd, niet kunnen of willen dragen. Geloof
my, Walburga, hy is je tranen niet waard.
Bid voor zyne arme ziel; dat is beter dan
over hem te schreien; dat verdient hynietl"
Ontsteld, richtte Walburga haar hoofd op.
Dien harden toon had zy nog nooit van deze
lippen gehoord. Zy zag hoe de gewooniyk
soo innemende, zachte gelaatstrekken van
Gerd ontsierd werden door den onbeschryf-
ïyken weerzin, dien deze eigenmachtige daad
In hem had opgewekt. Thans verhelderde geen
zweem van medeiyden dat in toorn gefronste
voorhoofd. Zóó had zy hem nog nooit gezien.
Het rytuig kwam voor. Het inspannen was
onbegrijpeiyk vlug gegaan.
„Vaarwel. Myne plaats is nu daarginds.
Ik moet je verlaten. Ga naar tante Fedoral"
„Neen", riep zy uit. „Ik ga mede; ik heb
Br het recht toe. Ik ben zyne naaste bloed
verwante!"
Gerd schrikte. In het eerste oogenblik der
ontsteltenis had hy hieraan niet gedacht.
Opeens schoot hem nu iets door zyn brein:
floor Thilo's dood werd Joséphine de recht
matige erfgename van Zembowitsch.
Een droevig lachje plooide zyne lippen.
Wel eene treurige erfenis! Besmet door de
spilzucht van vorige geslachten; bevlekt met
het bloed van een zelfmoordenaar! En dan,
zoozeer door schulden bezwaard en neigende
tot den ondergang, dat die erfenis Joséphine
in hare armoedige omstandigheden eer als
een vloek dan als een zegen moest voorkomen.
„Komaan; als je dit wenscht, vergezel my
dan naar het huis, dat van nu af het eigen
dom van je moeder is", zeide hy kortaf.
Walburga zag hem vreemd aan. Ja ja
zoo zou het wel zyn. Van de geheele familie
was nu toch alleen hare moeder nog in leven.
„Neen, oom Gerd", nokte zy, „dat bedoel
ik niet. Ik wilde alleen by u biyven, om u
in die vreeselyke, treurige uren niet alleen te
laten."
Gerd drukte dankbaar een kus op haar
voorhoofd en toen stapte hy met haar in
het rytuig.
Zy reden nu ten tweeden male met elkander
over den straatweg naar Zembowitsch en even
als toen neigde ook nu de dag ten eindemaar
in plaats van kille nevelen, omgaf hen thans
de aangename warmte van den heeriyken
zomeravond.
Beiden zwegen; van tyd tot tyd drukte
Gerd zacht de kleine hand, die, kracht zoekend
en tegelijk troost gevend, naar hem werd
uitgestrekt.
Hem scheen het nu als tn een droom, dat
hy dienzelfden morgen de verzoeking had
voelen opkomen om dit jonge wezen aan zyn
eigen bestaan te ketenen. Onder den hoog-
ernstigen indruk van het vreeseiyk ongeluk,
zag hy nu in Walburga inderdaad zyne dochter.
De kootsior zweepte de paarden, zooals hy
dit onder gewone omstandigheden zeker niet
zou hebben mogen doen; en nog binnen het
uur stond het rytuig voor den ingang van het
kasteel op Zembowitsch. Een aantal arbeiders,
mannen en vrouwen, in de Poolsche kleeder
dracht, stond voor de stoep opgesteld en
zoodra zy Gerd zagen, drongen zy op hem
aan en kusten hem de handen en den zoom
van zyne overjas. Toen Gerd die onbescheiden
menschen met eene gebiedende handbeweging
had teruggewezen en hy Walburga uit het
rytuig geholpen had, fluisterde zy bevend:
„Ik biyf hier buiten; ik zal liever heen en
weer wandelen zoo in de buurt, dat u my
kan roepen, als u my hebben wil."
Zy had den dood nog nooit gezien en haar
hart beefde er voor terug, dien voor het eerst
onder deze omstandigheden te zullen aan
schouwen. Hier ontbrak de liefde, de rouw,
de noodzakeiykheid om zichzelve te behoer-
schen, deze dwangmiddelen, die ook in een
bang hart den schrik voor den dood kunnen
overwinnen. De ontzetting was in Walburga
op dit oogenblik hare hoofd gewaarwording.
Gerd begreep dien jeugdigen angst en hy
vergaf haar dien.
„Als je maar in de buurt blyft", zeide hy
vriendelyk.
Walburga zag, hoe hy met fier opgeheven
hoofd door de menigte heenging. Klagend en
druk pratend werden de menschen door den
rentmeester, als eene kudde schapen naar
hun hok, naar de arbeiderswoningen terug
gedreven.
Nu werd het rustig. In de schemering van
den zomeravond sloop Walburga rondom het
heerenhuis, dat haar thans nog grooter en
nog somberder toescheen dan op dien
Februari-dag.
Tusschen de toppen der boomon kwam do
maan met haar vredig zilveren licht door-
kyken; haar profiel had iets gezelligs, zooals
in hare oude kinderboekjes met prenten. Het
licht speelde juist tusschen de takken der
reusachtige oude dennen door, op de plek,
waar vroeger de familie-begraafplaats der
Rothkreuzen geweest was.
Walburga stond stil; zy zag naar boven.
Die vriendeiyke maneschyn maakte op haar
den indruk, alsof de Hemel glimlachend neer
zag op al dat aardsch verdriet en die aard-
sche zorgen.
Uit een der vensters, die er in dien groo
ten, zwaren muur kinderachtig klein uitza
gen, viel licht naar buiten. Hoe rood en dof
was dat licht, in vergelyking met den zilveren
maneschyn! Misschien stond oom Gerd wel
in die kamer by het lyk van dien zelf
moordenaar.
Walburga deed hetgeen Gerd haar had op
gedragen: zy bad voor den gestorven man.
De avondwind verhief zich. Door do takken
liep een eigenaardig geritsel. In dat verlaten
parkgedeelte kon de nachtegaal gerust haar
nestje bouwen en rondom Walburga begon
een concert van teedere, fluitende en volle
tonen zich te doen hooren.
Gejaagd, liep het jonge meisje voor het
buis heen en weer. Zy werd bang voor de
steeds toenemende duisternis in het park; voor
dat steeds luider en smachtender lied der
nachtegalen; voer dien glimlachenden mane
schyn boven het in somberen rouw gedom
peld kasteel.
Hot werd haar zoo eng om het hart.
O, als Gerd toch maar terugkwam!
Eindeiyk kwam hyt Zy snelde hem tege
moet en liep op den drempel van het huis
byna tegen hem aan. De oude vrouw, die
Walburga voorheen ook had gezien, droeg
eene lamp, om hem by te lichten in de
donkere gang.
Medelydend en bezorgd zag zy tot hem op
en hy knikte haar welwillend toe.
Zyn gelaat was veranderdde strenge trek
van daareven had plaats gemaakt voor een
plechtigen, hoog ernstigen. De aanblik van
den dood stemt ons, menschenkinderen, oot
moedig. Misschien was het daar ook voor
Gerd duideiyk geworden, dat niet hy het
recht had te veroordeelendat er Eón leefde,
die hooger en meer was dan hy, wien het
voegde recht te spreken over den dooden man,
daar vóór hem.
Do oude vrouw en de rentmeester, die
achter haar stond, schenen te verwachten,
dat Gerd hen nog zou toespreken. En Gerd
zeide, zich tot hen keerende:
„In naam der erfgename van Zembowitsch,
mevrouw Joséphine Steiner, geboren Gravin
Rothkreuz, zal ik de regeling van alles op
my nemen; ik zal by het gerecht aangifte
doen en voor de begrafenis zorgen."
Wordt vervolgd.)