Invitatieconcert van „Semprc Crescendo." Het aantal te leveren manschappen voor do Nationale Militie in de gemeente Zoetermeer bedraagt van de 13 lotelingen slechts 3. Do Sociëteit „de Groote Club", te 's-Gra- venhage, heeft in eene vergadering harer leden met nagenoeg algemeene stemmen be sloten tot aankoop, met het voornemen daarheen hare sociëteit te verplaatsen, van een perceel in het Voorhout en tot verkoop van het gebouw aan den hoek van Korte Voorhout en Lange Houtstraat, waarin thans do Club is gevestigd. Den 13den December zal de minister van buitenlandsche zaken, de heer Röell, weder eene groep leden van de Tweede Kamer aan een maaltijd ten zynent vereenigen. Uit West-indiö wordt nader gemeld, dat do gouverneur van Cura^o, de heer Barge, roet zyn gevolg tydens zyn verbidt te Caracas ter vervulling van do Kom: klyke zending, een dag heeft doorgebracht by den president der Vereenigde Staten van Venezuela, generaal Crespo, op een zijner eigendommen te Maracay, die bij deze golegenheid den Nederlandschen landvoogd een luisterrijk gastmaal heeft aan geboden. De minister van buitenlandsche zaken en de directeur der consulaten in dien Staat vergezelden den heer Barge naar buiten. De portretten van onze Koninginnen, den Venezuelaanschen gezant by ons Hof, den heer Tosta Garcia, en minister Röell zyn in hot voornaamste geïllustreerd blad van Caracas naast elkaar verschenen. Uit hot aantal sollicitanten naar de vaceerende betrekking van onderwijzer aan de openbare lagere school te Benthuizen is door B. en Ws. het volgende viertal in deze orde opgemaakt: No. 1 W. Honkoop van Ouder kerk aan den IJsol, No. 2 A. Nijsso van Baarland, No. 3 A. Meerburg van Leiden, No. 4 I. B. Van Driera van Ederveen. Nagehouden proefles zal uit dit viertal de keuze geschieden. De heer J. Van der Mark, onderwijzer aan de Christelijke school te Uithoorn, heeft eene dergelijke benoeming aan de Christelijke sohool te Ameide aangenomen. De minister van binnenlandsche zaken brengt ter algemoene kennis, dat op 1 Februari 1896 en volgende dagen te LeideD, te Gronin gen en to Amsterdam gelegenheid zal worden gegeven tot het afleggen van de practische examens van arts, alsmede te Utrecht tot het afleggen van de practische examens van arts en tandmeester. Zjj, die tot de examens wenschen te worden toegelaten, moeten zich daartoe vóór 25 Januari 1895 schriftelijk aanmelden bij den voorzitter der examen-commissie, en wel: te Leiden, by den hoogleeraar dr. Th. H. Mac Gillavry; te Groningen, bij den hoogleeraar dr. D. Huizinga; te Amsterdam, bij den hoog leeraar dr. G. H. Van der Mey Jr. en te Utrecht, by den hoogleeraar dr. H. Snellen. By bedoelde aanmelding moet worden over gelegd het gofruigschrift, waaruit blykt, dat het theoretisch geneeskundig examen met goed gevolg door de oxaminandi is afgelegd, of dat zy aan eene Nederlandsche Universiteit, den graad van doctor in de geneeskunde heb ben vorkregen of tot do promotie in dit vak zyn toegelaten. Zjj, die tot het eerste gedeelte van het oxamen wenschen te worden toegelaten, moe ten bovendien de verklaring overleggen van een hier te lande bevoegd gonoeskundige, dat zy gedurende minstens twoo jaren de ge nees- en heelkundige behandeling van zieken gevolgd hebben, en zy, die tot het tweede gedeelte van het examen wenschen te worden toegelaten, moeten het bewys overleggen dat zy het eerste gedeelte met goed gevolg heb ben afgelegd en, in tegenwoordigheid van een bevoegd verloskundige hier te lande, minstens tien gewone en twee buitengewone verlossin gen hebben verricht. De algemeene beschouwingen over de Staatsbegrooting voor 1895 werden in de Tweede Kamer voortgezet. Do Voorzitter deelde mede dat het zyn voornemen is, Donderdag het voorstel te doen eone avondzitting te houdeD, ingeval de alge meene beschouwingen dien dag niet zouden zyn afgeloopen. Do heer De Boer was voornemens geweest te spreken over den toestand van den land bouw. Na den wenk van den Voorzitter zal hy dit thans nalaten, zich voorbehoudendo daarop later nog oens terug te komen. (Gelach). De hoor Heldt had met groote waardeering het betoog van den heer Harte gevolgd over de verzekering en pensionnoenng van werk lieden en sloot zich in hoofdzaak hierby aan. Het nut der verzekering voor den werkman werd ook door Spr. in het licht gesteld, doch hy botwyfelde of het plan der Regeering uit voerbaar zal zyn. Een sprekend voorbeeld hiervan zag men in het Nederlandsche Werk lieden fonds, waar de tarieven lager zyn dan by particuliere instellingen. De Staat zou z. i. do concurrentie niet kunnen volhouden. Ver volgons kwam Spr. op tegen de smalende wyze, waarop de heer Rutgers van Rozenburg zich heeft uitgelaten over adviezen van werk lieden aan do Kamer. De Voorzitter had in de rede van den heer Rutgors van Rozenburg niets smalends ge vonden. De heer Heldt verzocht den Voorzitter dan pag. 268 en 269 der „Handelingen" telezen. In- tusschen was Spr. bereid het woord „smalende" te veranderen in „minder aangename" uit drukkingen, maar die houdt hy vol en keurt hy af. Met belangstelling vernam hy echter, wat do hoer Rutgers sprak over staatslyfrente en levonsvorzekeringsbank. Is do heer Rutgers, zoo vroeg hy zich met vorbazing af, op dat punt dan ineens bekeerd tot volbloed socialist? Spr. kwam verder op tegen de uitdrukking van den heer Rutgers, waar deze liedjes zangers en straatslypers vergeleek met kleine winkeliers, fruitverkoopers, enz. Hy ontzegde den heer Rutgers het recht om menschen, die eerlyk hun brood vordienen, geiyk te stellen met menschen, die men pleegt te stellen op den laagsten trap van de onderste lagen der maatschappy. Spr. bleef volhouden dat eene verzekerings bank geiyk de heer Rutgers wilde, zich onmogeiyk kan handhaven by de bestaande concurrentie van particuliere instellingen. Wetteiyke verplichting werd door spreker krachtig verdedigd als het eenige middel om tot eene algemeene verzekering te komen, en reeds meermalen bleek dat vele patroons niet tegen wetteiyke regeling gekant zyn. Er moet dan ook naar geheel andere grondslagen ge zocht worden en een andere weg worden ingeslagen dan de Regeering wil. Spr. trad in eene uitvoerige mededeeling omtrent het geen door de werklieden vereenigingen reeds gedaan wordt voor werkliedenverzekering, vooral te Amsterdam. Spreker bood der Kamer zyn excusen aan over zyne wydloopige aanhalingen, waaruit eerst duidelyk bleek hoe groot de zucht der werklieden en patroons naar eene verplichte verzekering is. Waar spreker in de gegeven omstandigheden niet kan aandringen op af doening van deze gewichtige quaestieverzeke ring en pensionneering, doordeze Regeering kan de zaak inmiddels toch voorbereid worden door de benoeming van eene Staatscommissie, die zou kunnen adviseeren. De heer Thooft zal voor het oogenblik van het woord afzien. Hy wilde spreken over den landbouw en behoudt zich voor daarop later terug te komen. De heer Staalman heeft het optreden van deze Regeering met bezorgdheid gezien, omdat hy by haar mist den ernst, gepast aan de ernstige tyden, waarin wy leven. Wel is ons volk een geduldig en ïydzaam volk en is het grootste gedeelte, dat nog gelooft aan Gods Woord, dat gebleven, maar juist daarmede moet de Regeering rekening houden. Spreker komt op tegen de bevoorrechting van de neu trale scholen voor hooger en middelbaar onder- wys, waar brutale Godloochening hoogtyd viert, de begunstiging van de van God losge maakte wetenschap, die ook mannen bracht als dezen minister van binnenl. zaken, die eenmaal verklaarde zich ondanks alle wetten met eene revolver te zullen wapenen tegen het gezag. Dit zyn woorden in den geest van „Recht voor Allen." Spreker noemt de hou ding der Regeering bedenkeiyk en onverant- woordeiyk. Zy acht het geduld des lands te hoog. Hoe meer de eerbied voor Gods Woord verloren gaat, hoe grooter het verzet zal wor den, hoe meer revolvers voor den dag zullen komen. Sproker wy8t op de revolutionnaire strooming onder het volk, die ook onder de sol daten heerscht en slechts een vlammetje be hoeft om op te vlammen. Gevaarlyk noemt spreker het langer in rustige rust te biyven voor do Regeering. Al leden de voorstanders met Tak de nederlaag, toch zal deze Regeering moeten komen tot een zeer uitgebreid kiesrecht, daar het volk zich niet langer zal laten paaien met beloften en naar stok of revolver grypen. Met loedwezen heeft spreker kennis geno men van de plannen van den minister Van Houten, die, met verloochening van vroeger beleden gevoelens, zich tegenwoordig doet kennen in geheel zyn schrikbarend conserva tief liberalisme. Van regeling der gemeente financiën verwacht spreker van deze Regeering niets, waar zy voortgaat zoovele onnoodige uitgaven te doen voor Marine, Hooger Onder- wys, enz. Hoe deze minister van oorlog den moed heeft nieuwe geweren te vragen, is spreker een raadsel. Wanneer de Minister zich eene eerezuil wil stichten, dan schrappe hy den post voor nieuwe geweren en geve daarvoor in de plaats een ontwerp op den persoonlyken dienstplicht. Ons land moet in tyden van gevaar kun- neu verdedigd worden, maar op de meest practische en goedkoope wyze. Laten wy geene uitgaven doen, die ons nationaal vermogen verre zouden overschryden I Een storm van verontwaardiging zou opgaan, als die uitgaaf voor niouwe geweren werd toegestaan. In plaats van die nieuwe geweren stelle de Minister ook voor verbeterde voeding van den soldaat, die afschuwelyke commies met slechte koffie moet nuttigen. Hy wake tegen de zedeloosheid van meerderen, die vaak de oorzaak zyn van insubordinatie. Mocht de Regeering geene verbetering toezeggen, dan kan hy haar geen vertrouwen schenken. Alleen dankt hy den Minister voor de toe zegging van eene betere regeling van de loonen der werklieden in 's Ryks werkplaatsen. Ons volk wil niet revolutionnair zyn, mits de overheid het bewys geeft aan billyke ver langens te willen voldoen. Spreker eindigde met de Regeering er op to wyzen, dat zy geene macht over het volk heeft, wanneer haar die niet van God ge geven is. To Utrecht is namens de directie van het Utrechtsche Sportterrein aanbesteed Het bouwen van eene zwem- en badinrichting, eene wielerbaan c. a., aan den Minstroom, op het sportterrein naby het Hoogeland aldaar. Slechts twee inschryvingen waren ingekomen, van den heer W. Van Straaten, f 20,400, en van den heer E. Scheepbouwer, f 17,220, beiden te Utrecht. Aan de universiteit te Freiburg, Baden, is met lof bevordord tot doctor in de genees-, heel en verloskunde, met proefschrift: „Die Walchersche Hangelage und ihre praktische Bedeutung bei geburtshülflichen Operationen", mejuffrouw Constance A. Gelderblom, arts, geboren te Hoorn. Te Nymegen is het plan opgevat om daar met 1 Januari eene muziek- en zangschool op te richten. Door iemand, die onbekend wenscht te blyven en buiten Friesland woont, is aan den heer R. Van Zwinderen, bakker te Korte- zwaag, voorzitter der afdeeling „Opsterland" van de vereeniging „Door arbeid tot ver betering" in Friesland, f 2000 geschonken, om woeste gronden te doen ontginnen en daardoor werk te verschaffen. De gewone audiëntie van den minister van koloniën op 7 en die van den minister van binnenl. zaken op 8 dezer, zullen niet gehouden worden. Het stoomschip „Kanzier" arriveerde 3 Dec. van Hamburg en Amsterdam te Durban; de „Prinses Wilhelmina", van Batavia naar Amsterdam, arriveerde 4 Dec. te Suez; de „Soembing", van Batavia naar Rotterdam, arriveerde 4 Dec. te Marseille; de „Bundesrath", van Hamburg en Amsterdam naar O.-Afrika, is 4 Dec. Aden gepasseerdde „Prinses Amalia", van Amsterdam naar Batavia, vertrok 4 Dec. van Southampton; de „PrinsFrederikHendrik" arriveerde 3 Dec. van Amsterdam te Parama ribo; de „Prins Willem I", van West-Indië naar Amsterdam, vertrok 4 Dec. van Havre; de „Prins Willem II" vertrok 4 Dec. van Paramaribo Daar Amsterdam. By koninkiyk besluit van 24 Nov. jl., opgenomen in de Staatscourant van 5 dezer, zyn benoemd tot lid van het hoofdcomité der „Nederlandsche Vereeniging tot het verleenen van hulp aan zieke en gewonde krygslieden in tyd van oorlog" de generaal-majoor, inspec teur van den geneeskundigen dienst der land macht C. J. Van der Burcht van Lichtenbergh, te 's-Gravenhage; de met rang van dirigee- rend officier van gezondheid late klasse ge- pensionneerde dirigeerend-officier 2de kl. C. De Mooy, te 's Gravenhage; de hoogleeraar in de geneeskunde aan de hoogeschool te Utrecht dr. A. Freiherr von Eiselsberg aldaar, en de predikant, tevens hofprediker, dr. G. J. Van der Flier, te 's-Gravenhage. De heer H. J. Versteeg, met ingang van 10 dezer, benoemd tot burgemeester van Schie dam, met toekenning van eervol ontslag als burgemeester van Zaandam. Benoemd J. P. Visschers tot burgemeester van Weststraten. De by kon. besluit van 14 December 1889 by het leger hier te lande gedetacheerde, sedert tot kapitein bevorderde eerste luitenant G. M. P. Scheuer, van het wapen der infan terie van het leger in Ned.-Indië, op zyn ver zoek, ontheven van die detacheering, met dien verstande, dat hy in de eerste helft van Januari 1895 naar Indiö behoort terug te keeren. De tweede luitenant C. A. J. Struiken, van het 5de reg. inf., voor den tyd van drie iaren gedetacheerd by de landmacht in West Indié. Nog feestelyker dan gewoonlykdezen indruk kreeg ik reeds by den eersten oogopslag, toen ik de zaal binnentrad; nog meer intro- ducó'6 uit do hooge kringen van de residentie, nog meer toiletten; behalve het eerelid-direc teur, ook een oerelid-hoogleeraar aan de piano als accompagnateur; behalve de gewono krans, aan „Sempre" geschonken door het Studenten corps, en een krans aan elk der solisten, nog een extra-krans voor Orelio; meer bewyzen, dat het in den waren zin des woords een feestavond was, meen ik niet te moeten bybrengen. Eigenaardig contrast: het meest inteunse genot had ik van alles wat droevig was: Ase's Tod in de Peer Gynt-suite, uitstekend weergegeven, met een prachtig, effectvol morendo aan het slot, was het beste, dat het orkest te hooren gaf; en van alle solo- nummers werd ik door den weemoedigen liederen-cyclus „Dichterliebe" het diepst ge roerd. Zelden heb ik dit work mot zulk een oprecht gevoel hooren voordragen, en wat in het orgaan van dezen zanger wel eens minder edel is, het werd ten volle vergoed door zyne groote passie. Nu wil ik hiermede volstrekt niet beweren, dat ook het overige deel van het programma niet veel goeds bevatte. Dat zou onrecht vaardig zyn tegenover den solo-violist, een dilettant met veel techniek, goeden streek en een byzonder fraai instrument; het zou on dankbaar zyn tegenover de leden van „Sempre", die in de gezond-humoristische ouverture „Le Cheval de Bronze" van Auber met haren be- valligen, frisschen melodischen zang en hare fijne instrumentatie, toonden dat zy volkomen in staat waren de origineele en zeer artis tieke opvatting van den dirigent volkomen te vatten (beter byv. dan in „Anitra's Tanz", o eerste violen 1). En het zou vooral ook mis kennen zyn van de groote moeite, die Mann zich moet gegeven hebben om de Mozart- symphonie tot zulk eone uitvoering te bren gen. Ik kan my volkomen begrypea dat dit moeite kost Eerlyk gesproken toch maakte zy uitgenomen het opgewekte minuetto en den zangerigen inzet van het eerste deel weinig impressie op my en het is my dan ook volkomen verklaarbaar, dat de Juppiter- symphonie en die in „Es-dur" zooveel meer bekend zyn. Zeer aangenaam deed het my aan, dat ter nagedachtenis van den ODlangs overleden Rubinstein een sober „stimmungsvoll" adagio ▼oor strykkwartet was gebracht. Minder aar- genaam echter trof my do afwezigheid van orkestbegeleiding (het orkest was in dit op zicht juist zoo gelukkig in de Fantasie-Caprice van Viouxtemps!) in de Scène für Baryton „Norman in den Bergen" uit „das Feuerkreuz" van Max Brucb. Hierdoor ging een groot deel van het effect verloren, hoeveel de heer Mann ook van het accompagnement trachtte te maken; meer dan ik op de laatste concerten van hem hoorde, gaf hy als de accompagnateur in de „Dichterliebe": èn technisch èn in muzikale intelligentie overtrof hy zichzelven; zelden hoorde ik in zang en begeleiding zulk eene eenheid! Deze uitvoering van dit werk zal my nog lang heugen 1 En velen met my herhaaldelyk bedwong het publiek slechts met moeite zyne toejuichingenEr werd trouwens druk in de handen geklapt dezen avond. Het was een feestconcert. Door lang schryven bederf ik myne impressiesen die van anderen. Mr. E. Praatjes over Kunst. Vlokken. XL VI. De tentoonstelling van Franz M. Melchers en Charles Doudelet In den Ilaagschen Kunstkring. DE EENVOUDIGEN. „Zalig zjjn do eonvondigon van geest, want hnnner is het koninkrijk dor hemelen." „Stil in „mijn Binnen-Ik", wonen zij stil. Langs Velden van Geluk weiden hun zieniDgen. Ze wonen in Zondags huisjes met blinde droomonde aange zichten. Daar zyn zij Goed en hebben elkaar lief. In hunne oogen spiegelt zich Liefde. Zy leven en ze gaan dood Zoo maar. Hun Geluk is en Het is al tyd. Het is uit hunne harten en het moet zoo zijn. Alleen dood en ziekte doen pijn zoo levon zij naar Christus en kennen God slechts in de natuur." GOEBÜRGERS. .Zalig zijn de rcinon van hart, want zij zallen God zien." „Op een zomersche korenwei soezerig in geluk, zijn sommige halmen, die hunne aren hooger heffen. Zij steken uit in puurheid: een lichte vlage gaat over het stille zijn. Een zoet nerveus sidderen roert de wateren der zielen. Dan bouwen zij stedekens en zij dienen God puurtjes-vronm en zij meen en ietszoo iets van Geluk en van mooi zijn." Van uit het stille Zeeuwsche stedeke Veere, dat eigenlyk alleeniyk nog eerbiedig vermeld wordt om don onvervreemdbaren mooien ouden beker, dien het bezit, komt thans tot het Vor- stelyk 's Gravenhage een „duo" van artisten- stemmen spreken, dat vermoedeiyk tot een „trio" zal aanzwellen als ook Toussaint riteer te zien zal geven, dan zyn bevallige edelweisz- illu8tratio voor den omslag van den Catalogus. De wondere bekoring, die van deze intieme verzameling uitgaat, heeft my zoo machtig aangegrepen, dat ik behoefte gevoel die te uiten. „En al deze hebben veel lief en leven niet voor zich alleeu!" 't Zyn de slotwoorden, die ik hier uit den Catalogus citeer. Ja zeker: Melchers en Doudelet moeten vóél hebben liefgehad, en, door hunne superbe uitingen te „geven", leven zy waariyk niet voor zich alléén. En, nu ik opDieuw die heel subtiele, een voudig byna kinderlyk-geuite kunst voor myn geheugen haal, nu ik weer, als in een heer- ïyken droom, terug zie dat ééne, heel kleine, mooie schilderytje „Gelukshaven" (van Mel chers), nu gevoel ik wederom de groote weelde over my komen, die ik zoo intens genoot by de waardeering van dien hoogen eenvoud dier sublieme kunst. Van Melchers zyn er 14, van Doudelet 3 stukken. Gelukkig dat er niet te veel is. En tochen tochin één minuut heb ik al die werken zien afzien, hooren afmaken. Op een entróe-biljet werd zelfs de volgende parodie geschreven en aan den voorzitter van den kunstkring overhandigd: „Bien Simples les heureux en esprit carle royaumo des fous est k eux". Toch is zoo'n uiting van „Publiek" typig genoeg om er kennis van te nemen. Het peil van „gevoel voor kunst", van velen, kan er aan 't eind onzer „verlichte" 19de eeuw „waardiglyk" en „vaardiglyk" naar worden afgemeton. Het mooiste vind ik, na den genoemden „Gelukshaven", „Na den arbeid". Het is een eenvoudig heel-juist gezien huisje met boomen er voor; by 't straatje, dat naar de deur leidt, een drietal paar klompjes niets meer! Ook mooi van kleur is dit schil- dery. „Het Huis der jonge Bruid" is een heerlyk paneel. Alles is daar één feest van bloemen en bloesems; toch heelnaïef gezien, gevoeld en weergegeven. „Angstig voorgevoel" is de titel van een landschapje. Als voorboden van een naderend Door het groote publiek zal deze collectie weinig worden gewaardeerd, om van niet-be grijpen te zwygen. Maar, nu ik hier enthusias- tisoh spreek over deze werken, wil ik vooraf zeggen, dat, wijl het peil van het Leidscbe kunst minnend publiek (ik spreek hier van schilder- en beeldhouwkunst) mij vrijwel bekend mag lijken, dit niet „per so" mag afgaan op mijne eigene waardeering. Omdat, rondweg gesproken, het „retourtje" en het „entrée-kwartje" dan door velen naderhand zouden kunnen worden betreurd, en dat zou ik niet willen. Laat ik dus voorop stellen dat ik de hierbovenstaande regelen alleen schreef voor hen. die genoegzaam vertrouwen in den dikwerf in twijfel getrokken smaak voor kunst van den Ylokken"-schrijver stellen. En laatst genoemde behoort m. i. vooral niet te vergeten dat hij in dit blad voor Leiden schrijft. onweder dry ven er een paar hel witte wolkjes, en bang buigen zich boomstammen. „Eenvoudig wezen" noemt Melchers zyn tryptiekje. Het middenstuk geeft een stads gezicht to zien, on de vleugeldeuren, typig- Zeeuwsche boertjes en boerinnetjes. „Afsterven" heet een groote molen, waarvan in de as der wioken een doodshoofd te zien is. Luguber is bovendien een vrouwenkop: „Fin de Race déchóance". Prachtig als geheel (doordat de omiysting en het ontwerp zoo mooi by elkander passen) biyft een fragment voor een decoratief paneel. Van Doudelet vind ik „Légende" het best geslaagd. Te Nymegen had hij echter stellig beter werk. Zyne daar geëxposeerde „Mirage" en „Anemone" gaan niet licht uit mijn geheugen. Toen de ondergeteekende zijn eerste „Praatje over Kunst" als „Vlok" in het „Leidsch Dagblad" (om van „De Wereld" nu niet te spreken) inzond, had hy aan de „Muziek- Muze héél-niet gedacht. Dom wüs 't aan den eenen, maar eerlyk toch ook aan den anderen kant. Van Muziek moet men (hier te Leiden vooral) verstand hebben, en de Vlokken- schryver had 't niet. Maar.'t zou ook kunnen zyn, dat iemand, die wel veel ge voel voor muziek bezat, zonder nu byv. juist op de hoogte te zyn van de onmisbare kennis van het wetenschappeiyk bestudeerde contra punt, wilde uitroepen: „dat vind ik mooi?" En, een leek dan (van immense afmeting mag gerust worden gezegd) heeft de Zondag- sche matinée in den Haagschen Kunstkring by- gewoond, en heeft zich niet alleen by het wel wat storende handgeklap aangesloten, maar ook een gemeend „bravo" geroepen na het zingen van Mej. Betsy Hol. By van Adelberg's viool-spel heeft hy moeite gehad daarin iets anders dan de vaardige tech niek te bewonderen. Völlmar wa6 knaphandig, maar ook koud (behalve in de door hem ver tolkte Polonaise van Chopin) en Mejuf frouw Hol (door den heer Mann geaccompag neerd) heeft „heerlyk" gezongen. Voor deze zangeres spyt 't my waariyk dat dit woord niet door Coenen, De Lange, Viotta, Van Milligen e. a. bevoegden werd geschreven. „Bevoegd" ben ik helaas op muziekgebied, ik zeide 't reeds, heel en al niet, misschien, in dit geval wel gelukkig, omdat ik van die Matinée alleeniyk het heerlyk geluid in her* innering wil bewaren van de stem van Mej, Hol, die, vooral „een liedje" van Mann, en „Alle Blumen möcht' ich binden", ook „Leer ist der Tag" van Hans Sommer, zoo diep gevoeld en weemoedig heeft gezongen. Van een leek op muziekgebied zal mejuf frouw Hol wel geen éloge willen aanne men. Maar, al zal zy elke hulde af wyzen, die in verband hiermee, niet van bare gading blyken kan, de bekorende betoovering van de stem der soliste, op vele toehoorders uitge oefend, vermag zelfs een geheel koor van gansch bevoegde stemmen niet uit te wisschen. C. V. Burgerlijke Stand. NOORD WIJK. Geboren: Jacobus Wilhelmus, Z. v. W. Atlgustinus en A. Van Abswoude. Agatha, D. v. D. Kampman en G. W. Van der Bilt. Johan Lodowijk Willem, Z. v. W. A. Blokhuis en G. M. Moll. Overleden: fl. Van der Voort, 74 j. L. J. Alkemade C.Pz., 22 d. Levenloos aangegeven kind v. J. W. Paardekoopor en M. Van Stem. HAARLEMMERMEER. Ondertrouwd: C. Van Dijk en J. Van der Lely. Bevallen: G. M. Van der Pol geb. Nug- toren D. A. Van der Ban geb. Van Dam D. G. Kroon gob. Dekker D. N. De Blieck geb. Mesman Z. J. A. Mesman geb. ThurD. G. E. Van der Vlugt geb. Houtwipper D. A. Van der Kwast geb. Dekker Z. M. Van Herwenen geb. Spruitenburg Z. A. Docts geb. Levering Z. J. Den Ouden geb. Van Keulen D. E. Eveleens geb. Nuijt Z. G. Rijlaarsdam geb. Stam Z. P. Beers geb. Van Eeuwen Z. M. De Groot geb. De Ridder D. Overleden: Corneli9 Van Noorloos 69 j., geh. met A. Lankbaar. Johannes Franciscus Herman 74 j.,geh. met F. Wiemaaa. C. Slikker- Benjamin 42 j. Familie-Berichten uit verschillende Vaden. Gehuwd: M. J. Besselaar Gz. en P. L. C. Louwens, Rotterdam. G. G. Hardenberg D. Hx. en J. M. Scholtz, idem. J. W. H. Wijsman en S. Hoytema, Akkrum. J. C. Stam en G. Van Giffen, Groningen. Mr. G. T. Gatsonides en A. A. y. d. Willigen, Tiel. J. B. Nagelvoort en J. A. Broekhuizen, Detroit (Michigan). Bevallen: C. F. HensenNaseman, D.,Rotter dam. Mevr. DaubantonThomassen aThuessink v. d. Hoop, Z., idem. N. BlokBarendregt, D.f Charlois. J. VersteegVan Wijngaarden, D., Hardingsveld. A. C. W. DemmenioTophoff, Z., Helder. J. O. HeckmanBarenbroek, Z., Zwolle. H. E. v. DinterNije, D., Singapore. E. M. StntterheimDirks. Z., Den Haag, M. P. M. Van LieshoutVan den Tempel, D., Rotterdam. N. J. E. Nieuwland—Veenenbos, D., Den Bosch. Mevr. Ten Bergen—Begeman, D., Fort de Kok. L. HevlieersVan der Zwet, Z., Schiedam. Overleden: Wed. C. Ph. Rutgers—Coenen, 76 j., Groningen. Wed. G. wT S. Coops Kindermann, 81 j., Deutichem. C. White, v. 79 j., Den Haag. J. M. Vorderraan—De la Vieter, 66 j., idem. Wed. Engelbrecht—Volt- man, 81 j., Rotterdam. M. J. Van Heest, m., 44 j., idem. Wed. H. De Knetter—De Bruin, 91 idem. Wed. dr. J. Boodt— Meijater, 71 j., idem S. E. Van der Meer, m. 51 j., Drachten. A. I. Van Deinse, m. 79 j Arnhem. H. J. Ter Burg, m. 78 j., Sandpoort. I. M. SpaaD, m. 48 j., Steenwhk. L. L Verstege, v. 22 j., Buiten zorg. Cn. White, v. 79 j., Den Haag. Wed. F. C. Engelbrecht—Veltman, 81 j., idem. J. P, Van der Lubbe, m. 54 j., idem. H. A. Legué— De Haas, 82 j., Tiel. J. G. F. Berends—Wicher- link, 83 j., Dedemsvaart. Wed. G. C. Pieterse Van Kuijk, Hees bij Nymegen. Wed. J. Kiel Grootenhuis, 89 j., Nieuw-Lekkerland. J. H. Verstegen, m. Rotterdam. H. Van Overbeek, m. 64 j., Dordrecht. BUITENLAND. Dultacblaud. De groothertog van Saksen-Weimar Eisenach, die door ongesteldheid was verhinderd de ter-aarde-bestelling van den erfprins b(j te wonen, ie nog niet hersteld. De groothertog heeft eene ernstige verkoudheid opgedaan en

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 2