Een oud-gendarme en verscheidene andere personen, die toevallig in den winkel waren, drongen er by den winkelier op aan, niet aan den eisch toe te geven. Toen kwam de geheele bende opzetten en er volgde een gevecht met messen en dolken, terwijl de winkelier en z\jn bediende uit een bovenraam het vuur op de roovers openden. Middelerwijl was iemand naar den toren geloopen en begon de klok te luiden, tot waar schuwing voor de bevolking. Ieder, die een vuurwapen bezat, nam deel aan het gevecht, dat een uur duurde. Ten slotte moesten de roovers, van wie er velen gewond waren, met achterlating van een doode, aftrekken. Van de burgers was er ook éón gedood. Ten einde de soldaten op militaire marschen in het zingen te oefenen, is bij het regiment grenadiers en jagers een onderofficier belast met het geven van zangonderwijs. Het te Utrecht uit het water van den Singel by het Sterrebosch opgehaalde lt)k van een officier, is nader gebleken te zijn dat van den kapt.-magazijnmeester der artillerie C. J. H., aldaar. Men deelt mede dat het dezer dagen versproide bericht, als zoude door de firma Lucius en Brüning, te Hochot, een typhus-serum zijn bereid en verkrijgbaar gesteld, ongegrond is. Gisternacht is ten nadeele van mevrouw P. in de Emmastraat te Breda ont vreemd eene vrij belangrijke som aan bank papier en specie. Sporen van braak werden niet gevonden. Het Engelsche stoomschip „Bri tish Queen" is op zee nabij Hirtshals door brand vernield. De bemanning verliet het schip, toen het over de geheele lengte in brand stond, en werd door het stoomschip „Viking" gered. In de Londensche voorstad Kensington is weer een moord gepleegd, die aan de misdaden van Jack the Ripper herinnert. In Holland park-road werd, met eene doode- lyke wonde aan den hals, eene vrouw ge vonden, die reeds was overleden, toen zij door een politie agent werd ontdekt. Van den moordenaar is nog geen spoor gevonden. Volgens berichten uit Lorenzo Marquez aan de „Köln. Zeitung" zou het Kafferhoofd Gungunhuna, dat, naar men zegt, beschikt over meer dan 20,000 man, met de Kaffers, die in den omtrek der stad wonen, zijn overeengekomen gezamenlijk de Portu- geezen aan te vallen. Het onderzoek in zake het anar- chisten-komplot te Luik is, zooals word ge meld, geëindigd. Van de 25 beschuldigden zijn 9 van rechtsvervolging ontslagen en 16 naar het Hof van Assises verwezen. Tot de laatsten behooren de beide Nederlanders Cornelissen en Vliegen, die vervolgd worden ter zake van persdelict. TWEEMG LIEDERA VOW D VAN Aruold Spoel en Gottfried Mann. Bijna indien mijne dankbaarheid niette groot ware geweest zou ik wrevel hebben over eene mij onverklaarbare fout in het pro gramma. Ikzelf heb Massenets „Marquise" dikwijls aardig coquet gevonden: maar dit maal, vlak [achter Van Eedens „Nachtlied jes" scheen my het aardige geaffecteerd; de coquetterie eene onsmakelyke geparfumeerd- hoid. Het wa6 als wilde de zanger met een cynisch genoegen den oprechten diepen wee moed wegvagen, dien de muziek van Brandts Buys ons deed medegevoelen; of is ook hy van meening, dat de slotindruk van een oon- eert niet ernstig zyn mag? Kan ook een kunstenaar als Spoel zich leenen tot de banaliteit der apothéose?.... Gelukkig was de impressie, door de „Nachtliedjes" gemaakt, te groot, dan dat zy door dat akelige liedje kon worden weggevaagd. Die „nachtliedjee I" Ik kan my nog niet aan hunne bekoring ont trekken I Ik moet lucht geven aan myne be wonde ring voor dozen jongen componist(Jan Brandts Buys is pas 25 jaar), die zoo dóór en dóór vatte do sympathieke melancholie van den fijnvoelenden dichter, die zóó ongezocht de klanken vond, de e e n i g e klanken, die by deze verzen konden passen; de verzen zyn mooimaar de liedoren zyn oneindig mooier! Zoowèl uit een oogpunt van decoratie (begeleiding van II b. v.) als van lyriek (No. III) is de vinding kortweg geniaal. Spoel heeft met die liederen my buitengewoon getroffenik woet ze9r wél, dat hier en daar zijne stem te zwaar klinkt voor deze subtiele muziek, dat een ander soort geluid wellicht volmaakter de intentie van dichter en com ponist weergeeft; dat misschien de stem wel eens meer dan noodig was werd uitgezet; dit alles doet m. L in dit geval niets ter zake; hy zei do de liederen prachtig, tot do kleinste byzonderheden had hy begrepen, gevoeld voor my waren deze liederen een overtuigend bewys, dat Speel behalve zanger ook een zeer intelligent musicus is. En wat deerden hier kleine fouten in de uit voering l Had de zanger niet reeds in al de kracht en vaardigheid zyner technische capa citeit zich gegeven in Löwe's „ArchibaldDou glas". Als muziek staat deze compositie, zooals de meeste van dezen zaoger („die Uhr" is m. i. altyd nog verreweg de beste) niet boogmaar iederen concert zanger zal men moeten vergeven, dat hy deze briljante zang muziek op zyn repertoire toelaat: zoo'n bal lade goed voordragen staat geiyk met den hoogsten graad verwerven in de zang kunst. Hier is dan ook plaats voor bewon dering; ook deze sensatie houdt ons derhalve veel meer dan verscheidene van de oud- Hollandsche liederen, waarmede dezen avond werd begonnen. Deze bewering is gevaariyk. Daar is tegenwoordig eene sterke strooming, die, vermorzelend al wat aan onzen tyd on- middeliyk voorafgaht, vol piëteit is voor al wat eenige eeuwen ouder is dan wyde scherpste critiek, die Mendelssohn en Meyer beer afmaakt met één venynigen streek; die aan Beethoven begint te tornen, buigt zich deemoedig voor alles wat Palestrina, en wie vóór hem is, geschreven hebben. Men loopt groot gevaar voor een muzikalen kotter gehouden te worden, als men op éón lied uit de 15de en 16de eouw eenige aan merking heeft. Aan de oprechtheid ben ik verschuldigd dit gevaar te trotseeren en te bekennen dat ik byv. van de vyf oud-Hol- landsche liederen, die gezongen werden, er drie niet poëtisch, maar wèl droog en eentonig vond. Slechts de melodieuze gang van het oude Wilhelmus, en de naïveteit van „het vlooch een cleyn wilt vogelken" onttrokken my aan deze impressie. Deze muziek moge belangryk zyn uit een historisch oogpunt, voor het verfijnde zenuw leven van onzen tyd missen zy elk sentiment: voor iemand, die door aanhoudende studiën niet voortdurend medeleeft in de maatschappij, waarin zy ontstonden, zullen deze liederen nimmer meer dan eene curiositeit zyn. Daar was nog eene curiositeit dezen avond een drietal liederen van Verhulst; indien er ooit van Nederlandsche muziek gesproken zal worden, dan zal deze componist zeker onder de eersten worden gerekend; ik heb er altyd aan getwyfeld of er typisch-Hollandsche muziek bestaat, zooals er Fransche, Horigaarsche, enz. is. „Terugkomst" van Verhulst heeft een deel van dien twijfel weggenomen! Waaromtrent het echter niet den minsten twyfel liet be staan, is het feit, dat Verhulst van al onze componisten uit deze eeuw de rykste muzikale inspiratie bezat en daarby een geweldig meesterschap in het beheerschen van den vorm. Hoe schitterend byv. was de piano begeleiding in dit lied! Nu ik aan dit onderwerp als vanzelf ben gekomen, begin ik den heer Mann te memo- reeren, om de duidelykheid van het accom pagnement in de Serenade van Nicolaï, en eindig ik over het algemeen leek het my als ware hy er niet zoo „geheel in" als ge woonlijk met de verklaring, dat de wyze waarop hy in „Ein Ton" van P. Cornelius (heerlyk-mooi lied 1) den zanger wist te volgen en al de poëzie van de begeleiding zelve teruggaf, kortweg meesterlyk was. Mr. E. Prentkuust ln de Lakenhal. Over 't algemeen wordt aan prentkunst minder aandacht geschonken dan aan kunst in andere vormen. Waar zy zich voordoet als boekomslag, illustratie, aanplakbiljet, ziet men meestal over 't hoofd dat ook voor deze kunst talent wordt vereischt; dat door sommigen daarin oen schat van talent is neergelegd. Reeds daarom was het een zeer gelukkig denkbeeld van den heer C. W. H. Verster de collectie moderne Fransche prentkunst byeen te brengen, die thans in de Kunstzaal der Lakenhal is tentoongesteld. Ook is zulk eene collectie het beeld van een aanmerkeiyk deel van ons maatscbappeiyk leven, door scherpe opmerkers op 't papier gebracht. Sommige prenten van Steinlen doen ons meer en dieper ontroeren van de sociale ellende; sommige prenten van Forain doen hot kleine, het lage van allerlei monschonslag snydender gevoelen, dan korte of lange ver handelingen over die onderwerpen. En al is deze collectie nu niet compleet, zelfs niet wat de kunstenaars op zichzelf be treft, zy is toch een eigenaardig beeld van onzen tyd, van het onrustige, het onbevre digde en in de kunst bovendien van Jtiet zoeken naar meer oenvoudige uiting; van verlangen naar het rustige doen der oude kunstenaars. Dit laatste botst telkens met de volslagen vreugdeloosheid der opvatting. Goene enkele dezer prenten zal den beschouwer een gullen lach ontlokken; hare vroolykheid is dio van een grynzend pessimisme, naar welks mee ning do woreld hoogstens een sieriyk gede coreerd knekelhuis is en waarvan de poëtische kant het beet wordt -vertolkt door de „Ultime ballade", het tochtje met den lykwagen. Juist door dit alles heeft, deze kleine ten toonstelling, zonder ophef tot 6tand gebracht, karakter. En karakter te hebben is eene der voornaamste hoedanigheden die aan personen en zaken waarde verleenen. A. v. D. LOiUB o K. De kapitein D. M. Slangen, wiens over- lyden aan de by de bestorming van Tjakra- Negara bekomen wonden in ons vorig num mer is gemeld, begon zyne miliLaire loopbaan by het instructie-bataljon te Kampen. Ais korporaal-titulair overgeplaatst hy het 3de bat. 4de reg. inf. te Haarlem, werd hy daar sergeant en vertrok in 1877 naar Indië, waar hy reeds in 1SS1, na zyne opleiding te hebben geuoten aan de militaire school aldaar, tot 2den luitenant werd benoemd. Wegens het deelnemen aan de krygsver- richtingen op Atjeh sierde het kriii6 voor belangryke krygsbedryven zyne borst. Hier te lande met varlof zynde, werd hy gedetacheerd by do koloniale reserve. Even vóór zyn vertrek naar Lombok was hy tot kapitein benoemd. Thans blykt dat de gewonde luitenant Franssen, wiens voorletters niet geseind waren, de jongste zoon is van den gepensiomieerden overste van het N. I. leger Franssen, te Roermond. Luitenant Franssen heeft, vóór hy [naar de militaire academie ging, eenige jaren te Roermond gewoond en de lessen der Ryks Hoogere Burgerschool aldaar gevolgd. Een zyner broeders ie eveneens officier op Lombok, terwyi twee andere broers als officier op Atjeh dienen. Van den gouverneur-generaal is op 27 dezer ontvangen het navolgend telegram: Een der verwanten van den Radja van Lombok, bedoeld in myn laatste telegram (zie Ned. Staats-Crt. van 27 Nov. No. 278) is gisteren aangevallen en gesneuveld. Van ons sneuvelde één en werden gewond 6 mili tairen beneden den rang van officier. Geheel Tjakra-Negara thans door troepen doorzocht. Het telegram bevat verder het bericht, dat overleden is de by de verovering van Tjakra Negara gewonde kapitein D. M. Slangen en dat by het gevecht te Sosari niet, zooals vroeger werd opgegeven (zie Ned. Staats-Crt. 25 26 Nov. No. 277) gesneuveld is één Europeesch sergeant, maar een inlandsche wachtmeester. Het vorige telegram gewaagde van twee verwanten van den Radja, die nog niet in onderwerping waren. Van deze twee is er blykens dit bericht één onschadelyk gemaakt. Van het telegram, dat de vorige week door „N. v. d. D." en „Hbl." met de 214 onder- teekeningen aan Generaal Vetter werd ver zonden, is een afschrift op perkament gemaakt, dat gisteren in een metalen koker aan den opperbevelhebber toegezonden is. ~De heer Ant. Grevenstuk heeft by het afschrift m t al de namen grooto eenvoudig heid in acht genomen, waardoor eene schoone, waardige oorkonde ontstaan is. 347ste STAATSLOTERIJ. Trekking van Woensdag 28 November. TWEEDE KLASSE. DEBDE LIJST. No. 12759 ƒ1500. Nos. 253, 8745, 14762, 15547 ƒ1000. Nos. 7436, 16669, 18329 ƒ400. No. 4833 ƒ200. Nos. 913, 6411, 9S98, 12236, 13397, 14697, 15286, 16860 flOO. Pr(Jzen van f 30. 1 2446 4565 6936 9103 11326 13650 16991 18693 60 89 80 7016 24 28 97 16103 18Ï01 142 2559 4614 30 40 60 13913 65 18 45 63 24 66 62 83 79 16228 74 67 72 28 60 98 87 14028 44 19024 201 2663 4765 7143 9233 11403 96 66 31 6 82 72 7205 53 16 14141 16,'50 nio 63 85 4808 41 70 81 96 16461 94 304 27'5 51 79 9304 11526 11222 16503 19234 402 280) 78 82 16 63 14378 18 67 11 8 82 7386 30 67 1414'J 42 82 2') 19 85 97 40 91 63 16616 1 364 37 2)31 4982 7138 9417 11633 69 70 19500 604 36 5007 74 81 60 90 73 42 69 67 86 7505 9CJ7 84 14643 16767 41 604 3065 6124 16 68 11719 14C14 71 79 3-1 3136 76 62 76 28 35 72 15609 723 49 6213 7 6 .'7 76 11817 76 16010 43 70 80 15 7769 83 11919 11765 37 79 76 92 84 60 1760 20 14830 94 95 847 3217 6356 72 75 71 62 17007 19731 58 31 05 7811 0836 1003 68 36 19SD0 71 31 6540 47 67 82 96 72 13 951 48 «6 56 72 12125 14949 84 08 1087 68 6658 89 87 01 90 17125 19915 88 82 00 93 9903 89 93 97 57 1250 91 6710 7962 26 12436 15010 17201 62 63 3307 67 G4 86 62 32 7 87 1335 16 6-08 93 10005 12526 96 13 20133 40 24 11 8036 17 34 16111 68 90 14 IR 49 iS 30 20 12601 56 17317 20229 63 86 49 60 10108 63 15276 63 43 71 3460 68 8115 11 83 16359 17475 77 1641 3569 5803 44 42 12704 97 98 81 1GC-3 81 2b 60 10363 12920 16131 17503 20135 82 3670 37 8266 10104 22 39 17607 75 87 3720 76 8301 27 43 70 8 79 1712 93 80 19 87 97 P8 89 20611 2J -8817 6234 81.09 10642 13011) 16617 17727 32 1802 28 63 12 59 25 86 17855 81 69 3901 648-1 S3 1C620 80 25022 17980 20638 94 4012 6512 53 31 13213 27 180-6 66 1917 4115 64 76 43 77 29 1810) li 20 60 80 8622 107ZO 13358 48 10 96 2010 63 86 FC62 f3 74 55 18)42 20720 66 87 86 8704 10860 18431 68 1-8852 '22 94 4227 6624 73 10900 78 66 71 75 2110 •41 69 «868 87 18636 15710 18140 20827 2219 61 6720 83 11003 GO 11 18520 51 32 83 33 97 45 64 64 46 20971 88 4310 <62 8860 74 S3 16803 49 73 92 68 63 61 11121 89 19 60 2823 4411 6643 82 49 13619 37 1865-4 2410 4619 6952 9056 11290 44 68 Cl Dr. Ujlaki over de capitulatie van kapt. Lindgreen. Zooals men weet, behoorde dr. Ujlaki tot degenen, die na den overval der Baliërs in Ran den vielen van den vyand. Na de in vrijheid- stelling is by, Hongaar van geboorte, naar Weenen teruggekeerd, alwaar de correspon dent der „N. R. Crt." thans een onderhoud met hem heeft gehad. Al hebben wy reeds tal van byzonderheden omtrent de capitulatie van het detachement meegedeeld, toch meenen wy onzen lezers geen ondienst te doen hier het verhaal te geven, opgeteekend uit den mond van oen der krijgsgevangenen zelf, zooals dit in do „N. R. Crt." is opgenomen. Wat dr. Ujlaki vertelde, laten wy hier volgen: Kort voor het verraad was dr. Ujlaki inge deeld by de colonne van den overste Pabst in Batoeklian, toen ae troep het door een inlander van het hoofdkwartier gebracht bevel ontving, om met inachtneming van veiligheids maatregelen naar Ampenan terug te trekken. Op dien terugtocht kreeg de colonne, die uit zoowat 300 man bestond, met eenige stukkon geschut, by het oversteken van de rivier, die het Balineesche gedeelte van dat der Sasaks afscheidt, het eerste vuur, dat echter weinig uitrichtte, zoodat de soldaten in goeden staat kwamen voor Tjakra-Negara, waarvan de poort wyd openstond. De dokter bevond zich met de ambulance by de achterhoede, die onder het commando stond van kapitein LindgreeD. Ten gevolge van het gevecht kon d6 colonne niet verder voorwaarts en had de dokter in ro time 43 gewonden te verzorgen. Daardoor moest by achterblijven en met hem de be- dekkin gsm an schap onder bevel van den luite nant De Graaf. Wel is waar spoorde dr. Ujlaki dien officier aan om met zyn troep voorwaarts te rukken en zich niet verder om de ambulance te bekommeren, daar de Balineezen de ge wonden en verplegers gewis zouden sparen, maar De Graaf weigerde pertinent aan dien raad gevolg te geven en de ambulance in den •teek te laten. Zoolang hy één man onder zyne bevelen had, zoo antwoordde De Graaf, wilde hy de gewonden niet prijsgeven. In den loop van het gevecht werden kapi tein Lindgreen en zyn troep benevens de ambnlance met dr. Ujlaki van de overigen afgesneden, ten gevolge waarvan zy zich in een Balineesch huis moesten terugtrekken en verschansen. De toestand der aldns ingeslote- nen was zeer hachelyk, want omringd door een duizendtal Balineezen, telden zy slechts 60 weerbare mannen en een 40-tal gekwet sten. Toch wist dit kleine aantal zich zes dagen lang tegen den vyand te verdedigen totdat gebrek aan water en leeftocht de dap peren dwong te capituloeren. Het huis, waarin zy waren opgesloten, was eene door muren omringde open ruimte. Aan die muren waren afdaken bevestigd, waar onder de Balineezen gewoon zyn te eten en te slapen. In het midden van dit vierkant stond een op zuilen rustend paviljoentje, waaronder op het oogenblïk, dat de Hollan ders daarin eene toevlucht zochten, het ge bal8emd lyk van een Balinees lag, dat, te oordeelen naar de kostbare kleeding en de vele sieraden, ongetwyfeld dat van een aan- zieniyk man moest zyn. Terwyi de onzen de overige lyken begroeven, waaronder dat van den overste Pabst, wiens lichaam by een uitval der bezetting gevonden was, werd op aanraden van dr. Ujlaki aan den dooden Balinees niet geraakt en het strikte bevel uitgevaardigd het lichaam precies zoo te laten als men het gevondeD had. By de capitulatie vonden de Balineezen dan ook hun dooden landsman in denzelfden staat terug, hetgeen een goeden indruk op hen gemaakt moet hebben en waaraan de Hol landers volgens Ujlaki het waarschyniyk te danken hebben, dat de vorst hen in hunne gevangenschap zoo goed behandeld heeft. Gelukkig voor onze landgenooten, wisten zy by een der uitvallen eene kist met vleesch, eene kist beschuit en een paar kisten ammu nitie machtig te worden. Toch heerschte er wegens dien smallen mondkost groot gebrek; een mootje vleesch of een beschuit per etmaal en eene teug troebel water was alles wat de be legerden, die dag en nacht onder de wapenen moesten blyven, kregen. Den 28sten Augustus gewerd hun de eerfcte sommatie om zich over te geven. Dat werd echter geweigerd, maar toen den lsten September alle leeftocht ver teerd was, moest er gecapituleerd worden. Men heeft er kapitein Lindgreen een ver wyt van gemaakt, dat hy niet getracht heeft zich door den vyand heen te slaan, maar dr. Ujlaki heeft uitdrukkelijk verzocht mede te deelen, dat de kapitein in dit opzicht niet de minste schuld heeft. Immers reeds den 28sten Augustus was kapitoin Liudgreen van plan geweest al vechtende zich een uitweg te banen, maar de dokter was daar met het oog op de vele ge kwetsten zeer tegen, en drong er op aan, nu er nog hoop op ontzet was, toch nog wat te wachten. Dat Mataram in handen van den vyand was, werd door de geblokkeerden natuurlyk niet vermoed. Den 30sten Augustus werd opnieuw krijgs raad belegd of het niet beter ware er zich doorheen te slaan. Maar wederom op verzoek van dr. Ujlaki werd besloten nog een dag te wachten, totdat, toen ook den 31sten geen hulp kwam opdagen, men 's nachts met alle ge wonden door den vyand poogde heen te slaan. Men kwam echter niet zeer ver, de vyand was te sterk en zoo moest men naar de wykpLaats terugkeeren. Daarna gaf men zich over. De toestand der onzen was allesbehalve benydenswaardig, daar zy het ergst van don wreeden Balinees te vreezen hadden. Zoo had nog niet lang geleden 's vorsten onechte zoon Madé op een krijgstocht tegen de Sasaks honderden van dit volk, zoader onderscheid van geslacht of leeftijd, na ze aan hoornen te hebben vastgebonden, eigenhandig gekrist. Een ander Baliër deelde zelfs onzen dokter mede, dat het niets ongewoons was om den vyand m een mortier fijn te stampen. Geluk kig kwam het echter anders uit; kapitein Lindgreen en de zynen werden goed door den vorst behandeld. Voor dezen gevoerd, duurden de onder handelingen op den lsten September van 2Va tot 6 uur, zonder tot eenig resultaat te leiden. De Radja wilde wel in den beginne de drie officieren Lindgreen, v. d. Plank en Ujlaki vrylaten, maar niet de manschappen. Dat werd natuurlijk geweigerd. De vorst gaf by die gelegenheid, niettegenstaande zyne 80 jaren, en hoewel hy door dienaren gesteund moest worden, de bewyzen, dat hy lang niet zoo suf was als beweerd werd. Integendeel, hy toonde zich meer geslepen en deed zich tegen over onze officieren voor alsof hy dood on schuldig aan den overval was. Hy liad immers gedaan al wat het gouvernement gelast had! Had by zich niet onderworpen en alle voor waarden aangenomen, had hy niet zyn lie- velingszoon laten krissen, had hy zich niet bereid getoond om met de Sasaks vrede te sluiten, had hy geene oorlogsschatting betaald en had hy niet toegelaten, dat de colonnes naar het binnenland waren vertrokken, om de conditiën van den vrede ten uitvoer te leggen Wat wilde men dus nog meer van hem? Het verraad was door kwaadwilligen zonder zyn voorweten gepleegd. Als een verder bewys dat de radja niet de half-kinüsche man was als waarvoor de spionnen hem hadden uitgegeven, verhaalde my dr. Ujlaki hoe hy onder anderen gedurende de onder handelingen een brief aan generaal Vetter had laten opstellen, en dien, na den inhoud nauwkeurig overgelezen to hebben, zelf ver zegelde en liet verzenden. Na dagen lang over en weer praten, stemde de vorst eindeiyk toe de gevangenen los te laten. Vooraf zouden zy echter nog naar dea ketoet in Mataram gevoerd worden. Aldaar aangekomen en voor den kroonprins gebracht was het, dat kapitein Lindgreen het kranige antwoord gaf, dat de bommen der Companjie den vrienden der Companjie geen kwaad kon^ den doen. Dr. Ujlaki schilderde my in leven dige kleuren hoe zy allen zich niet verroer^ den, toen twee bommen van de marine, (Me op dat oogenblik Mataram hevig beschoo%' vlak voor hunne voeten neervielen en d<? Baliëre van schrik uit elkander deden stuivend De verwachting echter om na afloop van ait onvry willige bezoek aan den ketoet onge«i hinderd naar Ampenan te mogen vertrekken,' werd vooralsnog door het verschynen van een. renbode, die namens don vorst beval de ge vangenen weer terug te voeren, deeriyk bs« drogen. Wat de reden daarvan was, wist dr. Ujlaki niet te zeggen, evenmin als waarom, de onzen zoo goed door den vorst behandeld werden". KOLONIËN. BATAVIA, 24-26 October. De met deze mail aangekomen bladen b*ï vatten omtrent Lombok niet veel nader nieuws, daar de berichten omtrent het pas begonnen bombardement van Tjakra-Negara nog ontr braken. Uit Ampenan schreef men o. m. aan do „Loc." over het leggen van eene brug over den Djangkok „Tot op heden zitten we nog in al dezo werkzaamheden, die, het zy gezegd, door onze manschappen en door de matrozen, die hierbfl byzonder uitmuntten, met de meeste gewil ligheid en yver verricht werden. Jammer alleen, dat een der laatsten door oen ongeluk onder eene over den weg voortgetrokken zware sloep terechtkwam en daaronder slechts met veel moeite kon vandaan gehaald worden. Do ODgelukkige werd bewusteloos naar het hospi taal vervoerd en moet zulke ernstige inwen dige kneuzingen hebben opgedaan, dat men. aan zyn herstel wanhoopt. Er zyn heden weer troepen uitgegaan om in Mataram te kappen, terwijl een der grootste zorgen blyft, de posten van groote voorraden te voorzien. Ook schynt men voor allo securi teit een bataljon in een kampoment aan d3 overzyde van de Djangkok te willen legeren, ten einde, als die rivier weer begint te spoken, dadelijk troepen te hebben, die, als het noodig is, tegen den vyand kunnen optreden." Uit Boeleleng seinde men 21 dezer aan de „Loc.": „Gistermiddag brak er boven Ampenan eeu stortbui los, gepaard met hevige windvlagen;; weer was er bandjir in de kali Djangkok, doch de noodbrug bleef staan. Men is nu be gonnen aan een versterkt kampement voor twee batailjons infanterie, artillerie, cavalerie enz. naby Kapitan. De yzeren brug wordt geslagen 150 meter ten oosten van den ouden rivierovergang; een weg van daar naar den viersprong naby Ampenan wordt aangelegd door de Sasaks. Barmhartigheid. Men meldt aan het „Bat. Nbl.": Twee offi cieren op Lombok, die bij de vermeestering van Mataram aanwezig waren, zagen toen het gevecht zoo goed als geëindigd was, een Balinees bezig zyn vrouw te krissen en by hem een kind van ongeveer .zes jaar, dat weldra hetzelfde Jot. zou mosten ondergaan. Gedreven door een edelmoedige ge lachte schoten de officieren toe, legden den Balinees neea en redden het .kind, een meisje, dat zy naar het bivak modevoerden. Met de redding van de kleine achtte echter geen der redders zyn taak afgedaan; integendeel, er bestond verschil van gevoelen wie van beiden het kind hy .zich zou houden om het verder op te voeden.' Zoo kwam het eindelyk tot oen vergelijk, dafc kapitein 8 het meisje behield. De kleine toonde reeds spoedig hare aan- hankelykheid, door zich met alle macht er tegen te verzetten, wanneer de officieren uit rukten, terwyi zij in den grootsten angst verkeert, wanneer er echoten vallen. De volgende telegrammen lezen wy in dq heden ontvangen „Soer. Crt" Uit Boeleleng, dd. 20 dezer: Heden begmt het wezenlijk bombardement van Tjakra-NegaTa. In onze nieuwe helegeringsbattery op Karang- bedïl hebben wy 6 kanonnen van 12 cM. achterlaad en 4 mortieren -van 20 cM. In die te Pegasangan 4 kanonnen van 12 kort (getrokken voorlaad) en 2 mortieren van 20 cM. Het bombardement zal, zoo is althans voorioopig bepaald, 17 dagen duren dag en nacht; en het aantal hierby te verschieten projectielen is vastgesteld op een minimum van 8000 stuks. Telegrapbisch is er meer van Soerabaia be steld, ook nog een kanon van 12 cM. A. Re houding der Baliërs. In eene particuliere correspondentie van „Janus" uit Ampenan aan het „Bat. Nbl lezen wy o. a. het volgende: De nieuwe benteng te Kar ang bedil in het Zuid Oosten van Mataram is Teeds klaar ea nu zal er binnen weinige dagen nog eene anderq in het Noord-Oosten van Mataram verrijzen, welke beide bentmgs, gesteund door Pagr.^ sangan-Oost, den Radja op „blikjes volksspya'*

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1894 | | pagina 6